BE1017754A3 - Bekledingsmateriaal. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een bekledingsmateriaal (4) omvattende een eerste laag (1) en een tweede laag (2), waarbij de eerste laag (1) en de tweede laag (2) met elkaar verbonden zijn, en waarbij de eerste laag (1) bestaat uit een afstandsbreisel, een afstandsweefsel of een schuimmateriaal dat water- en waterdampdoorlatend is, en dat de tweede laag (2) waterdoorlatend en waterdampdoorlatend is.

Description

BEKLEDINGSMATERIAAL

Deze uitvinding betreft een bekledingsmateriaal omvattende een eerste laag en een tweede laag, waarbij de eerste laag en de tweede laag met elkaar verbonden zijn. Het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding kan o.a toegepast worden als bekleding voor een matras, als bekleding voor een matrasbeschermer of als overtrek voor een matras, zonder daarmee de toepassingsmogelijkheden van deze uitvinding te willen beperken.

Bekledingsmaterialen zijn reeds geruime tijd gekend en worden gebruikt in allerlei toepassingen. Een gekend bekledingsmateriaal is opgebouwd uit twee lagen, waarbij de eerste laag een plat breisel is waarop een waterdichte polyurethaancoating (tweede laag) wordt aangebracht. In deze uitvoeringsvorm is het platte (vlak) breisel als het ware de dragerlaag voor de polyurethaancoating welke laatste tot doel heeft enerzijds te beletten dat water doorheen het bekledingsmateriaal kan dringen en anderzijds waterdamp in beperkte mate door te laten. De waterdampdoorlaatbaarheid van dit bekledingsmateriaal bedraagt ongeveer 1000 g/m2/24u gemeten bij 37,8°C volgens ASTM-E96-66. polyurethaancoating kan ingekleurd worden naar wens van de klant. Bij gebruik van het bekledingsmateriaal is de gecoate zijde in de meeste gevallen de zichtbare zijde omdat zo de kleur van de coating maximaal tot zijn recht komt en anders bedekt wordt door het platte breisel.

Bovengenoemd bekledingsmateriaal heeft als eerste nadeel het onaangename “plastiek” gevoel dat men heeft bij lichamelijk contact met het materiaal. Een tweede nadeel is dat dit bekledingsmateriaal vrij dun (< 0,5 mm) is en geen samendrukbare en veerkrachtige eigenschappen bezit zodat wanneer gedurende een langere periode een kracht wordt uitgeoefend op dit materiaal door bijvoorbeeld een voorwerp, een mens of een dier, het materiaal onvoldoende drukverlichting genereert op dit voorwerp, of deze persoon of dit dier, waardoor grote kans ontstaat tot vorming van drukletsels op deze persoon of dit dier.

Een derde nadeel van bovengenoemd bekledingsmateriaal is de beperkte mogelijkheid om het esthetisch (uitzicht) van het materiaal te wijzigen. Men is namelijk beperkt tot één enkele kleur van de aan te brengen waterdichte coating.

Een vierde nadeel van dit gekende bekledingsmateriaal is het verminderd gebruikscomfort wanneer water of een andere vloeistof op de gecoate zijde van het bekledingsmateriaal terechtkomt. De vloeistoffen blijven namelijk op het bekledingsmateriaal liggen tot wanneer deze op natuurlijke wijze verdampen of tot wanneer men deze fysisch van het materiaal verwijdert m.b.v bijvoorbeeld een spons of doek.

Een vijfde nadeel is dat warmte en vocht, afkomstig van bijvoorbeeld het menselijk lichaam moeilijk kan afgeleid worden m.b.v een dergelijk bekledingsmateriaal daar de coatinglaag dit belet en men het nadeel heeft dat de gebruiker in zijn eigen zweet zal liggen.

Om één of meerdere van bovengenoemde nadelen op te lossen zijn reeds een aantal oplossingen gekend. Zo zou men het esthetisch aspect van het bekledingsmateriaal kunnen verbeteren door de gecoate zijde van het bekledingsmateriaal te voorzien van een dessin of motief door het te bedrukken. De mogelijkheden om dit te doen zijn echter te beperkt omdat er op vandaag weinig tot geen geschikte kleurstoffen op de markt zijn die een polyurethaancoating kunnen inkleuren nadat deze is opgebracht op een dragermateriaal. De echtheden van deze inkleuring zullen hierbij echter onvoldoende zijn. Mocht deze oplossing toch mogelijk zijn dan zou deze geen meerwaarde teweegbrengen daar deze enkel een oplossing biedt voor het esthetisch aspect en voor de andere nadelen geen oplossing biedt.

Ook zou men het bekledingsmateriaal kunnen voorzien van een bijkomende laag met esthetische eigenschappen zoals bijvoorbeeld een vlak weefsel bestaande uit zachte garens en voorzien van een motief. Daarmee zou er een oplossing zijn gevonden voor het esthetische aspect, alsook voor het plastiekachtig aanvoelen van de coatinglaag. Echter blijft het warmte- en vochtverspreidend vermogen van het bekledingsmateriaal hierbij beperkt daar het vocht (bij grote hoeveelheden ervan) het weefsel snel zou verzadigen. Ook de drukverlichting is bij het aanbrengen van een vlak weefsel onvoldoende.

Het aanbrengen van een sterk absorberende laag op het bekledingsmateriaal zou ook een mogelijkheid kunnen zijn voor het beter elimineren van overvloedige hoeveelheden vloeistof op de bekleding maar deze zal na verloop van tijd verzadigd raken. Het moet namelijk de bedoeling zijn dat vloeistoffen niet op de bovenzijde van het bekledingsmateriaal blijven liggen. Het vocht moet op een natuurlijke manier zonder ingreep van buitenaf en zonder al te groot tijdsverloop verwijderd kunnen worden zodat dit vocht geen storende invloed meer uitoefent op de gebruiker van het bekledingsmateriaal.

Verder is uit de Duitse octrooipublicatie DE 197 36 951 Al een bekledingsmateriaal bekend voor het bekleden van zetels in voertuigen. Het beschreven bekledingsmateriaal omvat een afstandsbreisel dat aan zijn ene zijde luchtdoorlatend is en aan zijn andere zijde luchtondoorlatend om het op warmend effect van de zetel in het voertuig zo hoog mogelijk te houden. Het bekledingsmateriaal beschreven in DE 197 36 951 heeft het nadeel dat het onvoldoende de warmte (afkomstig van bijv. menselijk lichaam) zal kunnen afleiden.

De Europese octrooiaanvraag EP 1 391 283 Al beschrijft een bekledingsmateriaal bestaande uit een decoratieve laag, een eerste en een tweede schuimlaag. Dergelijk bekledingsmateriaal is echter ook niet geschikt de bovengenoemde nadelen op te lossen.

Het doel van de uitvinding is een bekledingsmateriaal te verschaffen dat bovengenoemde nadelen niet meer vertoont en waarbij het bekledingsmateriaal een voldoende ventilerend vermogen heeft.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een bekledingsmateriaal omvattende een eerste laag en een tweede laag, waarbij de eerste laag en de tweede laag met elkaar verbonden zijn, en waarbij de eerste laag bestaat uit een afstandsbreisel, een afstandsweefsel of een schuimmateriaal dat water- en waterdampdoorlatend is, en dat de tweede laag waterondoorlatend en waterdampdoorlatend is. Het voordeel hiervan is dat water niet doorheen het bekledingsmateriaal kan dringen terwijl waterdamp zich echter wel doorheen het bekledingsmateriaal kan verplaatsen. Wanneer dit bekledingsmateriaal bijvoorbeeld wordt toegepast als bekleding voor een matras dan kan water niet tot in de vulling van de matras (matraskem) dringen waardoor er minder kans op vorming van schimmels en bacteriën is. Door een hogere waterdampdoorlaatbaarheid heeft het bekledingsmateriaal een beter ventilerend vermogen wat ook bevorderend is voor het tegengaan van schimmel- en bacterievorming.

Overeenkomstig een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de uitvinding is de tweede laag vervaardigd uit polyurethaan.

Bij voorkeur is de waterdampdoorlaatbaarheid van de eerste en tweede laag groter dan 1250 g/m2/24u. De waterdampdoorlaatbaarheid van de eerste en de tweede laag van het bekledingsmateriaal wordt gemeten bij 37,8°C volgens ASTM-E96-66 norm. In het bijzonder is de waterdampdoorlaatbaarheid van de eerste en tweede laag groter dan 3000 g/m2/24u, meer in het bijzonder groter dan 5000 g/m2/24u en meest in het bijzonder is de waterdampdoorlaatbaarheid van de eerste en tweede laag groter dan 10000 g/m2/24u.

Bij voorkeur is de waterondoorlaatbaarheid van de tweede laag in een voorkeursuitvoering groter dan 100 mm. waterkolom. De waterondoorlaatbaarheid van de tweede laag van het bekledingsmateriaal wordt gemeten volgens ISO 140 norm. In het bijzonder is de waterondoorlaatbaarheid van de tweede laag groter dan 200 mm. waterkolom, meer in het bijzonder groter dan 500 mm. waterkolom, meest in het bijzonder groter dan 1000 mm. waterkolom en in een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de waterondoorlaatbaarheid van de tweede laag groter dan 2000 mm waterkolom.

In een eerste voorkeursuitvoering van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding omvat het afstandsbreisel of afstandsweefsel een eerste en een tweede garenlaag, waarbij beide lagen door middel van filamentengarens met elkaar verbonden zijn. Bij voorkeur bestaan de filamentengarens uit monofilamenten, multifïlamenten of een combinatie van beide. Om een monofilament te simuleren kan het multi filamentgaren ook gecoat zijn. Het voordeel bij het gebruik van een afstandsbreisel of afstandsweefsel is het hoger ligcomfort door een ideale drukverlichting voor de persoon die - of het dier dat - op deze bekleding ligt. Dit komt door de hoog veerkrachtige driedimensionale structuur, hierdoor wordt een functionele luchtlaag gecreëerd wat leidt tot meerdere voordelen voor het maximaliseren van het (lig)comfort.

De luchtlaag tussen de afstandsbreisels of afstandsweefsels fungeert als ademende laag waarbij drukverlichting en thermoregulerende en vochtregulerende eigenschappen worden gecombineerd. Deze luchtlaag zal onmiddellijk als buffer dienen voor het opvangen van vocht of andere vloeistoffen en zal het vocht bijgevolg beter verspreiden over het oppervlak van het bekledingsmateriaal waardoor het sneller geëlimineerd wordt door verdamping. Warmte van het lichaam van levende wezens zoals mensen en dieren zal ook beter worden onttrokken aan het lichaam doordat de luchtlaag als transportlaag dienst doet voor zowel vocht als warmte. Bij het drogen aan de lucht zal het bekledingsmateriaal sneller droog zijn en minder restvocht bevatten dan wanneer een breisel gebruikt wordt zonder luchtlaag zoals het geval is bij de reeds bekende bekledingsmaterialen.

In een meer voorkeurdragende uitvoering van het bekledingsmateriaal overeenkomstig deze uitvinding hebben de filamentengarens (gelegen tussen beiden lagen) een dikte tussen 10 en 1500 denier, in het bijzonder hebben de filamentengarens een dikte tussen 20 en 1200 denier en meeste in het bijzonder hebben de filamentengarens een dikte tussen 50 en 900 denier.

Bij een bijzondere uitvoering van het bekledingsmateriaal overeenkomstig de uitvinding is in minstens één garenlaag van het afstandsbreisel of afstandsweefsel een motief ingewerkt bestaande uit één of meerdere kleuren. Hierdoor zijn er veel mogelijkheden om het esthetisch uitzicht van het bekledingsmateriaal te wijzigen. In het bijzonder is het motief vervaardigd volgens een jaquardtechniek.

In een tweede voorkeursuitvoering van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding is de eerste laag een schuimmateriaal. Bij voorkeur heeft het schuimmateriaal een dichtheid van maximaal 200 kg/m3. In het bijzonder heeft het schuimmateriaal een dichtheid van maximaal 150 kg/m3, meer in het bijzonder heeft het schuimmateriaal een dichtheid van maximaal 100 kg/m3 en meest in het bijzonder heeft het schuimmateriaal een dichtheid van maximaal 70 kg/m3.

In het bekledingsmateriaal overeenkomstig deze uitvinding heeft het schuimmateriaal een hardheid van maximaal 20 kPa. In het bijzonder heeft het schuimmateriaal een hardheid van maximaal 15 kPa, meer in het bijzonder heeft het schuimmateriaal een hardheid van maximaal 10 kPa en meest in het bijzonder heeft het schuimmateriaal een hardheid van maximaal 8 kPa. Hoe lager de hardheid hoe veerkrachtiger het materiaal.

In een bijzondere uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding is het schuimmateriaal een aerogelschuim.

De dikte van het bekledingsmateriaal wordt hoofdzakelijk bepaald door de dikte van de eerste laag en wordt hoofdzakelijk gekozen i.f.v. de mate van drukverlichting en vloeistofabsorberend vermogen welke men wenst te bekomen. Hoe dikker de eerste laag van het bekledingsmateriaal, hoe hoger het drukverlichtingsvermogen op de gebruiker van het bekledingsmateriaal en hoe hoger het vloeistofabsorberend vermogen. Echter speelt niet alleen de dikte van de eerste laag van het bekledingsmateriaal een rol, maar is tevens de dichtheid en de hardheid zoals hierboven vermeld belangrijk. In een meer voorkeurdragende uitvoering van het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding heeft de eerste laag een dikte tussen 1 en 100 mm. In het bijzonder heeft de eerste laag een dikte tussen 2 en 60 mm. Meer in het bijzonder heeft de eerste laag een dikte tussen 3 en 20 mm.

Overeenkomstig een bijzondere uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding is de tweede laag via een coatingtechniek op de eerste laag aangebracht. In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal zijn de eerste laag en de tweede laag verbonden door middel van een laminatieproces. Hierbij wordt de tweede laag dan bij voorkeur aangebracht onder de vorm van een vooraf vervaardigde film. Dit biedt het voordeel dat er geen solventen aan te pas komen bij het opbrengen van de tweede laag terwijl dit bij coaten meestal wel het geval is. Op die manier kunnen de eerste en tweede laag via een poedercoating of een hotmeltcoating met elkaar verbonden zijn.

In een andere uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding is een decoratieve laag voorzien die vervaardigd is uit een weefsel, een breisel of een nonwoven, waarbij de eerste laag gelegen is tussen de tweede en de decoratieve laag en met beide lagen verbonden is. Dit biedt het voordeel dat materialen zoals weefsels, breisels of nonwovens uit de bestaande collectie stoffen probleemloos kunnen geïntegreerd worden in het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding. Hierbij wordt het afstandsbreisel of afstandsweefsel niet meer voorzien van een motief in minstens één van zijn lagen en neemt de decoratieve laag de esthetische functie over van het afstandsbreisel of afstandsweefsel. De technische mogelijkheden om bepaalde motieven aan te brengen in afstandsbreisels of afstandsweefsel in minstens één van de garenlagen van deze afstandsbreisels of afstandsweefsels zijn namelijk beperkt. Bepaalde effecten zijn namelijk enkel mogelijk wanneer men een weefsel gebruikt als decoratieve laag. Deze uitvoeringsvorm is eveneens interessant wanneer als eerste laag een schuimmateriaal wordt toegepast omdat in dit geval geen motief kan worden ingewerkt bij het tot stand komen van dit schuimmateriaal. Men zou het schuimmateriaal nadien nog moeten voorzien van een motief door het bijvoorbeeld te bedrukken wat nadelig is voor de kostprijs en voor de tijd nodig om het bekledingsmateriaal te vervaardigen vermits dit een extra bewerking inhoudt.

Bij voorkeur is de decoratieve laag water en waterdampdoorlatend is.

De eerste laag en de decoratieve laag zijn overeenkomstig een bijzondere uitvoeringsvorm met elkaar verbonden door middel van een laminatieproces. Het laminatieproces is uitgevoerd d.m.v een poedercoating of hotmeltcoating.

In een meest bijzondere uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding is de decoratieve laag aan minstens één zijde voorzien is van een motief. Bij voorkeur is het genoemde motief opgebracht via een jacquardtechniek of via bedrukken.

In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding is de decoratieve laag vervaardigd uit een breisel vervaardigd op een rondbreimachine volgens het principe van inslagbrei.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hierna volgende gedetailleerde beschrijving van enkele uitvoeringsvormen van het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving en deze voorbeelden is uitsluitend een verduidelijking te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze bekledingen, volgens de uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten.

In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij : figuur 1 : een schematisch voorstelling is van eerste uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens deze uitvinding bestaande uit een eerste laag en een tweede laag, waarbij de eerste laag en de tweede laag met elkaar verbonden zijn;

Figuur 2: een schematische voorstelling is van een tweede uitvoeringsvorm van het bekledingsmateriaal volgens de uitvinding waarbij het bekledingsmateriaal uit figuur 1 voorzien is van een decoratieve laag.

Het bekledingsmateriaal (4) volgens de uitvinding en zoals voorgesteld op de bijgevoegde figuren kan voor tal van toepassingen aangewend worden. Voorbeelden van toepassingsgebieden zijn: bekleding voor een matras, bekleding voor een matrasbeschermer of als overtrek voor een matras.

Het bekledingsmateriaal (4) volgens de uitvinding is opgebouwd uit een met elkaar verbonden eerste laag (1) en een tweede laag (2), waarbij de eerste laag (1) bestaat uit een afstandsbreisel, een afstandsweefsel of een schuimmateriaal dat water- en waterdampdoorlatend is, en waarbij de tweede laag (2) waterondoorlatend en waterdampdoorlatend is. Op de bij gevoegde figuren 1 en 2 wordt telkens een bekledingsmateriaal (4) afgebeeld waarbij de eerste laag een afstandsweefsel of afstandsbreisel is. De eerste laag (1) is samendrukbaar en bezit veerkrachtige eigenschappen.

Verder kan een decoratieve laag (3) voorzien worden die vervaardigd is uit een weefsel, een breisel of een nonwoven, waarbij de eerste laag (1) gelegen is tussen de tweede (2) en de decoratieve laag (3) en met beide lagen (2 en 3) verbonden wordt. De decoratieve laag (3) is net zoals de eerste laag eveneens water en waterdampdoorlatend.

Door de aanwezigheid van de decoratieve laag (3) kan het uitzicht van het bekledingsmateriaal (4) aangepast worden i.f.v de wensen van de klant.

De lagen (1, 2 en 3) zijn bij voorkeur verbonden aan elkaar door middel van een laminatieproces. Andere technieken waarmee de verschillende lagen met elkaar kunnen verbonden worden zijn vanzelfsprekend ook mogelijk. Voor het lamineren van de verschillende lagen aan elkaar wordt gebruik gemaakt van een poeder- of een hotmeltcoating of een filmcoating die water- en waterdampdoorlatend is (bv. een geperforeerde film).

De eerste laag (1) kan een afstandsbreisel, een afstandsweefsel of een schuimmateriaal omvatten. Het afstandsbreisel of afstandsweefsel omvat zoals blijkt uit de figuren een eerste (5) en een tweede (6) garenlaag, waarbij beide lagen (5, 6) door middel van filamentengarens (7) met elkaar verbonden zijn Voor deze afstandsbreisels en/of afstandsweefsels worden bij voorkeur continue en getextureerde mono - en/of multifilamentgarens (7) gebruikt die een dikte hebben tussen 10 en 1500 denier.

In het geval de eerste laag (1) bestaat uit een schuimmateriaal, wordt bij voorkeur geopteerd voor een aerogelschuim (silicium gevuld met lucht). Het gebruikte schuimmateriaal heeft een dichtheid van maximaal 200 kg/m3 en een hardheid van maximaal 20 kPa.

De dikte van de eerste laag (1) is afhankelijk van de toepassing/wensen van de klant, maar is bij voorkeur gelegen tussen 1 en 100 mm.

De tweede laag (2) is bij voorkeur een polyurethaanlaag die als coating wordt aangebracht op ofwel het afstandsbreisel, het afstandsweefsel of het schuimmateriaal. Volgens deze uitvinding is deze tweede laag (2) ondoorlatend voor water (en andere vloeistoffen zoals bijvoorbeeld: urine en zweet) maar laat ze wel waterdamp door. De waterdampdoorlatendheid van deze tweede laag is bij voorkeur groter dan 1250 g/m2/24 u, dit gemeten volgens ASTM-E96-66 norm bij 37,8°C. De waterondoorlatendheid van de tweede laag is bij voorkeur groter dan 100 mm. waterkolom, dit gemeten volgens ISO 140 norm.

De tweede laag heeft een dikte gelegen tussen 0,1 en 50 /xm.

Hieronder volgen twee voorbeelden van een bekledingsmateriaal volgens de uitvinding:

Voorbeeld 1: eerste laag (1): afstandsbreisel met een gewicht van 395 g/m2 met monofilamenten uit polyester met een dikte van 100 denier tussen de twee garenlagen (5 en 6). De twee garenlagen bevatten garens uit polyester en viscose en in de tegenovergestelde zijde als deze waartegen laag (2) is aangebracht is een motief ingewerkt bestaande uit twee kleuren.

tweede laag (2) : film uit polyurethaan met een dikte van 12 μπι welke gelamineerd is tegen de eerste laag (1) m.b.v een hotmelt dotcoating (puntverlijming).

Eigenschappen: totale dikte van het bekledingsmateriaal: 4 mm.; waterondoorlaatbaarheid: 2300 mm waterkolom (ISO 140); waterdampdoorlaatbaarheid: 12000 g/m2/24u (ASTM-E96-66 bij 37,8°C)

Voorbeeld 2: eerste laag (1): afstandsbreisel met een gewicht van 380 g/m2 met monofilamenten uit polyester met een dikte van 100 denier tussen de twee garenlagen. De twee garenlagen bevatten garens uit polyester zonder dat een motief is ingewerkt in één van de garenlagen van het afstandsbreisel. tweede laag (2): film uit polyurethaan met een dikte van 12 μπι welke gelamineerd is tegen laag (1) met behulp van een hotmelt dotcoating (puntverlijming); derde laag (3): breisel met een gewicht van 275 g/m2 uit 100% polyester met een motief ingewerkt in de tegenovergestelde zijde als deze waartegen de eerste laag (1) is aangebracht. Het samenbrengen van laag (1) en laag (3) is uitgevoerd m.b.v laminatie door middel van poedercoating.

Eigenschappen: - totale dikte van het bekledingsmateriaal: 6 mm - waterondoorlaatbaarheid: 2300 mm waterkolom (ISO 140) - waterdampdoorlaatbaarheid: 10000 g/m2/24u (ASTM-E96-66 bij 37,8°C)

De bekledingsmaterialen uit deze voorbeelden zorgen ervoor dat een bekledingsmateriaal (4) bekomen wordt met voldoende drukverlichtende eigenschappen wat teweeggebracht wordt door het afstandsbreisel. Ook worden de mogelijkheden om diverse motieven toe te voegen via het afstandsbreisel (1) of via de decoratieve laag (3) sterk uitgebreid Door de functionele luchtlaag van het afstandsbreisel (1) worden overtollige hoeveelheden vloeistof opgevangen in deze laag en zorgt deze laag voor een groter vocht- en warmteverspreidend vermogen. Hierdoor wordt de droogtijd beperkt en is er minder restvocht aanwezig in het bekledingsmateriaal (4) wanneer het bekledingsmateriaal (4) aan de lucht wordt gedroogd. Bij grote hoeveelheden vocht zal de gebruiker hierdoor niet gehinderd worden vermits dit vocht in de luchtlaag van het afstandsbreisel zal dringen en waardoor het ligcomfort van de gebruiker wordt verhoogd.

Claims (19)

1. Bekledingsmateriaal (4) omvattende een eerste laag (1) en een tweede laag (2), waarbij de eerste laag (1) en de tweede laag (2) met elkaar verbonden zijn, met het kenmerk dat de eerste laag (1) bestaat uit een afstandsbreisel, een afstandsweefsel of een schuimmateriaal dat water- en waterdampdoorlatend is, en dat de tweede laag (2) waterondoorlatend en waterdampdoorlatend is.

2. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de waterdampdoorlaatbaarheid van de eerste (1) en tweede laag (2) groter is dan 1250 g/m2/24u.

3. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de waterondoorlaatbaarheid van de tweede laag (2) groter is dan 100 mm waterkolom.

4. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het afstandsbreisel of afstandsweefsel een eerste (4) en een tweede garenlaag (5) omvat, waarbij beide lagen (5 en 6) door middel van filamentengarens (7) met elkaar verbonden zijn.

5. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de filamentengarens (7) bestaan uit monofilamenten, multifilamenten of een combinatie van beide.

6. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk dat in minstens één garenlaag (5, 6) een motief is ingewerkt bestaande uit één of meerdere kleuren.

7. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 1 t/m 3, met het kenmerk dat het schuimmateriaal een aerogelschuim is.

8. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 1 t/m 3 of 7, met het kenmerk dat het schuimmateriaal een dichtheid heeft van maximaal 200 kg/m3.

9. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 1 t/m 3 of 7 of 8, met het kenmerk dat het schuimmateriaal een hardheid heeft van maximaal 20 kPa.

10. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste laag (1) een dikte heeft tussen 1 en 100 mm.

11. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk dat de filamentengarens (7) een dikte hebben tussen 10 en 1500 denier.

12. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede laag (2) vervaardigd is uit polyurethaan.

13. Bekledingsmateriaal (3) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede laag (2) via een coatingtechniek op de eerste laag is aangebracht.

14. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 1 t/m 12, met het kenmerk dat de eerste laag (1) en de tweede laag (2) met elkaar verbonden zijn door middel van een laminatieproces.

15. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een decoratieve laag (3) voorzien is die vervaardigd is uit een weefsel, een breisel of een nonwoven, waarbij de eerste laag (1) gelegen is tussen de tweede (2) en de decoratieve laag (3) en met beide lagen (2 en 3) verbonden is.

16. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 15, met het kenmerk dat de decoratieve laag (3) water en waterdampdoorlatend is.

17. Bekledingsmateriaal (4) volgens conclusie 15 of 16, met het kenmerk dat de eerste laag (1) en de decoratieve laag (3) met elkaar verbonden zijn door middel van een laminatieproces.

18. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 15 t/m 17, met het kenmerk dat de decoratieve laag (3) aan minstens één zijde voorzien is van een motief.

19. Bekledingsmateriaal (4) volgens één van de conclusies 15 t/m 18, met het kenmerk dat de decoratieve laag (3) vervaardigd is uit een breisel vervaardigd op een rondbreimachine volgens het principe van inslagbrei.