<Desc/Clms Page number 1>
5 10 15 20 25 30 35 "Draadspan-en terugtrekinrichting voor een weefmachine".
De uitvinding betreft een inrichting waarmee het aanvoeren van poolkettingdraden naar een weefmachine geregeld wordt. Meer bepaald zorgt de inrichting ervoor dat de draden die vanuit de weefmachine van verdeelbobijnen wordt afgetrokken op gepaste wijze worden afgeremd teneinde een gelijmatige afname te verzekeren, en dat de draden, bij variaties in kettinglengte als gevolg van wisselingen in de gaapstand van de weefmachine, zoals in het bijzonder bij Jacquardweven, worden teruggetrokken teneinde de draden op geschikte wijze gespannen te houden.
Het principe van dergelijke draadspan-en terugtrekinrichtingen is op zieh in de stand der techniek bekend.
Zo beschrijft de Belgische octrooiaanvraag 9500426 een draadspan-en terugtrekinrichting met een poolkettinggarenrem bestaande uit een omgeplooide bladveer die zieh tegen een aanloopvlak aandrukt en waartussen het poolkettinggaren getrokken wordt. De in dit octrooi beschreven reminrichting houdt evenwel bepaalde nadelen in : Dit soort remmen is aan vervuiling door afbrekende filamenten onderhevig. Omwille van hun breedte dienen deze in twee lagen boven elkaar geplaatst te worden. Elke bladveer moet individueel ingesteld worden wat voor een groot aantal kettingdraden een tijdrovend werk is.
In de Belgische octrooiaanvraag 9600219 wordt een draadspan-en terugtrekinrichting beschreven waarbij de voorgestelde poolkettinggarenrem bestaat uit schotelveren die horizontaal geplaatst zijn op een verticale spil. De druk op de schotels wordt ingesteld met een moer die een
<Desc/Clms Page number 2>
kegelvormige drukveer opspant. Deze rem heeft als nadeel dat het garen door een sleufgat in de spil moet gevoerd worden, wat tijdrovend is bij een eerste bedrading. Dit sleufgat dient om het garen tussen beide schotels te houden. Deze schotelveren hebben een bepaalde middelijn en daarom dienen deze over twee lagen in een aantal rijen gespreid te worden om een bepaald aantal poolkettinggarens in de diepte van het rek te respecteren. Deze oplossing neemt dus veel plaats in.
Bovendien moet elke veer individueel ingesteld worden wat uiteraard zeer tijdrovend is bij een groot aantal poolkettinggarens. In het sleufgat treedt makkelijk verstopping op door vervuiling van afbrekende filamenten, waardoor de rem minder efficiënt gaat werken.
Onderhavige uitvinding heeft tot doel een oplossing te bieden voor de nadelen verbonden aan de bekende draadspan-en terugtrekinrichtingen.
Daartoe verschaft de uitvinding een draadspanen terugtrekinrichting voor poolkettingdraden van een weefmachine, welke inrichting voorzieningen omvat voor het met behulp van veerelementen afremmen van door een weefmachine opgenomen poolkettingdraden, en voorzieningen voor het terugtrekken van de poolkettingdraden bij variaties in kettinglengte als gevolg van de wisseling in de gaapstand van de weefmachine, waarin de voorzieningen voor het afremmen van de poolkettingdraden bestaan uit naast elkaar, op een rij op een horizontale spil geplaatste schotelveren, elk voorzien voor het afremmen van een poolkettingdraad.
Volgens een bijkomend aspect van de uitvinding kunnen in de aldus gedefinieerd draadspan-en terugtrekinrichting de voorzieningen voor het terugtrekken
<Desc/Clms Page number 3>
van de poolkettingdraden bij voorkeur tevens middelen omvatten die elk afzonderlijk de draad voor een afzonderlijke schotelgarenrem gespannen houden, en die gezamelijk, per rij schotelgarenremmen, op een gemeenschappelijke as gemonteerd zijn.
Volgens een nadere uitvoeringsvorm van de draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding zijn de schotelveren bij voorkeur vrij roterend op de horizontale spil voorzien.
Voorts kunnen er volgens een ander aspect van de uitvinding middelen voorzien zijn om de op een spil geplaatste schotelveren gezamelijk door een enkele drukveer op te spannen.
Genoemde middelen om de schotelveren op te spannen kunnen bijvoorbeeld een stelring omvatten die in axiale richting op de spileinde verplaatsbaar is, of een moer die op een aan de spileinde voorziene schroefdraad verdraaibaar is.
Zo kan met een instelling een ganse rij poolgarens op gelijke spanning gebracht worden.
Volgens nog een verdere uitwerking van de uitvinding kan de draadspan-en terugtrekinrichting zeer geschikt van omslagspillen voorzien zijn, meer in het bijzonder twee omslagspillen per rij schotelgarenremmen, een bij de ingang naar de schotelgarenremmen en een bij de uitgang uit de schotelgarenremmen. Deze spillen zorgen ervoor dat het garen tussen de schotels blijft en tegen de centrale spil aanwrijft, waarbij de schotels bij voorkeur kunnen roteren rond de centrale spil en het garen onder de spil loopt, zodat vervuiling door afbrekende filamenten tegengegaan wordt. Beide omkeerspillen zijn bij voorkeur uitneembaar wat een eerste bedrading veel vergemakkelijkt.
Men kan immers de poolkettinggarens tussen de schotels brengen met een kam en dan pas de omkeergeleidspillen
<Desc/Clms Page number 4>
plaatsen. Bij inslijting van de spillen door de wrijvende kettingdraden kunnen de spillen makkelijk vervangen worden. De geleidspillen worden in hun zitting gehouden door een draadklem.
De draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding wordt bij voorkeur als een afzonderlijke, voor het weefrek te plaatsen module uitgevoerd, zodat elke bobijn in het rek geen gewichten voor de spanningsregeling meer nodig heeft.
Voor de draadspan-en terugtrekinrichting volgens het hoger beschreven nadere aspect van de uitvinding, waarin de voorzieningen voor het terugtrekken van de poolkettingdraden middelen omvatten die elk afzonderlijk de draad voor een afzonderlijke schotelgarenrem gespannen houden, en die gezamelijk, per rij schotelgarenremmen, op een gemeenschappelijke as gemonteerd zijn, verschaft de uitvinding twee bijzonder uitverkoren uitvoeringsvormen, namelijk een waarin genoemde middelen uit draaibare gewichtshefbomen bestaan, en een waarin genoemde middelen uit platte veren bestaan die gezamelijk, met de as waarop zij gemonteerd zijn, voorgespannen kunnen worden.
In de uitvoeringsvorm waarin de draden onder spanning gehouden worden door middel van draaibare gewichtshefbomen bestaan die gewichtshefbomen bij voorkeur uit een reeks platte staven die aan één uiteinde draaibaar zijn opgehangen aan een gezamelijke as en die aan het andere uiteinde voorzien zijn van op zieh bekende individuele geleidingsmiddelen voor een draad. De gewichtshefbomen kunnen daarbij heel geschikt aan het ene uiteinde waar ze zijn opgehangen eenvoudig voorzien zijn van een gat waarmee de hefboom los draaibaar op de ophangas kan worden geschoven.
<Desc/Clms Page number 5>
In de uitvoeringsvorm waarin de draden onder spanning gehouden worden door middel van veren bestaan die veren bij voorkeur uit smalle platte veren of lamellen die naast elkaar opgesteld zijn en gezamelijk met een uiteinde tussen klemstangen vastgezet zijn die zelf met een draaibare stelas verbonden zijn. Aan het andere uiteinde zijn de veerlamellen voorzien van op zieh bekende individuele geleidingsmiddelen voor een draad. Door het verdraaien van de stelas kunnen de veerlamellen gezamelijk naar wens voorgespannen worden.
Volgens nog een verder aspect van de uitvinding omvat de draadspan-en terugtrekinrichting bij voorkeur tevens elektrodes voor het detecteren van garenbreuk en/of garenoverspanning, door het detecteren van het contact van een dergelijke elektrode met een van de middelen voor het gespannen houden van de draden.
Daartoe wordt bijvoorbeeld de as waarop de voorzieningen voor het terugtrekken van de poolkettingdraden (zoals de hierboven beschreven gewichtshefbomen of platte veren) gezamelijk zijn aangebracht op een elektrische spanningbron aangesloten, en worden boven en/of onder de rij terugtrekvoorzieningen een detectiestang aangebracht die via een stroomdetector op de andere pool van de elektrische spanningsbron is aangesloten. Bij breuk van een draad valt of springt de corresponderende terugtrekvoorziening terug in een stand waarbij contact wordt gemaakt met de daartoe voorziene detectiestangen en dit contact wordt via de stroomdetector waargenomen. Op analoge wijze wordt bij een overspanning op een draad de corresponderende terugtrekvoorziening tegen de daartoe voorziene detectiestang aangetrokken en via de stroomdetector waargenomen.
De werking van de draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding omvat de volgende
<Desc/Clms Page number 6>
aspecten : De veerdruk op de schotelgarenrem wordt zo ingesteld dat het kettinggaren van de bobijn getrokken wordt wanneer de recuperatieveer of recuperatiehefboom een bepaalde hoge stand bereikt. De variaties in kettinglengte die optreden bij wisseling in standen van de gaap worden opgevangen door de recuperatie-inrichting. Komt de recuperatieveer volledig slap of valt de hefboom volledig naar beneden dan duidt dit op een kettinggarenbreuk. Wordt de recuperatieveer of de draaihefboom volledig in een horizontale lijn gebracht met geleidspil en uitgaand rooster dan duidt dit op een overspanning. Deze beide standen worden door een contact met een elektrode getecteerd.
De kenmerken en bijzonderheden van de uitvinding, en het functioneren ervan worden hierna nader uiteengezet onder verwijzing naar de bijgesloten tekeningen die twee uitverkoren uitvoeringsvormen van de uitvinding weergeven.
In deze tekeningen zijn : Figuur 1 : een zijaanzicht van een als afzonderlijke module uitgevoerde draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding ; Fiquur 2 : een bovenaanzicht van de module volgens figuur 1 ; Figuur 3 : een detail bovenaanzicht van een rij schotelgarenremmen voor een draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding ;
Fiquur 4 : een detail zijaanzicht van twee voorzieningen voor het afremmen en voor het terugtrekken van de poolkettingdraden van de module volgens figuur 1 en 2 ;
<Desc/Clms Page number 7>
Fiquur 5 : een perspectief aanzicht van het in figuur 4 weergegeven deel van de module volgens figuren 1 en 2 ; Fiquur 6 : een detail zijaanzicht van twee voorzieningen voor het afremmen en voor het terugtrekken van de poolkettingdraden van een draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding, in een variantuitvoering, ten opzichte van figuur 4, van de terugtrekvoorzieningen ; Fiquur 7 : een perspectief aanzicht van het in figuur 6 weergegeven deel van een draadspan-en terugtrekinrichting volgens de uitvinding.
In deze figuren verwijzen dezelfde referentiecijfers naar gelijke of gelijkaardige onderdelen.
De in figuur 1 weergegeven, als afzonderlijke module uitgevoerde draadspan-en terugtrekinrichting (1) volgens de uitvinding omvat verscheidene rijen schotelveren (2) die per rij gezamelijk op gemeenschappelijke as of spil (3) gemonteerd zijn. Poolkettingdraden (4) afkomstig van een (niet weergegeven) weefrek lopen via de schotelveren
EMI7.1
(2) als voorzieningen voor het afremmen van de draden fungeren en via gewichtshefbomen (5) als voorzieningen voor het terugtrekken of recupereren van de draden fungeren-naar een (niet weergegeven) weefmachine.
Figuur 2 toont een bovenaanzicht van dezelfde module (1) met de schotelveren (2), schotelverenspil (3), poolkettingdraden (4) en gewichtshefbomen (5). Figuur 2 toont verder drukveren (6) die gebruikt worden om een rij schotelveren gezamelijk op te spannen met behulp van een stelring (7). Op figuur 2 zijn voorts ook de geleidingskammen of roosters (9) vanuit het weefrek en (8) naar de weefmachine. Een detailzicht van een pakket schotelveren
<Desc/Clms Page number 8>
(2), met de spil (3), de draden (4), de drukveer (6) en de stelring (7) is in figuur 3 weergegeven.
In Figuur 4 en 5 wordt de werking van de draadspan-en terugtrekinrichting (1) volgens de uitvinding, en de als recuperatie inrichting fungerende hefbomen (5) nader geillustreerd. In figuur 5 is daarbij voor de overzichtelijkheid telkens slechts een schotelveer (2), één draad (4) en één recuperatiehefboom (5) per pakket of groep schotelveren afgebeeld. In deze figuren (4) en (5) ziet men met name hoe de poolkettingdraad (4) via geleidingsmiddelen (10) die aan het vrije uiteinde van de recuperatiehefboom (5) voorzien zijn strak gehouden wordt.
Elke recuperatiehefboom (5) van één pakket of groep is via een, aan het andere uiteinde van de recuperatiehefboom voorzien gat (13) vrij draaiend opgehangen aan een gemeenschappelijke as (14).
Men ziet op deze figuren voorts omslag- of omkeergeleidspillen (11) en (12) die vóór - (11) - en ná - (12) - de schotelveren (2) zijn opgesteld voor het geleiden van de draad.
Tenslotte laten figuren 4 en 5 ook voorzieningen zien voor garenbreuk-en garenoverspanningdetectie, bestaande uit aansluitingen (15) vanaf elke ophangas (14) voor de recuperatiehefbomen (5) naar een (niet afgebeelde) spanningsbron, en uit aansluitingen (16) en (17) vanaf detectie-elektroden (18), (19), in de vorm van respectievelijk assen (18) voor het detecteren van garenoverspanning en assen (19) voor het detecteren van garenbreuk, naar de andere pool van genoemde spanningsbron ; het detecteren van garenbreuk of garenoverspanning gebeurt bijvoorbeeld met behulp van (een) stroomdetector (en) voorzien in het/de elektrische circuit (s) dat/die de aansluitingen (15) en (16) en/of (17), en de stroombron omvat (ten).
<Desc/Clms Page number 9>
EMI9.1
In Figuur 4 zijn de posities van de gewichtshefboom (5) bij garenbreuk garenoverspanning respectievelijk als (5a) en (5b) aangeduid. Bij garenbreuk wordt via het contact tussen de recuperatiehefboom in positie (5a) en detectie-as (19) het elektrisch circuit gesloten dat de detectie van die garenbreuk bewerkstelligt.
Bij garenoverspanning wordt via het contact tussen de recuperatiehefboom inpositie (5b) en detectie-as (18) het elektrisch circuit gesloten dat de detectie van die garenoverspanning bewerkstelligt.
In figuren 6 en 7 wordt op een analoge wijze als in figuren 4 en 5 de werking van een andere variant van de draadspan-enterugtrekinrichting (l) volgensdeuitvinding nader geillustreerd. De variant volgens figuren 6 en 7 omvat als recuperatie-inrichting fungerende veerlamellen (25) die van draadgeleidingsmiddelen (20) zijn voorzien.
De lamellen (25) zijn per rij tussen twee gemeenschappelijke klemstangen (21), (22) gemonteerd ; een gemeenschappelijke steunconstructie voor de klemstangen (21), (22) is draaibaar aan een gemeenschappelijke as (24) opgehangen zodat alle lamellen (25) per rij gezamelijk door verdraaiing van de steunconstructie om de as (24) voorgespannen kunnen worden.
De voorzieningen voor garenbreuk-en garenoverspanningdetectie, bestaan uit aansluitingen (35) vanaf elke klemstang (21) voor de recuperatielamellen (25) naar een (niet afgebeelde) spanningsbron, en uit aansluitingen (26) en (27) vanaf detectie-elektroden (28), (29), in de vorm van respectievelijk platte stangen (28) voor het detecteren van garenoverspanning en platte stangen (29) voor het detecteren van garenbreuk, naar de andere pool van genoemde spanningsbron ; het detecteren van garenbreuk of garenoverspanning gebeurt bijvoorbeeld met behulp van (een) stroomdetector (en) voorzien in het/de
<Desc/Clms Page number 10>
EMI10.1
elektrische circuit de aansluitingen (35) en (26) en/of (27), en de stroombron omvat
In Figuur 6 is de positie van een recuperatielamel (25) bij garenbreuk afgebeeld.
Het contact tussen de recuperatielammel (25) en detectie-stang (29) sluit het elektrisch circuit dat de detectie van die garenbreuk bewerkstelligt.
Bij garenoverspanning wordt via het contact tussen de recuperatielammel (25) en detectie-stang (28) het elektrisch circuit gesloten dat de detectie van die garenoverspanning bewerkstelligt.
Het zij opgemerkt dat de specifieke aspecten van de hierboven nader omschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding enkel worden bedoeld als voorkeursvoorbeelden binnen het kader van de daarvoor gegeven algemene beschrijving van de uitvinding, en geenszins als een beperking geinterpreteerd moeten worden van de draagwijdte van de uitvinding als zodanig of als uitgedrukt in de hiernavolgende conclusies.