BE1018056A5 - Inrichting en werkwijze voor het veilig opbouwen en afbreken van een steiger. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het veilig opbouwen of afbreken van een steiger, omvattende ten minste twee leuningstructuren voor plaatsing aan de zijkanten van de steiger, waarbij elke leuningstructuur voorzien is van koppelmiddelen voor het losmaakbaar verbinden van de elke leuningsstructuur met telkens een zijkant van een eerste steigerniveau voor het vormen van een leuning voor een daarboven gelegen tweede steigerniveau, waarbij elke leuningsstructuren ingericht is om verbonden te worden met ten minste één kabel, een en ander zodanig dat de tenminste één kabel samen met de leuningsstructuren een leuning vormt aan respectievelijk de voorkant en de zijkanten van het tweede steigerniveau.

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VEILIG OPBOUWEN EN AFBREKEN VAN

EEN STEIGER

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het veilig opbouwen of afbreken van een steiger met een aantal Steigerniveaus, omvattende tenminste twee leuningstructuren voor plaatsing aan de kopse kanten of zijkanten van de steiger. De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het veilig opbouwen en af breken van een steiger.

Volgens een bekende techniek wordt vanaf een eerste veilig Steigerniveau een veiligheidsleuning met een horizontale ligger die ondersteund is op twee verticale stijlen, omhoog geheven, waarbij de verticale stijlen verbonden worden met twee verticale Steigerelementen aan de voorkant van het veilig niveau. Op die manier wordt vanaf een eerste veilig niveau een beperkte veilige zone gecreëerd op het daarboven gelegen tweede niveau, maar de monteur zal deze veilige zone moeten verlaten om het volledig tweede niveau te bouwen. Voor meer detail over deze techniek wordt verwezen naar het Plettac SL70 systeem van ALTRAD plettac assco GmbH.

DE 201 13 864 beschrijft een werkwijze voor het veilig opbouwen van een steiger.

De onderhavige uitvinding heeft als doel een eenvoudige en veilige inrichting en werkwijze te verschaffen voor het volledig veilig opbouwen en afbreken van een steiger.

Daartoe onderscheidt de inrichting van de uitvinding zich doordat elke leuningstructuur voorzien is van koppelmiddelen voor het losmaakbaar verbinden van de elke leuningstructuur met telkens een zijkant van een eerste Steigerniveau voor het vormen van een leuning voor een daarboven gelegen tweede Steigerniveau, waarbij elke leuningstructuren ingericht is om verbonden te worden met tenminste één kabel, een en ander zodanig dat de tenminste één kabel samen met de leuningstructuren een leuning vormt aan respectievelijk de voorkant en de zijkanten van het tweede Steigerniveau.

Een dergelijke inrichting laat dus toe om vanaf een veilig niveau een daarboven gelegen niveau volledig veilig te maken door op een handige manier een leuning te voorzien die zich uit strekt langs zowel de voorkant als langs beide zijkanten van het daarboven gelegen niveau.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bestaat elke leu-ningstructuur uit een onderste deel dat voorzien is van de koppelmiddelen en een scharnierend daarmee verbonden bovenste deel dat ingericht is voor verbinding met de tenminste één kabel. Bij voorkeur wordt een scharnier gebruikt met een zodanig aangebrachte scharnieras dat het bovenste deel naar buiten gekanteld kan worden ten opzichte van het voorvlak van de steiger (i.e. het vlak waarin de voorste verticale en horizontale elementen van de steiger liggen). Nog meer bij voorkeur is het scharnier voorzien van dempingsmiddelen om de kantelbeweging te dempen.

Volgens een ander aspect van de uitvinding omvat elke leuningstructuur twee in hoofdzaak verticale steunbuizen voor verbinding door middel van de koppelmiddelen met de verticale elementen van de steiger, waarbij de afstand tussen de verticale steunbuizen overeenstemt met de afstand tussen twee verticale elementen aan de zijkant van de steiger. De koppelmiddelen zijn bij voorkeur zodanig dat enerzijds een "lichte" vorm van koppeling mogelijk is waarbij de koppelmiddelen verschuifbaar zijn ten opzichte van de verticale Steigerelementen, en dat anderzijds ook een stevige koppeling mogelijk is.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen worden beschreven in de volgconclusies.

De werkwijze volgens de uitvinding onderscheidt zich door de volgende stappen: - het opbouwen van een eerste niveau; - het losmaakbaar verbinden van telkens een leuningstructuur met de respectievelijke zijkanten van het eerste niveau; - het aanbrengen van tenminste één kabel tussen de leunings-tructuren, een en ander zodanig dat de tenminste één kabel en de leuning structuren een veilige leuning vormen voor een tweede daarboven gelegen niveau; - het opbouwen van het tweede niveau.

Een dergelijke werkwijze laat dus toe om op een rendabele, veilige en eenvoudige wijze een enorm arbeidveiligheidsprobleem op te lossen.

Voordelige uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de uitvinding worden beschreven in de volgconclusies 8-9.

Ten slotte heeft de uitvinding betrekking op een werkwijze voor het veilig afbreken van een steiger volgens één der conclusies 10-12.

Andere kenmerken en voordelen zullen blijken uit de beschrijving van een aantal niet-beperkende uitvoeringsvoor-beelden aan de hand van de tekeningen in bijlage, waarin: - figuur 1 een schematisch perspectivisch aanzicht van een steiger volgens de stand van de techniek toont; - figuren 2 (A) en (B) het sequentieel opbouwen van een steiger volgens de stand van de techniek illustreert; - figuren 3(A)-(F) schematisch een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding illustreren; - figuren 4(A)-(B) schematisch een vooraanzicht en zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van een leuningstructuur van een inrichting volgens de uitvinding illustreren.

In de tekeningen van de verschillende uitvoeringsvormen zijn gelijkaardige onderdelen aangeduid met dezelfde verwij-zingscij fers.

Figuur 1 illustreert het opbouwen van een typische steiger 1 van de stand van de techniek, waarbij reeds een eerste en tweede niveau 6, 7 telkens met leuningen 10-12 zijn opgebouwd en een werkman moet beginnen aan het plaatsen van de leuningen op het derde niveau 8. De geïllustreerde uitvoering betreft een gevelsteiger waarin enkel leuningen 10-12 voorzien zijn aan de voorkant 2 en aan de zijkanten of kopse kanten 3,4, maar de vakman zal begrijpen dat het voor bepaalde bijzondere toepassingen eveneens wenselijk kan zijn om aan de achterkant een leuning te voorzien, en het systeem volgens de uitvinding is eveneens toepasbaar op dergelijke stellingen.

Verder wordt in de steigerbouw voornamelijk met twee types voorgeassembleerde steigers gewerkt: enerzijds de zogenaamde gevelsteigers waarin de verticale Steigerelementen bestaan uit kaders (aangeduid met verwijzingscijfer 20 in figuur 2) en anderzijds de zogenaamde systeemsteigers waarin gewerkt wordt met verticale staanders met ringen waaraan de horizontale liggers bevestigd worden. Zoals verder zal blijken is de uitvinding algemeen perfect toepasbaar voor beide types steigers, en de vakman zal begrijpen dat de uitvinding gebruikt kan worden bij elk type steiger dus ook bij traditionele (pijp/koppeling)steigers en bij aluminium steigers met een aantal steigerniveaus voor het veilig monteren daarvan.

Het probleem van de steigers van de stand van de techniek bestaat erin dat een monteur na het afwerken van een niveau naar het volgend niveau dient te gaan waarop nog geen leuningen zijn voorzien, zie figuur 1, en de monteur enkel onder zich een vloer heeft en achter zich een muur in het geval van een gevelsteiger.

Figuur 2 illustreert een bekende manier om een steiger op zogenaamde "sequentiële" wijze op te bouwen. Volgens deze werkwijze wordt eerst een veilige zone begrensd door kaders 20, 20 ' en leuningen 21, 22 gemaakt (figuur 2 (A) ) , echter vertrekkend van de situatie van figuur 1 i.e. van een totaal onveilige situatie. In een volgende stap (figuur 2(B)) wordt opnieuw op een onveilige manier een volgend kader 20" geplaatst en wordt de zone veilig gemaakt door het aanbrengen van leuningen 21', 22' . De gevaren worden dus weliswaar in zeer kleine mate beperkt, maar het zal duidelijk zijn dat het opbouwen of afbreken een risicovolle onderneming blijft.

Nu zal aan de hand van figuren 4 (A) en (B) een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding worden beschreven. Hierbij zal tevens worden verwezen naar de figuren 3 (A) - (F) die een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding illustreren.

Een uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding omvat typisch twee leuningstructuren voor het vormen van respectievelijke leuningen aan de zijkanten van de steiger. Figuur 4 en 3 (A) toont een dergelijke leuningstructuur 36 welke bedoeld is om op een zijkant 30 van een steiger te worden gemonteerd.

De leuningstructuur 36 omvat een onderste deel 39 en een scharnierend daarmee verbonden bovenste deel 38. Het onderste deel 39 is voorzien van koppelmiddelen in de vorm van rond de verticaal Steigerelementen aanbrengbare klemmen 40. De scharnieras 37 laat een naar buiten scharnieren, weg van de voorkant van de steiger, toe. Het bovenste deel 38 is ingericht voor verbinding met twee veiligheidskabels. Daartoe is dit deel 38 voorzien van platen 41 voor het daarop monteren van een oprolsysteem voor telkens een kabel.

De klemmen 40 zijn bij voorkeur zodanig dat ze enerzijds koppelbaar zijn rond de verticale Steigerelementen en daarbij nog een verticaal schuiven toelaten, en anderzijds aanspanbaar zijn (bijvoorbeeld door vastschroeven) rond de verticale Steigerelementen na een geschikte positionering van de leuningstructuur. In het geval van systeemsteigers worden de klemmen bij voorkeur op een voldoende grote afstand d4 van het onderste deel voorzien, ten einde geen hinder te ondervinden van de ringen die gebruikt worden rond de verticale Steigerelementen.

Het onderste deel 39 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm twee in hoofdzaak verticale stijlen 46, 47 en een horizontale verbindingsligger 45. De stijlen 46, 47 worden door middel van de koppelmiddelen 4 0 verbonden met de verticale elementen 3 0 van de steiger, en de afstand dl tussen de verticale stijlen 46, 47 stemt in hoofdzaak overeen met de afstand tussen twee verticale elementen aan de zijkant van de steiger.

Het bovenste deel omvat in de getoonde uitvoeringsvorm twee verticale stijlen 48, 49 en een aantal daartussen voorziene leuningelementen 42, 43 en eventueel een kantplank 44 . De afstand d3 tussen de leuningelementen 42, 42 en de hoogte d2 van de kantplank worden typisch bepaald door de veiligheidsvoorschriften en dergelijke.

De combinatie van twee leuningstructuren 36 met twee kabels 50, 51 laten toe om vanaf een eerste veilig niveau een daarboven gelegen tweede niveau veilig te maken, zoals verder zal worden verduidelijkt met verwijzing naar figuur 3.

Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat typisch een "linkse" en een "rechtse" leuningstructuur nodig is in een inrichting volgens de uitvinding, waarbij de leuningstructuren afmetingen hebben die aangepast zijn aan het type steiger. Zo zullen typisch verschillende leuningstructuren nodig zijn voor steigers met een "metrische" en een "niet-metrische" maatvoering.

In een eerste stap (figuur 3 (A) ) is een monteur te zien die zich op een veilig eerste niveau bevindt en een leuningstructuur 36 vasthoudt. De monteur verbindt deze leuningstructuur 36 met de verticale Steigerelementen 30 aan de zijkant van dit eerste niveau (figuur 3(B)). Dit doet hij door de leuningstructuur aan de buitenzijde van de zijkant van de steiger te positioneren en de koppelingen 40 lichtjes aan te schroeven, een en ander zodanig dat een schuiven langs de verticale elementen 30 nog mogelijk is - zie verder. Het bovenste deel 38 en het onderste deel 39 zijn bij voorkeur vergrendelbaar ten opzichte van elkaar, bijvoorbeeld door een vergrendelkabel, in een positie waarbij de delen zich in eikaars verlengde bevinden zoals getoond in figuur 3(B). Vervolgens wordt de vergrendeling verbroken, bijvoorbeeld door het losmaken van een vergreridelkabel 53, en wordt het bovenste deel 38 van de leuningstructuur 36 naar buiten gescharnierd rond scharnieras 37 (figuur 3(0). Deze stappen worden herhaald voor de tweede leuningstructuur die aan de andere zijkant (niet getoond) moet worden gemonteerd.

Na montage van de twee leuningstructuren worden de veilig-heidskabels 50, 51 bevestigd op de voorzien plaatsen van het bovenste deel 38 van een eerste leuningstructuur en afgerold en ingehaakt op daartoe voorziene plaatsen op het bovenste deel van de tweede leuningstructuur, zoals gedeeltelijk getoond in figuur 3 (C) .

De bovenste delen kunnen nu terug naar binnen gescharnierd worden, waarna de vergrendelkabel 53 wordt vastgehaakt om de bovenste delen vast te houden ten opzichte van de onderste delen (figuur 3(D)).

Daarna worden de beide leuningstructuren verder naar boven geschoven tot het gewenste niveau, zoals getoond in figuur 3 (E) , waarna de koppelingen 40 stevig aangeschroefd worden. Het volgende niveau is nu klaar om veilig te betreden - zie figuur 3 (F).

Hoewel de werkwijze hierboven beschreven werd voor het opbouwen van een steiger, zal de vakman begrijpen dat door omgekeerd te werk te gaan een steiger ook veilig kan worden afgebroken gebruik makend van een inrichting volgens de uitvinding .

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven geïllustreerd uitvoeringsvoorbeelden en de vakman zal begrijpen dat vele modificaties denkbaar zijn zonder het kader van de uitvinding te verlaten, welk kader enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Zo kunnen bijvoorbeeld minder horizontale tussenliggers voorzien zijn in de leuningstructuren of kan de kantplank weggelaten zijn. De veiligheidskabels zouden zich behalve langs de voorkant van de steiger ook kunnen uitstrekken langs beide zijkanten, waarbij ze verbonden worden met de bovenste delen van de leuningstructuren aan de achterkant van de steiger.

Claims (12)

1. Inrichting voor het veilig opbouwen of afbreken van een steiger met een voorkant en twee zijkanten en met een aantal Steigerniveaus, omvattende ten minste twee leuningstructuren voor plaatsing aan de zijkanten van de steiger, met het kenmerk, dat elke leuningstructuur voorzien is van koppelmiddelen voor het losmaakbaar verbinden van elke leuningstructuur met telkens een zijkant van een eerste Steigerniveau voor het vormen van een leuning voor een daarboven gelegen tweede Steigerniveau, waarbij elke leuningstructuur ingericht is om verbonden te worden met ten minste één kabel, een en ander zodanig dat de ten minste één kabel samen met de leuningstructuren een leuning vormt aan respectievelijk de voorkant en de zijkanten van het tweede Steigerniveau, waarbij elke leuningstructuur bestaat uit een onderste deel dat voorzien is van de koppelmiddelen en een scharnierend daarmee verbonden bovenste deel dat ingericht is voor verbinding met de ten minste één kabel.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het scharnier een zodanig aangebrachte scharnieras heeft dat het bovenste deel naar buiten gekanteld kan worden ten opzichte van het voorvlak van de steiger.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het bovenste deel scharnierend is rond een as evenwijdig met de voorkant van de steiger in de gemonteerde stand van de leuningstructuren, zodanig dat het bovenste deel naar buiten gekanteld kan worden ten opzichte van de voorkant van de steiger.

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies voor een steiger met een aantal verticale elementen, met het kenmerk, dat elke leuningstructuur twee in hoofdzaak verticale steunbuizen omvat voor verbinding door middel van de koppelmiddelen met de verticale elementen van de steiger, waarbij de afstand tussen de verticale steunbuizen overeenstemt met de afstand tussen twee verticale elementen aan de zijkant van de steiger.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één van de ten minste twee leu-nings truc turen voorzien is van ten minste één oprolsysteem voor een kabel.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de leuningstructuren ingericht zijn om aan de voorkant van de steiger verbonden te worden met twee kabels, een en ander zodanig dat deze twee kabels na montage van de leuningstructuren een veilige leuning vormen aan de voorkant van het tweede Steigerniveau.

7. Werkwijze voor het veilig opbouwen van een steiger met een voorkant en twee zijkanten en met een aantal steiger niveaus, omvattende de volgende stappen: - het opbouwen van een eerste niveau; - het losmaakbaar verbinden van telkens een onderste deel van een leuningstructuur met de respectievelijke zijkanten van het eerste niveau; - het kantelen van een bovenste deel van de leuningstructuur; - het aanbrengen van ten minste één kabel tussen de leuning-s-tructuren, en het terugkantelen van het bovenste deel van de leuningstructuur, een en ander zodanig dat de ten minste één kabel en de leuningstructuren een veilige leuning vormen voor een tweede daarboven gelegen niveau; - het opbouwen van het tweede niveau.

8. Werkwijze volgens conclusie 7 voor het opbouwen van een steiger die opgebouwd is uit verticale en horizontale Steigerelementen, met het kenmerk, dat leuningstructuren met een onderste deel en een scharnierend daarmee verbonden bovenste deel gebruikt worden, en dat - elk onderste deel gekoppeld wordt aan een zijkant, aan verticale Steigerelementen van het eerste niveau; - elk bovenste deel ten opzichte van de voorkant van de steiger naar buiten wordt gekanteld,- - de ten minste één kabel wordt bevestigd tussen de bovenste delen, waarna de bovenste delen terug naar binnen worden gekanteld en worden vastgemaakt ten opzichte van de onderste delen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat na het vastmaken van de bovenste ten opzichte van de onderste delen de leuningstructuren omhoog worden geschoven langs de verticale Steigerelementen en dat deze worden vergrendeld op de gewenste hoogte.

10. Werkwijze voor het veilig afbreken van een steiger met een voorkant en twee zijkanten en met een aantal steiger niveaus, omvattende de volgende stappen: - het losmaakbaar verbinden van telkens een onderste deel van een leuningstructuur met de respectievelijke zijkanten van een tweede niveau; - het aanbrengen van ten minste één kabel tussen de leuningstructuren, een en ander zodanig dat de ten minste één kabel en de leuningstructuren een veilige leuning vormen voor dit tweede niveau; - het afbreken van dit tweede niveau; - het kantelen van de bovenste delen vanaf een onder het tweede niveau gelegen eerste niveau; - het verwijderen van de kabel en de leuningstructuren vanaf het eerste niveau.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 voor het afbreken van een steiger die opgebouwd is uit verticale en horizontale Steigerelementen, met het kenmerk, dat leuningstructuren met een onderste deel en een scharnierend daarmee verbonden bovenste deel gebruikt worden, en dat - elk onderste deel gekoppeld wordt aan een zijkant, aan verticale Steigerelementen van het tweede niveau; - de ten minste één kabel wordt bevestigd tussen de bovenste delen; en - vóór het verwijderen van de kabel de bovenste delen naar buiten worden gekanteld vanaf het eerste niveau.

12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat vóór het verwijderen de leuningstructuren omlaag worden geschoven langs de verticale Steigerelementen.