BE1016300A3 - Verlichtingsmodule. - Google Patents

Abstract

Deze uitvinding betreft een verlichtingsmodule (1) omvattende een behuizing (2) voorzien van minstens één lichtdoorlatend scherm (3) die de voorzijde van de behuizing (2) begrensd waarbij zich in de ruimte achter het scherm (3) zich minstens één lichtbron bevindt waarbij het genoemde scherm (3) gezien vanaf de voorzijde een concaaf verloop heeft.

Description

  Verlichtingsmodule

  
Deze uitvinding betreft een verlichtingsmodule omvattende een behuizing voorzien van minstens één lichtdoorlatend scherm die de voorzijde van de behuizing begrenst waarbij zich, in de ruimte achter het scherm minstens één lichtbron bevindt. Deze uitvinding betreft in het bijzonder een verlichtingsmodule die de gebruiker in staat stelt om één of meerdere voorwerpen uit te stallen of op te bergen in nis-achtige openingen in muren, wanden, meubels en dergelijke.

  
In winkels en tentoonstellingsruimten is het gebruikelijk om uitgestalde voorwerpen te belichten. De uitgestalde voorwerpen worden daarbij bijvoorbeeld in een nis geplaatst. Het is tevens gekend om achteraan in de nis een verlichtingsmodule te voorzien dewelke een lichtdoorlatend scherm omvat waarachter een lichtbron wordt geplaatst. Deze oplossing heeft echter het nadeel dat de uitgestalde voorwerpen uitsluitend vanaf de achterzijde belicht worden.

  
Om nu de voorwerpen tevens zijdelings te belichten is het noodzakelijk om links en rechts in de nis bijkomende lampen te plaatsen. Dit heeft echter het nadeel dat er ofwel links en rechts extra ruimte dient te worden voorzien, ofwel dat er ruimte verloren gaat waarin anders ook voorwerpen kunnen worden uitgestald.

  
Het doel van de uitvinding is een verlichtingsmodule te vervaardigen welke in een nis kan worden ingebouwd, om een in de nis geplaatst voorwerp zowel vanaf de achterzijde als vanaf de zijkanten te kunnen belichten zonder dat hiervoor extra ruimte of lampen moeten voorzien worden.

  
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een verlichtingsmodule omvattende een behuizing voorzien van minstens één lichtdoorlatend scherm die de voorzijde van de behuizing begrensd waarbij zich, gezien vanaf de voorzijde, in de ruimte achter het scherm zich minstens één lichtbron bevindt waarbij het genoemde scherm gezien vanaf de voorzijde een concaaf verloop heeft. Dit concaaf verloop kan volgens deze uitvinding zowel een gebogen verloop zijn van links naar rechts als een gebogen verloop van boven naar onder. In een voorkeursuitvoering verloopt het concave oppervlak van links naar rechts.

  
Een concaaf gebogen scherm heeft het voordeel dat het licht ook vanaf de zijkant zal aanstralen. Hierdoor is het niet nodig om lichtbronnen, in het bijzonder lampen te voorzien aan de zijkanten, maar volstaat het om de lichtbron enkel achter het scherm te plaatsen. Alle lichtbronnen bevinden zich m.a.w. steeds binnen de grenzen van de dagopening, in plaats van daarbuiten zoals bij de stand van de techniek. Deze eigenschap zorgt ervoor dat verschillende verlichtingsmodules tot tegen elkaar kunnen worden aan - of ingebouwd. Door de gekromde vorm van het scherm blijft de verlichtingsmodule vrij van overgangslijnen tussen de achterkant en de zijvlakken. Bijgevolg zullen zich geen verticale lijnen bevinden achter het uit te stallen voorwerp, waardoor dit meer op de voorgrond treedt.

  
In een voorkeursuitvoering van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding omvat de behuizing minstens één compartiment met een boven - en onderwand waarvan het oppervlak minstens gedeeltelijk reflecterend is uitgevoerd en waarbij het genoemde scherm aansluit op de boven - en onderwand. Het reflecterend oppervlak van boven - en/of onderwand omvat bij voorkeur een acrylaatlaag.

  
In een voorkeursuitvoering van de verlichtingsmodule, kan de behuizing meerdere compartimenten omvatten met elk een boven - en onderwand . De compartimentering gebeurt door middel van tussenschotten en/of legbanken. De tussenschotten en legbanken kunnen naargelang het type al of niet verwijderd worden uit de behuizing.

  
Om de boven - en/of onderwand reflecterend te maken wordt de verlichtingsmodule in een voorkeursuitvoering voorzien van een acrylaatplaat, bij voorkeur een opaline acrylaatplaat. Deze afwerkingsplaten worden bevestigd voordat het scherm wordt aangebracht. Het achterste gedeelte van de afwerkingsplaten bevindt zich in de ruimte waar zich ook de lichtbron bevindt en wordt in deze zone dus rechtstreeks door de lichtbron (nen) aangestraald. De lichtgeleidende eigenschap van het opaline acrylaat zorgt ervoor dat het licht dat rechtstreeks op de afwerkingsplaten valt er aan de voorzijde van de verlichtingsmodule, dus in de ruimte waar er bijvoorbeeld voorwerpen kunnen worden uitgestald, terug afstraalt.

  
In een meer bijzondere uitvoering van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding is het genoemde scherm uit een licht - diffuserend materiaal vervaardigd. Het gebruikte materiaal is bij voorkeur kunststof, in het bijzonder polycarbonaat of acrylaat (plexi).

  
Doordat het scherm enerzijds aansluit op de reflecterende boven - en onderwand, en anderzijds de lichtgeleidende eigenschappen van het gebruikte scherm - bij aanstralen van licht-diffuserende materialen krijg je een concentratie van licht op de kopse kanten (in dit geval de kanten die aansluiten op de boven - en onderwand) worden de gekromde contourlijnen van het scherm die aansluiten op de boven - en onderwand, via een heldere lichtlijn geaccentueerd.

  
In een voorkeurdragende uitvoering van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding omvat de behuizing een achterwand met minstens één verstelbare montageplaat en draagt de montageplaat minstens één onderdeel van de verlichtingsinstallatie. De onderdelen van verlichtingsinstallatie zijn bij voorkeur de lampen, eventuele voorschakelapparatuur en de elektrische aansluitingen. De montageplaat kan in of uit de verlichtingsmodule worden gehaald, ook nadat de verlichtingsmodule eventueel in of op een wand gemonteerd werd. Bij voorkeur is de montageplaat voorzien van middelen, bij voorkeur sleufvormige montageopeningen, om de genoemde montageplaat traploos in de diepte te verstellen.

  
In een meer bijzondere uitvoering van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding is het scherm vervaardigd uit een buigzaam materiaal zodat het vervormd kan worden, en is het scherm onder spanning in de behuizing geklemd.

  
Meer in het bijzonder omvat de behuizing minstens twee. zijwanden en omvat het scherm een concaaf gekromde voorzijde waarbij deze voorzijde aan beide zijkanten overgaat in twee naar achter gerichte vleugels dewelke voorzien zijn om in de behuizing tegen de genoemde zijwanden van de behuizing aan te sluiten. De twee naar achter gerichte vleugels liggen met een zekere mechanische spanning tegen de zijwanden van de behuizing aan, hierdoor blijft het scherm spelingvrij op zijn plaats in de verlichtingsmodule. De vleugels van het scherm kunnen tijdens het inbrengen van het scherm in de module met de hand naar binnen worden gebogen en zo aanloopvlakken vormen om het inbrengen in de verlichtingsmodule te vergemakkelijken.

   Na het inbrengen van het scherm sluiten de eindranden van de vleugels in een voorkeurdragende uitvoering aan tegen de verstelbare montageplaat, hierdoor zal de afstand tussen de lichtbron(nen) en het scherm altijd dezelfde zijn.

  
In een bijzonder voordelige uitvoering van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding is de binnenkant van de behuizing over minstens een deel van het oppervlak voorzien van een vuilafstotende laag, zoals bij voorkeur een melamine - laminaat. Hierdoor kunnen eventuele kit en verfresten op de behuizing, die mogelijk kunnen ontstaan tijdens de installatie en/of de afwerking van de verlichtingsmodule op de werf, eenvoudig verwijderd worden.

  
In een meest bijzondere uitvoering van de verlichtingsmodule is de genoemde module voorzien om minstens gedeeltelijk in een wand te worden ingebouwd.

  
Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.

  
In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij :
figuur 1 een bovenaanzicht is van de verlichtingsmodule volgens de uitvinding voorzien in een muurnis; figuur 2 een voorstelling is van een vrijstaande verlichtingsmodule volgens de uitvinding; figuur 3 een perspectiefvoorstelling is van de verlichtingsmodule onderverdeeld in verschillende compartimenten; figuur 4 een bovenaanzicht is van enerzijds een volledig in een muurnis geïntegreerde verlichtingsmodule (4.a) en een deels in een muurnis geïntegreerde module (4.b); figuur 5 toont hoe de montageplaat verstelbaar is; figuur 6 een voorstelling is van het inbrengen van het scherm; figuur 7 een perspectiefvoorstelling is van een verlichtin gsmodule volgens de uitvinding voorzien van een verticale compartimentering via tussenschotten;

   figuur 8 een perspectiefvoorstelling is van een verlichtingsmodule volgens de uitvinding voorzien van een horizontale compartimentering via legbanken; figuur 9 een perspectiefvoorstelling is van het inbrengen van de verstelbare montageplaat in de verl i ch tingsmodul e .

  
De verlichtingsmodule (1) volgens de uitvinding en zoals voorgesteld in de figuren omvat een bij voorkeur rechthoekig, aan één zijde open doosvormige behuizing

  
(2). Deze behuizing is vervaardigd uit hout, metaal, vezelplaat of een combinatie van voorgaande materialen.

  
De behuizing (2) kan zoals voorgesteld op figuur 1, 4, 5 en 6 ingebouwd worden in een opening van een bestaande of nieuw op te trekken muur, wand of meubelconstructie. Omdat de behuizing (2) van de verlichtingmodule (1) doosvormig zijn kunnen ze ook tegen een wand aan worden bevestigd, in plaats van erin te worden ingebouwd. Verder kunnen de modules als vrijstaand element (zie figuur 2) op vloeren, sokkels of meubels worden geplaatst en zelfs op elkaar worden gestapeld. De afwerking, zoals bijv. een laklaag of bekleding kan in al deze gevallen nadien worden aangebracht, of naar keuze ook achterwege worden gelaten.

  
De behuizing (2) kan zoals voorgesteld in figuur 3, 7 en 8 meerdere compartimenten omvatten met elk een boven -

  
(6) en onderwand (7). De compartimentering gebeurt door middel van tussenschotten (13) en/of legbanken (14). De tussenschotten (13) en legbanken (14) kunnen uit verschillende soorten materiaal vervaardigd zijn en kunnen naargelang het type al of niet verwijderd worden uit de behuizing (2).

  
De zichtbare rand (15) van de behuizing (2) is ontworpen met het oog op naadloze integratie in gipswanden of in met een pleisterlaag beklede muren. In dat geval wordt de behuizing (2) in een opening in de gipswand of muur geplaatst die een fractie groter is dan de buitenafmeting van de behuizing (2), en zo geplaatst dat de zichtbare rand (15) van de behuizing (2) in hetzelfde vlak ligt als het wandoppervlak (16) (zie ook figuur 1) . De detaillering van de zichtbare rand (15) laat toe om.de naden tussen bijvoorbeeld de gipsplaat en de behuizing

  
(2) met een afwerkingskit (bv. plamuur) af te dichten zodat deze niet meer zichtbaar zijn. Het blijft echter steeds mogelijk om de afwerking van de naden op een andere manier te realiseren, bijvoorbeeld met een kader dat de zichtbare rand van de behuizing (2) en de naden er rond bedekt. 

  
Omdat uit gipsplaat vervaardigde wanden meestal zullen worden geverfd, is de behuizing (2) aan de binnenzijde voorzien van een vuilafstotende laag, zoals bijvoorbeeld melamine - laminaat, waarop eventuele kit - verfresten eenvoudig te verwijderen zijn. Dit is belangrijk in verband met de binnenafmetingen van de behuizing (2), die niet verkleind mogen worden ingevolge bijvoorbeeld de dikte van de verflagen.

  
Wanneer de behuizing (2) wordt geïntegreerd in bijvoorbeeld een stenen muur (metselwerk, beton of andere) die niet met een pleisterplaat of pleisterlaag zal worden afgewerkt, is een goede afwerking steeds mogelijk middels de montage van een kadervormige rand (17
(zie figuur 4.a) die de zichtbare rand (15) van de behuizing (2) en de naden daar rond bedekt. Er dient opgemerkt te worden dat zoals voorgesteld in figuur 4.b, ervoor gekozen kan worden de verlichtingsmodule (1) slechts gedeeltelijk in een nis in te bouwen. Deze keuze kan ingegeven zijn door zowel een gebrek aan beschikbare inbouwdiepte als door esthetische overwegingen. Bij deze half - inbouwmethode wordt er in de wand een opening gemaakt die een fractie groter is dan de buitenafmeting van de behuizing (2) van de verlichtingsmodule (1). De behuizing (2) wordt daarin op de gekozen diepte bevestigd.

   De afwerking kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden middels een hulsvormig element (18) dat over de uit de wand gedeeltelijk uitstekende behuizing (2) wordt aangebracht en die de naden er rond bedekt. 

  
De behuizing (2) is voorzien van minstens één verwijderbaar lichtdoorlatend scherm (3) die de voorzijde van de behuizing (3) begrenst waarbij, gezien vanaf de voorzijde van de module (1), in de ruimte achter het scherm (3) zich minstens één lichtbron (5) bevindt. Het scherm (3) vormt als het ware de zichtbare binnencontour van de verlichtingsmodule (1). Het genoemd scherm (3) heeft gezien vanaf de voorzijde van de module een concaaf verloop en is bij voorkeur vervaardigd uit een opaline polycarbonaat plaat met licht - diffuserende eigenschappen.

  
Het scherm omvat een concaaf gekromde zijde (3a), voorzien om tegen de boven (6) - en onderwand (7) aan te sluiten en twee naar achter gerichte vleugels (3b, 3c) die voorzien zijn om met hun eindranden tegen de zijwanden (11,12) van de behuizing (2) aan te sluiten. De kromming van dit scherm (3) zorgt voor een bijna gelijkmatige verdeling van het licht in de verlichtingsmodule (1). Tevens zijn er door de gekromde vorm van het scherm (3) geen overgangslijnen zichtbaar zodat er geen verticale lijnen te zien zijn achter eventueel uitgestalde voorwerpen.

  
Verder omvat de behuizing (2) een achterwand (8) met een verstelbare, bij voorkeur reflecterende montageplaat (9). Deze montageplaat (9) draagt de verschillende onderdelen van de verlichtingsinstallatie, m.n. lampen, eventuele voorschakelapparatuur (20) en de elektrische aansluiting

  
(21). Deze montageplaat (9) kan in de behuizing (2) worden aangebracht en verwijderd, ook nadat de behuizing (2) in of op de wand gemonteerd werd. De montageplaat (9) is dankzij de sleufvormige montageopeningen (19) traploos in de diepte verstelbaar met het oog of fijnregeling van de positie van het scherm, dat middels de omgeplooide vleugels (3b, 3c) gebruik maakt van de montageplaat (9) als aanslag. Deze fijnregeling gebeurt na installatie en afwerking van de behuizing op de werf en is bedoeld om de dikte van eventuele afwerkingslagen en/of - materialen te compenseren. Omdat de montageplaat (9) tegelijk ook de aanslag voor het scherm (3) vormt, zal de afstand tussen de lamp (en) en het scherm (3) ook altijd dezelfde zijn, ook nadat men de diepte van de plaat (9) heeft versteld. Eenmaal ingesteld wordt de positie van de montageplaat

  
(9) via bijvoorbeeld schroeven vastgezet.

  
Het diffuserende scherm (3) is dus voorzien van twee naar achter gerichte vleugels (3b, 3c) die voorzien zijn om tegen de zijwanden (11, 12) van de behuizing (2) aan te sluiten. Deze vleugels (3b, 3c) hebben verschillende functies:

  
omdat de naar achter gerichte vleugels (3b, 3c) met

  
een zekere mechanische spanning tegen de binnenzijwand van de behuizing (2) aanliggen, blijft het diffuserende scherm (3) spelingvrij op zijn plaats in de behuizing (2);

  
de vleugels (3b, 3c) kunnen tijdens het inbrengen

  
van het scherm (3) met de hand naar binnen worden gebogen en zo aanloopvlakken vormen om het inbrengen in de behuizing (2) te vergemakkelijken (zie ook figuur 6); 

  
de eindranden van de genoemde vleugels (3b, 3c) sluiten, na het inbrengen van het scherm (3), aan tegen de montageplaat (9) en functioneren als zodanig als een aanslag ter positionering;

  
bij verlichtingmodules (1) met legbanken (zie figuur

  
8) kunnen de naar achter gerichte vleugels (3b, 3c) functioneren als bankdragers.

  
Ten behoeve van het installatiecomfort, is het diffuserende scherm (3) steeds vanaf de voorzijde van de verlichtingsmodule (1) te plaatsen en te verwijderen. Om het scherm (3) te verwijderen dient men de mechanische spanning waaronder het in de behuizing (2) gemonteerd zit te overwinnen. Tegelijk biedt een zich in zijn normale positie bevindend scherm (3) geen enkel houvast om het naar zich toe te trekken. Het gevolg van deze beide eigenschappen is dat men alleen met behulp van een speciaal gereedschap erin zal slagen om het scherm (3) zonder beschadiging uit de behuizing (2) te verwijderen, hetgeen bijdraagt tot de elektrische veiligheid van het geheel. Dat gereedschap kan een zuignap of een stuk zelfklevende tape zijn, die een handvat vormen waaraan men het scherm (3) naar zich toe kan trekken.

  
Om nu ook de boven - en onderwand (6,7) een zeker licht emissie te geven, worden deze wanden (6,7) voorzien van een reflecterende opaline acrylaatlaag, bij voorkeur een reflecterende opaline acrylaatplaat. Deze afwerkingsplaten worden bevestigd voordat het diffuserende schem (3) wordt aangebracht. Een gedeelte van de afwerkingsplaten bevindt zich in de zone waar ook de montageplaat (9) met lamp(en) zich bevindt en wordt in deze zone dus rechtstreeks door de lamp(en) aangestraald. De lichtgeleidende eigenschap van opaline acrylaat zorgt ervoor dat het licht dat rechtstreeks op de afwerkingsplaten valt er aan de voorzijde van de verlichtingsmodule, dus in de ruimte waar er bijvoorbeeld voorwerpen kunnen worden uitgestald, terug afstraalt. Dit geldt uiteraard zowel voor de bovenste. als de onderste afwerkingsplaat.

   Tevens zorgt diezelfde eigenschap ervoor dat de gekromde contourlijnen van het scherm (3), bij branden van de lamp(en), met een heldere lichtlijn worden geaccentueerd.

  
Verder is het mogelijk, zie in het bijzonder figuren 7 en 8, om in één enkele behuizing (2) meer dan één scherm (3) te plaatsen. Dit gebeurt wanneer de behuizing (2) voorzien is van horizontale en/of verticale compartimenten, waarin telkens individuele schermen (3) geplaatst worden. De compartimenterende elementen, te weten de horizontale banken (14) en/of de verticale tussenschotten (13) kunnen een vast onderdeel vormen van de behuizing (2) of kunnen ook losse elementen zijn die pas in de behuizing (2) worden gebracht nadat deze is geplaatst. Een voorbeeld van deze laatste methode is de in de behuizing (2) afwisselend een scherm (3) en een legbank (14) op elkaar worden gestapeld totdat de volledige hoogte van de behuizing (2) opgebruikt is, hierbij dienen de omgeplooide zijkanten (3b, 3c) van de schermen (3) als bankdragers.

   Men begint met een behuizing (2) waarin de afwerkingsplaten bovenaan en onderaan reeds aangebracht zijn. Vervolgens plaatst men op de onderste afwerkingsplaat een scherm (3) waarvan de hoogte afgerond een deler is van de inwendige hoogte van de behuizing (2), bv. de helft, één derde of één vierde. Op de zijkanten (3b,3c) van het scherm (3) kan men nu een legbank (14) plaatsen. Zo gaat men door totdat de dagopening gevuld is. Zo worden als het ware verschillende compartimenten bekomen met een boven en onderwand, wanneer deze wanden reflecterend zijn uitgevoerd zal ieder compartiment gekenmerkt zijn door een lichtemissie, met inbegrip van de heldere lichtlijnen ter hoogte van de schermcontour.

  
In verlichtingmodules met een behuizing (2) met verwijderbare compartimentering zoals in hoger beschreven voorbeeld, kan geopteerd worden voor een gemeenschappelijke montageplaat (9) voor alle schermen

  
(3) binnen dezelfde behuizing (2). Deze montageplaat (9) is immers volledig toegankelij k zodra de schermen (3) en de tussenschotten (13) en/of banken (14) uit de behuizing

  
(2) worden verwijderd. In verlichtingmodules (1) met een behuizing (2) met een vaste compartimentering zal geopteerd moeten worden voor individuele montageplaten

  
(9) per compartiment. Deze uitvoering zorgt er dan wel voor dat elk scherm (3) onafhankelijk en zonder wederzijdse beïnvloeding verlicht kan worden (net zoals bij een configuratie van afzonderlijke behuizingen die naast elkaar zitten), hetgeen bij dynamische lichtsturingen (bv. met sequentie van verschillende kleuren of intensiteiten van licht) van belang is. Een bijkomende voorwaarde is dan uiteraard dat de banken (14) en tussenschotten (13) niet in een lichtdoorlatend materiaal zijn uitgevoerd.

Claims (12)

CONCLUSIES

1. Verlichtingsmodule (1) omvattende een behuizing (2)

voorzien van minstens één lichtdoorlatend scherm

2. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 1, met het

kenmerk dat de behuizing (2) minstens één compartiment omvat met een boven (6) - en onderwand

3. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 2, met het

kenmerk dat het reflecterend oppervlak een acrylaatlaag omvat.

(3) die de voorzijde van de behuizing (2) begrenst waarbij zich, in de ruimte achter het scherm (3) minstens één lichtbron (5) bevindt met het kenmerk dat het genoemde scherm (3) gezien vanaf de voorzijde een concaaf verloop heeft.

4. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 2, met het

kenmerk dat de boven (6) - en/of onderwand (7) voorzien zijn van een reflecterende acrylaatplaat

5. Verlichtingsmodule (1) volgens één van de

voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het genoemde scherm (3) uit een licht - diffuserend materiaal is vervaardigd.

6. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 5, met het

kenmerk dat het scherm (3) vervaardigd is uit kunststof, in het bijzonder polycarbonaat of acrylaat.

7. Verlichtingsmodule (1) volgens één van de

voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de behuizing (2) een achterwand (8) met minstens één verstelbare montageplaat (9) omvat en dat de montageplaat (9) minstens één onderdeel van de verlichtingsinstallatie (10) draagt.

(7) .

(7) waarvan het oppervlak minstens gedeeltelijk reflecterend is uitgevoerd en dat het genoemde scherm (3) aansluit op de boven (6) - en onderwand

8. Verlichtingsmodule (1) volgens één van de

voorgaande conclusies met het kenmerk dat het scherm (3) vervaardigd is uit een buigzaam materiaal zodat het vervormd kan worden, en dat het scherm (3) onder spanning in de behuizing (2) geklemd is.

9. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 8, met het

kenmerk dat de behuizing (2) minstens twee zij wanden (11, 12) omvat en dat het scherm (3) een concaaf gekromde voorzijde (3a) omvat en dat deze voorzijde (3a) aan beide zijkanten overgaat in twee naar achter gerichte vleugels (3b, 3c) dewelke voorzien zijn om in de behuizing (2) tegen de genoemde zijwanden (11, 12) van de behuizing (2) aan te sluiten.

10. Verlichtingsmodule (1) volgens conclusie 9, met het

kenmerk dat de eindranden van de vleugels (3b, 3c) aansluiten tegen de montageplaat (9).

11. Verlichtingsmodule (1) volgens één van de

voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de binnenkant van de behuizing (2) over minstens een deel van het oppervlak voorzien is van een vuilafstotende laag.

12. Verlichtingsmodule (1) volgens één van de

voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de genoemde module (1) voorzien is om minstens gedeeltelijk in een wand te worden ingebouwd.