BE1010279A5

BE1010279A5 - Slip voor incontinente personen.

Info

Publication number: BE1010279A5
Application number: BE9600377A
Authority: BE
Original assignee: Peeters Marc; Wouters Leo
Priority date: 1996-04-26
Filing date: 1996-04-26
Publication date: 1998-05-05

Abstract

Slib voor incontinente personen, zowel kinderen als volwassenen, van het type dat uitwasbaar en herbruikbaar is, waarbij deze slib (1) is voorzien van een absorberend gedeelte (2) en een aan de buitenzijde hiervan aangebrachte vloeistofdichte laag (3), daardoor gekenmerkt dat minstens in het onderste gedeelte (4) van de slib (1) een kanaalvormige geleiding (5) is gevormd door middel van vloeistofdichte gedeelten (6-7) die aan de voornoemde laag (3) aansluiten en die het absorberend gedeelte (2) in de vorm van omslagen over een bepaalde afstand (B -B2) omgeven.

Description

Slip voor incontinente personen.

Deze uitvinding heeft betrekking op een slip, meer speciaal een uitwasbare en herbruikbare slip, voor incontinente personen, zowel kinderen als volwassenen.

Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een slip die voorzien is van een absorberend gedeelte, voor het absorberen van de urine, en aan de buitenzijde van de slip aangebrachte vloeistofdichte bekleding.

De uitvinding heeft tot doel een slip te bieden die bijzonder hygiënisch is, gemakkelijk en weinig opvallend te dragen is door de gebruiker en in alle omstandigheden de geabsorbeerde urine in het absorberend materiaal vasthoudt.

Alhoewel de uitvinding in principe ook zou kunnen worden toegepast in slips voor eenmalig gebruik, is zij in eerste instantie bedoeld voor slips die wasbaar zijn en zodoende herhaald kunnen worden aangewend.

Tot dit doel bestaat de uitvinding uit een slip voor incontinente personen, zowel kinderen als volwassenen, van het type dat uitwasbaar en herbruikbaar is, waarbij deze slip is voorzien van een absorberend gedeelte en een aan de buitenzijde ervan aangebrachte vloeistofdichte bekleding, daardoor gekenmerkt dat minstens in het onderste gedeelte van de slip een kanaalvormige geleiding is gevormd door middel van vloeistofdichte gedeelten die aan de voornoemde bekleding aansluiten en die het absorberend gedeelte in de vorm van omslagen over een bepaalde afstand omgeven.

Door de voornoemde kanaalvorming wordt vermeden dat, in het geval dat zieh een vrij grote hoeveelheid urine in het

onderste gedeelte van de slip heeft verzameld, deze urine langs de beenopeningen naar buiten wordt gedrongen wanneer het absorberend gedeelte in het onderste gedeelte van de slip wordt samengedrukt, bijvoorbeeld wanneer de drager zieh neerzet. De kanaalvorming zorgt ervoor dat de urine uitsluitend naar boven kan ontwijken waar steeds voldoende absorberend materiaal aanwezig is om de urine op te vangen.

Volgens nog een kenmerk van de uitvinding is de slip minstens ter plaatse van de zone waarin een absorberend effect dient te worden gerealiseerd, opgebouwd uit een lagenstructuur die van binnen naar buiten toe minstens bestaat uit een vloeistofdoorlatende laag, een als afstandhouder functionerende laag die in een luchtkussen voorziet, een wateraanzuigende laag, een laag uit absorberend materiaal, meer speciaal waterabsorberend materiaal, en een vloeistofdichte laag. Deze specifieke lagenstructuur biedt het voordeel dat een grote hoeveelheid urine in het absorberend materiaal kan worden opgenomen zonder dat de drager van de slip een oncomfortabel gevoel verkrijgt. De vloeistofdoorlatende bekleding, die bij voorkeur bestaat uit katoen, zorgt ervoor dat het contact van de binnenzijde van de slip tegen de huid geen onaangenaam gevoel veroorzaakt.

De als afstandhouder functionerende laag zorgt ervoor dat de geabsorbeerde urine zieh op een afstand van de huid bevindt, waardoor het nat gevoel tot een minimum wordt beperkt. De wateraanzuigende laag zorgt ervoor dat vrijwel geen urine achterblijft in de voornoemde vloeistofdoorlatende bekleding en in de als afstandhouder functionerende laag. Het absorberend materiaal verzorgt de eigenlijke absorptie. De waterdichte bekleding verhindert dat de urine kan doordringen naar de normale kledingstukken.

Bij voorkeur, doch niet noodzakelijk worden de voornoemde kanaalvorming en lagenstructuur gecombineerd aangewend in éénzelfde slip.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een slip volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn II-II in figuur 1 ; figuur 3 op een nog grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III in figuur 2 ; figuur 4 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 1.

Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een slip 1.

Zoals weergegeven in de doorsneden van figuren 2 tot 4 handelt het hierbij om een slip 1 voor incontinente personen, waartoe deze slip 1 tot dit doel is voorzien van een absorberend gedeelte 2, waarin een hoeveelheid urine kan worden opgevangen.

De urine kan langs de binnenzijde in het absorberend gedeelte 2 dringen, doch wordt langs de buitenzijde verhinderd om naar buiten te treden door middel van een vloeistofdichte laag 3.

Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat minstens in het onderste gedeelte 4 van de slip 1 een kanaalvormige geleiding 5 is gevormd door middel van vloeistofdichte gedeelten 6-7 die aan de voornoemde laag 3 aansluiten en

die het absorberend gedeelte 2 in de vorm van omslagen omgeven. De gedeelten 6-7 zijn bij voorkeur met de voornoemde laag 3 verbonden door middel van gestikte naden 8 en 9. Het is duidelijk aat deze naden ook gelast of gelijmd kunnen zijn. Volgens een niet in de figuren weergegeven variante kunnen de gedeelten 6-7 ook ééndelig met de laag 3 worden uitgevoerd, waarbij deze laag 3 dan ter vorming van de gedeelten 6-7 langs de randen van het absorberend gedeelte 2 naar binnen is omgeslagen.

De gedeelten 6-7 zijn bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van stroken, zoals in figuur 1 is aangeduid.

Om de gedeelten 6-7 op hun plaats te houden, zijn deze onderling met elkaar verbonden, bijvoorbeeld door middel van een vloeistofdoorlatende laag 10, zoals een katoenen weefsel. Deze laag 10 is door middel van naden 11-12 aan de gedeelten 6-7 bevestigd.

De gedeelten 6-7 bestaan bij voorkeur uit een weefsel 13 dat voorzien is van een waterdichte bekleding 14. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat hiertoe katoen, in het bijzonder zogenaamde interlock, wordt aangewend dat aan een zijde gecoat is met kunststof, bij voorkeur polyurethaan. De bekleding 14 bevindt zieh aan de zijde van het absorberend materiaal 2.

De voornoemde vloeistofdichte laag 3 bestaat bij voorkeur uit een weefsel 15 uit polyester of polyamide, dat voorzien is van een bekleding 16, bijvoorbeeld uit kunststof, bij voorkeur eveneens polyurethaan. Ook in dit geval is de bekleding 16 naar het absorberend materiaal 2 gericht.

Het absorberend gedeelte 2 is bij voorkeur samengesteld uit een lagenpakket dat van binnen naar buiten toe minstens

bestaat uit een als afstandhouder functionerende laag 17 die in een luchtkussen voorziet, een wateraanzuigende laag 18 en een laag 19 uit het eigenlijke absorberende materiaal.

De lagen 17,18 en 19 bestaan bij voorkeur alle drie uit non-woven materiaal.

De laag 17 is gevormd uit een zeer luchtig pakket van vezels, zodanig dat dit pakket als het ware een luchtkussen vormt. Voor deze laag 17 kan gebruik worden gemaakt van het produkt dat in de handel verkrijgbaar is onder de naam "POLYSTAR AB1". Bij voorkeur zal een hoeveelheid worden aangewend van 60 ä 150 g/m2.

De laag 18 zuigt het water, meer speciaal de urine, als het ware aan, doch houdt dit niet vast, maar leidt dit verder naar de laag 19. De lagen 18 en 19 kunnen als een samengesteld produkt uitgevoerd zijn. Zulk samengesteld produkt is verkrijgbaar als speciale produktie, onder andere onder de naam"ABSORBIL", met de specifieke eigenschap van 250,300 of 500 g/m2".

De voornoemde kanaalvormige geleiding 5, met het hierin aanwezige absorberende materiaal 2, strekt zieh bij voorkeur in de hoogte en slechts over een welbepaalde breedte B aan de voorzijde 20 en achterzijde 21 uit. Dit wordt verwezenlijkt door de gedeelten 6-7 hoofdzakelijk parallel aan elkaar in de hoogte te laten doorlopen, bij voorkeur tot aan de bovenrand van de slip 1.

Het feit dat het absorberende materiaal 2 slechts over een bepaalde breedte B aanwezig is, heeft als voordeel dat de zijgedeelten 22-23 van de slip 1 relatief dun blijven, waardoor het nauwelijks of niet opvalt dat een persoon zulke slip 1 draagt.

Ter plaatse van het onderste gedeelte 4 is de breedte Bl waarover de gedeelten 6-7 zieh uitstrekken bij voorkeur van de orde van grootte van 2 cm terwijl de volledige breedte B2 van ieder van de gedeelten 6-7 van de orde van grootte is van 10 cm.

De zijgedeelten 22-23 kunnen gevormd zijn door een laag die, analoog als de gedeelten 6 en 7, gevormd is uit een weefsel 24, bij voorkeur katoen, dat voorzien is van een vloeistofdichte bekleding 25, bij voorkeur uit kunststof, bijvoorbeeld polyurethaan. Deze zijgedeelten 22-23 zijn aan de overige gedeelten vastgestikt, vastgelijmd of gelast, onder andere door middel van naden 26-27.

Omwille van het comfort, zijn de zijgedeelten 22-23 met de weefselzijden naar binnen gekeerd.

Aan de buitenzijde van de slip kan nog een bekledingslaag 28 worden aangebracht, bijvoorbeeld uit polyester.

Aan de bovenrand van de slip 1, alsmede omheen de beenopeningen, kunnen elastische banden 29-30-31 worden voorzien, enerzijds om de slip 1 op te houden, en anderzijds om in een afdichting rond de benen te voorzien.

Het is duidelijk dat bij het uitoefenen van een drukkracht op het onderste gedeelte 4 en dus bij het samendrukken van het absorberend gedeelte 2, bijvoorbeeld op het ogenblik wanneer de drager van zulke slip 1 zieh neerzet, de eventueel in het onderste gedeelte 4 aanwezige urine dankzij de aanwezigheid van de vloeistofdichte gedeelten 6-7 niet meer zijdelings kan ontsnappen en gedwongen wordt zieh in de hoogte te verplaatsen, zoals aangeduid met de pijlen M en N in figuur 1, waar voldoende absorberend materiaal 2 aanwezig is om de urine op te zuigen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke slip kan in verschillend vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Conclusies.

1. - Slip voor incontinente personen, zowel kinderen als volwassenen, van het type dat uitwasbaar en herbruikbaar is, waarbij deze slip (1) is voorzien van een absorberend gedeelte (2) en een aan de buitenzijde hiervan aangebrachte vloeistofdichte laag (3), daardoor gekenmerkt dat minstens in het onderste gedeelte (4) van de slip (1) een kanaalvormige geleiding (5) is gevormd door middel van vloeistofdichte gedeelten (6-7) die aan de voornoemde laag (3) aansluiten en die het absorberend gedeelte (2) in de vorm van omslagen over een bepaalde afstand (B1-B2) omgeven.

2.-Slip volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde vloeistofdichte gedeelten (6-7) bij hun vrije uiteinden onderling met elkaar zijn verbonden.

3.-Slip volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) verbonden zijn door middel van een vloeistofdoorlatende laag (10), zodanig dat de voornoemde gedeelten (6-7) op hun plaats worden gehouden. EMI8.1

4.-Slip volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdoorlatende laag (10) bestaat uit katoen.

5.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) bestaan uit een weefsel (13) dat aan de zijde van het absorberend gedeelte (2) voorzien is van een waterdichte bekleding (14).

6.-Slip volgens volgens één van de voorgaande, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7). bestaan <Desc/Clms Page number 9> EMI9.1 uit katoen dat aan één zijde gecoat is met kunststof, bij voorkeur polyurethaan.

7.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte laag (3) die zieh aan de buitenzijde van het absorberend gedeelte (2) bevindt, bestaat uit een weefsel (15) uit polyester of polyamide dat aan de binnenzijde gecoat is met kunststof, bij voorkeur polyurethaan. EMI9.2

8.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde kanaalvormige geleiding (5), met het hierin aanwezige absorberende gedeelte (2), zieh over een welbepaalde breedte (B) en in de hoogte aan de voorzijde (20) en achterzijde (21) van de slip (1) uitstrekt.

9.-Slip volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het absorberend gedeelte (2) beperkt is tot het kanaalvormige gedeelte (5).

10.-Slip volgens conclusie 8 of 9, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) hoofdzakelijk bestaan uit zieh parallel in de hoogte uitstrekkende stroken.

11. - Slip volgens conclusie 8,9 of 10, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) zieh in het bovenste gedeelte van de slip (1) uitstrekken over een breedte (B2) EMI9.3 van de orde van grootte van 10 cm.

12.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) zieh in het onderste gedeelte (4) van de slip (1) uitstrekken over een breedte (B1) van de orde van grootte van 2 cm. <Desc/Clms Page number 10> EMI10.1

13.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het absorberend gedeelte (2) is samengesteld uit een lagenpakket dat van binnen naar buiten toe minstens bestaat uit een als afstandhouder functionerende laag (17), een wateraanzuigende laag (18) en EMI10.2 een laag (19) uit absorberend materiaal.

14.-Slip volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vloeistofdichte gedeelten (6-7) bevestigd zijn door middel van naden (8-9-11-12).