BE1018570A4 - Inrichting voor het overbrengen van voorwerpen op zee. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een inrichting voor het overbrengen van voorwerpen van een eerste naar een tweede locatie op zee, in het bijzonder de bemanning van een offshore platform. De inrichting omvat tenminste één hijsmiddel en een transportmiddel, met dien verstande dat het transportmiddel drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen, en het transportmiddel koppelmiddelen omvat voor koppeling aan het hijsmiddel. Met de inrichting kunnen voorwerpen op een veilige en efficiënte manier worden overgebracht.

Description

Inrichting voor het overbrengen van voorwerpen op zee

De uitvinding betreft een inrichting voor het overbrengen van voorwerpen van een eerste locatie op zee naar een twééde locatie. De uitvinding betreft in het bijzonder een inrichting voor het veilig overbrengen van de bemanning van een offshore platform naar de wal of een schip, en omgekeerd.

Het veilig overbrengen van voorwerpen zoals materialen en goederen, en in het bijzonder mensen van een buitengaats platform naar een tweede locatie zoals een bevoorradingsschip of de wal wordt doorgaans uitgevoerd door hiervoor speciaal ontwikkelde inrichtingen. Dergelijke inrichtingen.kunnen nodig zijn wanneer de wind zodanig sterk en onregelmatig is dat het transport per helikopter bijvoorbeeld gevaarlijk wordt.

Een bekende inrichting omvat een mand. met stijve Modern, die door middel van ophanging aan een kabelstelsel van de eerste locatie naar de tweede locatie wordt gebracht. Bij overbrengen van de bemanning van een olieplatform van een schip naar het olieplatform bijvoorbeeld, wordt de mand op het achterdek van het schip geplaatst en, na het instappen van de bemanning, aan het kabelstelsel opgehangen en in één beweging naar het olieplatform overgebracht. Dijt gaat gepaard met een sterk slingerende beweging, waarbij er groot gevaar is dat de mand tegen onderdelen van het platform, het schip of de inrichting zelf wordt aangeslingerd. Een dergelijk type inrichting heeft de laatste j aren forse verbeteringen ondergaan, die nagenoeg allemaal zijn gericht op de veiligheid van de over te brengen personen. Zo wordt bijvoorbeeld in US 5,713,710 een inrichting beschreven van het bovenvermelde type, waarbij de mand is voorzien van een groot aantal veiligheidsmaatregelen, zoals riemen om de over te brengen personen vast te sjorren, ëèn kooiconstructie, en liefst drie types stootrand voor het opvangen van schokken, leiddraden die de maiid van de eerste naar de tweede locatie leiden, enzovoorts. De bekende inrichting is. ingewikkeld en levert, ondanks de verschillende veiligheidsmaatregelen, nog niet.de gewenste veiligheid. Bovendien bestaat de behoefte om de snelheid van het overbrengen verder te verbeteren.

De uitvinding beoogt in een inrichting voor het overbrengen van voorwerpen van een eerste locatie op zee naar een tweede locatie te voorzien die althans gedeeltelijk tegemoet komt aan bovengenoemde nadelen.

Volgens de uitvinding wordt hiertoe een inrichting verschaft die tenminste één hijsmiddel en een transportmiddel omvat, met dién verstande dat het transportmiddel drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen, en het transportmiddel tevens koppelmiddelen omvat voor koppeling aan het hijsmiddel. Met behulp van de uitgevonden inrichting worden voorwerpen van een eerste locatie op zee naar een tweede locatie overgebracht door het transportmiddel te voorzien van deze voorwerpen, het transportmiddel vervolgens te koppelen aan een eerste hijsmiddel van de eerste locatie en het hiermee naar het zeeoppervlak te brengen, het transportmiddel vervolgens te ontkoppelen van het eerste hijsmiddél, en op eigen kracht in de nabijheid van de tweede locatie te brengen, waarbij vervolgens het transportmiddel wordt gekoppeld aan een tweede hijsmiddel van de tweede locatie, en door het tweede hijsmiddel van het zeeoppervlak naar de tweede locatie wordt gebracht. Onder andere doordat het transportmiddel drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen over het zeeoppervlak wordt een veiliger overdracht bereikt. Het transportmiddel kan zichzelf naar de gewenste, meest veilige, positie brengen. Doordat de overdracht gedeeltelijk over het zeeoppervlak geschiedt, kan bovendien de sterk slingerende beweging van de mand van de bekende inrichting tijdens de overdracht worden vermeden. Dit is in het bijzonder het geval wanneer het hijsen door het eerste en/of tweede hijsmiddel in hoofdzaak dusdanig, gebeurd dat het transportmiddel zich bij de aanvang van het hijsen in hoofdzaak recht onder het hijsmiddel bevindt. Doordat het transportmiddel zichzelf kan voortbewegen is deze positie eenvoudig te bereiken.

Het transportmiddel dat wordt toegepast in de inrichting en werkwijze volgens de uitvinding kan in beginsel elk transportmiddel zijn dat drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen, en dat bovendien is voorzien van koppelmiddelen voor koppeling aan het eerste en/of tweede hijsmiddel. Zo is het mogelijk dat het transportmiddel een sloep omvat, bijvoorbeeld uit vezelversterkte onverzadigde polyesterhars, waarvan de romp de drijfmiddelen vormen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt deze gekenmerkt doordat de drijfmiddelen van het transportmiddel tenminste twee opblaasbare rollen omvatten, die bij elkaar kunnen komen bij de voorzijde voor het vormen van een boeg en die een centrale romp begrenzen, waarmee deze zijn samengekoppeld. De opblaasbare rollen zorgen niet alleen voor drijfvermogen maar bieden tevens stootbescherming. De centrale romp zorgt voor voldoende stijfheid en draagvermogen. De rollen zijn desgewenst aan de achterzijde verbonden door een stijve achterspiegel, die een draagplaat voor een motor omvat, waarmee het transportmiddel zelfstandig kan worden voortbewogen. Het is evenwel ook mogelijk het transportmiddel te voorzien van een binnenboordmotor.

De inrichting volgens de uitvinding kan verscheidene hijsmiddelen omvatten waarbij het voordelen heeft als de inrichting een eerste hijsmiddel omvat op de eerste locatie, en een tweede hijsmiddel op de tweede locatie. In het bijzonder omvat de eerste locatie een platform waarop bemanning aanwezig is die moet worden afgevoerd naar de tweede locatie, of waar naartoe bemanning vanaf de tweede locatie moet worden aangevoerd. Hoewel de eerste locatie doorgaans een drijvend of jack-up platform zal omvatten, kan deze in beginsel elk werktuig omvatten dat zich op zee bevindt, zoals bijvoorbeeld een baggervaartuig, een sleephopperzuiger of cutterzuiger, en dergelijke meer.

Een geschikt eerste hijsmiddel bevindt zich op de eerste locatie, bijvoorbeeld op een platform, en kan bijvoorbeeld een op zich bekende kraaninrichting van een platform omvatten. Een dergelijke kraaninrichting is doorgaans verbonden met het platformdek en omvat een draaibare draagarm, aan het uiteinde waarvan een katrol is aangebracht, waarover een hijskabel verloopt, die losmaakbaar kan worden verbonden met het transportmiddel door middel van koppelmiddelen, bij voorkeur door middel van een haak/oogverbinding. Door het laten op- of aflopen van de hijskabel over de katrol, wordt het transportmiddel respectievelijk van of naar het zeeoppervlak bewogen.

Een geschikt tweede hijsmiddel bevindt zich op de tweede locatie, bijvoorbeeld op een bevoorradingsschip, maar bij voorkeur op de wal, en kan bijvoorbeeld een op zich bekende kraaninrichting omvatten, zoals een zogenaamde piëdestalkraan. Een dergelijke kraaninrichting omvat een draagarm, aan het uiteinde waarvan een katrol is aangebracht, waarover een hijskabel verloopt, die losmaakbaar kan worden verbonden met het transportmiddel door middel van koppelmiddelen. Door het laten op- of aflopen van de hijskabel over de katrol, wordt het transportmiddel respectievelijk van of naar het zeeoppervlak bewogen.

De koppelmiddelen van het transportmiddel omvatten bij voorkeur een draagconstructie in de vorm van een met de romp van het transportmiddel verbonden stangenstelsel, waaraan een aangrijpmiddel is bevestigd voor aangrijping op een overeenkomstig aangrijpmiddel van het hijsmiddel. Dit stangenstelsel kan in beginsel elke vorm hebben, geschikt om het gewicht van de voorwerpen, in het bijzonder van de bemanning, te kunnen dragen. Bij voorkeur vormt het stangenstelsel een kooiconstructie van een hoeveelheid, vanaf de omtreksrand van de romp van het transportmiddel naar een centraal opgesteld aangrijpmiddel verlopende stangen. Het centrale aangrijpmiddel bevindt zich in het toppunt van de kooiconstructie.

In een volgende voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt deze gekenmerkt doordat de koppelmiddelen een draagconstructie omvatten, voorzien van een bodem, waarin de romp van het transportmiddel kan worden opgenomen en gedragen, waarbij de draagconstructie tevens is voorzien van een met de bodem verbonden stangenstelsel, waaraan een aangrijpmiddel is bevestigd voor aangrijping op een overeenkomstig aangrijpmiddel van het hijsmiddel. Het heeft voordelen als de bodem een aantal metalen banden omvat, waarin de romp van het transportmiddel kan worden opgenomen.

In onderhavige uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding wordt het koppelmiddel met behulp van het aangrijpmiddel aan het eerste hijsmiddel bevestigd en wordt dit vervolgens vanaf de eerste locatie tot op het zeeoppervlak neergelaten, zodat het koppelmiddel tenminste met de bodem ervan onder het wateroppervlak komt te liggen. Het transportmiddel wordt vervolgens gekoppeld aan het koppelmiddel door het transportmiddel naar het koppelmiddel te bewegen en wel dusdanig dat het transportmiddel tenminste gedeeltelijk met de bodem van het koppelmiddel overlapt. Door nu het koppelmiddel te hijsen met behulp van het eerste hijsmiddel wordt de bodem uit het water getrokken waarbij het transportmiddel op de bodem afsteunt en hierdoor wordt gedragen en meegenomen.

De uitvinding omvat tevens de omgekeerde werkwijze waarbij het zich op een platform of ander werktuig op zee bevindend transportmiddel in een koppelmiddel volgens de uitvinding wordt geplaatst, waarbij het transportmiddel op de bodem van het koppelmiddel afsteunt en hierdoor wordt gedragen. Het koppelmiddel wordt met behulp van het aangrijpmiddel aan het eerste hijsmiddel bevestigd en,, onder meenemen van het transportmiddel vervolgens vanaf de eerste locatie tot op het zeeoppervlak neergelaten, zodat het koppelmiddel tenminste met de bodem ervan onder het wateroppervlak komt te liggen, en het transportmiddel op het zeeoppervlak drijft. Het transportmiddel wordt vervolgens ontkoppeld van het koppelmiddel door weg te varen. Het koppelmiddel kan daarna desgewenst worden gehesen met behulp van het eerste hijsmiddel tot op het dek van het platform.

Wanneer het transportmiddel wordt toegepast voor het overbrengen van personen, kan het transportmiddel desgewenst zijn voorzien van stoelen. Een dergelijke uitvoeringsvorm van het transportmiddel bevat bij voorkeur tenminste 4, met meer voorkeur tenminste 8, met nog meer voorkeur tenminste 12 en met de meeste voorkeur tenminste 20 stoelen. Hiermee kan de overbrengsnelheid (de hoeveelheid overgebrachte voorwerpen per tijdseenheid) verder worden verhoogd.

Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de inrichting omvat een transportmiddel dat op afstand (bijvoorbeeld van op de eerste en/of tweede locatie) kan worden bestuurd.

Een dergelijk transportmiddel biedt meer plaats, en bovendien kunnen de onderlinge posities van eerste hijsmiddel, tweede hijsmiddel en transportmiddel beter worden vastgesteld en ingesteld.

Het heeft verder voordelen wanneer de koppelmiddelen eveneens op afstand kunnen worden gekoppeld of ontkoppeld met het hijsmiddel. Dit dan bijvoorbeeld gebeuren door de inrichting te voorzien van elektrische besturingsbedrading, of door radiobesturing. Ook is het mogelijk de transportmiddelen en/of de koppelmiddelen te voorzien van vangmiddelen, bijvoorbeeld in de vorm van een trechter, waarin de haak van een hijsmiddel kan worden opgevangen.

Deze uitvoeringsvorm heeft als voordeel dat de koppeling tussen transportmiddel en hijsmiddel wordt vergemakkelijkt en als het ware automatisch tot stand komt. Vooral bij ruwe zee wordt hierdoor de koppeling tussen hijsmiddel en transportmiddel vergemakkelijkt.

De uitvinding zal nu verder worden toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm, die uitsluitend bij wijze van voorbeeld wordt gegeven, en derhalve niet als beperkend mag worden opgevat. In de figuren toont: figuur 1 een schematisch zijaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 een schematisch aanzicht in perspectief van een transportmiddel volgens de uitvinding, en .

figuur 3 een schematisch aanzicht in perspectief van een koppelingsmiddel volgens de uitvinding.

Onder verwijzing naar figuur 1 wordt een inrichting volgens de uitvinding getoond. De inrichting omvat in de getoonde uitvoeringsvariant een eerste hijsmiddel 20, een tweede hijsmiddel 10, en een transportmiddel 30, dat in de figuur op twee verschillende posities is weergegeven, en dat verder in detail wordt getoond in figuur 2. Transportmiddel 30 omvat volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding drijfmiddelen in de vorm van twee opblaasbare zijdelingse rollen 31, die bij elkaar komen bij de voorzijde voor het vormen van een boeg 32 en die aan beide zijden een centrale romp 33 begrenzen waarmee deze zijn verbonden. Een vloer 34 bedekt de romp 33 en de opblaasbare rollen 31 die aan de achterzijde dwars zijn verbonden door een achterspiegel 35. Transportmiddel 30 kan zich op eigen kracht voortbewegen doordat het is voorzien van een buitenboordmotor 36 met schroef 37. Transportmiddel 30 omvat tevens koppelmiddelen 38 voor koppeling aan de hijsmiddelen (10, 20). In de getoonde variant omvatten de koppelmiddelen 38 een oog 381, dat kan aangrijpen op een overeenkomstige haak van hijsmiddelen (10, 20). Het oog 381 is star bevestigd aan een draagconstructie in de vorm van een met de centrale romp 33 verbonden stelsel van stangen 382. Het stangenstelsel vormt een kooiconstructie waarbij het oog 381 zich bevindt in het toppunt van de kooiconstructie. Voor het overbrengen van personen is het transportmiddel 30 tevens voorzien van stoelen 39. In de figuur zijn voor de duidelijkheid slechts 3 stoelen 39 afgebeeld, maar transportmiddel 30 kan tot 20 stoelen en meer bevatten. Het transportmiddel 30 is verder voorzien van een besturingsconsole 40, die bij voorkeur op afstand kan worden bestuurd.

Met behulp van de getoonde inrichting kunnen personen op efficiënte en veilige wijze van en naar een eerste locatie op zee, respectievelijk naar en van een tweede locatie overgebracht worden. De tweede locatie omvat in de getoonde variant een kade 1 op de wal waar zich de bemanning van een offshore platform 2 bevindt, De eerste locatie omvat het platform 2, dat door middel van vier steunpalen 3 (waarvan er slechts 2 zichtbaar zijn) is verankerd in de ondergrond 200. Het platform 2 kan in hoogte worden versteld. De kade 1 is voorzien van een tweede hijsmiddel 10. Hijsmiddel 10 omvat een middels zuiger 14 draaibare draagarm 11, die steunt op steunconstructie 15 en aan het uiteinde is voorzien van een katrolwaarover een hijskabel 12 verloopt. Hijskabel 12 kan door middel van lier 16 worden bediend en door middel van haak 13 losmaakbaar worden verbonden met het oog 381 van transportmiddel 30. Door hijskabel 12 op te laten lopen over de katrol, wordt het transportmiddel 30 van het zeeoppervlak 100 weg bewogen. Door hijskabel 12 af te laten lopen over de katrol, wordt het transportmiddel 30 naar het zeeoppervlak 100 toe bewogen. Een eerste hijsmiddel 20 bevindt zich op het jack-up platform 2, en heeft de vorm van een op zich bekende kraaninrichting voor een platform. Een dergelijk hijsmiddel 20 is via een draagstructuur 21 verbonden met het platformdek 22 en omvat een draaibare draagarm 23, aan het uiteinde waarvan een katrol 24 is aangebracht, waarover een hijskabel 25 verloopt, die losmaakbaar kan worden verbonden met het oog 381 van transportmiddel 30 door middel van een haak 26. Draagarm 23 kan worden gedraaid rond scharnierpunt 27 door trekkabel 28 aan te trekken of te laten vieren. Door het laten oplopen van hijskabel 25 over katrol 24 en/of de draagarm 23 in de richting R te laten zwenken, wordt het transportmiddel 30 van het zeeoppervlak 100 weg bewogen. Door het laten aflopen van hijskabel 25 over katrol 24 en/of de draagarm 23 tegengesteld aan de richting R te laten zwenken, wordt het transportmiddel 30 naar het zeeoppervlak 100 toe bewogen.

De bemanning van platform 2 wordt van de kade 1 naar het offshore platform 2 overgebracht door het transportmiddel 30 in stationaire toestand in positie A (zie figuur 1) op de kade te voorzien van de bemanning, transportmiddel 30 vervolgens te koppelen aan het eerste hijsmiddel 11 en het hiermee van positie A naar het zeeoppervlak 100 te laten zakken (positie B). Het transportmiddel 30 wordt vervolgens ontkoppeld van het eerste hijsmiddel 11, en op eigen kracht in de nabijheid van het offshore platform 2 gebracht naar positie C. Bij voorkeur bevindt het transportmiddel 30 zich dan in hoofdzaak recht onder het tweede hijsmiddel 20, zoals getoond. Doordat het transportmiddel 30 zelfstandig kan voortbewegen is deze positie eenvoudig te bereiken. Vervolgens wordt het oog 381 van transportmiddel 30 gekoppeld aan de haak 26 van het tweede hijsmiddel 20 waarbij de besturing op afstand gebeurd. Het eerste hijsmiddel 20 hijst het transportmiddel 30 vervolgens van het zeeoppervlak 100 naar positie D en vervolgens nagenoeg horizontaal van positie D naar E, tot op het dek van platform 2 (positie F). Het moge duidelijk zijn dat de hierboven beschreven overdracht ook in omgekeerde volgorde kan worden uitgevoerd. In een dergelijke werkwijze kan bijvoorbeeld bemanning van het platform 2 naar kade 1 worden overgebracht, waarbij de hierboven beschreven stappen in omgekeerde volgorde worden uitgevoerd.

Volgens de uitvinding wordt de overdracht van het transportmiddel 30 vanaf het zeeoppervlak 100 naar het dek 22 van het platform 2 of naar de kade 1, en omgekeerd, bij voorkeur uitgevoerd door gebruik te maken van het koppelmiddel 40, dat wordt getoond in figuur 3. Koppelmiddel 40 omvat een draagconstructie in de vorm van een frame 41, voorzien van een bodem in de vorm van een samenstel van banden 42, bijvoorbeeld uit metaal. De banden 42 zijn aan hun uiteinden bevestigd aan draagconstructie 41, en wel dusdanig dat zij zich op afstand van elkaar bevinden zodat de bodem waterdoorlaatbaar is. De banden 42 vormen een bodem waarin (de romp van) een transportmiddel 30 kan worden opgenomen en kan worden gedragen. Frame 41 is verder verbonden met stangenstelsel 43, waaraan een aangrijpmiddel in de vorm van oog 44 is bevestigd voor aangrijping op een overeenkomstig aangrijpmiddel van een hijsmiddel. Stangenstelsel 43 omvat vier stijf met het frame 41 verbonden stangen 431, aan hun uiteinde voorzien van ogen 432, waarin flexibele ophangstangen 433 aangrijpen, die vervolgens leiden naar het oog 44. Het zal duidelijk zijn dat meerdere varianten kunnen worden toegepast en dat onderhavige uitvoeringsvorm slechts als voorbeeld wordt gegeven. Frame 41 tot slot is voorzien van tenminste één eindplaat 45, die bij de zich gedeeltelijk onder water bevindende positie van het koppelmiddel 40 aanwijst waar het koppelmiddel 40 zich bevindt, en meer bepaalt tot waar het koppelmiddel 40 zich uitstrekt. Volgens de uitvinding wordt voor het overbrengen van bijvoorbeeld bemanning naar platform 2 het koppelmiddel 40 met behulp van het oog 44 aan een zich op het platform 2 bevindende hijskraan 20 bevestigd en wordt dit vervolgens vanaf het platform 2 tot op het zeeoppervlak 100 neergelaten. Hierbij komt het koppelmiddel 40 tenminste met de bodem ervan onder het wateroppervlak 100 te liggen. Het transportmiddel 30 wordt vervolgens op eigen kracht naar het koppelmiddel 40 bewogen en wel dusdanig dat het transportmiddel 30 tenminste gedeeltelijk met de banden 42 van het koppelmiddel 40 overlapt. Door nu het koppelmiddel 40 te hijsen met behulp van de hijskraan 20 wordt het frame 41 tezamen met de banden 42 uit het water getrokken, waarbij het transportmiddel 30 op de banden 42 afsteunt en hierdoor wordt gedragen en meegenomen. Het zal duidelijk zijn dat een omgekeerde werkwijze eveneens mogelijk is, waarbij een bemanning van een platform 2 naar de kade 1 wordt overgebracht. In een dergelijke werkwijze wordt een zich op het platform 2 bevindend transportmiddel 30 in een koppelmiddel 40 volgens de uitvinding geplaatst, waarbij het transportmiddel 30 op de banden 42 van de bodem van het koppelmiddel 40 afsteunt en hierdoor wordt gedragen. Het koppelmiddel 40 wordt vervolgens met behulp van het oog 44 aan de hijskraan 20 bevestigd en, onder meenemen van het transportmiddel 30 vervolgens vanaf platform 2 tot op het zeeoppervlak 100 neergelaten, zodat het koppelmiddel 40 tenminste met de bodem ervan onder het wateroppervlak 100 komt te liggen, en het transportmiddel 30 op het zeeoppervlak 100 drijft. Het transportmiddel 30 wordt vervolgens ontkoppeld van het koppelmiddel 40 door hieruit weg te varen. Het koppelmiddel 40 kan daarna desgewenst worden gehesen met behulp van hijskraan 20 tot op het dek 22 van het platform 2.

De hierboven beschreven werkwijze van overdracht verloopt gedeeltelijk via het zeeoppervlak maar is desalniettemin efficiënter gebleken dan de bekende werkwijze waarbij voorwerpen van het platform 2 naar een schip worden overgebracht, en vervolgens naar de wal. Bovendien is de overdracht veiliger, en kan deze ook bij ruwere zee worden uitgevoerd.

Claims (11)

1. Inrichting voor het overbrengen van voorwerpen van een eerste locatie naar een tweede locatie op zee en omgekeerd, waarbij de inrichting tenminste één hijsmiddel en een transportmiddel omvat, met dien verstande dat het transportmiddel drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen, en het transportmiddel koppelmiddelen omvat voor koppeling aan het hijsmiddel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de drijfmiddelen van het transportmiddel tenminste twee opblaasbare rollen omvatten, die bij elkaar kunnen komen bij de voorzijde voor het vormen van een boeg en die een centrale romp begrenzen, waarmee deze zijn samengekoppeld.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het transportmiddel geschikt is om de bemanning van een offshore platform over te brengen.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de inrichting een eerste hijsmiddel omvat op de eerste locatie, en een tweede hijsmiddel op de tweede locatie.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppelmiddelen een draagconstructie omvatten in de vorm van een met de romp van het transportmiddel verbonden stangenstelsel, waaraan een aangrijpmiddel is bevestigd voor aangrijping op een overeenkomstig aangrijpmiddel van het hijsmiddel.

6. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppelmiddelen een draagconstructie omvatten, voorzien van een bodem, waarin de romp van het transportmiddel kan worden opgenomen en gedragen, waarbij de draagconstructie tevens is voorzien van een met de bodem verbonden stangenstelsel, waaraan een aangrijpmiddel is bevestigd voor aangrijping op een overeenkomstig aangrijpmiddel van het hijsmiddel.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de bodem een aantal metalen banden omvat.

8. Inrichting volgens één der conclusies 5-7, met het kenmerk dat het aangrijpmiddel een oog of haak omvat, die kan aangrijpen op een overeenkomstige haak of oog van het hijsmiddel.

9. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de koppelmiddelen op afstand kunnen worden gekoppeld of ontkoppeld met het hijsmiddel.

10. Werkwijze voor het overbrengen van voorwerpen van een eerste locatie op zee naar een tweede locatie waarbij een transportmiddel dat drijfmiddelen omvat en op eigen kracht kan worden voortbewogen, wordt gekoppeld aan, en door een eerste hijsmiddel van de eerste locatie naar het zeeoppervlak wordt gebracht, waarbij het transportmiddel vervolgens wordt ontkoppeld van het eerste hijsmiddel en op eigen kracht in de nabijheid van de tweede locatie wordt gebracht, en waarbij vervolgens het transportmiddel wordt gekoppeld aan, en door een tweede hijsmiddel van het zeeoppervlak naar de tweede locatie wordt gebracht.

11. Werkwijze volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het hijsen door het eerste en/of tweede hijsmiddel in hoofdzaak dusdanig gebeurd dat het transportmiddel zich bij de aanvang van het hijsen in hoofdzaak recht onder het hijsmiddel bevindt.