BE1015521A3

BE1015521A3 - Kantelsysteem.

Info

Publication number: BE1015521A3
Application number: BE2003/0294A
Authority: BE
Inventors: Steen Rafaul; Jennis Dirk
Original assignee: Louage & Wisselinck Nv
Priority date: 2003-05-16
Filing date: 2003-05-16
Publication date: 2005-05-03

Abstract

Geleidingsinrichting (1) voor een in en rail (7) verschuifbaar paneel (6), omvattende een aan het paneel (6) bevestigbare drager (2) met een zwenkarm (3) waaraan een geleidingsrol (4) bevestigd is zodat de geleidingsrol (4) door rotatie van de zwenkarm (3) verplaatsbaar is van een installatie - positie naar een gebruikspositie, en omgekeerd, waarbij het vlak waarin de zwenkarm (3) verdraaibaar is niet loodrecht staat op het vlak van het paneel (6).

Description

Kantelsysteem De uitvinding betreft enerzijds een geleidingsinrichting voor een in een rail verschuifbaar paneel, omvattende een aan het paneel bevestigbare drager met een zwenkarm waaraan een geleidingsrol bevestigd is zodat de geleidingsrol door rotatie van de zwenkarm verplaatsbaar is van een installatie - positie naar een gebruikpositie, en omgekeerd. Deze uitvinding betreft meer bepaald een schuifpaneel voorzien van een dergelijke geleidingsinrichting.

Bij voorliggende kastdeuren wordt bovenop de kast en onderaan ter hoogte van de onderdorpel een rail geplaatst. De bovenrollen en ondergeleiders worden op de achterzijden van de deurpanelen bevestigd. Daar het vaak onmogelijk is de deurpanelen zijdelings in de boven - en onderrail te schuiven, dienen de deurpanelen (met de rollen en geleiders eraan bevestigd) via gekende technieken frontaal, van vóór de kast, in de boven - en onderrail te worden geplaatst.

Zo is het gekend om de deur panelen onderaan schuin onder het geleidingsprofiel in te brengen, te kantelen en op te tillen tot de bovenrollen op de rail staan. Daarna wordt een extra beveiliging tegen het optillen en ontsporen van het deurpaneel ingesteld door het manueel afregelen van een stelvijs.

Bij deze techniek dient het deurpaneel tegen de zwaartekracht in, op de rail en in het onderprofiel

gebracht te worden. Dit kan heel lastig zijn bij plaatsing van zware deuren zoals bijvoorbeeld spiegeldeuren. Eénmaal geplaatst kan het deurpaneel in principe nog spontaan loskomen. De positie van de geleiders t.o.v de bovenrollen blijft immers constant en onveranderd tijdens het in - en uithaken van de deurpanelen. De extra beveiliging is echter moeilijk instelbaar daar in de praktijk de boven en onderrail vaak neiging tot doorbuigen hebben, wat alsnog de mogelijkheid tot ontsporen cq vallen van het deurpaneel toelaat.

Een andere mogelijkheid om een deurpaneel in te brengen bestaat erin de deurpanelen bovenaan op de rail te brengen en vervolgens, door het klipsen van de ondergeleider, de deurpanelen in de juiste positie te brengen.

Zo is het gekend de ondergeleider uit te rusten met een pal - en veermechanisme. Door het naar beneden trekken van het mechanisme wordt het deurpaneel in de juiste positie ten opzichte van het onderprofiel gebracht. De ondergeleider wordt door het loslaten van het pal - en veermechanisme terug in zijn ruststand gebracht.

Een andere mogelijkheid bestaat erin de ondergeleider te monteren op een verende brug. Door het naar beneden veren zal het deurpaneel in de juiste positie t.o.v het onderprofiel kunnen gebracht worden. Door het te laten terugveren wordt de ondergeleider terug in zijn ruststand gebracht.

Door de deurpanelen eerst op de bovenrail te plaatsen wordt bij de twee hierboven beschreven systemen de zwaartekracht gunstig aangewend en komen de deurpanelen na het indrukken van de veren spontaan op hun plaats. De ondergeleiders komen eveneens spontaan in het onderprofiel op hun plaats na het lossen van de veren.

Het nadeel bij deze systemen is echter dat bij bruuske onderbrekingen bij het verplaatsen van de deurpanelen, deze spontaan loskomen : immers stel dat bijvoorbeeld het deurpaneel naar links beweegt en er onderaan een hindernis het bewegen belemmert, dan zal de energie ten dele geabsorbeerd worden door de rechtse veer onderaan en zal het deurpaneel rechts bovenaan eventueel uit de bovenrail komen, hierdoor kunnen de deurpanelen naar beneden vallen.

Een ander gekend systeem omvat een uit het center geplaatste ondergeleider die een horizontale schroefbeweging kan uitvoeren om de geleidingsrol tussen een laagste en een hoogste positie te verplaatsen. In dit geval wordt de ondergeleider vooraf in een laagste positie gebracht. Hierbij wordt een veer samengedrukt en blijft de as van de schroefbeweging evenwijdig t.o.v de as van de ondergeleider, of m. a.w de aslijnen blijven steeds in één vlak.

Door de opbouw van het onderprofiel raakt de ondergeleider eerst de achterzijde van het profiel en wordt de brug met geleider door de druk van de veer, terug omhoog geschroefd.

Doordat met een schroefbeweging de geleider vooraf in een lagere positie onder spanning gebracht wordt, kan de zwaartekracht dubbel in het voordeel aangewend worden : eerst door het ophangen bovenaan, vervolgens doordat de deurpanelen die aldus opgehangen worden hun natuurlijk zwaartepunt zoeken en aldus de klipsbeweging van de brug introduceren.

Nadeel hierbij is dat niet alleen zoals bij de eerder beschreven systemen de deurpanelen spontaan loskomen bij bruuske bewegingen, maar dat de deurpanelen tevens onderaan ten allen tijde een voorwaartse beweging kunnen maken (met potentieel gevaar voor het vallen van de deurpanelen), daar de deurpanelen enkel in hun rustpositie gehouden worden door de zwaartekracht en de drukkracht van de veer.

Het doel van deze uitvinding is een geleidingsinrichting te verschaffen die toelaat schuifpanelen eenvoudig te monteren waarbij maximaal gebruik gemaakt wordt van de zwaartekracht en waarbij het gevaar voor het (spontaan) loskomen cq vallen van de panelen beperkt wordt.

Het doel van deze uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een geleidingsinrichting voor een in een rail verschuifbaar paneel, omvattende een aan het paneel bevestigbare drager met een zwenkarm waaraan een geleidingsrol bevestigd is zodat de geleidingsrol door rotatie van de zwenkarm verplaatsbaar is van een installatie - positie naar een gebruikspositie, en omgekeerd waarbij volgens deze uitvinding het vlak waarin de zwenkarm verdraaibaar is niet loodrecht staat op het

vlak van het paneel. De geleidingsrollen zijn bij voorkeur gelagerd.

De installatie - positie is de positie waarbij de geleidingsrol zich in een stand bevindt waarbij het paneel makkelijk in een rail kan worden geplaatst. De gebruik - positie is de positie waarbij de geleidingsrol zich in een stand bevindt waarbij het paneel makkelijk en soepel in een rail kan bewegen, de gebruikspositie is in feite de positie bij normaal gebruik.

Door een dergelijke geleidingsinrichting te gebruiken kunnen panelen op een eenvoudige wijze worden gemonteerd.

Bij een voorkeursuitvoering van de geleidingsinrichting volgens de uitvinding is de zwenkarm verdraaibaar bevestigd op een flank waarvan het bovenvlak nagenoeg evenwijdig loopt met het vlak waarin de zwenkarm verdraaibaar is.

Bij een bijzondere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding loopt de aslijn van de zwenkarm nagenoeg evenwijdig met de rand van de genoemde flank als de geleidingsrol zich in de gebruikspositie bevindt. In gebruikspositie strekt de flank zich bij voorkeur gedeeltelijk uit in een uitsparing van de zwenkarm.

Bij een meer bijzondere uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding wordt de geleidingsrol door de rotatie van de zwenkarm verplaatst in een richting die

dwars staat op de voorziene bewegingsrichting van het paneel.

Bij een meest bijzonder uitvoering van de inrichting volgens de uitvinding is de zwenkarm en/of drager voorzien is van weerhoudmiddelen om de zwenkarm in een positie te houden waarbij de geleidingsrol zich in de gebruik - positie bevindt. Bij voorkeur is een opening of uitsparing voorzien in de zwenkarm die over een verhoging, zoals bijvoorbeeld een doorzetting op de flank schuift of door veerkracht. Hierdoor wordt de zwenkarm stevig in zijn positie gehouden waardoor het paneel bij bruusk afremmen niet zal ontsporen.

In een voorkeursuitvoering van de geleidingsinrichting volgens de uitvinding is de zwenkarm (3) en/of drager (2) voorzien van weerhoudmiddelen om de zwenkarm (3) in een positie te houden waarbij de geleidingsrol (4) zich in de installatie - positie bevindt.

Bij een andere voorkeursuitvoering van de geleidingsinrichting volgens de uitvinding wordt tussen het vlak waarin de zwenkarm draaibaar is en een vlak dat zich loodrecht op het paneel uitstrekt een hoek gevormd met een grootte tussen 20 en 60 . Deze hoek is bij voorkeur nagenoeg 30 .

Een ander voorwerp van deze uitvinding is een schuifpaneel omvattende een draagrol en een geleidingsinrichting voorzien om respectievelijk in een draagrail en geleidingsrail te lopen waarbij de genoemde

draagrol en geleidingsinrichting bevestigd zijn aan tegenoverliggende randen van het paneel, waarbij de geleidingsinrichting uitgevoerd is zoals hoger omschreven, zodat de afstand tussen de draagrol en de geleidingsrol van geleidingsinrichting varieerbaar is.

De afstand tussen de draagrol en de geleidingsrol van de geleidingsinrichting is in de gebruikspositie bij voorkeur de afstand tussen de draagrail en geleidingsrail. Bij installatie - positie is deze afstand groter.

Door de schuifpanelen op een dergelijke manier uit te voeren worden panelen bekomen die op een eenvoudige wijze kunnen worden gemonteerd en tevens niet ontsporen tijdens de beweging van het paneel. Het schuifpaneel kan in het bijzonder uitgevoerd worden als een deur. Deze uitvinding betreft ook een meubel met minstens één schuifpaneel dat uitgevoerd is volgens de uitvinding.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de geleidingsinrichting.

Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij : - figuur 1 een vooraanzicht is van de zwenkarm; - figuur 2 een vooraanzicht is van de schuine flank voorzien van een zwenkarm; - figuur 3 een vooraanzicht is van de geleidingsinrichting; - figuur 4 een dwarsdoorsnede is van een voorste (6) en achterste (11) schuifpaneel; - figuur 5,6, 7 en 8 een voorstelling is van hoe het voorste en achterste deurpaneel voorzien van een geleidingsinrichting volgens de uitvinding gemonteerd wordt ; installatie - positie, gebruikspositie.

Bij voorliggende kastdeuren kan bijvoorbeeld aan de onderzijde een geleidingsinrichting (1) volgens de uitvinding worden geplaatst. Bij dergelijke kastdeuren wordt bovenop de kast en onderaan ter hoogte van de onderdorpel een rail (7) geplaatst. Er worden verschillende types onderrails gebruikt : - één met gelijke ribben, waarbij de geleiders op dezelfde hoogte bewegen; - één met ongelijke ribben waarbij de achterste geleider lager gepositioneerd is dan de voorste.

De bovenrollen en onderste geleidingsinrichting (1) worden op de achterzijden van de deurpanelen (6) bevestigd.

De geleidingsinrichting (1) volgens de uitvinding omvat een aan het paneel (6) bevestigbare drager (2) met een zwenkarm (3) waaraan een geleidingsrol (4) bevestigd is.

Op de bevestigbare drager (2) zijn verschillende openingen voorzien waardoor het geheel zwenkarm (3)geleidingsrol (4) via een boutverbinding op verschillende posities, afhankelijk van de paneeldikte en de functie van het paneel (eerste of tweede paneel), kan gemonteerd worden. Zo moet het genoemde geheel bij het voorste paneel (6) verder op de bevestigbare drager (2a) worden gemonteerd (zie figuur 3 en 4).

De geleidingsrol (4) is door rotatie van de zwenkarm (3) verplaatsbaar van een installatie - positie naar een gebruikspositie. Deze overgang wordt voorgesteld op figuur 5,6, 7 en 8. Figuur 5/7 toont de installatie positie van het achterste paneel (11)/ voorste paneel (6), het paneel wordt eerst met zijn bovenrol in een bovenste rail geplaatst vervolgens wordt de onderkant van het paneel (11,6) naar voor bewogen waardoor de geleidingsrol (4) tegen de rail (7) komt, hierdoor maakt de zwenkarm (3) een rotatiebeweging en komt deze in een gebruikspositie (zie figuur 6 en 8). Doordat de zwenkarm (3) een rotatie maakt in een vlak (A) dat niet loodrecht staat op het vlak (B) van het paneel, maakt de geleidingsrol (4) bij overgang van installatie - naar gebruikspositie een opwaartse beweging.

De zwenkarm (3) voorgesteld in figuur 1 is via bijvoorbeeld een schroef (8) bevestigd op een flank (5) waarvan het bovenvlak nagenoeg evenwijdig loopt met het

vlak (A) waarin de zwenkarm verdraaibaar is. De flank (5) maakt een hoek van nagenoeg 30 .

Wanneer de geleidingsrol (4) zich in de gebruikspositie bevindt strekt de flank (5) zich gedeeltelijk uit in een uitsparing (9) van de zwenkarm (3). De zwenkarm (3) kan in de gebruikspositie gehouden worden door bijvoorbeeld te "klikken" in een doorzetting van de flank (2).

Bij demontage van de kast dient een kracht te worden uitgeoefend op de zwenkarm (3) waardoor deze terug in installatie - positie komt. Vervolgens kan het paneel makkelijk uit de rail (7) gehaald worden.

Claims

CONCLUSIES 1. Geleidingsinrichting (1) voor een in een rail (7) verschuifbaar paneel (6), omvattende een aan het paneel (6) bevestigbare drager (2) met een zwenkarm (3) waaraan een geleidingsrol (4) bevestigd is zodat de geleidingsrol (4) door rotatie van de zwenkarm (3) verplaatsbaar is van een installatie - positie naar een gebruikspositie, en omgekeerd met het kenmerk dat het vlak waarin de zwenkarm (3) verdraaibaar is niet loodrecht staat op het vlak van het paneel (6).

2. Geleidingsinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de zwenkarm (3) verdraaibaar bevestigd is op een flank (5) waarvan het bovenvlak nagenoeg evenwijdig loopt met het vlak waarin de zwenkarm (3) verdraaibaar is.

3. Geleidingsinrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat de aslijn van de zwenkarm (3) nagenoeg evenwijdig loopt met de rand (10) van de genoemde flank (5) als de geleidingsrol (4) zich in de gebruikspositie bevindt.

4. Geleidingsinrichting (1) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de flank (5) zich gedeeltelijk uitstrekt in een uitsparing (9) van de zwenkarm (3) als de geleidingsrol (4) zich in de gebruikspositie bevindt. <Desc/Clms Page number 12> 5. Geleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk de geleidingsrol (4) door de rotatie van de zwenkarm (3) verplaatst wordt in een richting die dwars staat op de voorziene bewegingsrichting van het paneel (6).

6. Geleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de zwenkarm (3) en/of drager (2) voorzien is van weerhoudmiddelen om de zwenkarm (3) in een positie te houden waarbij de geleidingsrol (4) zich in de gebruikspositie bevindt.

7. Geleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de zwenkarm (3) en/of drager (2) voorzien is van weerhoudmiddelen om de zwenkarm (3) in een positie te houden waarbij de geleidingsrol (4) zich in de installatie - positie bevindt.

8. Geleidingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat tussen het vlak waarin de zwenkarm (3) draaibaar is en een vlak dat zich loodrecht op het paneel uitstrekt een hoek wordt gevormd met een grootte tussen 20 en 60 . <Desc/Clms Page number 13>

9. Geleidingsinrichting (1) volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de grootte van de genoemde hoek nagenoeg 30 bedraagt. lO.Schuifpaneel (6) omvattende een draagrol en een geleidingsinrichting voorzien om respectievelijk in een draagrail en geleidingsrail te lopen waarbij de genoemde draagrol en geleidingsinrichting bevestigd zijn aan tegenoverliggende randen van het paneel, met het kenmerk dat de genoemde geleidingsinrichting (1) uitgevoerd is volgens één van de conclusies 1 tot 9, zodat de afstand tussen de draagrol en geleidingsrol van de geleidingsinrichting varieerbaar is. ll.Schuifpaneel volgens conclusie 10, met het kenmerk dat het genoemde paneel uitgevoerd is als een deur.

12.Meubel met minstens één schuifpaneel, met het kenmerk dat het schuifpaneel uitgevoerd is volgens conclusie 11.