BE1010205A3 - Prefabconstructie en samenstellende elementen hierbij aangewend. - Google Patents

Abstract

Prefabconstructie, met wanden (2-48) die gevormd zijn uit wanddelen (3) in de vorm van latten, balken of panelen, daardoor gekenmerkt dat de wanddelen (3) in hoofdzaak verbonden zijn door middel van één of meer rechtopgestelde profielen (4-5-6) met één meer zittingen (7-8-33-37-38-47) voor de uiteinden (9-10) van de wanddelen (3), waarbij deze profielen (4-5-6) per betreffende zitting (7-8-33-37-38-47) minstens één vergrendelingsrib (11-12-35-41-42-50-51-52) vertonen, terwijl de wanddelen (3) aan de uiteinden (9-10) die in zulke zitting worden geplaatst, meer speciaal op een afstand van de kopse vlakken (25-26), voorzien zijn van minstens één gleufvormige uitsparing (13-14) die met de betreffende vergrendelingsrib (11-12-35-41-42-50-51-52) samenwerkt.

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Prefabconstructie en samenstellende elementen hierbij aangewend. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een prefabconstructie en op samenstellende elementen die hierbij worden aangewend. 



  In de eerste plaats heeft de uitvinding een prefabconstructie tot doel die toelaat dat gebouwen, voornamelijk kleine gebouwen in hout, zoals tuinhuisjes, chalets, bergplaatsen, garages en dergelijke in zeer korte tijd kunnen worden opgericht. 



  In het algemeen echter zal de prefabconstructie volgens de uitvinding ook kunnen worden toegepast voor andere doeleinden, bijvoorbeeld in grotere gebouwen, voor het oprichten van tussenwanden, voor het oprichten van tuinhekken, enzovoort. 



  Tot dit doel betreft de uitvinding een prefabconstructie, met wanden die gevormd zijn uit wanddelen in de vorm van latten, balken of panelen, daardoor gekenmerkt dat de wanddelen in hoofdzaak verbonden zijn door middel van   één   of meer rechtopgestelde profielen met één of meer zittingen voor de uiteinden van de wanddelen, waarbij deze profielen per betreffende zitting minstens één vergrendelingsrib vertonen, terwijl de wanddelen aan de uiteinden die in zulke zitting worden geplaatst, meer speciaal op een afstand van de kopse vlakken, voorzien zijn van minstens   één gleufvormige   uitsparing die met de betreffende vergrendelingsrib samenwerkt. 



  Door het gebruik van de voornoemde profielen kan eenvoudig een wand worden opgericht door de wanddelen tussen twee van 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 dergelijke profielen aan te brengen, waarbij het volstaat dat deze wanddelen opeenvolgend in de profielen worden geschoven, bij voorkeur langs de uiteinden van deze laatste. Andere verbindingselementen zijn niet meer noodzakelijk. 



  Nog een belangrijk voordeel van de uitvinding bestaat erin dat de fabricatie van de wanddelen weinig werk vraagt. Deze wanddelen dienen immers slechts op de juiste lengte te worden vervaardigd, bijvoorbeeld te worden afgezaagd, waarna uitsluitend nog een gleuf op een afstand van de kopse uiteinden dient te worden gerealiseerd, wat bijvoorbeeld gemakkelijk kan worden verwezenlijkt door het aanbrengen van een zaagsnede van beperkte diepte. 



  De voornoemde profielen kunnen zodanig opgevat zijn dat zij hetzij als randverbinding, hetzij als doorverbinding, hetzij als hoekverbinding dienst doen. In het laatste geval wordt het voordeel geboden dat de profielen niet alleen toelaten dat een wand kan worden opgericht, doch ook dat verschillende wanden onder een hoek aan elkaar kunnen worden verbonden, waardoor de wanden elkaar rechtop houden. 



  Op deze wijze is het mogelijk om alle wanden van een gebouw, zoals een tuinhuisje of dergelijke, op te richten zonder dat naast de voornoemde profielen nog andere verbindingselementen dienen te worden aangewend. Dit betekent ook dat bij het oprichten van de wanden geen nagelwerk meer noodzakelijk is. 



  De uitvinding heeft eveneens betrekking op de samenstellende delen van de voornoemde prefabconstructie, waarmee in de eerste plaats de profielen en de wanddelen worden bedoeld. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 schematisch een prefabconstructie volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op een grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens lijn 11-11 in figuur   1 ;   figuren 3 en 4 in perspectief de delen weergeven die in figuur 2 met F3 en F4 zijn aangeduid ; figuren 5 en 6 doorsneden weergeven volgens de lijnen   V-V   en VI-VI in figuur   1 ;   figuren 7 en 8 varianten weergeven van de uitvoeringsvormen die respectievelijk in de figuren 2 en 5 zijn afgebeeld ; figuren 9,10 en 11 nog drie varianten weergeven van een hoekverbinding volgens de uitvinding. 



  In figuur 1 is een prefabconstructie 1 volgens de uitvinding weergegeven, meer speciaal een tuinhuisje met wanden 2 die zijn samengesteld uit wanddelen 3 die in dit geval bestaan uit latten. 



  Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat bij deze prefabconstructie 1 gebruik wordt gemaakt van verbindingselementen in de vorm van profielen 4-5-6, zoals hierna beschreven, voor het realiseren van hoekverbindingen en/of randverbindingen en/of doorverbindingen. 



  In het geval van een hoekverbinding wordt, zoals weergegeven in de figuren 2 en 3 gebruik gemaakt van een profiel 4 dat twee zittingen 7-8 vertoont voor de uiteinden 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 9-10 van de wanddelen 3 van twee bij een hoek samenkomende wanden 2, waarbij volgens de uitvinding iedere zitting 7-8 is voorzien van minstens   een   vergrendelingsrib, respectievelijk 11-12 die met gleufvormige uitsparingen 13-14 in de uiteinden 9-10 samenwerken. 



  Bij voorkeur vertoont iedere zitting 7-8 een aanslagvormend gedeelte 15-16 voor de wanddelen 3, zodanig dat de wanddelen 3 uitsluitend via de kopse uiteinden van het betreffende profiel 4 in dit laatste kunnen worden geschoven. Tot dit doel zijn de zittingen 7-8 bij voorkeur U-vormig. Meer speciaal nog zijn zij uitgevoerd in de vorm van een rechthoekige U. De zitting 7 vertoont hierbij twee parallelle benen 17-18 en de zitting 8 vertoont twee parallelle benen 19-20. 



  De vergrendelingsribben 11-12 bevinden zich respectievelijk aan één van de benen van de U-vormen, in dit geval aan de benen 17 en 19. Bij voorkeur bestaan deze vergrendelingsribben 11-12 uit naar binnen gerichte lippen die gevormd zijn doordat de uiteinden van de betreffende benen 17-19 naar binnen omgebogen zijn, bij voorkeur over een hoek van 
 EMI4.1 
 0 9ou 9 In het geval dat de wanden 2, zoals weergegeven in figuur 2, haaks op elkaar staan, zijn de zittingen 7-8 ook haaks op elkaar gesitueerd.

   Bij voorkeur vertoont het profiel 4 dan een vorm zoals afgebeeld in de figuren 2 en 3, waarbij het been 18 van de U-vormige zitting 7 de buik vormt van de U-vormige zitting 8 en waarbij de verbinding 21 tussen de benen 17 en 18, met andere woorden de buik van de U-vormige zitting 7, in het verlengde is gelegen van het voornoemde been 19. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Het profiel 4 kan   ééndelig   zijn uitgevoerd of kan uit verschillende samengebrachte, bij voorkeur aan elkaar gelaste, delen bestaan. In het voorbeeld van de figuren 2 en 3 is het profiel 4 samengesteld uit twee delen 22 en 23, meer speciaal een hoekprofiel met naar binnen omgebogen randen, die de vergrendelingsribben 11-12 vormen, en een in het midden hierop vastgelast tweede hoekprofiel waarmee de benen 18 en 20 worden gevormd. 



  Het gebruik van samengestelde delen 22 en 23 is vooral nuttig wanneer de profielen 4 uit staal worden vervaardigd. 



  De delen 22 en 23 kunnen dan immers bestaan uit constructief eenvoudige profielen. De bevestiging tussen de delen 22 en 23 kan worden gerealiseerd door middel van plaatselijke lassen, zoals puntlassen 24. 



  Zoals weergegeven in figuur 4 strekken de gleufvormige uitsparingen 13-14 zieh bij voorkeur parallel aan de kopse vlakken 25-26 van de wanddelen 3 uit. Bij voorkeur zijn dit rechthoekige uitsparingen. 



  Zoals zichtbaar in figuur 4 bestaan de wanddelen 3 bij voorkeur uit planken, die eventueel van een profilering 27 kunnen voorzien zijn en die bij voorkeur onderling in elkaar kunnen worden gekoppeld door middel van tanden 28 en groeven 29. 



  Bij voorkeur bestaan de uitsparingen 13-14 uit zaagsneden van beperkte diepte. 



  De diepte   D1   van de uitsparingen 13-14 bedraagt bij voorkeur minstens 5 mm. Meer speciaal nog geniet het de voorkeur dat de diepte D1 gelegen is tussen 1/4 en 1/3 van de dikte D2 van het wanddeel 3. De uitsparingen 13-14 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 worden bij voorkeur gerealiseerd op een afstand D3 van de kopse vlakken 25-26 die minstens 2 cm bedraagt. 



  Het geheel kan al dan niet met bepaalde spelingen worden gerealiseerd. Bij voorkeur zal, zoals weergegeven in figuur 2, minstens een duidelijke speling D4 tussen de kopse vlakken 25-26 en de hier naartoe gerichte zijden van het profiel 4 worden gelaten, zodanig dat de wanddelen 3 gemakkelijk in de zittingen 7-8 kunnen worden geschoven. De speling D4 verzekert ook dat de puntlassen 24 en de afronding 30 geen hindernis vormen bij het inschuiven van de wanddelen 3. 



    Facultatief   kunnen nog spelingen D5 en D6 worden voorzien, die bij voorkeur voldoende groot zijn om te verkrijgen dat de wanddelen 3 gemakkelijk in de zittingen 7-8 kunnen worden geschoven, doch wel zodanig klein zijn dat de wanddelen 3 zich niet kunnen schuin zetten. 



  In het geval van een randverbinding, bijvoorbeeld aan de zijranden van een deuropening 31 of vensteropening 32, wordt, zoals weergegeven in figuur 5, bij voorkeur gebruik gemaakt van een profiel 5 met slechts één zitting 33. 



  Analoog als bij het profiel 4, vertoont het profiel 5 eveneens een aanslagvormend gedeelte 34, is de zitting 33 bij voorkeur U-vormig, en is de vergrendelingsrib 35 bij voorkeur ook gevormd door het naar binnen omgebogen uiteinde van een been 36 van de U-vorm. 



  In het geval van een doorverbinding, wordt, zoals weergegeven in figuur 6, bij voorkeur gebruik gemaakt van een profiel 6 met twee zittingen 37-38 die tegengesteld aan elkaar gericht zijn. Analoog als bij de profielen 4 en 5 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 vertonen de zittingen 37-38 ook aanslagvormende gedeelten 39-40, zijn de zittingen 37-38 bij voorkeur U-vormig, en zijn de betreffende vergrendelingsribben 41-42 ook gevormd door naar binnen omgebogen randen van de betreffende benen 43-44 van de   U-vormen.   Zoals weergegeven in figuur 6 kan het profiel 6 samengesteld zijn uit twee aan elkaar bevestigde delen 45-46. volgens een variante kan dit ook een   ééndelig   profiel zijn. 



  Zoals schematisch in figuur 6 is weergegeven kan zulke doorverbinding ook worden gecombineerd met een hoekverbinding, bijvoorbeeld door het profiel 6 zijdelings uit te rusten met één of meer bijkomende zittingen, in dit geval een zitting 47, die bijvoorbeeld toelaat om een verbinding te maken met de wanddelen 3 van een tussenwand 48. 



  Hoe te werk dient te worden gegaan bij de opbouw van de prefabconstructie 1 is eenvoudig af te leiden uit de hiervoor vermelde figuren. In wezen dienen de wanddelen 3 uitsluitend op de juiste plaatsen tussen de betreffende profielen 4-5-6 te worden geschoven. 



  Volgens de uitvinding worden de wanddelen 3 en wanden 2 onderling uitsluitend bevestigd door middel van de voornoemde profielen 4-5-6, dus zonder dat nog andere of noemenswaardig andere verbindingsdelen hierbij te pas komen. 



  Uiteraard kan de prefabconstructie 1 verder worden gecombineerd met andere elementen, die al dan niet geprefabriceerd worden, waarbij in het bijzonder gedacht wordt aan de dakconstructie 49, en de niet in figuur 1 weergegeven vloerplaat, alsmede deuren en ramen. De 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 scharnieren en dergelijke voor de deuren en ramen kunnen hierbij aan de profielen 5 bevestigd zijn. 



  Zoals weergegeven in de figuren 7 en 8, kunnen de zittingen, bijvoorbeeld 7-8-33, in plaats van met één vergrendelingsrib, ook voorzien worden van meerdere vergrendelingsribben, bij voorkeur aan weerszijden van de betreffende zitting. De vergrendelingsribben 11-50,12-51 en 35-52 kunnen zich hierbij al dan niet over elkaar bevinden. Het gebruik van ribben 33-52 is vooral voordelig bij het profiel 5, daar hierdoor verhinderd wordt dat dit profiel 5 zieh om zijn as verdraaid, bijvoorbeeld wanneer hieraan een deur wordt opgehangen. 



  Het is duidelijk dat ook meerdere vergrendelingsribben aan   één   zijde van een zitting kunnen worden gerealiseerd. 



  Zoals weergegeven in figuur 7 kunnen de profielen, in dit geval het profiel 4, eventueel worden afgedekt met lijsten 53-54 uit hout, waardoor het esthetisch uitzicht kan worden beïnvloed en het betreffende profiel 4 extra wordt beschermd tegen weersinvloeden. 



  Figuur 9 geeft nog een vereenvoudigde variante weer waarbij de zittingen 7 en 8 aan   één   zijde open zijn en de funktie van de voornoemde aanslagvormende gedeelten 15-16 opgenomen wordt door de wanddelen 3 zelf die tot dit doel in elkaar passen. Om het uitbuigen van het profiel 4 in dit geval uit te sluiten kunnen eventueel een aantal bijkomende verbindingen worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door middel van schroeven 55 die bijvoorbeeld uitsluitend aan het bovenste en onderste uiteinde van het profiel 4 worden aangebracht. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 In de figuren 10 en 11 zijn nog twee varianten weergegeven die aantonen dat het profiel 4 ook op andere wijzen kan worden gerealiseerd. 



  Het is duidelijk dat in de uitvoeringen van figuren 5 tot 11, in zoverre toepasbaar, gelijkaardige spelingen en afmetingen kunnen worden toegepast als beschreven aan de hand van figuur 2. 



  Opgemerkt wordt dat, in het geval dat slechts aan één zijde van de zitting een vergrendelingsrib 11-12-35-41-42 wordt toegepast, deze vergrendelingsrib zieh bij voorkeur aan de buitenzijde van de wand 2 bevindt, om eventuele indringing van water optimaal tegen te gaan. 



  Het is eveneens duidelijk dat in de plaats van haakse hoekverbindingen ook schuine hoekverbindigen kunnen worden toegepast. 



  De profielen 4-5-6 bestaan bij voorkeur uit metaal. Een bijzonder stevig geheel wordt verkregen door de profielen zoals voornoemd uit staal te vervaardigen. De wanddikte van de profielen is bij voorkeur in de orde van grootte van 1, 5 
 EMI9.1 
 mm. 



  Ook kunnen uit aluminium geëxtrudeerde profielen worden aangewend, wat het voordeel biedt dat ook profielen met ingewikkelde doorsneden gemakkelijk uit één stuk kunnen worden vervaardigd. 



  De profielen 4-5-6 kunnen uiteraard van een gepaste afwerking worden voorzien, omwille van het siereffect en/of omwille van een betere weersbestendigheid. Zo bijvoorbeeld 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 kunnen de profielen worden gegalvaniseerd, worden verzinkt of worden geverfd, bijvoorbeeld door poederlakken. 



  Het is niet uitgesloten om profielen uit andere materialen, zoals gewapend kunststof, aan te wenden. 



  In het geval van een blokhutconstructie zal gebruik worden gemaakt van vrij dikke wanddelen 3. 



  De wanddelen kunnen ook bestaan uit panelen, die dan langs hun zijranden in de betreffende zittingen schuiven. 



  De uitvinding heeft eveneens betrekking op de samenstellende elementen om de prefabconstructie op te bouwen, waarmee de profielen 4-5-6 en de wanddelen 3 worden bedoeld, die de kenmerken vertonen zoals hiervoor beschreven en zoals weergegeven in de verschillende in de figuren weergegeven doorsneden. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegven uitvoeringsvormen, doch dergelijke prefabconstructie en de samenstellende elementen hiervan kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (17)

Conclusies.

1. - Prefabconstructie, met wanden (2-48) die gevormd zijn uit wanddelen (3) in de vorm van latten, balken of panelen, daardoor gekenmerkt dat de wanddelen (3) in hoofdzaak verbonden zijn door middel van één of meer rechtopgestelde profielen (4-5-6) met een of meer zittingen (7-8-33-37- 38-47) voor de uiteinden (9-10) van de wanddelen (3), waarbij deze profielen (4-5-6) per betreffende zitting (7-8-33-37-38-47) minstens één vergrendelingsrib (11-12-35- 41-42-50-51-52) vertonen, terwijl de wanddelen (3) aan de uiteinden (9-10) die in zulke zitting worden geplaatst, meer speciaal op een afstand van de kopse vlakken (25-26), voorzien zijn van minstens één gleufvormige uitsparing (13-14) die met de betreffende vergrendelingsrib (11-12-35-41-42-50-51-52) samenwerkt.

2.-Prefabconstructie volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat iedere betreffende zitting (7-8-33-37-38-47) een aanslagvormend gedeelte (15-16-34-39-40) vertoont tegenover de vergrendelingsrib of-ribben (11-12-35-41-42- 50-51-52), zodanig dat de wanddelen (3) aan weerszijden in de zittingen (7-8-33-37-38-47) gevat zitten, waardoor deze wanddelen (3) uitsluitend via de kopse uiteinden van de betreffende profielen (4-5-6) in de betreffende zittingen (7-8-33-37-38-47) kunnen worden geschoven.

3.-Prefabconstructie volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat iedere betreffende zitting (7-8-33-37-38-47) U-vormig is, meer speciaal een rechthoekige U-vorm vertoont.

4.-Prefabconstructie volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelingsribben (11-12-35-41-42-50-51-52) <Desc/Clms Page number 12> bestaan uit naar binnen gerichte lippen die gevormd zijn doordat één of beide uiteinden van de benen (17-19-36-45- 46) van de U-vormige zitting naar binnen omgebogen zijn.

5.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat iedere betreffende zitting (7-8-33-37-38-47) slechts aan één zijde voorzien is van een vergrendelingsrib (11-12-35-41-42).

6.-Prefabconstructie volgens een van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de uitsparingen (13-14) één of meer van de volgende eigenschappen vertonen : - een diepte (D1) die gelegen is tussen 1/4 en 1/3 van de dikte (D2) van het wanddeel (3) ; - een afstand (D3) tot de kopse vlakken (25-26) die minstens 2 cm bedraagt ; - een rechthoekige vorm ; - dat zij gevormd zijn door een zaagsnede ; - dat zij parallel zijn aan de kopse vlakken (25-26) van de wanddelen (3).

7.-Prefabconstructie volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de wanddelen (3) bestaan uit planken die onderling in elkaar passen door middel van tanden (28) en groeven (29). EMI12.1

8.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij een profiel (4) vertoont voor het maken van een hoekverbinding, waarbij dit profiel (4) minstens twee zittingen (7-8-47) vertoont die onderling een hoek vormen. <Desc/Clms Page number 13>

9.-Prefabconstructie volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de zittingen (7-8) een rechthoekige U-vorm vertonen en haaks op elkaar staan, waarbij één been (18) van de eerste zitting (7) de buik vormt van de tweede zitting (8), en waarbij de buik van de eerste zitting (7) in het verlengde is gelegen van een been (19) van de tweede zitting (8).

10.-Prefabconstructie volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat het profiel (4) is samengesteld uit twee delen (22-23), meer speciaal een hoekprofiel met naar binnen omgebogen randen die de vergrendelingsribben (11-12) vormen, en een hierop vastgelast tweede hoekprofiel waarmee één been (18) van de eerste zitting (7) en één been (20) van de tweede zitting (8) worden gevormd.

11.-Prefabconstructie volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat er een speling (D4) tussen de kopse vlakken (25-26) en het profiel (4) bestaat die verzekert dat de lassen (24) waarmee de voornoemde twee delen (22-23) aan elkaar zijn verbonden, geen hindernis vormen bij het EMI13.1 inschuiven van de wanddelen (3).

12.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij een profiel (5) vertoont dat toelaat om een randverbinding te verwezenlijken, waartoe dit profiel (5) slechts één zitting (33) vertoont. EMI13.2

13.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij een al dan niet uit meerdere delen (45-46) samengesteld profiel (6) vertoont dat toelaat om een doorverbinding te verwezenlijken, waartoe dit profiel (6) twee zittingen (37-38) vertoont die <Desc/Clms Page number 14> in elkaars verlengde gelegen zijn, doch onderling tegengesteld gericht zijn.

14.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat een aantal profielen (4-5-6) zich aan de buitenzijde van de prefabconstructie (1) bevinden ; dat slechts aan een zijde van de betreffende zitting of zittingen (7-8-33-37-38) één of meer vergrendelingsribben (11-12-35-41-42) aanwezig zijn ; en dat deze vergrendelingsribben zich aan de benen van de zittingen (7-8-33-37-38) bevinden die aan de buitenzijde van de prefabconstructie (1) gelegen zijn, zodanig dat indringing van water optimaal wordt tegengegaan.

15.-Prefabconstructie volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de wanden (2-48) en de wanddelen (3) in hoofdzaak uitsluitend worden samengehouden door middel van de voornoemde profielen (4-5-6).

16.-Samenstellend deel voor het verwezenlijken van een prefabconstructie volgens één van de conclusies 1 tot 15, daardoor gekenmerkt dat dit deel bestaat uit een profiel (4-5-6) met een of meer zittingen (7-8-33-37-38-47) met respectievelijke vergrendelingsribben (11-12-35-41-42-50- 51-52), die zijn uitgevoerd zoals beschreven in één of meer van de conclusies 1 tot 15.

17.-Samenstellend deel volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat het profiel (4-5-6) bestaat uit staal of geëxtrudeerd aluminium.