BE1004307A3

BE1004307A3 - Inrichting voor hakenselektie bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine, en elektronisch gestuurde jacquardmachines van een dergelijke inrichting voorzien.

Info

Publication number: BE1004307A3
Application number: BE8900769A
Authority: BE
Original assignee: Wiele Michel Van De Nv
Priority date: 1989-07-14
Filing date: 1989-07-14
Publication date: 1992-10-27
Also published as: KR910003180A; DD296715A5; JPH0351339A; EP0408076A1; US5092369A

Abstract

Inrichting, bestaande uit een konstructie, zodanig boven de messen van een elektronisch gestuurde jacquardmachine opgesteld, dat bij het opwaarts bewegen van de messen, de meetbewegende haken tenminste één deel van de konstruktie meenemen, waardoor de neerwartse terugstelkracht die op de haken inwerkt, bij het dalen van de messen, door het meegenomen gewicht vergroot wordt, waarbij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm een hulprooster is, bestaande uit een aantal in een frame vastzittende, evenwijdig naast elkaar gelegen horizontale hulproosterstaven, waarbij elk van die staven parallel over de beweegrichting van een mes zit, juist erboven, zodanig dat een met dat mes omhoog bewegende haak met zijn haakneus het rooster opheft, waarbij het rooster door diverse voorzieningen ondersteund en geleid wordt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "Inrichting voor de hakenselektie bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine, en elektronisch gestuurde jacquardmachines van een dergelijke inrichting voorzien" 
 EMI1.1 
 -------------------- 
Het is gekend dat bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine, het selecteren van een haak gebeurt door 
 EMI1.2 
 middel van een elektromagneet die bekrachtigd wordt en de 
 EMI1.3 
 platte, verende haak aantrekt, op het ogenblik deze door het onderliggende mes naar boven gebracHt'-ls"'I het 
 EMI1.4 
 aantrekken van die haak tegen het elektromagneethuis komt een naar boven gericht haakvormig uitsteeksel op het elektromagneethuis doorheen een opening in de haak. Bij het dalen van het mes, zorgt een terugtrekveer, over de arkadekoord aan de haak verbonden, ervoor dat deze haak naar beneden wordt getrokken.

   Indien hij geselekteerd is, wordt hij met zijn opening aan het haakvormig uitsteeksel aan het elektromagneethuis vastgehaakt, en blijft dus boven, hetgeen de bedoeling is van de selektie van een haak. Indien de haak niet geselekteerd is, volgt hij de neerwaartse beweging van het mes. 



   Wanneer nu, tengevolge van een te sterk spannende kettingdraad, de terugtrekveer van de arkadekoord, als gevolg van de wrijving niet in staat is om de haak naar beneden te trekken, dan komt deze niet vast te hangen aan het haakvormig uitsteeksel op de elektromagneet. Dit heeft als gevolg dat fouten voorkomen in het weefsel, doordat herstel van de selektie uitblijft omdat de harnasterugtrekveer tijdelijk niet meer de vereiste terugstelkracht aan de haak levert. Het doel van de uitvinding is aan dit nadeel te verhelpen. 



   Het voorwerp van de uitvinding is een inrichting, voor verbetering van de hakenselektie bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine met het kenmerk dat ze bestaat uit een hulprooster dat samengesteld is uit een aantal (overeenkomend met het aantal   rij en   haken) in een frame 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 vastzittende, individuele en evenwijdig naast elkaar gelegen, horizontale staven, waarbij dit frame bevestigd wordt op de elektronisch gestuurde jacquardmachine, boven de messen, zodat elke staaf parallel aan de beweegrichting van een mes zit, en waarbij telkens twee rijen platte haken 
 EMI2.1 
 tussen twee staven in, boven het hulprooster uitsteken, op 
 EMI2.2 
 een zodanige hoogte boven de messen opgesteld zijjide.

   de haken, die met de haakneuzen in een opwaarus'Bewegng door 
 EMI2.3 
 de messen meegenomen zijn, op hun beurt, bij het einde van die hefbeweging, met dezelfde haakneuzen de boven hun rij gelegen staaf meenemen, alsook het frame waarin de staaf geklemd zit, waarbij het gewicht van die meegenomen delen, bij het neerwaarts bewegen van de messen, volstaat om de haak of haken waarvan de terugtrekkracht is weggevallen, naar beneden te trekken, hetgeen bij een selektie van een haak resulteert in een feilloze vasthaking ervan, aan het haakvormig uitsteeksel op het elektromagneethuis, waardoor een korrecte selektie in alle situaties gegarandeerd blijft. 



   Verdere kenmerken en voordelen van deze inrichting voor het verbeteren van de selektie van de haken bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine, volgens de uitvinding, zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een specifieke uitvoeringsvorm ervan, zonder dat echter de uitvinding beperkt wordt tot deze mogelijke uitvoeringsvorm. Deze beschrijving wordt   geillustreerd   door de bijgevoegde figuren. 



   Figuur 1 toont een perspektief tekening van een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting, volgens de uitvinding. 



   Figuur 2 toont een perspektief tekening van een gedeelte van het hulprooster, met aanduiding van de samenstellende delen van het kader, waarin de hulproosterstaven geklemd zitten. 



   Figuur 3 toont een detailtekening in zijaanzicht van twee elektromagneethouders met elk twee bijhorende 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 haken, en de samenwerkende messen en hulproosterstaven, in een aantal verschillende situaties (van links naar rechts : mes met bijhorende haak en hulproosterstaaf beneden, mes met twee bijhorende haken en hulproosterstaaf boven, waarvan een der haken geselekteerd werd, mes met bijhorende haak en 
 EMI3.1 
 hulproosterstaaf beneden). 



  De beschreven inrichting volgeiSqJsQ-S'-' 
 EMI3.2 
 bestaat uit een rechthoekig kader (1), waarvan de twee langste zijkanten bestaan uit twee balkvormige draagprofielen (2), die met de smalste zijkanten horizontaal geplaatst zijn, en die voorzien zijn van een vertikale rechthoekige uitsparing, over de volledige lengte van de vertikale zijkant van het profiel (2), langs de binnenzijde van het kader   (1),   waarbij die uitsparing zodanig is dat aan elk draagprofiel (2) een bredere bovenste rand (3) ontstaat, en het profiel (2) onder deze rand (3) naar beneden toe, over de ganse verdere hoogte, smaller is dan die rand (3). 



   De beschreven inrichting volgens de uitvinding, is ook nog gekenmerkt. doordat in de genoemde uitsparing van elk draagprofiel (2) over de ganse lengte ervan een verdeellat (4) geplaatst wordt die dezelfde afmetingen heeft als die uitsparing, en zodanig geplaatst wordt dat ze die uitsparing opvult, en op die manier bevestigd wordt door middel van bouten en moeren, vijzen, of enig ander bevestigingsmiddel, waarbij over de ganse lengte van deze verdeellat (4), op regelmatige afstanden van elkaar, rechthoekige vertikale gleuven (5) voorzien zijn, vertrekkend vanaf de onderkant van die verdeellat (4), waarbij deze gleuven (5) niet tot de bovenkant doorlopen. 



   De beschreven inrichting volgens de uitvinding, is verder nog gekenmerkt doordat, tegen de onderzijde van het draagprofiel (2) en de verdeellat (4) een sluitplaat (6) met dezelfde breedte als het draagprofiel (2) met zijn door de verdeellat (4) opgevulde uitsparing bevestigd wordt, over de ganse lengte ervan, door middel van bouten en moeren, vijzen 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 of enig ander bevestigingsmiddel, zodat de open zijden van de gleuven (5) erdoor worden afgesloten. 



   De beschreven inrichting, volgens de uitvinding, is verder nog gekenmerkt doordat de twee, normaal kortste, 
 EMI4.1 
 zijden van het rechthoekig kader (1) bestaan uit twee latten (7) met rechthoekig profiel, die met hun smalste kanten 
 EMI4.2 
 horizontaal geplaatst zijn, waarbij hun hogggdjbliölg aan 
 EMI4.3 
 de hoogte van de genoemde uitsparing in het draagprofiel (2), zodanig dat de aan de draagprofielen (2) volgens een rechte hoek aansluitende uiteinden van deze latten (7) in deze uitsparing passen onder de rand (3), en dat de onderkanten van de twee draagprofielen (2) en de twee latten (7) in eenzelfde vlak komen te liggen. 



   De inrichting, volgens de uitvinding, is ook nog gekenmerkt doordat de gleuven (5) die zieh in de verdeellat (4) bevinden zich twee aan twee recht tegenover elkaar bevinden, volgens denkbeeldige verbindingslijnen die evenwijdig zijn aan elkaar en aan de latten (7) die de kortste zijkanten van het rechthoekig kader   (1)   uitmaken. 



  Verder bevinden zieh in elke twee recht tegenover elkaar gelegen gleuven (5) de uiteinden van een hulproosterstaaf (8) waarbij de uiteinden van deze hulproosterstaven (8), in de gleuven (5), langs hun open zijde, dienen te worden geschoven, en er juist inpassen, vooraleer de sluitplaat (6), bevestigd wordt, en door het bevestigen van die sluitplaat (6) in die gleuven (5) worden vastgeklemd. 



   De beschreven inrichting, volgens de uitvinding, heeft ook nog als kenmerk dat de doorsnede van de hulproosterstaven (8) een veelhoek is, waarvan zowel het bovenste gedeelte (9) als het onderste gedeelte (10) de vorm van een omgekeerde V aanneemt, waarbij de vorm van deze doorsnede over de ganse lengte van de staven (8) behouden blijft. 



   Verder bestaat de inrichting, volgens de uitvinding nog uit een reeks platte, verende haken (11) die 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 elk voorzien zijn van haakneuzen (12) die voorzien zijn om het meenemen van de haak (11) door het mes (24), dat zieh eronder bevindt, tijdens zijn opwaartse beweging mogelijk te maken. Deze haakneuzen (12) zijn gekenmerkt doordat ze langs de bovenkant een vorm hebben die complementair is aan de dichtstbijgelegen flank van de onderkant van de 
 EMI5.1 
 hulproosterstaven (8), die volgens het profiel van een 
 EMI5.2 
 omgekeerde V uitgevoerd is zodat deze haakneus p elke 8 0 U 7 69 haak (11), tijdens de opwaartse beweging van de-haa'K. (11), 
 EMI5.3 
 in de onderzijde (10) van de bovenliggende hulproosterstaaf (8) blijft vasthaken, en zodoende de hulproosterstaaf (8), en de ermee verbonden delen, in zijn bovenste stand lichtjes opheft.

   De onderkant van deze haakneus (12) op elke haak (11) is complementair aan de dichtsbijgelegen flank van de bovenkant van elk mes (24), die over gans de lengte langs boven een doorsnede heeft met de vorm van een rechtopstaande V, om toe te laten dat elke haak (11), door het onderliggende mes (24) wordt meegenomen, tijdens zijn opwaartse beweging. Bijgevolg. is de haakneus (12) op elke haak (11) in zijaanzicht volgens de vorm van een zwaluwstaart uitgevoerd. 



   De beschreven inrichting volgens de uitvinding bestaat verder ook nog uit vier voorzieningen (13) voor geleiding van het hulprooster, die tegen de latten (7), die de dwarse zijden van het rechthoekig kader   (1)   uitmaken, bevestigd zijn, symmetrisch ten opzichte van de symmetrie-as in langsrichting van dit kader   (1),   en twee voorzieningen per lat (7), waarbij onderdelen van elk paar voorzieningen (13), dat zieh tegenover   een   lat (7) van het kader   (1)   bevindt, verder ook nog gemonteerd zijn op een as (14) die ondersteund wordt door twee steunen (15) en ingeklemd is met behulp van een inklemsysteem (16). Elke voorziening (13) bestaat daarbij uit een houder (17), bevestigd aan lat (7), waarin blokje (18) rond een horizontaal asje draaibaar is opgesteld.

   In blokje (18) bevindt zieh een vertikale 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 opening, waardoor zieh een vertikale pen (19) bevindt vast verbonden met een blokje (20) dat vast verbonden is op de as (14). De twee assen (14) bevinden zieh onder de latten (7) van het rechthoekig kader zodanig dat de vier pennen (19) van de op de assen verbonden blokjes (20) zieh vertikaal 
 EMI6.1 
 doorheen de openingen in de geleidingsstukjes (17), die op de latten (7) bevestigd zijn, kunnen bevinden.

   De assen 
 EMI6.2 
 (14) bevinden zieh ook nog met hunQQJftgi < n < äen in inklemsystemen (16) die bestaan uit gleufvormige openingen 
 EMI6.3 
 (16') in een blokje, zodat een uiteinde van de as (14) zieh in een breder cylindrisch gevormd deel van die gleufvormige opening (16') kan bevinden, waarbij door middel van een vijs of gelijkaardig middel die gleufvormige opening (16') kan vernauwd worden, zodat de as (14) zieh niet meer kan verdraaien, en terug kan verbreed worden als het nodig is dat as (14) zieh kan verdraaien, waarbij deze inklemsystemen (16) zieh bevinden op L-vormige steunen (15) die met hun horizontaal gedeelte vast bevestigd zijn op de elektronisch gestuurde jacquardmachine. 



   Verder bestaat de beschreven inrichting volgens de uitvinding ook nog uit vier steunenelementen (21) die symmetrisch geplaatst zijn ten opzichte van het kader   (1)   onder de latten (7) en waarbij die steunenelementen (21) zieh, per twee, tegenover eenzelfde as (14) bevinden, die ze omsluiten, waarbij elk steunelement (21) opgebouwd is uit een holle balkvormige struktuur (22) waarvan het voorste en het bovenste vlak ontbreekt, met in de twee zijwanden, vlak 
 EMI6.4 
 vóór de achterwand een opening om de as (14) horizontaal 
 EMI6.5 
 doorheen de struktuur (22) door te laten, en met in de onderste wand openingen die voorzien zijR g 1 
 EMI6.6 
 (22) op een horizontaal vlak van de jacquardmachine te bevestigen door middel van bouten en moeren, vijzen of enig ander bevestigingsmiddel, en met sleuven (23) die in de achterwand van de struktuur (22) voorzien zijn,

   waarbij, samenwerkend in deze sleuven (23), tegen de achterkant van 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 de balkvormige struktuur (22), dempende aanlegstukken (25) bevestigd worden, die een platte balkvorm beschrijven en die verschuifbaar in de sleuven (23), regelbaar in hoogte zijn. 



   De beschreven inrichting, volgens de uitvinding, 
 EMI7.1 
 heeft verder nog het kenmerk dat, de bevestiging van de 
 EMI7.2 
 inrichting en de hoogteregeling va9µ7Qnpende 
 EMI7.3 
 aanlegstukken (25), zodanig is dat de twee latten (7) van het rechthoekig kader   (1)   elk op twee dempende aanlegstukken (25) steunen (als het kader   (1)   niet door een haak is meegenomen), waarbij de pennen (19) zieh door de openingen in de geleidingsstukjes (17) bevinden, en elke as (14) zieh doorheen de openingen in de zijwanden van twee balkvormige strukturen (22) bevindt. 



   Verder bestaat de beschreven inrichting volgens de uitvinding nog uit vier veren (26) die twee aan twee geplaatst zijn ten opzichte van de latten (7) van het rechthoekig kader   (1),   symmetrisch ten opzichte van de symmetrie-as in langsrichting van dit kader   (1).   Deze veren zijn enerzijds verbonden met het kader   (1)   en anderzijds vertikaal naar beneden lopend, vast verbonden met de jacquardmachine, zodat het hulprooster bij een opwaartse beweging een veerbelasting ondervindt, die regelbaar is door middel van een vijs (26') of gelijkaardig middel, die door verdraaiing de uitrekking van de veer, en dus zijn veerkracht, bepaalt. 



   De inrichting, volgens de uitvinding, is verder nog gekenmerkt doordat zieh vast bevestigd in het midden van elke as (14) een hefboom (27) bevindt, die toelaat het hulprooster in de diepte naar voor en naar achter te verschuiven, doordat deze hefboom (27), na het lossen van klemsysteem (16) toelaat, as (14) te verdraaien, die dan via de pennen (19) het rooster   (1)   voorwaarts of achterwaarts beweegt. Het is nodig om ruimte te maken voor het uitnemen of inzetten van een haak (11). Verder kan de hefboomarm 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 
 EMI8.1 
 (27) nog door middel van een vijs, of enig ander 
 EMI8.2 
 bevestigingsmiddel, vastgemaakt wer. d & n-aaj'i jacquardmachine, zodat de hefboom in z'n vertiKale stand deblijft. 



   De beschreven inrichting volgens de uitvinding, is zodanig dat al de haken zieh tussen de staven (8) bevinden, in de daarvoor voorziene tussenruimtes, waarbij de haken, meewerkend met   één   eronder liggend mes, zieh aan weerszijden van dezelfde staven (8) bevinden, waarbij het hulprooster zieh boven de messen (24) bevindt, op een zodanige hoogte dat een door een mes (24) meegenomen haak (11), op het einde van zijn opwaartse beweging, met de bovenkant van de haakneus (12), de erboven liggende hulproosterstaaf (8) meeneemt, en bijgevolg het volledige hulprooster. 



   De werking van de inrichting, volgens de uitvinding, en tevens het voordeel ervan, bestaat erin dat wanneer een haak (11) door een mes (24) omhooggebracht wordt, het gewicht van het door die haak (11) via staaf (8) meegenomen hulprooster, ervoor zorgt dat, bij het terug neerwaarts bewegen van de messen (24), de haken (11) met zekerheid worden naar beneden getrokken, zodat ze zieh, bij selektie, vasthaken op het haakvormig uitsteeksel (28) op het elektromagneethuis (29), of bij niet-selektie terug neerwaarts bewegen met de messen (24), waarbij de zekerheid van het herstel van de selektie, het voordeel uitmaakt van de inrichting, volgens de uitvinding, ten opzichte van de bestaande elektronisch gestuurde jacquardmachines.

Claims

CONCLUSIES. l. Inrichting voor de hakenselektie bij een elektronisch gestuurde jacquardmachine, met het kenmerk dat een constructie zodanig boven de messen en in samenwerking met de haken opgesteld wordt, dat tenminste een deel van die constructie bij elke opwaartse beweging van de messen EMI9.1 en van de meebewegende haken, door Bee wordt meegenomen, van op een voorziening voor ondersteuning van dat deel (die delen) en dat door het gewicht van dat (die) door de haken meegenomen deel (delen) de neerwaartse terugstelkracht die op de haken wordt uitgeoefend bij het neerwaarts bewegen van de messen en de haken, voldoende vergroot wordt om de geselekteerde haken feilloos vast te haken aan de haakvormige uitsteeksels op de elektromagneethuizen.
2.Inrichting volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het (de) door de haken meeneembare deel (delen) van de constructie voorzien is (zijn) van tenminste een voorziening voor geleiding van dat deel (die delen) tijdens zijn (hun) opwaartse en neerwaartse beweging.
3.Inrichting volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat het (de) door de haken meeneembare deel (delen) van de constructie, nog via tenminste een veer of gelijkaardig middel, verbonden is (zijn) met de jacquardmachine zodanig dat het (ze) door een neerwaarts gerichte veerbelasting belast wordt (worden), waarbij de veerkracht door een regelvijs of gelijkaardig middel, of op gelijk welke andere manier veranderbaar is.
4. Inrichting, volgens een der voorgaande conclusies met het kenmerk dat de genoemde constructie bestaat uit een hulprooster, dat samengesteld is uit een aantal (overeenkomend met het aantal messen) in een kader vastzittende, individuele en evenwijdig naast elkaar gelegen, horizontale hulproosterstaven, waarbij dit kader <Desc/Clms Page number 10> zodanig bevestigd wordt dat elke hulproosterstaaf, parallel aan de beweegrichting van een mes, boven dat mes zit, en dat de paarsgewijze met een bepaald mes meewerkende haken zieh aan weerszijden van dezelfde EMI10.1 hulproosterstaaf bevinden en erboven uitsteken, en dat EMI10.2 deze haken, wanneer ze door het mes riaar 9 gebracht, met hun haakneus, via Je bovenliggende EMI10.3 hulproosterstaaf, het hulprooster meenemen naar boven bij het einde van deze hefbeweging.
5.Inrichting volgens conclusie 4 met het kenmerk dat het hulprooster bestaat uit een rechthoekig kader, waarvan de twee langste zijden bestaan uit twee draagprofielen, elk voorzien van een over gans de lengte doorlopende uitsparing, waarbij in deze uitsparingen passende verdeellatten aan die draagprofielen worden bevestigd, de uitsparingen over gans hun lengte opvullend, en waarbij die verdeellatten over gans hun lengte, op regelmatige afstand van elkaar, voorzien zijn van vertikale gleuven die vertrekken vanaf de onderkanten van die verdeellatten en niet tot boven doorlopen, waarbij die gleuven in de tegenoverliggende zijden, twee aan twee recht tegenover elkaar liggen volgens denkbeeldige verbindingslijnen die evenwijdig zijn aan elkaar en aan de latten die de kortste zijden van het rechthoekig kader uitmaken,

en waarbij tegen de onderzijden van de draagprofielen met eraan bevestigde verdeellatten over hun volledige lengte afsluitplaten bevestigd worden, die dezelfde breedte hebben als de genoemde onderzijden, zodanig dat de open zijden van de vertikale gleuven, naar onder toe, erdoor worden afgesloten.
6. Inrichting, volgens conclusie 5 met het kenmerk dat zieh in elke twee, recht tegenover elkaar gelegen gleuven, de uiteinden bevinden van een hulproosterstaaf, die er juist inpassen door ze, langs de open zijden van de vertikale gleuven langs onder, erin te schuiven, <Desc/Clms Page number 11> vooraleer de sluitplaten bevestigd worden, en die door het bevestigen van die sluitplaten in die gleuven worden vastgeklemd.
7. Inrichting, volgens een der conclusies 4 t/m 6, met het kenmerk dat de hulproosterstaven volgens een dwarsdoorsnede de vorm hebben van een veelhoek, waarvan zowel het bovenste als het onderste gedeelte de vorm heeft van een omgekeerde V, waarbij deze vorm over de ganse lengte van de hulproosterstaven behouden blijft.
8. Inrichting, volgens een der conclusies 4 t/m 7, met het kenmerk dat ze uitgerust is met vier voorzieningen voor geleiding van het hulprooster die bestaan uit vier, op symmetrische wijze, tegen de twee dwarse zijden van het kader, bevestigde houders, voorzien van een vertikaal lopende opening waarin zieh vertikale pennen bevinden die zieh verschuifbaar in die openingen bevinden en per twee vast zitten op twee horizontale assen die zieh onder het hulprooster, evenwijdig met de dwarse zijden van het kader ;

bevinden, waarbij die assen elk ondersteund worden aan hun uiteinden door middel van L-vormige steunen, die op de jacquardmachine vast bevestigd zijn, waarbij de asuiteinden zieh in, gleufvormige openingen bevinden van inklemsystemen die deel uitmaken van de steunen, waarbij door het vernauwen of breder maken van die gleufvormige openingen door middel van een vijs of gelijkaardig middel, het verdraaien van de assen onmogelijk of mogelijk kan gemaakt worden.
9. Inrichting volgens conclusie 8 met het kenmerk dat ze uitgerust is met vier voorzieningen voor ondersteuning van het hulprooster, die symmetrisch ten opzichte van dit hulprooster opgesteld zijn en de horizontale assen onder het hulprooster omvatten, en elk bestaan uit een holle balkvormige struktuur waarvan het voorste en het bovenste vlak ontbreekt, met horizontaal lopende openingen doorheen de zijwanden die de horizontale assen moeten <Desc/Clms Page number 12> doorlaten en openingen in de onderkant, die gebruikt worden voor bevestiging op een horizontaal vlak van de jacquardmachine, en met sleuven in de achterwand, waarin, volgens een platte balk uitgevoerde dempende aanlegstukken, regelbaar in hoogte, bevestigd worden, zodat ze de erboven gelegen zijkanten van het kader ondersteunen.
10. Inrichting volgens een der conclusies 8 t/m 9, waarbij EMI12.1 zieh op ten minste een horizontale as onder het hulprooster, een hefboom bevindt, die toelaat de genoemde as te verdraaien, waarbij de hefboomarm, door middel van een vijs of enig ander bevestigingsmiddel in vertikale stand aan de jacquardmachine kan bevestigd worden.
11. Inrichting volgens één der conclusies 4 t/m 9 met het kenmerk dat elke haak voorzien is van een haakneus die in zijaanzicht de vorm heeft van een zwaluwstaart.
12. Elektronisch gestuurde jacquardmachine, voorzien van een inrichting voor de hakenselektie, volgens een van de voorgaande conclusies.