<Desc/Clms Page number 1>
KARTONNEN FLESVERPAKKING
De uitvinding heeft betrekking op een flesverpakking uit een strook vouwbaar materiaal voor het verpakken van minstens één fles, en bij voorkeur minstens twee flessen, met een buikgedeelte dat aansluit op een flessenhals waarvan de diameter afneemt tot aan een dopgedeelte van de fles, waarbij deze strook opeenvolgende delen vertoont die respectievelijk een bovenvlak, een zijvlak en een ondervlak van genoemde verpakking vormen, waarbij genoemd zijvlak door een vouwlijn gescheiden is van genoemd bovenvlak en van genoemd ondervlak, en waarbij uitsparingen in genoemd bovenvlak en genoemd ondervlak zijn voorzien die genoemde flessenhals op een bepaalde afstand van elkaar omsluiten tussen het buikgedeelte en het dopgedeelte van de fles.
De volgens de stand van de techniek aangewende verpakkingen waarbij slechts de hals van de flessen wordt vastgehouden door een verpakking, zoals bijvoorbeeld is beschreven in GB 2 154 197 en US 6 059 099, zijn, enerzijds, relatief zwak voor het verpakken en vervoeren van flessen, en laten, anderzijds, slechts in beperkte mate toe om informatie voor de consument en publiciteit op de verpakking zelf te vermelden. Meer bepaald bestaat bij de bestaande systemen het gevaar dat, bij het dragen van de flesverpakking, flessen uit deze laatste vallen doordat deze scheurt of door de vervorming ervan.
De uitvinding wil aan deze nadelen verhelpen door een flesverpakking voor te stellen die relatief hoge stijfheid vertoont en vrij stevig is, waarbij het mogelijk is om een grote hoeveelheid informatie op de verpakking te vermelden.
Tot dit doel, vertoont de vrije rand van genoemd bovenvlak flappen die minstens gedeeltelijk overlappen met overeenkomstige flappen die voorzien zijn aan de vrije randen van genoemd ondervlak en die aan eerstgenoemde flappen bevestigd zijn.
Doelmatig, zijn genoemd bovenvlak en genoemd ondervlak rechthoekig.
Op een voordelige manier, strekken minstens een deel van genoemde flappen, voorzien aan de vrije rand van het bovenvlak, zich uit tot onder het ondervlak.
<Desc/Clms Page number 2>
Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm van de flesverpakking, volgens de uitvinding, zijn genoemde uitsparingen in genoemd bovenvlak cirkelvormig en vertonen deze een diameter die kleiner is dan de uitwendige diameter van genoemd dopgedeelte waarop een dop voor genoemde fles is voorzien, waarbij radiale insnijdingen in het bovenvlak voorzien zijn aan de rand van deze uitsparingen die zich minstens uitstrekken tot aan een cirkel die concentrisch is met genoemde uitsparing en waarvan de diameter groter is dan de uitwendige diameter van genoemd dopgedeelte.
Volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de flesverpakking, volgens de uitvinding, zijn de uitsparingen in genoemd ondervlak cirkelvormig en vertonen deze een diameter die zodanig gekozen is dat de rand van deze laatste uitsparingen op genoemde flessenhals rust, terwijl de rand van de overeenkomstige uitsparingen in het bovenvlak tegen genoemd dopgedeelte drukt, waarbij de afstand tussen het bovenvlak en het ondervlak in de nabijheid van de rand van genoemde uitsparingen kleiner is dan de afstand tussen het bovenvlak en het ondervlak in de nabijheid van genoemde vrije rand ervan als gevolg van de elastische vervorming van de verpakking wanneer deze over minstens één fles is geplaatst.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een strook vouwbaar materiaal voor het vervaardigen van een flesverpakking volgens één van de vorige conclusies, waarbij deze strook opeenvolgend een bovenvlak, een zijvlak met een bepaalde hoogte en een ondervlak vertoont die van elkaar gescheiden zijn door een vouwlijn, waarbij het bovenvlak en het ondervlak uitsparingen vertonen waardoorheen zich een flessenhals dient uit te strekken. De vrije randen van het bovenvlak en het ondervlak vertonen flappen die via een vouwlijn zijn verbonden met deze randen.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van enkele bijzondere uitvoeringsvormen van de uitvinding ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de draagwijdte niet van de gevorderde bescherming; de hierna gebruikte verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren.
Figuur 1 is een schematisch perspectiefzicht van een flesverpakking, volgens de uitvinding, met flessen.
Figuur 2 is een schematisch perspectiefzicht van de flesverpakking uit figuur 1.
<Desc/Clms Page number 3>
Figuur 3 is een schematisch bovenaanzicht van de strook vouwbaar materiaal waaruit de flesverpakking, volgens de uitvinding, wordt vervaardigd.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde of op analoge elementen.
De uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een flesverpakking die uit een strook vouwbaar materiaal wordt vervaardigd zoals bijvoorbeeld uit een strook karton. Dit karton is bijvoorkeur relatief stijf zodat een stevige verpakking wordt verkregen. De flesverpakking, volgens de uitvinding, kan uitgevoerd worden voor het verpakken van één of twee flessen, doch op een voordelige wijze wordt deze zodanig vervaardigd zodat er vier of zes flessen in verpakt kunnen worden.
De flesverpakking bestaat meer bepaald uit een doos uit karton die aan de bovenzijde en de onderzijde cirkelvormige uitsparingen vertoont. Deze uitsparingen zijn zodanig geplaatst dat de hals van een fles die zich in deze verpakking bevindt zich uitstrekt doorheen een uitsparing in de onderzijde van de doos en een overeenkomstige uitsparing in de bovenzijde van de doos.
Hierbij wordt ervoor gezorgd dat wanneer de flessen via de flesverpakking, volgens de uitvinding, worden opgeheven en verplaatst, niet uit de verpakking vallen.
In figuur 1 is een flesverpakking 1, volgens de uitvinding, weergegeven waarin vier flessen 2 zijn verpakt. De verpakking is, in het bijzonder, geschikt voor het verpakken van flessen 2 met een buikgedeelte 3 dat aansluit op een flessenhals 4. De diameter van de flessenhals 4 neemt nagenoeg geleidelijk af van het buikgedeelte 3 tot aan een dopgedeelte 5 van de fles 2. Dit dopgedeelte 5 is voorzien van een dop 6 voor de fles 2, zoals bijvoorbeeld een kroonkurk, en vertoont een uitwendige diameter die enigszins groter is dan deze van het deel van de flessenhals 4 dat op dit dopgedeelte 5 aansluit.
Zoals duidelijk is weergegeven in figuur 2, is de verpakking 1 balkvormig uitgevoerd en vertoont deze cirkelvormige uitsparingen 7 in het bovenvlak 8 ervan. Deze cirkelvormige uitsparingen 7 vertonen een diameter die kleiner is dan de uitwendige diameter van genoemd dopgedeelte 5 van de flessen 2. Aan de rand 9 van deze uitsparingen 7 zijn radiale insnijdingen 10 in het bovenvlak van de verpakking 2 aangebracht. Deze radiale insnijdingen 10 strekken zich minstens uit tot aan een cirkel
<Desc/Clms Page number 4>
die concentrisch is met genoemde uitsparing 7 en waarvan de diameter groter is dan de uitwendige diameter van genoemd dopgedeelte 5.
Verder zijn in het ondervlak 11 van de verpakking 2 eveneens cirkelvormige uitsparingen 12 voorzien. De diameter van deze laatste uitsparingen is kleiner dan deze van het buikgedeelte 3 van de flessen 2, zodat wanneer de verpakking 1 over de flessen 2 geplaatst is, deze verpakking 1 via de rand 13 van genoemde uitsparingen 12 op de overeenkomstige flessenhals 4 rust die zich door de overeenkomstige uitsparing 12 uitstrekt.
Aldus wordt, om de flessen 2 in de verpakking 1 te plaatsen, het dopgedeelte 5 ervan achtereenvolgens doorheen een uitsparing 12 in het ondervlak 11 en doorheen de overeenkomstige uitsparing 7 in het bovenvlak 8 van de verpakking 1 gestoken. Deze uitsparingen 12 en 7 zijn bijvoorkeur coaxiaal.
Hierbij wordt door het dopgedeelte 5 het deel van de bovenzijde 8 dat zich tussen de insnijdingen 10 bevindt gebogen en uit het vlak van deze bovenzijde 8 geduwd zodat de diameter van de uitsparing 7 enigszins toeneemt. Wanneer het dopgedeelte 5 volledig doorheen deze uitsparing 7 is gestoken, heeft genoemd deel van de bovenzijde 8 de neiging om zich terug naar het vlak van de bovenzijde 8 te buigen ingevolge de elasticiteit van het materiaal waaruit de verpakking is vervaardigd. Dit zorgt ervoor dat de rand 9 van de uitsparing 7, nagenoeg juist naast het dopgedeelte 5, aansluit tegen de flessenhals 4. Wanneer dit dopgedeelte 5 bijvoorbeeld een kroonkurk bevat voor het afsluiten van de overeenkomstige fles 2, sluit de rand 9 van de uitsparing 7 aldus aan tegen deze kroonkurk.
Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat, wanneer men de flessen 2 via een dergelijke verpakking 1 vasthoudt, deze niet uit de verpakking kunnen vallen als gevolg van bijvoorbeeld de zwaartekracht.
Wanneer de flesverpakking 1 over de flessen 3 wordt geplaatst, omsluiten de uitsparingen 7 en 12 in genoemd bovenvlak 8 en genoemd ondervlak 11 genoemde flessenhals 4 op een bepaalde afstand van elkaar tussen het buikgedeelte 3 en het dopgedeelte 5 van de fles 2.
De flesverpakking 2 vertoont, op een voordelige manier gesloten zijvlakken 14 die het bovenvlak 8 en het ondervlak 11 met elkaar verbinden. Doordat alle zijvlakken 14 gesloten zijn, vormt de verpakking 2 een relatief stijf en star geheel
<Desc/Clms Page number 5>
dat slechts in geringe mate vervormt wanneer het met flessen 2 erin geplaatst wordt opgenomen. Door deze geringe vervorming, blijven de flessen 2 stevig in de verpakking bevestigd, zelf wanneer deze laatste wordt opgeheven.
In figuur 3 wordt schematisch de strook materiaal weergegeven waaruit de flesverpakking 1 wordt vervaardigd. Deze strook 15bestaat meer bepaald uit karton en vertoont opeenvolgend genoemd bovenvlak 7, een tussenstuk 16 en genoemd ondervlak 9. Aldus vormt dit tussenstuk 16 een zijvlak 14 van de flesverpakking 2, waarbij het tussenstuk 16 aan een zijde via een eerste vouwlijn 17 aansluit op genoemd bovenvlak 8 en aan een tegenoverliggende zijde via een tweede vouwlijn 18aansluit op genoemd ondervlak 11.
Verder zijn genoemde uitsparingen 7 aangebracht in het bovenvlak 8 en overeenkomstige uitsparingen 12 in het ondervlak 11.
De vrije rand 19 van genoemd bovenvlak 8 vertoont flappen 20 die minstens gedeeltelijk overlappen met overeenkomstige flappen 21 die voorzien zijn aan de vrije randen 22 van genoemd ondervlak 11 en die aan eerstgenoemde flappen 20 worden bevestigd om genoemde verpakking te vormen.
Onder vrije rand 19 of 22 worden in deze beschrijving de ribben van de flesverpakking 1 verstaan die het bovenvlak 8, of het ondervlak 11, begrenzen en die niet samenvallen met de vouwlijn 17 of 18.
Genoemde flappen 20 van het bovenvlak 8 zijn op een voordelige manier aan de overeenkomstige flappen 21 van het ondervlak 11bevestigd door lijmen, doch kunnen op om het even welke manier aan elkaar worden bevestigd.
De hoogte van de flappen 21 die aan het ondervlak voorzien zijn, gemeten vanaf de respectievelijke vrije rand 22, is maximaal gelijk de hoogte van genoemd tussenstuk 16 of, bijgevolg, is deze maximaal gelijk aan de hoogte van de zijvlakken 14.
De flappen 20 die via de vrije rand 19, welke aldus een vouwlijn vormt, verbonden zijn met genoemd bovenvlak 8 kunnen een hoogte hebben die groter is dan deze van de flappen 21 van genoemd ondervlak 11. Aldus kunnen deze flappen 20 van het bovenvlak 8, die zich aan de buitenzijde van de verpakking 2 uitstrekken, aangewend worden om publicitaire boodschappen of andere mededelingen voor de consument te vermelden. Deze laatste flappen 20 kunnen zich uitstrekken tot voorbij
<Desc/Clms Page number 6>
het ondervlak 11 en zijn bij voorkeur maximaal gelijk aan de totale lengte van de flessenhals 4 vermeerderd met de hoogte van het buikgedeelte 3 van de flessen 2.
Ingevolge de constructie van de flesverpakking 1 die relatief stijf is doordat alle zijvlakken 14 gesloten zijn, wordt een zeer stevige flesverpakking 1 verkregen. Meer bepaald worden de uitsparingen 12 in genoemd ondervlak 11 cirkelvormig gekozen met een zodanige diameter dat de rand 13 van deze laatste uitsparingen 12 op genoemde flessenhals 4 rust, terwijl de rand 9 van de overeenkomstige uitsparingen 7 in het bovenvlak 8 tegen genoemd dopgedeelte 5 drukt.
Hierbij is de afstand tussen het bovenvlak 8 en het ondervlak 11 in de nabijheid van de rand 9 of 13 van genoemde uitsparingen 7 en 12 kleiner dan de afstand tussen het bovenvlak 8 en het ondervlak 11 in de nabijheid van genoemde vrije rand 19 en 22 ervan als gevolg van de elastische vervorming van de verpakking 1 wanneer deze over flessen 2 wordt geplaatst. Dit zorgt ervoor dat er nagenoeg geen speling mogelijk is tussen de flessen 2 en de flesverpakking 1.
Bij voorkeur, is de afstand tussen het bovenvlak 8 en het ondervlak 11 in de nabijheid van de rand 9 en 13 van genoemde uitsparingen 7 en 12 kleiner dan de hoogte van genoemd tussenstuk 16 of van de zijvlakken 14.
De uitvinding is uiteraard niet beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren voorgestelde uitvoeringsvorm van de flesverpakking, volgens de uitvinding. Zo is het bijvoorbeeld niet noodzakelijk dat de flesverpakking rechthoekig is, doch kan het boven- en ondervlak eveneens driehoekig of vijfhoekig zijn en bijvoorbeeld drie of vijf flessen bevatten.
Verder is het niet noodzakelijk dat het bovenvlak en het ondervlak nagenoeg parallel aan elkaar zijn, zoals in de figuren werd voorgesteld, maar kunnen deze een bepaalde hoek ten opzichte van elkaar maken zodat het bijvoorbeeld mogelijk is om flessen van verschillende afmetingen in eenzelfde verpakking te plaatsen.