BE1017962A3 - Verbeterde stuurhut van een vaartuig. - Google Patents

Abstract

Verbeterde stuurhut van een vaartuig, die van het type is waarvan de hoogte instelbaar is en die gevormd is door een vaste onderkuip (3) met opstaande wanden (6) waarover een bovenbouw (5) verstelbaar in de hoogte is aangebracht door middel van een hefmechanisme (10), daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme (10) wordt gevormd door een horizontaal liggend kader (11) dat langs de omtrek van de onderkuip (3) op de onderkuip (3) is bevestigd en waarop minstens één horizontaal liggende hefcilinder (13) is aangebracht die op het kader (11) is bevestigd en die is gekoppeld aan een horizontaal lopend gedeelte (24) van ee kabel (18) die over een geleiding naar beneden wordt geleid met een neerwaarts lopend gedeelte (25) van de kabel (18) waaraan de bovenbouw is opgehangen ter plaatse van een hefpunt (23) van de bovenbouw (5).

Description

Verbeterde stuurhut van een vaartuig.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een verbeterde stuurhut van een vaartuig.

Meer speciaal is de uitvinding bedoeld voor een stuurhut van het type waarvan de hoogte instelbaar is en die gevormd is door een vaste onderkuip met opstaande wanden waarover een bovenbouw verstelbaar in de hoogte is aangebracht door middel van een hydraulisch hefmechanisme.

De bovenbouw is voorzien van ramen om zicht te hebben op de vaargeul, terwijl de onderkuip voorzien is van de nodige bedieningen en instrumenten die gebruikelijk in de stuurhut aanwezig zijn om het vaartuig te kunnen besturen.

Doorgaans is de kuip afgewerkt met een vloer en meubilair zoals kasten, een tafel, zetels en dergelijke.

Bij een dergelijke stuurhut van het voomoemde type bestaat het hefmechanisme van de bovenbouw doorgaans uit een hydraulische cilinder die onder de vloer is ingebouwd en die door middel van kabels die achter de kasten en het meubilair zijn weggewerkt verbonden is met de bovenbouw teneinde door de bediening van de cilinder de bovenbouw te kunnen laten zakken om onder de brug door te varen en dus vervolgens terug omhoog te tillen wanneer het vaartuig de brug is gepasseerd.

Het komt vaak voor dat bestaande vaartuigen met een klassieke vaste stuurhut dienen te worden omgebouwd voor het realiseren van een stuurhut met een variabele hoogte.

In zulk geval wordt het bovenste gedeelte met ramen van de bestaande stuurhut weggenomen en vervangen door een bovenbouw die over de overblijvende onderkuip wordt gemonteerd en wordt het vernoemde hydraulische hefmechanisme ingebouwd in de onderkuip nadat eerst de vloer en het meubilair volledig werden verwijderd.

Een nadeel van zulke ombouw is dat deze veel tijd in beslag neemt aangezien de vloer en de voorzieningen in de onderkuip volledig dienen te worden ontmanteld.

Een ander nadeel dat daaraan gekoppeld is, is het feit dat de schipper zijn vaartuig gedurende relatief lange perioden zal moeten missen teneinde de ombouw te kunnen realiseren, wat uiteraard een verlies aan vermogensinkomen betekent voor de schipper.

Nog een ander nadeel is dat de kabels van het hefmechanisme weggewerkt zijn onder de vloer en achter het meubilair en de besturingsorganen, zodat bij een mogelijk defect van het hefmechanisme veel tijd nodig is om het defect onderdeel te kunnen vrijmaken voor het vervangen of herstellen ervan.

Een dergelijke herstelling is dan ook vaak zeer tijdrovend en duur.

De huidige uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden voor de voornoemde en andere nadelen.

Hiertoe betreft de uitvinding een stuurhut van het vernoemde type dat in hoogte instelbaar is door middel van een hefmechanisme, waarbij het hefmechanisme wordt gevormd door een horizontaal liggend kader dat langs de omtrek van de onderkuip op de onderkuip is bevestigd en waarop minstens één horizontaal liggende hefcilinder is aangebracht die op het kader is bevestigd en die is gekoppeld aan een horizontaal lopend gedeelte van een kabel die over een geleiding naar beneden wordt geleid met een neerwaarts lopend gedeelte van de kabel waaraan de bovenbouw is opgehangen ter plaatse van een hefpunt van de bovenbouw.

Een voordeel van een stuurhut volgens de uitvinding is dat het hefmechanisme op de vaste onderkuip kan worden aangebracht zonder dat hierbij de voorzieningen in de bestaande onderkuip eerst dienen te worden verwijderd.

Door de horizontale ligging van het kader en van de hefcilinder kan het hefmechanisme op een zeer compacte wijze worden aangebracht tussen de onderkuip en de in hoogte verstelbare bovenbouw.

Een voordeel dat hieraan is gekoppeld, is dat de ombouw van een vaste stuurhut naar een in de hoogte verstelbare stuurhut veel minder tijd in beslag neemt dan bij de bekende toepassingen, wat voordelig is op gebied van ombouwkosten en de tijd van immobilisatie van het vaartuig nodig voor de ombouw, zodat de schipper ook minder inkomsten zal moeten derven ten gevolge van het niet kunnen beschikken over zijn vaartuig.

Het kader van het hef mechanisme dat bij voorkeur is uitgevoerd met aansluitende buisprofielen waarbij de voornoemde hefcilinder en horizontaal lopende gedeelten van de kabel zijn ondergebracht en waarbij deze onderdelen dan op een veilige manier zijn opgeborgen en op eenvoudige meinier toegankelijk zijn via daartoe voorziene toegangsluiken of -deksels.

Teneinde de compactheid van het hefmechanisme te bevorderen wordt het kader aan of nabij de bovenrand van de onderkuip voorzien, terwijl het hefpunt van de bovenbouw wordt voorzien nabij de onderrand van de bovenbouw.

De kabel van het hefmechanisme volgt bij voorkeur de vorm van het kader, waarbij hiertoe de kabel over geleidingen kan worden geleidt, bijvoorbeeld over kabelwielen ter plaatse van de hoeken of bochten van het betreffende kader.

Bij voorkeur wordt de bovenbouw voorzien van meerdere hefpunten die op regelmatige afstanden van elkaar zijn voorzien langs de omtrek van de bovenbouw en waarmee de bovenbouw door middel van meerdere kabels naar omhoog kan worden gelicht, waarbij eventueel deze kabels door een enkele of door meerdere hefcilinders kunnen worden bediend.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven van een stuurhut volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

Figuur 1 schematisch en in doorsnede een stuurhut volgens de'uitvinding weergeeft; figuur 2 de stuurhut van figuur 1 weergeeft maar in een neergelaten toestand; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2 ; figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 2; figuur 5 op grotere schaal een detail weergeeft van het gedeelte dat in figuur 4 door F5 is aangeduid; figuur 6 een analoge doorsnede is als deze van figuur 3, doch voor een andere stand; figuur 7 een zicht weergeeft gelijkaardig aan dit van figuur 4, doch voor een andere uitvoeringsvorm.

In figuur 1 is schematisch een stuurhut 1 volgens de uitvinding weergegeven, waarbij de stuurhut 1 is voorzien op het dek 2 van een niet in de figuren weergegeven vaartuig.

De stuurhut bestaat in dit geval uit een onderkuip 3 met opstaande wanden 4 die vast staat op het dek 2 en uit een in de hoogte verstelbare bovenbouw 5, die is opgebouwd uit opstaande wanden 6 met ramen 7 en een naar binnen gerichte rand 8, bij voorkeur nabij de onderrand van de bovenbouw 5, evenals een dak 9.

Tussen de onder kuip 3 en de bovenbouw 5 is een hefmechanisme 10 voorzien dat volgens de uitvinding een horizontaal liggend kader 11 bevat dat op de onderkuip 3 is aangebracht, bij voorkeur nabij de bovenrand van de onderkuip 3, en dat in dit geval is samengesteld uit een aantal buisprofielen 12 waarin, in de uitvoeringsvorm van figuur 1, twee horizontaal liggende hefcilinders 13 zijn aangebracht.

Zoals is weergegeven in figuur 3, zijn elk van de hefcilinders 13 met hun mantel 14 door middel van steunen 15 op het kader 11 bevestigd.

De hefcilinders 13 zijn voorzien van een in axiale richting in- en uitschuifbare stang 16 die aan het uiteinde voorzien is van een dwars gerichte plaat 17 waaraan, in het weergegeven voorbeeld, twee kabels 18 zijn bevestigd die over geleidingswielen 19 en 20 zijn geleid, welke wielen 19 en 20 op het kader 11 gelagerd zijn op horizontale assen 21, waarbij de kabels 18 met hun vrij uiteinde 22 naar onder zijn geleid en bevestigd zijn ter plaatse van een hefpunt 23 aan de inspringende rand 8 van de bovenbouw 5.

De kabels 18 vertonen aldus een zich in de buisprofielen 12 van het kader 11 horizontaal uitstrekkend gedeelte 24 en een zich naar beneden toe uitstrekkend kabelgedeelte 25 waarvan de uiteinden 22 bevestigd zijn aan de vernoemde hefpunten 23.

De geleiding 20 is in dit geval een keerwiel dat ervoor zorgt dat de kabel 18 twee horizontale gedeelten vertoont, een eerste gedeelte tussen de plaat 17 en het keerwiel 20, en een tweede gedeelte tussen het keerwiel 20 en het geleidingswiel 19.

Bij voorkeur is het kader 11 van het hefmechanisme voorzien van een oversteekgedeelte 26 dat zijdelings ten opzichte van de wanden 4 van de onderkuip 3 over steekt en zijn de afmetingen van de bovenbouw 5 zodanig dat de inspringende rand 8 van de bovenbouw 5 zich verticaal onder het oversteekgedeelte 26 bevindt, zodat de zich naar beneden uitstrekkende gedeelten 25 van de kabels 18 zich in verticale richting uitstrekken.

De kabels 18 lopen in dit geval doorheen doorgangen 27 die ter plaatse van de geleidingswielen 19 in het oversteekgedeelte 26 van het kader 11 zijn voorzien.

De hefpunten 23 zijn bij voorkeur regelmatig verdeeld over de omtrek van de bovenbouw 5 om de bovenbouw gelijkmatig te kunnen oplichten en liggen de hefpunten 23 op een afstand van ongeveer twee meter van elkaar.

Zoals meer in detail weergegeven in figuur 5, zijn de kabels 18 aan de vernoemde plaat 17 van de hefcilinders 13 bevestigd door middel van een oogbout 28 die doorheen doorgangen 29 in de plaat 17 zijn aangebracht en die door middel van twee moeren 30 op de plaat 17 zijn vastgebout.

Verder is de stuurhut 1 voorzien van één of meer geleidingen 31 die in dit geval zijn uitgevoerd in de vorm van stangen 32 die aan de onderzijde van het oversteekgedeelte 26 van het kader 11 zijn bevestigd en die zich min of meer passend uitstrekken doorheen doorgangen 33 die voorzien zijn in de inspringende rand 8 van de bovenbouw 5.

Het gebruik van de stuurhut 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

In figuren 2 tot 4 is de situatie weergegeven waarbij de bovenbouw 5 van de stuurhut 1 is neergelaten om aldus bijvoorbeeld onder een brug over de vaarweg te kunnen doorvaren.

Hierbij is de stang 16 van de hefcilinder 13 volledig uitgeschoven, waardoor het verticale gedeelte 25 van de kabels 18 zijn maximale lengte heeft en aldus de bovenbouw 5 over een zekere hoogte H is neergelaten.

Om de bovenbouw 5 terug omhoog te heffen, volstaat het de hefcilinders 13 te activeren door een geschikte hydraulische drukbron om de stangen 16 in de mantel 14 van de hefcilinder 13 terug te trekken om aldus het verticale gedeelte 25 van de kabel 18 korter te maken en aldus de bovenbouw 5 hydraulisch omhoog te trekken.

Bij deze omhooggaande beweging van de bovenbouw 5 zorgen de geleidingen 31 en de regelmatige verdeling van de hefpunten 23 ervoor dat de bovenbouw 5 de onderkuip 3 elkaar niet raken en de bovenbouw 5 mooi verticaal naar omhoog wordt geleid, waardoor de bovenbouw 5 steeds mooi horizontaal blijft.

Dankzij de bevestiging van de kabels 18 door middel van de oogbouten 28 is het mogelijk om de horizontale positie van de bovenbouw 5 te regelen door de oogbouten 28 meer of minder aan te draaien.

Om de bovenbouw 5 terug omhoog te trekken tot in de positie zoals weergegeven in de figuren 1 en 6, volstaat het de stangen 16 van de hydraulische hefcilinder 13 synchroon terug in te trekken, waardoor het verticaal gedeelte 25 van de kabels korter wordt.

Het is duidelijk dat in plaats van twee cilinders ook meerdere hefcilinders 13 kunnen worden toegepast en dat elke cilinder kan instaan voor de bediening van één enkele kabel of van twee of meerdere kabels 18.

Zoals te zien is in figuur 1 bevinden zich in de onderkuip 3, zoals gebruikelijk, de besturingsorganen 34 en meubilair als kasten 35 en dergelijke.

Het kader 11 volgt bij voorkeur de contouren van de stuurhut 1, waarbij de kabels 18 in de hoeken van het kader 11 eventueel over geleidingswielen of andere types van geleidingen kunnen worden geleid in het geval de kabels vanaf de hefcilinder 13 dienen door te lopen tot voorbij de betreffende hoeken.

Dit wordt geïllustreerd aan de hand van figuur 7, waar ten opzichte van figuur 4 een bijkomende derde kabel 36 is toegepast die over een kabelwiel 37 wordt geleid ter plaatse van de hoek 38 van het kader 11 zodat de kabel kan doorlopen tot voorbij deze hoek 38.

In het geval er een bestaande vaste stuurhut dient te worden omgebouwd tot een in de hoogte verstelbare stuurhut 1 volgens de uitvinding, dan volstaat het om het bovengedeelte met ramen van de bestaande stuurhut te verwijderen en deze te vervangen door een bovenbouw 5 zoals hierboven beschreven, dit na het installeren van een hefmechanisme 10 volgens de uitvinding.

Het is duidelijk dat hiertoe de besturingsorganen 34 en het meubilair 35 niet noodzakelijk dienen te worden verwijderd zoals dit tot nu toe wel het geval was, waardoor een aanzienlijke tijdsbesparing wordt verwezenlijkt.

Het is duidelijk dat de hefcilinders 13 niet noodzakelijk hydraulische cilinders hoeven te zijn maar dat ook andere types van lineaire heftuigen kunnen worden toegepast.

In plaats van kabels kunnen uiteraard ook kettingen worden gebruikt.

Het kader 11 dient niet noodzakelijk een doorlopend kader te zijn maar kan bijvoorbeeld onderbroken zijn ter plaatse van een toegangsdeur tot de stuurhut 1 of dergelijke.

Met het oog op onderhoud of herstellingen kunnen in het kader de nodige toegangsopeningen, al of niet afsluitbaar, worden voorzien die toegang geven tot de hefcilinders 13 en de aansluitingen van deze cilinders 13, de geleidingen 19, 20 en 31 en de oogbouten 28 voor de bevestiging van de kabels 18 aan de hefcilinders 13.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een stuurhut volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (12)

1. Verbeterde stuurhut van een vaartuig, die van het type is waarvan de hoogte instelbaar is en die gevormd is door een vaste onderkuip (3) met opstaande wanden (6) waarover een bovenbouw (5) verstelbaar in de hoogte is aangebracht door middel van een hefmechanisme (10), daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme (10) wordt gevormd door een horizontaal liggend kader (11) dat langs de omtrek van de onderkuip (3) op de onderkuip (3) is bevestigd en waarop minstens één horizontaal liggende hefcilinder (13) is aangebracht die op het kader (11) is bevestigd en die is gekoppeld aan een horizontaal lopend gedeelte (24) van een kabel (18) die over een geleiding naar beneden wordt geleid met een neerwaarts lopend gedeelte (25) van de kabel (18) waaraan de bovenbouw is opgehangen ter plaatse van een hefpunt (23) van de bovenbouw (5).

2. Verbeterde stuurhut volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het kader (11) aan of nabij de bovenrand van de onderkuip (3) is voorzien, terwijl het hefpunt (23) van de bovenbouw (5) is voorzien nabij de onderrand van de bovenbouw (5).

3. Verbeterde stuurhut volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het kader (11) voorzien is van een oversteekgedeelte (26) dat zijdelings ten opzichte van de onderkuip (3) over steekt, waarbij de voomoemde kabel (18) over een geleiding (19) doorheen een doorgang (27) in dit oversteekgedeelte (26) naar onder is geleid.

4. Verbeterde stuurhut volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de bovenbouw (5) van de stuurhut (1) over minstens een gedeelte van de omtrek van haar onderrand is voorzien van een naar binnen gerichte rand (8) die zich onder het oversteekgedeelte (26) van het kader (11) van het hef mechanisme (10) bevindt en waaraan de voornoemde kabel (18) is bevestigd.

5. Verbeterde stuurhut volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde hefcilinder (13) gekoppeld is aan twee of meer kabels (18) die elk op een verschillende plaats langs de omtrek van het kader (11) van het hefmechanisme (10) over een geleiding (19) naar onder worden geleid ter bevestiging aan hefpunten (23) die langs de omtrek van de bovenbouw (5) op een afstand van elkaar zijn gelegen.

6. Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de hefpunten (23) op de bovenbouw (5) op regelmatige onderlinge afstanden zijn verdeeld over de omtrek van de bovenbouw (5), bij voorkeur met een onderlinge afstand van ongeveer twee meter.

7. Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het horizontaal gedeelte (24) van de kabel (18) ter plaatse van de hoeken (38) van het kader (11) van het hefmechanisme (10) over een geleiding (37) loopt wanneer de hefcilinder (13) en de geleiding (19) van de kabel (18) naar onder toe zich elk aan een verschillende zijde van de betreffende hoek (38) bevinden.

8. Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het horizontaal gedeelte (24) van de kabel (18) over een keergeleiding (20) kan lopen.

9. Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van twee of meer hef cilinders (13) die elk zijn voorzien van één of meer kabels (18) voor de ophanging van de bovenbouw (5) .

10. Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat minstens één geleiding (31) is voorzien voor de geleiding van de in de hoogte verstelbare bovenbouw (5) ten opzichte van de onderkuip (3) .

11- Verbeterde stuurhut volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde geleiding (31) voor de geleiding van bovenbouw (5) wordt gevormd door een neerwaarts gerichte stang (32) die aan het oversteekgedeelte (26) van het kader (11) van het hefmechanisme (10) is bevestigd en die min of meer passend wordt geleid doorheen een doorgang (33) in de naar binnen gerichte rand (8) van de bovenbouw (5).

12.- Verbeterde stuurhut volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het kader (11) is samengesteld uit aansluitende buisprofielen (12) waarin de hef cilinder (13) en het horizontaal gedeelte (24) van de kabel (18) zijn ondergebracht.