BE1013286A3

BE1013286A3 - Verbindingselement voor profielen.

Info

Publication number: BE1013286A3
Application number: BE2000/0121A
Authority: BE
Inventors: Paul Renson
Original assignee: Renson N V
Priority date: 2000-02-14
Filing date: 2000-02-14
Publication date: 2001-11-06

Abstract

Kaderprofiel (30) en een verbindingselement (1,26) voor profielen (18,19;22,23;27,23;31,32,33,34) waarbij het verbindingselement (1,26) aan een uiteinde (2,3) voorzien is van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen (',5) , dat verbonden is met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen (§,7) waarbij in gebruik de benen van het eerste paar benen (4,5) uit elkaar worden gedwongen door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen (6,7) . Werkwijze voor het klemmen van een verbindingselement (1,26) in een profiel (18,19;22,23;31,32,33,34)

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Verbindingselement voor profielen. ---------------------------------- De uitvinding betreft een   verblndingselement   voor profielen dat voorzien is van tegenover elkaar gelegen klemranden voor het klemmen van het verbindingselement in een profiel. De uitvinding betreft tevens een kaderprofiel en een werkwijze voor het klemmen van een verbindingselement in een profiel. 



  Het is gekend twee profielen door middel van een verbindingselement dat voorzien lS van klemranden te verbinden. Volgens een gekende mogelijkheid worden deze   klembanden   gevormd door de zijranden van het verbindingselement, die over hun ganse lengte voorzien zijn van ribben die kunnen ingrijpen in een profiel. 



  Door het voorzien van ribben over de ganse lengte van het verbindingselement kan het verbindingselement voldoende vast in het profiel aangebracht worden. Een dergelijk verbindingselement biedt echter als nadeel dat het moeilijk in het profiel kan aangebracht worden, daar het verbindingselement reeds in het profiel spant vanaf het ogenblik dat de nabij het ulteinde gelegen ribben van het verbindingselement in het profiel werden aangebracht. Voor het aanbrengen van een dergelijk verbindingselement is het vereist het verbindingselement met een grote kracht in het profiel te kloppen, hetgeen meestal leidt tot het beschadigen van het profiel. Hierbij wordt het profiel tevens beschadigd door de ribben van het verbindingselement die ingrijpen in het profiel. 



  Volgens een andere gekende   mogelijkheid   worden grote ribben op het verbindingselement voorzien, die 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 vervormen   terwijl   die in het profiel worden aangebracht. Een dergelijk verbindingselement met grote ribben bestaat bijvoorbeeld uit aluminium. De grote ribben laten toe het verbindingselement voldoende vast in het profiel te klemmen, maar bieden als nadeel dat een dergelijk   verblndingselement   moeilijk in het profiel kan aangebracht worden en aanleiding geeft tot het beschädigen van het profiel. 



  Volgens nog een andere gekende mogelijkheid wordt een verbindingselement zonder ribben in het profiel aangebracht. Vervolgens wordt dit verbindingselement in het profiel geklemd door middel van een klameermachine, die het profiel samen met het verbindingselement vervormt. Voor het bekomen van deze vervorming is een omvangrijke klameermachine vereist. 



  Het doel van de uitvinding is een verbindingselement dat de voornoemde nadelen niet vertoont, dat eenvoudig in een profiel kan aangebracht worden en dat vast in het profiel kan geklemd worden. 



  Tot dit doel is het verbindingselement volgens de uitvinding aan een uiteinde voorzien van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen, dat verbonden is met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen,   waarbij   in gebruik door het samenwerken van de tegenover elkaar gelegen klemranden van het tweede paar benen met het profiel, de benen van het tweede paar benen naar elkaar toe worden bewogen en de tegenover elkaar gelegen klemranden van het tweede paar benen in het profiel worden geklemd, en waarbij door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen, de benen van het eerste paar benen uit elkaar worden gedwongen en de 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 tegenover elkaar gelegen klemranden van het eerste paar benen in het profiel worden geklemd. 



  De uitvinding biedt als voordeel dat bij het aanbrengen in het profiel van het nabij het uiteinde gelegen eerste paar benen van verbindingselement, de klemranden van het eerste paar benen nagenoeg niet of met een kleine kracht in het profiel geklemd worden. 



  Hierdoor kan het eerste paar benen van het verbindingselement eenvoudig en met een kleine kracht in het profiel aangebracht worden. Bij het verder aanbrengen van het verbindingselement in het profiel bewegen de benen van het tweede paar benen naar elkaar toe door het samenwerken van de   klemranden   van het tweede paar benen met het profiel en worden de   klemranden   van het tweede paar benen in het profiel geklemd. Door de verbinding van de beide paren benen volgens de uitvinding worden de benen van het eerste paar benen uit elkaar gedwongen wanneer de benen van het tweede paar benen naar elkaar toe bewegen, en worden tevens de   klemranden   van het eerste paar benen met een grote kracht in het profiel geklemd.

   Het verbindingselement volgens de uitvinding wordt zodoende pas geklemd op het einde van het aanbrengen ervan, waardoor het verbindingselement pas op het einde van het aanbrengen ervan met een relatief grote kracht in het profiel dient aangebracht te worden. Het klemmen met de   klemranden   van de beide paren benen laat toe het verbindingselement voldoende vast in het profiel te klemmen. 



  Volgens een voorkeurdragende   uitvoenngsvorm   worden door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen, de benen van het eerste paar benen uit elkaar bewogen, zodat de tegenover elkaar gelegen 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 klemranden van het eerste paar benen in het profiel worden geklemd. Deze uitvoeringsvorm is voordelig daar de tegenover elkaar gelegen klemranden van het eerste paar benen tijdens het aanbrengen van het verbindingselement in het profiel, pas met een kracht in het profiel worden geklemd nadat de tegenover elkaar gelegen klemranden van het tweede paar benen reeds in het profiel worden geklemd. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het verbindingselement aan twee uiteinden voorzien van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen, die elk verbonden zijn met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen. Dit laat toe een apart verbindingselement te vormen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm kunnen de benen van het tweede paar benen en de benen van het eerste paar benen naar elkaar toe en/of uit elkaar bewegen door te verdraaien om een element, dat samenwerkt met de benen van het verbindingselement. Volgens een uitvoeringsvorm vormt elk been van het eerste paar benen met een in zijn verlengde opgesteld been van het tweede paar benen een met elkaar verbonden stel benen, waarbij beide stellen benen van het verbindingselement door een element zijn verbonden, dat een onderlinge verdraaiing van de beide stellen benen toelaat. 



  Hierbij is het element bij voorkeur elastisch vervormbaar en ééndelig uitgevoerd met de benen van het verbindingselement. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaat het verbindingselement uit een vlakke plaat die minstens   een   eerste paar benen, een met het minstens   een   eerste paar benen verbonden tweede paar benen en 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 voor elk eerste paar benen een element voor het verbinden van de voornoemde benen bevat. Volgens een Variante ultvoeringsvorm bestaat het verbindingselement uit een plaat die twee onder een hoek opgestelde vlakke plaatdelen bevat, waarbij elk vlak plaatdeel een eerste paar benen, een met het eerste paar benen verbonden tweede paar benen en een element voor het verbinden van de voornoemde benen bevat. Dit maakt een eenvoudige constructie van het verbindingselement mogelijk. 



  Volgens een   ultvoeringsvorm   bevat het tweede paar benen minstens   een   van een klemrand voorziene ultstulping, die tijdens het aanbrengen van het verbindingselement in het profiel samenwerkt met het profiel, teneinde de benen van het tweede paar benen naar elkaar toe te bewegen. 



  Volgens nog een uitvoeringsvorm bevatten de tegenover elkaar gelegen klemranden van het verbindingselement meerdere ribben, die met het profiel kunnen samenwerken. Een verbindingselement volgens de uitvinding voorzien van dergelijke ribben beschadigt het profiel weinig, daar de ribben pas op het einde van het aanbrengen van het verbindingselement in het profiel met een grote kracht in het profiel ingrijpen. 



  De uitvinding bevat ook een kaderprofiel met meerdere aan elkaar bevestigde profielen, dat minstens   een   verbindingselement volgens de uitvinding bevat, voor het verbinden van minstens twee profielen van het kaderprofiel. Dergelijke kaderprofielen kunnen aangewend worden voor ventilatieroosters, ramen en algemeen kaderprofielen voor de bouwsector. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 De uitvinding bevat ook een werkwijze voor het klemmen van een verbindingselement volgens de uitvinding in een profiel. 



  De kenmerken, verdere voordelen en de werking van de uitvinding worden aan de hand van in tekeningen weergegeven niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden, in de hierna volgende gedetailleerde beschrijving verder toegelicht. In deze beschrijving wordt verwezen naar de volgende tekeningen, waarin : 
Figuur 1 in perspectief een verbindingselement volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 2 een vooraanzicht van een gedeelte van het verbindingselement van figuur 1 weergeeft ;
Figuur 3 het verbindingselement in de stand van figuur 2 volgens een perspectief zieht weergeeft ;
Figuur 4 het vooraanzicht van figuur 2 in een andere stand weergeeft ;
Figuur 5 het verbindingselement in de stand van figuur 4 volgens een perspectief zieht analoog als in figuur 3 weergeeft ;
Figuur 6 het verbindingselement van figuur 1 voor het aanbrengen in twee aan elkaar te bevestigen profielen weergeeft ;

  
Figuur 7 de uitvoeringsvorm van figuur 6 tijdens het aanbrengen van het verbindingselement in de profielen weergeeft ;
Figuur 8 de uitvoeringsvorm van figuur 7 na het aanbrengen van het verbindingselement in de profielen weergeeft ;
Figuur 9 een vlak verbindingselement volgens de uitvinding in een zieht analoog als in figuur 6 weergeeft ;

   

 <Desc/Clms Page number 7> 

 
Figuur 10 twee met het verbindingselement van figuur 9 verbonden profielen weergeeft ;
Figuur 11 een onderaanzicht van de   uitvoer1ngsvorm   van figuur 10 weergeeft ;
Figuur 12 een variante   u1tvoeringsvorm   van een verbindingselement volgens de uitvinding in een zicht analoog als in figuur 9 weergeeft ;
Figuur 13 een variante   u1tvoer1ngsvorm   van het verbindingselement volgens figuur 9 weergeeft ;
Figuur 14 een zijaanzicht van een variante uitvoeringsvorm van het verbindingselement volgens figuur 1 weergeeft ;
Figuur 15 een gedeeltelijk verbonden kaderprofiel volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 16 het kaderprofiel van figuur 15 volledig verbonden weergeeft. 



  In figuren 1 tot 5 wordt een verbindingselement 1 volgens de uitvinding weergegeven, dat aan twee uiteinden 2 en 3 voorzien is van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen 4 en 5, die elk verbonden zijn met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen 6 en 7. Elk been 6 of 7 is voorzien van een uitstulping 10. Zoals weergegeven is elk been 4 of 5 van het eerste paar verbonden met een been 6 of 7 van het tweede paar, dat in het verlengde van het been 4 of 5 van het eerste paar is opgesteld. Het met elkaar verbonden stel benen 4 en 6 en het met elkaar verbonden stel benen 5 en 7 zijn onderling door een element 11 verbonden. 



  Het weergegeven verbindingselement 1 bestaat uit twee onder een hoek opgestelde en ter hoogte van de randen 8 en 9 met elkaar verbonden vlakke plaatdelen 12 en 13 van een gevormde plaat. Elk vlak plaatdeel 12 of 13 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 bevat een eerste paar benen 4 en 5, een tweede paar benen 6 en 7 dat met het eerste paar benen 4 en 5 is verbonden, en een element 11. Elk element 11 is hierbij   ééndell.   ultgevoerd met de benen 4 tot 7 van een plaatdeel 12 of 13, en is bij de weergegeven ultvoeringsvorm elastisch vervormbaar. 



  De zijkanten van het   verbindingselement l vormen   tegenover elkaar gelegen klemranden, waarbij deze klemranden gevormd worden door tegenover elkaar gelegen klemranden 14 en 15 van het eerste paar benen 4 en 5, en door tegenover elkaar gelegen klemranden 16 en 17 van het tweede paar benen 6 en 7 die in het verlengde van de voornoemde klemranden 14 en 15 zijn opgesteld. De klemranden 16 en 17 zijn hoofdzakelijk voorzien ter hoogte van de uitstulpingen 10 die voorzien zijn aan de benen 6 en 7 van het verbindingselement 1. Hierbij divergeren de klemranden 16 en 17 uit elkaar in een richting van een uiteinde 2 of 3 naar een rand 8 of 9 toe. 



  Door zoals aangeduid in figuren 4 en 5 volgens pijl P te drukken op de benen 6 en 7 van het tweede paar, bewegen deze benen 6 en 7 naar elkaar toe. Hierbij bewegen de benen 6 en 7 naar elkaar toe door om het element 11 naar elkaar toe te verdraaien. Hierdoor bewegen tevens de benen 4 en 5 van het eerste paar, die verbonden zijn met de benen 6 en 7 van het tweede paar, volgens een pijl Q uit elkaar. In het bijzonder verdraaien de benen 4 en 5 om het element 11 uit elkaar.

   Hiertoe zijn de afmetingen van de benen 4 tot 7 en van het element 11 zodanig gekozen dat het stel verbonden benen 4 en 6 en het stel verbonden benen 5 en 7 onderling kunnen verdraaien om het elastisch element 11 dat de benen 4 tot 7 verbindt. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 In figuur 6 is een verbindingselement 1 volgens figuur 1 weergegeven voor het verbinden van twee profielen 18 en 19 door de klemranden 14 tot 17 van de plaatdelen 12 en 13 in een   respectievelijk profiel   18 of 19 te klemmen. Het verbindingselement 1 wordt vanaf een uiteinde 2 of 3 in een profiel 18 of 19 gebracht, zodat de stand van figuur 7 wordt bekomen en elk eerste paar benen 4 en 5 reeds in het profiel 18 of 19 zijn aangebracht.

   De klemranden 14 en 15 van het eerste paar benen 4 en 5 hebben bijvoorbeeld een zekere speling in de klemranden 20 en 21 van de profielen 18 of 19, waardoor het verbindingselement 1 zonder spanning in die profielen 18 of 19 kan aangebracht worden. Vervolgens wordt het verbindingselement 1 verder in de profielen 18 en 19 aangebracht tot de klemranden 16 en 17 van het tweede paar benen 6 en 7 samenwerken met de klemranden 20 en 21 van de profielen 18 en 19. Bij het nog verder in de profielen 18 en 19 aanbrengen van het verbindingselement 1 tot een stand zoals weergegeven in figuur 8, bewegen de benen 6 en 7 van het tweede paar door het samenwerken van de uit elkaar divergerende   klembanden   16 en 17 van het tweede paar benen 6 en 7 met de klemranden 20 en 21 van het profiel 18 of 19 naar elkaar toe.

   Dit resulteert in het klemmen van de klemranden 16 en 17 tegen de klemranden 20 en 21 van het profiel 18 of 19. Hierbij bewegen tevens de benen 4 en 5 van het eerste paar, die verbonden zijn met de benen 6 en 7 van het tweede paar uit elkaar. Hierdoor worden ook de klemranden 14 en 15 van het eerste paar benen 4 en 5 tegen de   klemranden   20 en 21 van het profiel 18 of 19 gedwongen, zodat de klemranden 14 en 15 in het profiel 18 of 19 worden geklemd. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 Volgens een andere mogelijkheid zijn bij de stand van figuur 7, de klemranden 14 en 15 van het eerste paar benen 4 en 5 reeds met een kleine kracht tegen de klemranden 20 en 21 van het profiel 18 of 19 gedrukt en geklemd.

   Door het verder aanbrengen van het verbindingselement 1 worden de klemranden 14 en 15 uit elkaar gedwongen, zodat die met een grotere kracht tegen de klemranden 20 en 21 worden gedrukt en geklemd. Daar in dit geval de klemranden 14 en 15 bij de stand van figuur 7 reeds samenwerken met de klemranden 20 en 21 van een profiel 18 of 19, kunnen de benen 4 en 5 hierbij niet of slechts weinig uit elkaar bewegen. 



  In figuren 9 tot 11 is een verbindingselement 1 weergegeven dat bestaat uit een vlakke plaat die aan elk uiteinde 2 of 3 voorzien is van een eerste paar benen 4 en 5, die elk verbonden zijn met een tweede paar benen 6 en 7. Elk tweede paar benen 6 en 7 bevat een uitstulping 10 die bedoeld is om tijdens het aanbrengen van het verbindingselement 1 in de profielen 22 of 23, met de profielen 22 of 23 samen te werken en de benen 6 en 7 van het tweede paar naar elkaar toe te bewegen. Opdat het vlak verbindingselement 1 bij verbonden profielen 22 en 23 centraal zou opgesteld worden, is het verbindingselement 1 voorzien van pennen 24 die kunnen samenwerken met openingen 25 in de profielen 22 en 23. 



  In figuur 12 is een verbindingselement 26 weergegeven dat bestaat uit een gedeelte van het profiel 27. Dit verbindingselement 26 bevat tevens een eerste paar benen 4 en 5 dat verbonden is met een van een uitstulping 10 voorzien tweede paar benen 6 en 7, die naar elkaar toe kunnen bewegen. Door het element 11 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 kunnen de benen 4 en 5 uit elkaar worden gedwongen door de naar elkaar toe bewegende benen 6 en 7. Het verbindingselement 26 werkt analoog als bij de ultvoeringsvorm van figuren 9 tot 11 samen met een profiel 23. 



  In figuur 13 wordt een variante weergegeven waarbiJ elk stel onderling verbonden benen 4 en 6 door een element 28 in de vorm van een scharnierpen gekoppeld is met een stel onderling verbonden benen 5 en 7. Op een analoge wijze als het element 11 bij de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 12, laat het element 28 toe, dat de benen 4 en 5 uit elkaar worden gedwongen terwijl de benen 6 en 7 naar elkaar toe bewegen. 



  In figuur 14 wordt nog een variante weergegeven waarbij de klemranden 14 tot 17 meerdere kleine ribben 29 bevatten, die in een profiel kunnen ingrijpen. 



  Dergelijke ribben 29 die over de lengte van de klemranden 14 tot 17 zijn voorzien, zijn voordelig voor het vast klemmen van het verbindingselement 1 in een profiel. Volgens een niet weergegeven variante zijn   een   of meerdere van de klemranden 14 tot 17 al dan niet over hun volledige lengte voorzien van dergelijke ribben. 



  In figuur 15 is een kaderprofiel 30 weergegeven waarbij de profielen 31 en 32 en de profielen 33 en 34 reeds door een verbindingselement 1 volgens de uitvinding zijn verbonden. Verder zijn verbindingselementen 1 volgens figuur 1 weergegeven om de profielen 31 en 33 en de profielen 32 en 34 met elkaar te verbinden, teneinde een kaderprofiel 30 zoals weergegeven in figuur 16 te bekomen. Dit 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 kaderprofiel 30 wordt bijvoorbeeld aangewend in ventilatieroosters. Een dergelijke kaderprofiel 30 kan ook aangewend worden voor ramen en andere toepassingen in de bouwsector. 



  Het kaderprofiel 30 en de verbindingselementen 1 volgens de uitvinding bestaan bij voorkeur uit een metaal, bijvoorbeeld aluminium, of algemeen uit een elastisch materiaal. Een dergelijk elastisch materiaal kan ook bestaan uit plastiek, bijvoorbeeld een plastiek op basis van PVC. 



    Bij   de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 8 en van figuur 14 ziJn de plaatdelen 12 en 13 onder een rechte hoek opgesteld. Volgens een niet weergegeven variante kunnen dergelijke plaatdelen onder eender welke hoek opgesteld worden. 



  Volgens een niet weergegeven variante bevat slechts   een   van de benen 6 of 7 een uitstulping 10 die toelaat de benen 6 of 7 van het tweede paar naar elkaar toe te bewegen terwijl die samenwerken met een profiel. 



  De weergegeven verbindingselementen 1 volgens de uitvinding zijn eenvoudig in een profiel aan te brengen en spannen pas met een grote kracht in het profiel op het einde van het aanbrengen ervan. 



  Hierdoor kan een dergelijk verbindingselement 1 eenvoudig in een profiel aangebracht worden, en toch met een grote kracht in het profiel geklemd worden. 



  Het verbindingselement volgens de uitvinding kan   uiterwaard   eender welke vorm of eender welke afmetingen vertonen. Tot de uitvinding, die door de termen van de conclusies wordt bepaald, behoren eveneens varianten 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 en combinaties van de weergegeven voorbeelden en de beschreven varianten.

Claims

Conclusies.

1. Verbindingselement voor profielen (18, 19 ; 22, 23 ; 27, 23 ; 31, 32, 33, 34) dat voorzien is van tegenover elkaar gelegen klemranden (14, 15 ; 16, 17) voor het klemmen van het verbindingselement (1, 26) in een profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34), daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (1, 26) aan een uiteinde (2, 3) voorzien is van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen (4, 5), dat verbonden is met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen (6, 7), waarbij in gebruik door het samenwerken van de tegenover elkaar gelegen klemranden (16, 17) van het tweede paar benen (6, 7) met het profiel (18, 19 ; 22, 23 ;

31, 32, 33, 34), de benen van het tweede paar benen (6, 7) naar elkaar toe worden bewogen en de tegenover elkaar gelegen klemranden (16, 17) van het tweede paar benen (6, 7) in het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34) worden geklemd, en waarbij door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen (6, 7), de benen van het eerste paar benen (4, 5) uit elkaar worden gedwongen en de tegenover elkaar gelegen klemranden (14, 15) van het eerste paar benen (4, 5) in het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34) worden geklemd.

2. Verbindingselement volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen (6, 7), de benen van het eerste paar benen (4, 5) uit elkaar worden bewogen, zodat de tegenover elkaar gelegen klemranden (14, 15) van het eerste paar benen (4, 5) in het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34) worden geklemd. <Desc/Clms Page number 15>

3. Verbindingselement volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (1) aan twee ulteinden (2, 3) voorzien is van een eerste paar onderling beweegbaar opgestelde benen (4, 5), die elk verbonden zijn met een tweede paar onderling beweegbaar opgestelde benen (6, 7).

4. Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de benen van het tweede paar benen (6, 7) en de benen van het eerste paar benen (4, 5) naar elkaar toe en/of uit elkaar kunnen bewegen door te verdraaien om een element (11, 28), dat samenwerkt met de benen (4, 5, 6, 7) van het EMI15.1 verbindingselement (1, 5.

Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat elk been van het eerste paar benen (4, 5) met een in zijn verlengde opgesteld been van het tweede paar benen (6, 7) een met elkaar verbonden stel benen (4, 6 ; 5, 7) vormt, waarbij beide stellen benen (4, 6 ; 5, 7) van het verbindingselement (1, 26) door een element (11, 28) zijn verbonden, dat een onderlinge verdraaiing van de beide stellen benen (4, 6 : 5, 7) toelaat.

6. Verbindingselement volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat het element (11) elastisch vervormbaar is en ééndelig is uitgevoerd met de benen (4, 5, 6, 7) van het verbindingselement (1, 26).

7. Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het Verbindingselement (1) bestaat uit een vlakke plaat die minstens een eerste paar benen (4, 5), een met het minstens een eerste paar benen (4, 5) verbonden tweede paar benen <Desc/Clms Page number 16> (6, 7), en voor elk eerste paar benen (4, 5) een element (11) voor het verbinden van de voornoemde benen (4, 5, 6, 7) bevat.

8. Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het verbindingselement (1) bestaat uit een plaat die twee onder een hoek opgestelde vlakke plaatdelen (12, 13) bevat, waarbij elk vlak plaatdeel (12, 13) een eerste paar benen (4, 5), een met het eerste paar benen (4, 5) verbonden tweede paar benen (6, 7), en een element (11) voor het verbinden van de voornoemde benen (4, 5, 6, 7) bevat.

9. Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het tweede paar benen EMI16.1 (6, minstens een van een klemrand (16, voorziene uitstulping (10) bevat, die tijdens het aanbrengen van het verbindingselement (1, 26) in het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34) samenwerkt met het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34), teneinde de benen van het tweede paar benen (6, 7) naar elkaar toe te bewegen.

10. Verbindingselement volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de tegenover elkaar gelegen klemranden (14, 15 ; 16, 17) van het verbindingselement (1, 26) meerdere ribben (29) EMI16.2 bevatten, die met het profiel 31, kunnen samenwerken. 11. Kaderprof1el met meerdere aan elkaar bevestigde profielen (31, 32, 33, 34), daardoor gekenmerkt dat het kaderprofiel (30) minstens een verbindingselement (1) volgens een van de conclusies 1 tot 10 bevat, voor het verbinden van minstens twee profielen (31, 32, 33, 34) van het kaderprofiel (30). <Desc/Clms Page number 17>

12. Werkwijze voor het klemmen van een verbindingselement (1, 26) volgens een van de conclusies 1 tot 10 in een profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het aanbrengen bevat van het verbindingselement (1, 26) in een profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34) vanaf een uiteinde (2, 3) van het verbindingselement (1, 26), zodat eerst een eerste paar benen (4, 5) en vervolgens een tweede paar benen (6, 7) in het profiel (18,19;22,23;31,32,33,34) worden aangebracht, het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen (6, 7) door het samenwerken van de tegenover elkaar gelegen klemranden (16, 17) van het tweede paar benen (6, 7) met het profiel (18, 19 ; 22, 23 ;

31, 32, 33, 34) tijdens het aanbrengen van het tweede paar benen (6, 7) in het profiel (18, 19 ; 22, 23 ; 31, 32, 33, 34), en het uit elkaar dwingen van de benen van het eerste paar benen (4, 5) door het naar elkaar toe bewegen van de benen van het tweede paar benen (6, 7), zodat de tegenover elkaar gelegen klemranden (14, 15 ; 16, 17) van de beide paren benen (4, 5 ; 6, 7) in het profiel (18,19;22,23;31,32,33,34) worden geklemd.