BE1013644A3 - Liftinrichting. - Google Patents

Liftinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1013644A3
BE1013644A3 BE2000/0506A BE200000506A BE1013644A3 BE 1013644 A3 BE1013644 A3 BE 1013644A3 BE 2000/0506 A BE2000/0506 A BE 2000/0506A BE 200000506 A BE200000506 A BE 200000506A BE 1013644 A3 BE1013644 A3 BE 1013644A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
platform
elements
elevator device
aforementioned
guides
Prior art date
Application number
BE2000/0506A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Bruyn Gaston Louis Jan De
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Bruyn Gaston Louis Jan De filed Critical Bruyn Gaston Louis Jan De
Priority to BE2000/0506A priority Critical patent/BE1013644A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1013644A3 publication Critical patent/BE1013644A3/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B66HOISTING; LIFTING; HAULING
    • B66FHOISTING, LIFTING, HAULING OR PUSHING, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. DEVICES WHICH APPLY A LIFTING OR PUSHING FORCE DIRECTLY TO THE SURFACE OF A LOAD
    • B66F7/00Lifting frames, e.g. for lifting vehicles; Platform lifts
    • B66F7/06Lifting frames, e.g. for lifting vehicles; Platform lifts with platforms supported by levers for vertical movement
    • B66F7/0641Single levers, e.g. parallel links
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04GSCAFFOLDING; FORMS; SHUTTERING; BUILDING IMPLEMENTS OR AIDS, OR THEIR USE; HANDLING BUILDING MATERIALS ON THE SITE; REPAIRING, BREAKING-UP OR OTHER WORK ON EXISTING BUILDINGS
    • E04G1/00Scaffolds primarily resting on the ground
    • E04G1/18Scaffolds primarily resting on the ground adjustable in height
    • E04G1/20Scaffolds comprising upright members and provision for supporting cross-members or platforms at different positions therealong

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geology (AREA)
  • Ladders (AREA)

Abstract

Liftinrichting, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een frame (2) met één of meer hellende geleidingen (3) , een platform (4) en middelen (5) om het platform (4) op en neer te verplaatsen ten opzichte van het frame (2) , waarbij deze middelen (5) minstens bestaan uit, enerzijds, één of meer verplaatsbare elementen (6) die het platform (4) ondersteunen, die zowel samenwerken met de geleidingen (3) , als hoofdzakelijk parallel ten opzichte van het platform (4) verplaatsbaar zijn en, anderzijds, aandrijfmiddelen (7) waarmee de voornoemde elementen (6) in de richting (V1) hoofdzakelijk parallel aan het platform (4) kunnen worden verplaatst , zodanig dat deze verplaatsing door toedoen van de helling van de voornoemde geleidingen (3) resulteert in een opwaartse of neerwaartse beweging (V2) van het platform (4).

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Liftinrichting. Deze uitvinding heeft betrekking op een liftinrichting en meer speciaal een inrichting waarmee het voor een individu mogelijk is langs een rechte baan een bepaalde hoogte te overbruggen, om zodoende bijvoorbeeld werken op een bepaalde hoogte te kunnen uitvoeren. 



  Het is bekend dat om werken op een bepaalde hoogte uit te voeren, gebruik kan worden gemaakt van een ladder, of nog een zogenaamde klimpaal. Dergelijke inrichtingen vertonen het nadeel dat zij relatief onveilig zijn en de werkpositie weinig comfortabel is. 



  Daarnaast kent men liftinrichtingen waarbij het individu op een platform door middel van een mechanische rotatie, bijvoorbeeld het verdraaien van een zwengel, of door middel van de aandrijving met behulp van een pneumatische krachtbron of een elektrische motor, overwegend verticaal kan verplaatst worden. De transmissie hierbij kan op verscheidene manieren gebeuren, onder andere via een katrol, een tandrad of een telescopisch of hydraulisch systeem. Omwille van dergelijke transmissie vertonen deze bekende liftinrichtingen de nadelen dat zij een relatief groot gewicht vertonen, dat de productiekosten relatief hoog zijn en dat zij relatief veel onderhoud vergen. 



  De uitvinding beoogt een liftinrichting waarbij   een   of meer van de voornoemde nadelen van de bekende inrichtingen worden uitgesloten. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een liftinrichting, met als kenmerk dat zij minstens bestaat uit een frame met een of 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 meer hellende geleidingen, een platform en middelen om het platform op en neer te verplaatsen ten opzichte van het frame, waarbij deze middelen minstens bestaan uit, enerzijds, een of meer elementen die het platform ondersteunen, die zowel samenwerken met de geleidingen, als hoofdzakelijk parallel ten opzichte van het platform verplaatsbaar zijn en, anderzijds, aandrijfmiddelen waarmee de voornoemde elementen in de richting hoofdzakelijk parallel aan het platform kunnen worden verplaatst, zodanig dat deze verplaatsing door toedoen van de helling van de voornoemde geleidingen resulteert in een opwaartse of neerwaartse beweging van het platform. 



  Doordat de liftinrichting volgens de uitvinding is uitgerust met een platform wordt voor de gebruiker een comfortabele werkpositie mogelijk gemaakt, dit in tegenstelling tot bij het gebruik van een ladder. Door aandrijfmiddelen aan te wenden waarbij gebruik wordt   gemaakt van één   of meer steunelementen die, enerzijds, beweegbaar zijn langs het platform, en, anderzijds, ook een beweging uitvoeren langs de geleidingen van het frame, wordt een bijzonder compact   aandrijfgedeelte verkregen,   dat bijvoorbeeld in het platform zelf kan worden geïntegreerd. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de liftinrichting volgens de uitvinding uitgevoerd in de vorm van een stelling. 



  Andere bijzondere kenmerken van voorkeurdragende uitvoeringsvormen zijn beschreven in de bijgevoegde volgconclusies. Deze kenmerken dienen in hun breedste vorm te worden geinterpreteerd en beperken zieh niet tot de specifieke uitvoeringsvormen die hierna nog aan de hand van de gedetailleerde beschrijving worden uiteengezet. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspectief een eerste uitvoeringsvorm van een liftinrichting volgens de uitvinding weergeeft, in gebruikstoestand ; figuur 2 het frame van de liftinrichting van figuur 1 in samengevouwen toestand weergeeft ; figuur 3 een horizontale dwarsdoorsnede weergeeft van het platform van de liftinrichting van figuur   1 ;   figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur   3 ;   figuren 5 en 6 zichten weergeven analoog aan deze van de figuren 3 en 4, doch voor een andere stand ; figuren 7 en 8 in perspectief de onderdelen weergeven die in figuur 5 met de pijlen F7 en F8 zijn aangeduid ;

   figuren 9 en 10 op een grotere schaal het gedeelte weergeven dat in figuur 4 met F9 is aangeduid, voor twee verschillende standen ; figuren 11 en 12 op een grotere schaal het gedeelte weergeven dat in figuur 6 met Fll is aangeduid, voor twee verschillende standen ; figuren 13 en 14 schematisch twee varianten weergeven volgens een zicht zoals weergegeven met pijl F13 in figuur   1 ;   figuren 15 en 16 schematisch nog een variante weergeven van een mogelijkheid om het platform met het frame te laten samenwerken ; figuur 17 voor een variante schematisch een gedeelte van het platform weergeeft ; 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 figuur 18 een doorsnede weergeeft volgens lijn
XVIII-XVIII in figuur   17 ;   figuur 19 het centrale gedeelte uit figuur 18 in dwarsdoorsnede weergeeft ;

   figuren 20 en 21 doorsneden weergeven volgens lijn
XX-XX in figuur 19 voor twee verschillende standen ; figuur 22 in een zicht gelijkaardig als figuur 19 nog een gedeelte van een variante weergeeft ; figuur 23 schematisch een doorsnede weergeeft volgens lijn XXIII-XXIII in figuur   22 ;   figuur 24 gedeeltelijk een variante van het aandrijfsysteem weergeeft. 



   Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat de liftinrichting 1 . volgens de uitvinding hoofdzakelijk uit een frame 2 met   een   of meer, in dit geval vier hellende geleidingen 3, een platform 4 en middelen 5 om het platform 4 op en neer te verplaatsen ten opzichte van het frame 2. 



   Het bijzondere hierbij bestaat erin dat de middelen 5 minstens bestaan uit, enerzijds, één of meer, in dit geval vier verplaatsbare elementen 6 die het platform 4 ondersteunen, en die zowel samenwerken met de geleidingen
3, als hoofdzakelijk parallel ten opzichte van het platform
4 verplaatsbaar zijn en, anderzijds, aandrijfmiddelen 7 waarmee de voornoemde elementen 6 in de richting   VI   hoofdzakelijk parallel aan het platform 4 kunnen worden verplaatst, zodanig dat deze verplaatsing door toedoen van de helling van de voornoemde geleidingen 3 resulteert in een opwaartse of neerwaartse beweging, meer speciaal een verticale beweging   V2,   van het platform 4. 



   Het frame 2 vertoont twee paar opwaarts naar elkaar toe lopende geleidingen 3, die deel uitmaken van profielen   8-9   

 <Desc/Clms Page number 5> 

 en 10-11. Met ieder van deze geleidingen 3 werkt   een   verplaatsbaar element 6, in de vorm van een rol, samen. De verplaatsbare elementen 6 zijn hierbij twee aan twee aan de tegengestelde zijde van de geleidingen 3 gesitueerd, zodanig dat het platform 4 door het onderling naar elkaar toe bewegen van de voornoemde elementen 6 langs de geleidingen 3 omhoog zal worden gedrukt. 



  De profielen 8-9 en 10-11 zijn bovenaan scharnierbaar met elkaar verbonden, door middel van scharnierpunten 12-13, zodanig dat het frame 2 zoals een vouwladder kan worden samengevouwen, zoals afgebeeld in figuur 2. Het is duidelijk dat het platform 4 hierbij wegneembaar is. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan het platform 4 ook opklapbaar met het frame 2 worden uitgevoerd om zodoende in het vlak van het samengevouwen frame 2 te kunnen worden gebracht. 



  Verder is aan het frame 2 een als een balustrade fungerend element 14 aangebracht. In het weergegeven voorbeeld bestaat dit element 14 uit een kader dat door middel van scharnierpunten 15 wentelbaar aan de profielen 8 en 10 is bevestigd en zodoende een verbinding vormt tussen de twee paren profielen 8-9 en 10-11. Het element 14 vormt eveneens een vergrendelingselement om de geleidingen 3, meer speciaal de profielen 8 tot 11, onder een welbepaalde hoek open te stellen en in die positie te vergrendelen. Hiertoe bevat het element 14 koppelgedeelten, zoals haken 16 die met koppelgedeelten, zoals pennen 17 aan de profielen 9 en 11, kunnen samenwerken. Zoals zichtbaar in figuur 2 is het element 14 ook opklapbaar. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Aan het frame 2 zijn steunen 18, meer speciaal voetsteunen, aangebracht, waarvan de bedoeling nog uit de verdere beschrijving zal blijken. 



  De aandrijfmiddelen 7 kunnen in principe van verschillende aard zijn, bijvoorbeeld van mechanische al dan niet manueel geactiveerde, hydraulische, pneumatische of elektrische aard. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de aandrijfmiddelen 7 evenwel van mechanische aard en wordt gebruik gemaakt van de kracht van elastische middelen, zoals veren, om het platform 4 omhoog te dwingen, terwijl gebruik wordt gemaakt van het lichaamsgewicht van de gebruiker om het platform 4 te laten zakken. Dit is, zoals uit de verdere beschrijving zal blijken, ook het geval voor de in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. 



  De aandrijfmiddelen 7 zijn hierbij zodanig opgevat dat zij een permanente kracht F op de voornoemde verplaatsbare elementen 6 uitoefenen, waardoor deze langs de hellende geleidingen 3 naar boven gedwongen worden. 



  'Voor het realiseren van de permanente kracht F wordt gebruik gemaakt van elastische middelen, in dit geval drukveren 19-20 die in het platform 4 zijn ondergebracht. 



  Deze drukveren 19-20 werken in op zich dwars ten opzichte van het platform 4 uitstrekkende en in langsrichting verplaatsbare assen of stangen 21-22, waaraan de voornoemde verplaatsbare geleidingselementen 6, met andere woorden de rollen die over de geleidingen 3 lopen, zijn aangebracht. De drukveren 19-20 worden hierbij geleid, doordat zij over stangen 23 aangebracht zijn die zich in langsrichting aan 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 de onderzijde van het platform 4 uitstrekken. De drukveren 19-20 zijn opgespannen en hiertoe met hun uiteinden aangebracht tussen, enerzijds, eindwanden 24-25 van het frame van het platform 4, en, anderzijds, de stangen 21-22. 



  De stangen 21 en 22 zitten verschuifbaar gevat in gleuven 26-27 en 28-29 die in de zijwanden 30 en 31 van het frame van het platform 4 zijn aangebracht. Hierbij kunnen zij in deze gleuven 26-27 en 28-29 geleid worden door geleidingselementen, zoals rollen 32. 



  Verder is de liftinrichting 1 uitgerust met een uitschakelbare vrijloopkoppeling die in ingeschakelde toestand toelaat dat het platform 4 zich onder toedoen van de aandrijfmiddelen 7 omhoog kan verplaatsen, doch verhindert dat het platform 4 zich onder toedoen van een neerwaartse kracht, bijvoorbeeld het lichaamsgewicht van de gebruiker, terug naar beneden kan verplaatsen, doch in uitgeschakelde toestand wel een neerwaartse verplaatsing toelaat. 



  In het weergegeven voorbeeld wordt deze vrijloopkoppeling gevormd door met de verplaatsbare elementen 6 beweegbare vergrendelingselementen 33 die kunnen samenwerken met vertandingen 34-35, die deel uitmaken van elementen 36-37 in de vorm van tandlatten die naar elkaar toe gedwongen worden door middel van elastische middelen, zoals de weergegeven drukveren 38 en 39. Aan weerszijden van het platform 4 is zulk paar elementen 36-37 aangebracht. 



  De beweegbare vergrendelingselementen 33 en de vertandingen 34-35 bezitten vormgevingen waardoor de vergrendelingselementen 33 zich in   een   richting V3 vrij langs de vertandingen 34-35 kunnen verplaatsen, waarbij de elementen 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 36-37 dan uiteengedrukt worden, zoals aangeduid met pijl V4, terwijl de vergrendelingselementen 33 in de tegengestelde richtingen door de vertandingen 34-35 worden geblokkeerd. Hiertoe bestaan de vergrendelingselementen 33 uit aan de stangen 21-22 gevormde driehoekige gedeelten, met schuin ten opzichte van de bewegingsrichting gerichte zijden 40-41 en een dwars daarop gerichte zijde 42, terwijl de vertandingen 34-35 een zaagtandvorm vertonen, eveneens met schuine zijden 43-44 en een dwarsgerichte of rechte zijde 45. 



  De vrijloopkoppeling is uitgerust met manueel bedienbare ontgrendelingsmiddelen 46, waarmee de ingrijping tussen de vergrendelingselementen 33 en de vertandingen 34-35 kan worden verbroken, welke ontgrendelingsmiddelen 46 een aan het platform 4 aangebracht bedieningselement in de vorm van een voetpedaal 47 bezitten. 



  Het voetpedaal 47 is indrukbaar tegen de kracht van   een   of meer veren 48 in en werkt samen met draaibare elementen 49 en 50 die, zoals specifiek in figuur 7 is afgebeeld, ieder bestaan uit een as 51, voorzien van armen 52 en 53. De armen 52 zijn hierbij zodanig gesitueerd dat zij door middel van de voetpedaal 47 kunnen worden verdraaid. De armen 53 werken samen met de elementen 36-37, dit aan weerszijden van het platform 4,   een   en ander zodanig dat, zoals afgebeeld in figuur 12, hierdoor de vertandingen 34-35 van elkaar weg worden gedrukt tegen de kracht van de drukveer 38-39 in. 



  Tenslotte is de liftinrichting 1 voorzien van blokkeermiddelen 54 waardoor het platform 4 minstens in de laagste stand kan geblokkeerd worden tegen de permanente aandrukkracht van de aandrijfmiddelen 7 in. Deze 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 blokkeermiddelen 54 worden gevormd door eveneens op de stangen 21-22 aangebrachte vergrendelingselementen 55 die in de omgekeerde richting van de vergrendelingselementen 33 actief zijn en die samenwerken met vertandingen 56-57 die tegengesteld zijn aan de vertandingen 34-35, doch uitsluitend nabij de uiteinden van het platform 4 zijn aangebracht, bij voorkeur eveneens aan de elementen 36 en 37. 



  De werking van de liftinrichting 1 is als volgt. 



  Bij het gebruik wordt het frame 2 opengevouwen zoals afgebeeld in figuur 1 en wordt het platform 4 door middel van de elementen 6 op de geleidingen 3 opgehangen. Hierbij wordt er voor gezorgd dat de vergrendelingselementen 33 zich in een toestand bevinden zoals afgebeeld in figuur 9, zodanig dat de stangen 21-22 en de daaraan aangebrachte elementen 6 verhinderd worden zich naar binnen te verplaatsen. 



  Nadat de gebruiker plaats genomen heeft op het platform 4, dient hij het voetpedaal 47 in te drukken alsmede zijn gewicht minstens gedeeltelijk op het frame 2 over te brengen, hetzij door met de tweede voet op   een   van de steunen 18 te gaan staan of het lichaamsgewicht gedeeltelijk over te brengen op het element 14. Door het indrukken van het voetpedaal 47 wordt een toestand bereikt zoals afgebeeld in figuur 10 en door zoals voornoemd de neerwaartse kracht op het platform 4, veroorzaakt door het lichaamsgewicht, te verminderen, wordt op een gegeven ogenblik de invloed van de kracht van de drukveren 19-20 groter dan de invloed verkregen door de kracht uitgeoefend door het lichaamsgewicht.

   Vanaf dat ogenblik verschuiven de stangen 21-22 zich naar elkaar toe, waardoor het platform 4 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 zich omhoog beweegt en bijvoorbeeld een toestand bereikt wordt zoals afgebeeld in figuur 11. Het is duidelijk dat eens dat de vergrendelingselementen 55 de vertandingen
56-57 hebben verlaten, het voetpedaal 47 kan worden losgelaten en de opwaartse beweging van het platform 4 automatisch wordt verkregen uitsluitend door voldoende lichaamsgewicht van het platform 4 weg te nemen en op het frame 2 over te dragen. 



   Van zodra evenwel het lichaamsgewicht weer volledig op het platform 4 wordt aangebracht, wordt de opwaartse beweging gestopt terwijl de neerwaartse beweging wordt verhinderd door middel van de samenwerking tussen de vergrendelings- elementen 33 en de vertandingen 34-35, zoals afgebeeld in figuur 6. 



   Om het platform 4 naar beneden te bewegen, dient het voetpedaal 47 terug te worden ingedrukt en gelijktijdig met het indrukken hiervan een voldoende grote kracht op het platform 4 te worden uitgeoefend, door voldoende lichaamsgewicht hierop te laten rusten. Hierbij ontstaat een toestand zoals afgebeeld in figuur 12, waarbij de vergrendelingselementen 33 en dus ook de verplaatsbare elementen 6 zich terug naar de uiteinden van het platform 4 bewegen, waardoor het platform 4 langs de geleidingen 3 naar beneden daalt. Uiteindelijk wordt terug de toestand van figuur 9 bereikt, waarbij, na het loslaten van het voetpedaal 47, terug een blokkering in de laagste stand optreedt. 



   Om te verkrijgen dat het platform 4 geleidelijk daalt, dient het lichaamsgewicht eveneens geleidelijk naar beneden te worden gebracht. Volgens een niet weergegeven variante kan in het platform 4 een mechanisme worden ingebouwd, 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 zoals een remsysteem of dergelijke, dat het platform 4 zieh bij de neerwaartse, en eventueel ook opwaartse, beweging steeds langzaam verplaatst, zodanig dat het plots neervallen van het platform 4 of het plots opwaarts gedrukt worden van het platform 4 wordt uitgesloten. 



  In figuur 13 is voor een variante een detail weergegeven van een verplaatsbaar element 6, meer speciaal een van de voornoemde rollen. Volgens deze variante is aan dit element 6 een geleidingselement 58 aangebracht, bestaande uit een geleidingsgedeelte 59, gevormd door een geleidingsrol, dat met de achterzijde van het betreffende profiel, in dit geval profiel 11, samenwerkt en een verbindingsstang 60 die het geleidingsgedeelte 59 aan het element 6 koppelt. 



  Hierdoor wordt uitgesloten dat de betreffende elementen 6 loskomen van de geleidingen 3 en tevens wordt er voor gezorgd dat het platform 4 zich niet scheef kan zetten. De ontkoppeling van het platform 4 ten opzichte van het frame 2 kan hierbij bijvoorbeeld geschieden door de rotatie en het wegklappen van het geleidingsgedeelte 59 rond de verbindingsstang 60. 



  In figuur 14 is een variante hierop weergegeven waarbij het geleidingsgedeelte 59 samenwerkt met een geleidingsvlak 61 gevormd door een uitstekende flens 62 die onderaan onderbroken is, zodanig dat in een laagste stand het platform 4 en het frame 2 van elkaar kunnen worden ontkoppeld. 



  In de figuren 15 en 16 is een variante weergegeven van een uitvoering met een geleidingsgedeelte 59, waarbij deze variante tevens is uitgerust met middelen 63 die in een automatische ontkoppeling van het geleidingsgedeelte 59 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 voorzien op het ogenblik dat het platform 4 in zijn laagste stand komt. 



  De middelen 63 omvatten, enerzijds, een verschuifbare bevestiging 64 voor het geleidingselement 58, zodanig dat dit tegen de kracht van een veer 65 in, verschuifbaar is in een horizontaal vlak, minstens tussen twee posities zoals respectievelijk afgebeeld in de figuren 15 en 16, waarbij de rustpositie wordt bepaald door een aanslag 66. 



  Anderzijds, omvatten de middelen 63 ook activeringsmiddelen, gevormd door twee gedeelten 67-68, die respectievelijk aan het geleidingselement 58 en het platform 4 zijn aangebracht en die in de laagste stand van het platform 4 met elkaar in contact komen. De gedeelten 67 en 68 zijn hiertoe voorzien van schuingerichte contactvlakken 69 en 70. 



  De werking van de middelen 63 is hoofdzakelijk als volgt. 



  Wanneer het platform 4 op een afstand boven de grond is, bevindt het geleidingselement 58 zieh in een positie zoals aangeduid in streep-puntlijn in figuur 15. Wanneer het platform 4 naar beneden gedrukt wordt, beweegt het gedeelte
67 zieh in de richting van het gedeelte 68, waardoor het uiteindelijk in de toestand van figuur 15 terechtkomt, die in volle lijn is weergegeven. Door het platform 4 dan nog verder naar beneden te bewegen, komen de contactvlakken 69 en 70 met elkaar in contact en wordt het contactvlak 69, en dus ook het geleidingselement 58, zijdelings opzijgedrukt tegen de kracht van de veer 65 in, waardoor het geleidingsgedeelte 59 van achter de geleiding 3 wordt weggetrokken en het platform 4 vrijkomt. 



   In de figuren 17 tot 21 is schematisch een variante weergegeven waarbij in de plaats van de drukveren 19-20, 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 gebruik wordt gemaakt van elastische middelen, in dit geval   een   drukveer 71 die inwerkt op twee wikkeltrommels 72-73 die rond eenzelfde draaias 74 verdraaibaar zijn, zodanig dat deze wikkeltrommels 72-73 in tegengestelde zin verdraaid worden, waarbij aan deze wikkeltrommels 72-73 kabels 75-76-77-78 of dergelijke zijn aangebracht die op hun beurt met de voornoemde elementen 6 en meer speciaal de stangen 21-22, waarvan de elementen 6 deel uitmaken, samenwerken. Door de kracht uitgeoefend door de drukveer 71 oefenen de wikkeltrommels 72-73 op hun beurt een trekkracht op de kabels 75-76-77-78 uit waardoor de stangen 21 en 22 naar elkaar toe worden getrokken. 



  De drukveer 71 zit gevat in zittingen 79-80 die aan de naar elkaar gerichte zijden van de wikkeltrommels 72-73 zijn aangebracht en is hierbij opgespannen tussen aanslagen 81-82, respectievelijk aan de wikkeltrommels 72-73. 



  De vrijloopkoppeling wordt in dit geval gevormd door vertandingen 83-84 die respectievelijk met de wikkeltrommels 72-73 verdraaibaar zijn en op elkaar inwerken onder toedoen van elastische middelen, in dit geval drukveren 85. De vertanding 83 is hierbij vast. aan de onderzijde van de wikkeltrommel 72 aangebracht, terwijl de vertanding 84 op een element 86 is aangebracht dat draaivast gekoppeld is met de onderste wikkeltrommel 73, doch zoals zichtbaar in figuur 19 axiaal verschuifbaar is in een zitting 87. De draaivaste vergrendeling wordt hierbij verkregen doordat aan het element 86   een   of meer uitstekende gedeelten 88 zijn gevormd die in uitsparingen 89 in de wand van de zitting 87 aangrijpen. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



  De vertandingen 83 en 84 hoeven beiden niet continu uitgevoerd te zijn. Een van de vertandingen 83-84 kan eventueel uit slechts   een   tand of koppeldeel bestaan. 



  De vertandingen 83 en/of 84 vertonen bij voorkeur ook een zaagtandprofiel, waardoor analoog als in de eerste uitvoeringsvorm in   een   richting een onderlinge rotatie mogelijk is, terwijl in de andere draairichting automatisch een vergrendeling optreedt. 



  Het voetpedaal 47 werkt in dit geval samen met het element 86, zodanig dat door het indrukken van het voetpedaal 47, ook het element 86 naar beneden wordt gedrukt en de vertandingen 83-84 uit elkaar worden gehaald. 



  Het gebruik van de liftinrichting 1 volgens figuren 17 tot 21 is analoog aan dit van de liftinrichting 1 van figuren 1 tot 16. De werking is ook vrijwel analoog, met het enige verschil dat de vergrendeling in de verschillende standen niet door een lineaire beweging van de vergrendelingselementen 33 gebeurt, doch door middel van een rotatiebeweging tussen de vertandingen 83 en 84 en de rechtstreekse ingrijping tussen deze vertandingen 83 en 84. 



  Het is duidelijk dat in de liftinrichting 1 van figuren 17 tot 21 ook in blokkeermiddelen kan worden voorzien om het platform 4 in de laagste stand te houden. Deze blokkeermiddelen bestaan bijvoorbeeld, zoals weergegeven in   'de   figuren 17 tot 21 uit ge soleerde vertandingen 90-91 of andere met elkaar samenwerkende gedeelten, die aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de wikkeltrommels 72-73 zijn aangebracht, doch zieh op een andere diameter bevinden dan de vertandingen 83-84. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



   Figuren 22 en 23 geven nog schematisch een variante weer, waarbij in de plaats van een drukveer 71 die in zittingen
79-80 is aangebracht, gebruik wordt gemaakt van twee trekveren in de vorm van spiraalveren 92-93 die de wikkeltrommels 72-73 in een welbepaalde rotatiezin dwingen. 



   In een variante, die gedeeltelijk is voorgesteld in figuur
24, zijn de aandrijfmiddelen in de vorm van drukveren 94 uitgevoerd die in, aan of rond de profielen 8-11 aangebracht zijn. De drukveren 94 strekken zich hierbij uit tussen een oorsprong 95 in het basisgebied van de voornoemde profielen 8-11 en een einde 96 en oefenen een drukkracht uit op verplaatsbare elementen 6. Deze elementen
6 zijn vergelijkbaar met de elementen 6 uit de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen en de bediening en de vergrendeling van het platform 4 kan door middel van dezelfde middelen worden gerealiseerd als bijvoorbeeld in de uitvoering van figuren 1 tot 12.

   De schuine verplaatsing van de elementen 6 resulteert immers in een horizontale verplaatsing van de vergrendelingselementen 33, zodanig dat door het op verschillende posities vergrendelen van de vergrendelingselementen 33, verschillende hoogte-instel- lingen mogelijk zijn. 



   De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke liftinrichting kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden. 



   Zo bijvoorbeeld is het duidelijk dat alle voornoemde drukveren ook uit trekveren zouden kunnen bestaan, mits een aangepaste samenwerking tussen de veren en de betreffende onderdelen. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 De drukveren 19-20 of de uiteinden van de kabels 75-76-77-78 kunnen eventueel ook rechtstreeks met de elementen 6 samenwerken zonder tussenkomst van de assen of stangen 21-22. Volgens nog een variante kunnen ook andere elementen hiertussen worden voorzien, zoals mechanische schaarconstructies of andere overbrengingssystemen. 



  De beweegbare vergrendelingselementen, zowel de lineaire als rotatieve, kunnen ook door middel van een overbrenging tussen de verplaatsbare elementen 6 en de vergrendelingselementen functioneren. Zodoende kan bijvoorbeeld bij een nagenoeg verticale stand van de geleidingen 3 en een kleine verplaatsing van de elementen 6 ten opzichte van het platform 4, toch nog een aanzienlijke verplaatsing ter plaatse van de beweegbare vergrendelingselementen worden verkregen, hetgeen toelaat dat de hoogte-instelling met relatief kleine stappen kan geschieden.

Claims (1)

  1. Conclusies. l.-Liftinrichting, daardoor gekenmerkt dat zij minstens bestaat uit een frame (2) met een of meer hellende geleidingen (3), een platform (4) en middelen (5) om het platform (4) op en neer te verplaatsen ten opzichte van het frame (2), waarbij deze middelen (5) minstens bestaan uit, enerzijds, een of meer verplaatsbare elementen (6) die het platform (4) ondersteunen, die zowel samenwerken met de geleidingen (3), als hoofdzakelijk parallel ten opzichte van het platform (4) verplaatsbaar zijn en, anderzijds, aandrijfmiddelen (7) waarmee de voornoemde elementen (6) in de richting (Vl) hoofdzakelijk parallel aan het platform (4) kunnen worden verplaatst, zodanig dat deze verplaatsing door toedoen van de helling van de voornoemde geleidingen (3) resulteert in een opwaartse of neerwaartse beweging (V2)
    van het platform (4).
    2.-Liftinrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij minstens twee opwaarts naar elkaar toe lopende geleidingen (3) bezit, alsmede minstens twee elementen (6) die met de tegengestelde zijden van de voornoemde geleidingen (3) samenwerken, zodanig dat het platform (4) door het onderling naar elkaar toe bewegen van de voornoemde elementen (6) langs de geleidingen (3) omhoog gedrukt wordt.
    3.-Liftinrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat het frame (2) bestaat uit twee paar opwaarts naar elkaar toe lopende profielen (8-9,10-11), waaraan de geleidingen (3) gevormd zijn. <Desc/Clms Page number 18> EMI18.1
    4.-Liftinrichting volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de profielen 10-11) bovenaan met elkaar scharnierbaar verbonden zijn, zodanig dat zij zoals een vouwladder kunnen worden samengevouwen, waarbij het platform (4) wegneembaar is en/of opklapbaar is.
    5.-Liftinrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat zij een element (14) bevat dat in de opengevouwen toestand van het frame (2) een verbinding kan vormen tussen de twee paren profielen (8-9,10-11), alsook een vergrendelingselement vormt om de profielen (8-9,10-11) onder een welbepaalde hoek open te stellen, waarbij dit element (14) bovendien opklapbaar is.
    6.-Liftinrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde element (14) tevens als een balustrade fungeert.
    7.-Liftinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde verplaatsbare elementen (6) bestaan uit rollen.
    8.-Liftinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde aandrijfmiddelen (7) van mechanische al dan niet manueel geactiveerde, hydraulische, pneumatische of elektrische aard zijn.
    9.-Liftinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (7) middelen bevatten die een permanente kracht op de voornoemde verplaatsbare elementen (6) uitoefenen, zodanig dat deze langs de hellende geleidingen (3) naar boven gedwongen worden. <Desc/Clms Page number 19>
    10.-Liftinrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de middelen die een permanente kracht op de voornoemde verplaatsbare elementen (6) uitoefenen, bestaan uit elastische middelen.
    11.-Liftinrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elastische middelen bestaan uit druk- of trekveren (19-20).
    12.-Liftinrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de druk- of trekveren (19-20) inwerken op zich dwars ten opzichte van het platform (4) uitstrekkende en zich in langsrichting verplaatsbare assen of stangen (21-22), waaraan de voornoemde verplaatsbare elementen (6) zijn aangebracht.
    13.-Liftinrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de druk- of trekveren rechtstreeks op voornoemde assen of stangen (21-22) inwerken.
    . 14. - Liftinrichting volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat de druk- of trekveren inwerken op twee wikkeltrommels (72-73) die rond eenzelfde draaias (74) verdraaibaar zijn, zodanig dat deze wikkeltrommels (72-73) in tegengestelde zin verdraaid worden, waarbij aan deze wikkeltrommels (72-73) kabels (75-76-77-78) of dergelijke zijn aangebracht die op hun beurt met de voornoemde elementen (6) of met assen of stangen (21-22) waaraan de elementen (6) zijn aangebracht, zijn verbonden.
    15.-Liftinrichting volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de druk- of trekveren (19-20) via mechanische verlengstukken, zoals een schaarconstructie, op de voornoemde assen of stangen (21-22) inwerken. <Desc/Clms Page number 20>
    16.-Liftinrichting volgens een van de conclusies 9 tot 15, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een uitschakelbare vrijloopkoppeling die in niet ontgrendelde toestand toelaat dat het platform (4) onder toedoen van de aandrijfmiddelen (7) zich omhoog kan verplaatsen, doch verhindert dat het platform (4) zich onder toedoen van een neerwaartse kracht terug naar beneden kan verplaatsen, doch in uitgeschakelde toestand wel een neerwaartse verplaatsing toelaat.
    17.-Liftinrichting volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de vrijloopkoppeling bestaat uit minstens een met de verplaatsbare elementen (6) beweegbaar vergrendelingselement (33) dat kan samenwerken met een vertanding (34-35) ; dat de vertanding (34-35) deel uitmaakt van een of meer elementen (36-37) die zijdelings verplaatsbaar zijn, tegen de kracht van elastische middelen, waardoor deze vertandingen (34-35) in of uit de baan van het vergrendelingselement (33), respectievelijk de vergrendelingselementen (33) kunnen worden gebracht ;
    en dat het beweegbaar vergrendelingselement (33), respectievelijk de beweegbare vergrendelingselementen (33) en de vertanding (34-35) vormgevingen bezitten waardoor ieder betreffend vergrendelingselement (33) zich in een richting vrij langs , de vertanding (34-35) kan verplaatsen, waarbij de vertanding (34-35) opzijgedrukt wordt, terwijl zulk vergrendelingselement (33) in de andere richting door de vertanding (34-35) wordt geblokkeerd.
    18.-Liftinrichting volgens conclusie 17, daardoor gekenmerkt dat zij een of meer vergrendelingselementen (33) bevat die beweegbaar zijn tussen twee tandlatten voorzien van vertandingen (34-35) in zaagtandvorm. <Desc/Clms Page number 21> 19.-Liftinrichting volgens conclusie 17 of 18, daardoor gekenmerkt dat zij manueel bedienbare ontgrendelingsmiddelen bezit om de vrijloopkoppeling uit te schakelen en zodoende in een volledige ontkoppeling te voorzien.
    20.-Liftinrichting volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat de ontgrendelingsmiddelen een voetpedaal (47) ter plaatse van het platform (4) bevatten.
    21. - Liftinrichting volgens een van de conclusies 9 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen (7) een welbepaalde permanente kracht leveren, zodanig dat het platform (4) onder het gewicht van een persoon naar beneden wordt gedrukt, doch bij het gedeeltelijk wegnemen van dit gewicht omhoog wordt verplaatst.
    22.-Liftinrichting volgens conclusie 21, daardoor gekenmerkt dat zij steunen (18) bevat die toelaten dat een gebruiker zijn lichaamsgewicht van het platform (4) op het frame (2) kan overbrengen.
    23.-Liftinrichting volgens een van de conclusies 9 tot 22, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van blokkeermiddelen waardoor het platform (4) minstens in de laagste stand kan geblokkeerd worden tegen de permanente aandrukkracht van de aandrijfmiddelen (7) in.
    24.-Lichtinrichting volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van geleidingselementen (58) die beletten dat de voornoemde verplaatsbare elementen (6) ongewenst kunnen loskomen van de geleidingen (3) en/of er voor zorgen dat het platform (4) zieh niet kan scheef zetten.
BE2000/0506A 2000-08-11 2000-08-11 Liftinrichting. BE1013644A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0506A BE1013644A3 (nl) 2000-08-11 2000-08-11 Liftinrichting.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0506A BE1013644A3 (nl) 2000-08-11 2000-08-11 Liftinrichting.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013644A3 true BE1013644A3 (nl) 2002-05-07

Family

ID=3896628

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2000/0506A BE1013644A3 (nl) 2000-08-11 2000-08-11 Liftinrichting.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1013644A3 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19517395A1 (de) * 1995-05-15 1996-11-21 Samy Dipl Ing Kamal Fahrgerüst und Leitersystem mit Arbeitsbühne

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19517395A1 (de) * 1995-05-15 1996-11-21 Samy Dipl Ing Kamal Fahrgerüst und Leitersystem mit Arbeitsbühne

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0739439B1 (en) Roller assembly lift mechanism
DE60222056T2 (de) Hebestuhl
CA2113727C (en) Rotary bed
US3142351A (en) Stair climbing wheelchair
US5454196A (en) Inclinable stairway
CA2005071C (en) Device for moving patients who are confined to bed
US5022810A (en) Gurney
US5253973A (en) Vehicles and vehicle lifts
DE69933332T2 (de) Rollstuhllift für Fahrzeuge
US4718812A (en) Wheelchair lift with positive automatic handrail
US7097595B1 (en) Fold-up mechanism for an electric treadmill
JP4900873B2 (ja) 昇降台装置
US20060252605A1 (en) Folding-up mechanism for an electric treadmill
BE1013644A3 (nl) Liftinrichting.
DE2246012A1 (de) Einrichtung zum hochziehen bzw. hochklappen von betten
JPS6027350B2 (ja) 束ね式カ−テン
KR101940648B1 (ko) 지하철 승강장 안전발판 장치
JP2004182352A (ja) 可般式車いす用リフター
KR20060114874A (ko) 완강기
CN213308460U (zh) 滚轮收放机构及可推拉移动的家具
JP4314420B2 (ja) 車両用昇降装置における車両側自動フラッパー装置
EP1420980B1 (fr) Procede de commande de rambardes laterales d&#39;un elevateur d&#39;un vehicule et dispositif le mettant en oeuvre
EP3169415A1 (fr) Table de billard pliante
DE202005004862U1 (de) Hubvorrichtung für Kraftfahrzeuge
BE1007254A3 (nl) Laadinrichting voor vrachtvoertuigen.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: *DE BRUYN GASTON LOUIS JAN

Effective date: 20020831