<Desc/Clms Page number 1>
INRICHTING VOOR HET BEVESTIGEN EN HET GELEIDEN VAN TEN
MINSTE ÉÉN TAKELKOORD IN EEN JACQUARDMACHINE EN
JACQUARDMACHINE VOORZIEN VAN ÉÉN OF MEERDERE
DERGELIJKE INRICHTINGEN De uitvinding betreft een inrichting voor het bevestigen en het geleiden van ten minste één takelkoord in een jacquardmachine, waarbij de inrichting voorzien is om bevestigd te worden op een onderdeel van de jacquardmachine, en voorzien is om met minstens één takelkoord verbonden te worden.
Jacquardmachines worden voorzien van een takelinrichting om het opengaapprincipe en/of om een bewegingsversterking in de heffing te bekomen. In een dergelijke takelinrichting is een eindpunt van de onderste takelkoorden aan een rooster of een freem vastgemaakt. Dit einde van de onderste takelkoord wordt het vaste einde van de takelkoord genoemd. Het andere einde van de onderste takelkoorden wordt aan één of meer koorden van het harnas verbonden om de heffing van de jacquardhevels uit te voeren. Dit einde wordt het beweeglijke einde van de onderste takelkoorden genoemd.
Het rooster waaraan het vaste einde van de onderste takelkoorden vastgemaakt is, kan instelbaar in hoogte aan het freem van de jacquardmachine verbonden zijn of kan ook verbonden zijn aan een mechanisme om een op- en neergaande beweging uit te voeren. Zo wordt in BE 1 008 974 een op- en neerbeweegbaar takelrooster besproken en in EP 0 219 437 is een uitvoering voorgesteld waarbij de vaste einden van de takelkoorden onbeweeglijk en oninstelbaar vastgemaakt zijn aan de geleidingswanden van de takel.
Inrichtingen met instelbare takelroosters hebben het voordeel dat de hoogte van de hevelogen van de jacquardhevels vastgemaakt aan de harnaskoorden kunnen ingesteld worden zonder de gehele jacquardmachine in hoogte te moeten instellen door een eenvoudige instelling in hoogte van het takelrooster.
<Desc/Clms Page number 2>
Voor de bevestiging van het vaste einde van de takelkoorden zijn verschillende uitvoeringsvormen gekend. Een eerste uitvoeringsvorm wordt voorgesteld in BE 1 008 974, waarbij het vaste einde van de onderste takelkoorden met een aan de koord aangespoten T-vormig anker in kunststof scharnierbaar verbonden is aan een klauwvormige kam die aan het takelrooster bevestigd is.
Een nadeel van deze inrichting is dat om de onderste takelkoord bij eventuele breuk of slijtage te vervangen, het T-vormig anker uit de klauwvormige kam moet geduwd worden. Deze operatie is echter niet zo eenvoudig uit te voeren door een gebrekkige toegang tot de rijen van het takelrooster.
Een ander nadeel is dat er geen geleiding is voorzien om de beweeglijke einden van de takelkoorden te geleiden. De takelkoorden kunnen dus tegen de roosterstaven wrijven wanneer de takelkoorden zijdelings uitslaan bij snelle op en neergaande bewegingen en de verenterugtrekinrichting van het harnas om de één of de andere reden het even laat afweten.
Verder is een takelkoordverbinding gekend die wel voorziet in een geleidingsoog voor de beweeglijke takelkoord. De verbinding bestaat uit een 1-vormig stuk uit kunststof waarbij het vaste takelkoordeinde van de onderste takeloord in het bovenvlak in een klauwvorm zoals hierboven beschreven gehouden wordt, en waarbij onderaan in de voet geleidingsogen voor het beweeglijke eind van de onderste takelkoord voorzien zijn.
Het is vooraleerst nadelig dat de takelkoord nog ingehaakt dient te worden in een klauwvorm.
Een ander probleem is dat er meerdere takelkoorden aan een blokje worden bevestigd. De 1-vormige bevestigingsstukken worden op metalen draagstrippen gestoken die in een rooster bevestigd worden. Het vervangen van een I-blokje leidt
<Desc/Clms Page number 3>
tot de noodzaak om de strip uit alle blokjes van één rij te schuiven. Dit is zeer tijdrovend.
Bovendien wordt bij dergelijke inrichting de deling van de jacquardmachine niet goed gerespecteerd, doordat de blokjes op de metalen strip kunnen verschuiven.
Hierbij ontstaat het gevaar dat de takelkoorden scheef gaan trekken, wat slijtage in de geleiding van de haken veroorzaakt. Verder zijn de klauwen aan de einden van een blokje zwak.
Het doel van de uitvinding is te voorzien in een inrichting voor het bevestigen en het geleiden van ten minste één takelkoord in een jacquardmachine die bovenvermelde nadelen niet vertoont. Het is tevens een doel van de uitvinding: - te voorzien in de bevestiging en geleiding van ten minste één takelkoord die niet kan loskomen onder de optredende belasting tijdens werking; - te voorzien in een inrichting die niet verschuifbaar is op de roosterstaaf, zodat de deling van de haken van de jacquardmachine kan aangehouden worden en de takelkoorden niet schuin trekken op de haken; - te voorzien in een compactere inrichting.
Deze doelen worden bereikt door te voorzien in een inrichting voor het bevestigen en het geleiden van ten minste één takelkoord in een jacquardmachine, waarbij de inrichting voorzien is om bevestigd te worden op een onderdeel van de jacquardmachine, en voorzien is om met minstens één takelkoord verbonden te worden, en waarbij de inrichting voorzien is van een verend element dat een duwkracht uitoefent op de inrichting in een richting die tegengesteld is aan de trekkracht die het takelkoord uitoefent op de inrichting.
Dit heeft als voordeel dat de bevestiging en geleiding van ten minste één takelkoord niet kan loskomen wanneer de takelkoord aan de inrichting trekt tijdens de werking.
Verder wordt de inrichting die gepositioneerd is op het onderdeel van de jacquardmachine op dergelijke manier in positie gehouden.
<Desc/Clms Page number 4>
In een voorkeursinrichting van de uitvinding is de inrichting voorzien van minstens één uitsteeksel dat in een overeenkomstige opening in genoemd onderdeel van de jacquardmachine kan ingebracht worden, en heeft het uitsteeksel een variabele vorm of afmetingen waarbij het uiteinde van het uitsteeksel een vorm of afmetingen heeft die groter is dan de vorm of afmetingen van genoemde opening, zodanig dat het uitsteeksel dat in de opening is ingebracht zich in een blokkeerstand tegenover de opening bevindt.
In een meer specifieke voorkeursinrichting van de uitvinding is de inrichting voorzien van twee uitsteeksels, nl. een eerste en een tweede uitsteeksel, die voorzien zijn om in een eerste, respectievelijk een tweede opening ingebracht te worden.
In een nog meer specifieke voorkeursinrichting van de uitvinding hebben de twee uitsteeksels ten minste gedeeltelijk een cilindrische vorm met twee of meer diameters, waarbij het uiteinde van de uitsteeksels de grootste diameter heeft en het deel dat gelegen is tussen dit uiteinde en de bevestiging van de uitsteeksels aan de inrichting de kleinste diameter heeft.
In een specifieke voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding omvat genoemde tweede opening twee deelopeningen, waarbij een eerste deelopening een diameter heeft die groter is dan de uiteindes van het tweede uitsteeksel en een tweede deelopening een diameter heeft die groter of passend is met het deel dat gelegen is tussen dit uiteinde en de bevestiging van de uitsteeksels aan de inrichting.
In een nog specifiekere voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding zijn genoemde deelopeningen open cirkels, waarbij tussen de twee cirkels een openingshoek aanwezig is die kleiner is dan 180 en is het tweede uitsteeksel voorzien van een derde deel dat gelegen is tussen genoemd uiteinde van het uitsteeksel en genoemd tweede deel, waarbij de diameter groter is dan de diameter
<Desc/Clms Page number 5>
van genoemd tweede deel en kleiner is dan de diameter van het uiteinde van het tweede uitsteeksel en waarbij genoemd derde deel niet door genoemde openingshoek kan geschoven worden, maar wel een diameter heeft die passend of kleiner is dan de diameter van de tweede deelopening van genoemde tweede opening.
Het voorzien van dergelijk uitsteeksel en dergelijke uitsparing zoals hierboven beschreven heeft als voordeel dat de inrichting op een eenduidige manier vastgehouden wordt in hierboven genoemd onderdeel van de jacquardmachine.
Verder kan de inrichting niet losgemaakt worden zonder het uitoefenen van een verticale neerwaartse kracht op de inrichting tegen de kracht dat het verend element uitoefent op de inrichting. Het aanbrengen van genoemde inrichting op het hierboven vermeld onderdeel van de jacquardmachine gebeurt door een combinatie van horizontale en verticale bewegingen, waarbij de horizontale beweging ter hoogte van het onderdeel kleiner is dan 10 mm, wat toelaat dejacquardinrichting compact te houden. Doordat de inrichting zo goed bereikbaar is kan de hoogte van de takelkoord beperkt worden terwijl de operator toch voldoende toegang heeft om takelkoorden te lokaliseren en te vervangen. Dit heeft een rechtstreekse invloed op de inbouwhoogte van de totale installatie die op dergelijke manier compacter kan gehouden worden.
In een voorkeursuitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is genoemd onderdeel van de jacquardmachine een houdplaat waarin één of meerdere inrichtingen gemonteerd worden.
In een bijzonder voordelige uitvoering van een inrichting volgens de uitvinding is genoemde inrichting voorzien van minstens één uitsparing die de vorm heeft van een overeenkomstig werktuig om één of meerdere inrichtingen te monteren of te demonteren.
In een bijzonder voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding is de inrichting voorzien van twee uitsparingen waarbij minstens één
<Desc/Clms Page number 6>
uitsparing een uitstulping heeft die in een opening in het werktuig past, waarbij genoemde uitstulping en genoemde opening zo voorzien zijn dat bij het schuiven van het werktuig op genoemde inrichting het werktuig verend over de uitstulping schuift tot de opening in het werktuig de uitstulping van de inrichting omsluit.
Dit heeft als voordeel dat het demonteren van de inrichting uit de houdplaat enkel kan gebeuren door de reactiekrachten die ontstaan wanneer de inrichting in de houdplaat gehouden wordt. Met een aangepast werktuig kunnen op deze manier ook meerdere inrichtingen volgens de uitvinding uitgewisseld worden zodat deze handeling vatbaar is voor automatisatie.
Een ander probleem van de gekende inrichtingen is dat het verankeringspunt bovenaan ligt en het geleidingsoog onderaan, waardoor er tussen twee naast elkaar liggende roosterstaven een soort kanaal wordt gevormd waarin veel stof wordt opgevangen bij het weven. Wanneer men het stof uit de takelroosters wil blazen met een persluchtstraal, wordt het stof eerder in dit kanaal geblazen en gaan de hamaskoorden in dit stof slepen. Dit geeft vroegtijdige slijtage aan het beweeglijke takelkoord einde van de onderste takelkoord.
Een verder doel van de uitvinding bestaat erin om te voorzien in een inrichting voor het bevestigen van ten minste één takelkoord die een geleiding voorziet voor het vrije uiteinde waarbij geen stofvangkanaal gevormd wordt bij twee naast elkaar liggende rijen.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een inrichting volgens deze uitvinding, waarbij de bovenzijde van de inrichting ten minste één naar de zijkant toe neerwaarts hellend vlak omvat.
Een ander probleem van de gekende takelkoordverbindingen die voorzien zijn van een geleidingsoog voor de beweeglijke takelkoord, is dat de geleidingsogen zich onderaan de takelkoordverbinding bevinden, waardoor om het takelkoord door het
<Desc/Clms Page number 7>
geleidingsoog aan de voorkant te halen er wel een goed zicht is, maar om het takelkoord door het achterste geleidingsoog te halen er nogal wat tast- en zoekwerk nodig is.
Het is dus een verder doel van de uitvinding te voorzien in een inrichting voor het bevestigen van ten minste één takelkoord die een geleiding heeft die snel te bedraden is, en waarbij individuele vervanging moet mogelijk zijn waarbij de bevestiging van een takelkoord gemakkelijk te lokaliseren en te bereiken is.
Dit doel wordt bereikt doordat de inrichting twee geleidingsogen omvat die zich op een verschillend niveau bevinden.
Dit heeft als voordeel dat de inrichting kan bevestigd worden op genoemd onderdeel van de jacquardmachine zodanig dat het geleidingsoog dat zich het laagst bevindt vooraan wordt geplaatst, zodanig dat er een goed zicht is op dit geleidingsoog, terwijl het geleidingsoog dat zich het hoogst bevindt achteraan wordt geplaatst en er ook nog een goed zicht is om de takelkoord door dit geleidingsoog te halen.
Het doel van de uitvinding wordt verder bereikt door te voorzien in een jacquardmachine die voorzien is van een vast, instelbaar of beweegbaar rooster en een aantal houdplaten die bevestigd worden in het rooster en die voorzien zijn om een aantal inrichtingen volgens één van bovenvermelde conclusies te bevestigen.
De kenmerken en bijzonderheden van onderhavige uitvinding worden hierna nader uiteengezet aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, met verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen. Er dient opgemerkt te worden dat specifieke aspecten van dit voorbeeld enkel worden beschreven als voorkeursvoorbeeld van hetgeen bedoeld wordt in het kader van bovenstaande algemene beschrijving van de uitvinding, en geenszins als een beperking geïnterpreteerd moeten worden van de draagwijdte van de uitvinding als zodanig en als uitgedrukt in de hiernavolgende conclusies.
In de bijgevoegde tekeningen is:
<Desc/Clms Page number 8>
- figuur 1 een perspectief bovenzicht is van een inrichting volgens de uitvinding voorzien van twee onderste takelkoorden; - figuur 2 een perspectief vooraanzicht is van een bevestigingsclip volgens de uitvinding ; - figuur 3 een perspectief bovenaanzicht is van een werktuig om één of meerdere bevestigingsclips volgens de uitvinding te monteren of te demonteren.
De inrichting voor het bevestigen en het geleiden van ten minste één takelkoord bestaat uit een bevestigingsclip (1), die twee naburige rijen onderste takelkoorden (2) bedient, zoals getoond wordt op figuur 1. Elke onderste takelkoord (2) is via een takelelement (3) voorzien van twee takelrollen (4,5) verbonden met de bovenste takelkoorden (niet voorgesteld op de figuur). De onderste takelkoord (3) wordt door de onderste takelrol (5) verdeeld in een beweeglijk takelkoordeinde (6) en een vast takelkoordeinde (7).
Zoals getoond wordt op figuren 1 en 2, wordt de bevestigingsclip (1) aangespoten aan het vaste takelkoordeinde (6) van de onderste takelkoord (2). De aanspuiting gebeurt over de totale hoogte van de bevestigingsclip (1) en levert dus een goede hechting van de takelkoord (2) aan de bevestigingsclip (1). De bevestigingsclip (1) is voorzien van twee uitspringende oren, nl. een eerste oor (8a) en een tweede oor (8b). Deze oren (8a, 8b) zijn voorzien van een vertikaal gericht geleidingsoog (9) voor het beweeglijke takelkoordeinde (7). Het eerste oor (8a) wat zich het laagst op de bevestigingsclip (1) bevindt, is vooraan geplaatst, terwijl het tweede oor (8b) wat zich het hoogst op de bevestigingsclip (1) bevindt, achteraan is geplaatst.
Op dergelijke manier is er een goed zicht om de takelkoord (2) door de geleidingsogen (9) die zich in de oren (8a, 8b) bevinden te halen. De geleidingsogen (9) hebben een zodanige grootte dat door het iets verder uit elkaar zetten van de overeenkomstige gaten in de bodemplank (niet voorgesteld op de figuur) waar de takelkoorden doorgehaald worden, de takelkoorden een zekere voorspanning hebben en wrijven tegen de zijkant van de geleidingogen (9) waardoor er een goede geleiding van de takelkoorden (2) gebeurt.
<Desc/Clms Page number 9>
De bovenzijde (10) van de bevestigingsclip (1) is voorzien van ten minste een naar de zijkant toe neerwaarts hellend vlak (11) dat er toe bijdraagt dat het stof niet opgehoopt wordt, maar naar onder weg kan.
De bevestigingsclip (1) wordt via twee uitsteeksels, een eerste uitsteeksel (12a) en een tweede uitsteeksel (12b), bevestigd op een houdplaat (20) die voorzien is van een eerste (21a) en een tweede opening (21b) om de respectievelijke uitsteeksels (12a, 12b) in te brengen.
De uitsteeksels (12a, 12b) hebben een variabele vorm of afmetingen, waarbij de uiteindes (13a, 13b) van de uitsteeksel (12a, 12b) de grootste vorm of afmetingen hebben, en de tweede delen (14a, 14b) die gelegen zijn tussen deze uiteindes (13a, 13b) en de bevestiging van de uitsteeksels (12a, 12b) aan de bevestigingsclip (1) de kleinste vorm of afmetingen hebben.
Het eerste uitsteeksel (12a) heeft gedeeltelijk een cilindrische vorm, meer bepaald het tweede deel (14a) dat gelegen is tussen het uiteinde (13a) en de bevestiging van het eerste uitsteeksel (2a) aan de bevestigingsclip (1). Het uiteinde (13b) is echter niet cilindrisch.
Het tweede uitsteeksel (12b) heeft volledig een cilindrische vorm waarbij tussen genoemd uiteinde (13b) van het uitsteeksel (12b) en genoemd tweede deel (14b) nog een derde deel (17b) voorzien is met een diameter die groter is dan de diameter van genoemd tweede deel (14b) en kleiner is dan de diameter van het uiteinde (13b) van het tweede uitsteeksel (12b).
De bevestigingsclip (1) is onderaan voorzien van minstens één verend element (15).
In deze uitvoeringsvorm worden twee verende lippen (15a, 15b) voorzien die de bevestigingsclip (1) tegen de houdplaat (20) duwen. Op deze manier wordt de bevestigingsclip (1) eenmaal deze gepositioneerd is op de houdplaat (20) in positie gehouden door de duwkracht van het verend element (15) tegenover de
<Desc/Clms Page number 10>
bevestigingsclip (1). Op deze manier oefent het verend element (15) een duwkracht uit op de bevestigingsclip (1) in een richting die tegengesteld is aan de trekkracht die het vast gedeelte (6) van de onderste takelkoorden (2) uitoefenen op de bevestigingsclip (1).
De eerste opening (21a) en de tweede opening (21b) in de houdplaat (20) zijn zo gekozen dat de bevestigingsclip niet kan losgemaakt worden zonder het uitoefenen van een verticale neerwaartse kracht op de bevestigingsclip (1) tegenover de naar onder gerichte verende lippen (15a, 15b). De eerste opening (21a) bevindt zich aan de zijkant van de houdplaat (20) en is open langs deze zijkant. Deze eerste opening (21 a) heeft een diameter die kleiner is dan de diameter van het uiteinde (13a) van het eerste uitsteeksel (12a). De opening (21 a) heeft een diameter die groter is of passend met de diameter van het tweede deel (14a).
De tweede opening (21b) bestaat uit twee deelopeningen, nl. een eerste (22a) en een tweede deelopening (22b), waarbij de eerste deelopening (22a) een diameter heeft die groter is dan de grootste diameter van het tweede uitsteeksel (12b), meer bepaald groter dan de diameter van het uiteinde (13b) van dit tweede uitsteeksel (12b). De tweede deelopening (22b) heeft een diameter die groter is dan de diameter van het tweede deel (14b) van het tweede uitsteeksel (12b) en groter of passend is met de diameter van het derde deel (17b) van het tweede uitsteeksel (12b). De twee deelopeningen (22a, 22b) zijn bij voorkeur cirkelvormig, waarbij de openingshoek tussen de twee cirkels kleiner is dan 180 .
Het tweede deel (14b) moet door genoemde openingshoek geschoven kunnen worden, terwijl genoemde derde deel (17b) van het tweede uitsteeksel (12b) niet door de openingshoek geschoven kan worden, waardoor de bevestiginsclip (1) niet losgemaakt worden zonder het uitoefenen van een verticale neerwaartse kracht op de inrichting tegen de kracht dat het verend element (15) uitoefent op de bevestiginsclip (1).
De bevestigingsclip (1) wordt dus als volgt in de houdplaat aangebracht: - het tweede uitsteeksel (12b) wordt in de eerste deelopening (22a) ingebracht, en het eerste uitsteeksel (12a) wordt tegenover de eerste opening (21 a) gebracht ;
<Desc/Clms Page number 11>
de bevestigingsclip (1) wordt in een verticale neerwaartse richting geduwd zodanig dat de verende lippen (15a, 15b) ingedrukt worden.
Nu bevinden de uitsteeksels (12a, 12b) zich met de delen (14a, 14b) met de kleinste diameter tegenover de openingen (21a, 21b); de bevestigingsclip (1) wordt nu door een horizontale beweging in de openingen (21 a, 21 b) geschoven ; de bevestigingsclip (1) voert een verticale opwaartse beweging uit doordat de verende lippen (15a, 15b) voor een deel terugveren, waardoor het derde deel (17b) van het tweede uitsteeksel (12b) zich passend in de tweede opening (21b) vastzet of minstens niet door de openingshoek tussen de twee deelopeningen (22a, 22b) van de tweede opening (21b) in de houdplaat (20) kan geschoven worden en de bevestigingsclip (1) vast zit tegenover de houdplaat (20).
Het aanbrengen van één of meerdere bevestigingsclip (1) gebeurt door een combinatie van horizontale en verticale bewegingen waarbij de horizontale beweging ter hoogte van de houdplaat (20) kleiner is dan 10 mm wat toelaat de jacquardinrichting compact te houden.
Het voorzien van dergelijke uitvoering voor het monteren van een bevestigingsclip (1) in de houdplaat (20) heeft als voordeel dat door zijdelingse krachten alleen de bevestigingsclip (1) niet kan loskomen omdat de tweede deelopening (22b) van de tweede opening (21b) in de houdplaat (20) een diameter heeft die groter is dan de diameter van het derde deel (17b) van het tweede uitsteeksel (12b). Enkel door de bevestigingsclip (1) naar onder te drukken zodat het hoger gelegen deel (14b) met de kleinere diameter zich positioneert tegenover de houdplaat (20) is de openingshoek tussen de twee deelopeningen (22a, 22b) groot genoeg om de bevestigingsclip (1) van de houdplaat (20) te verwijderen.
De bevestigingsclip (1) heeft op de zijde aan beide kanten een uitsparing (16a, 16b) die de vorm heeft van een overeenkomstig werktuig (30) (zoals getoond op figuur 3) om één of meerdere bevestigingsclips (1) te monteren en te demonteren. Minstens
<Desc/Clms Page number 12>
één van de uitsparingen (16a, 16b) is voorzien van een uitstulping (31) die in een opening (32) van het werktuig (30) past, waarbij de uitstulping (31) en de opening (32) zo voorzien zijn dat bij het schuiven van het werktuig (32) op de bevestigingsclip (1) het werktuig (32) verend over de uitstulping (31) schuift tot de opening (32) in het werktuig de uitstulping (31) van de bevestigingsclip (1) omsluit.
Het losmaken van de bevestigingclip (1) uit de houdplaat (20) kan op deze manier enkel gebeuren door de reactiekrachten die ontstaan wanneer de bevestigingsclip (1) in de houdplaat (20) gehouden wordt.
De houdplaat (20) is voorzien om meerdere bevestigingsclips (1) te monteren.
Daarvoor zijn er meerdere eerste (21a) en tweede openingen (21b) op rij voorzien in de houdplaat (20). De afstand tussen de eerste openingen (21 a) of de tweede openingen (21b) bepaalt de deling die overeenkomt met die van de haken van de jacquardmachine. De bevestigingsclipsen (1) zullen dus onderling niet verschuiven onder invloed van trillingen en er zullen geen takelkoorden scheef trekken op de haken.
Met een aangepast werktuig (32) kunnen meerdere bevestigingsclips (1) tegelijk gemonteerd of gedemonteerd worden waardoor deze handeling vatbaar is voor automatisatie.
Om de bevestigingsclips (1) gemakkelijk te monteren op de houdplaat (20) is de houdplaat (20) verstevigd met plaatmateriaal of vol materiaal. Deze houdplaten (20) kunnen in de jacquardmachine in een rooster bevestigd worden dat vast, instelbaar of beweegbaar is.
Met dergelijke uitvoering van een bevestigingsclip (1) zoals hierboven beschreven zijn de bevestigingsclips (1) dermate bereikbaar dat de takelkoordhoogte beperkt kan worden terwijl de operator voldoende goede toegang heeft om takelkoorden te lokaliseren en te vervangen. Dit laat toe de inbouwhoogte van een totale installatie compacter te maken.