<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Luchtweefmachine met een afscherming.
------------------------------------ De uitvinding heeft betrekking op een luchtweefmachine met een afscherming voor weefstof, die minstens een naar de achtergaap gerichte hoofdblazer bevat.
Bij luchtweefmachines is het gekend dat door het blazen op de inslagdraden een aanzienlijke hoeveelheid weefstof ontstaat.
Dit weefstof ontstaat vooral bij het weven van inslagdraden die bijvoorbeeld bestaan uit vlas, katoen, wol of dergelijke.
Het is gekend uit US 4903739 voor iedere inslagdraad gebruik te maken van twee in serie opgestelde hoofdblazers voor het in het weefvak brengen van deze inslagdraad. Hierbij is een eerste met de weeflade beweegbare hoofdblazer nagenoeg evenwijdig met het riet op de weeflade bevestigd en is een volgens de inslagbeweging voor, en onder een hoek ten opzichte van, de eerste hoofdblazer opgestelde tweede hoofdblazer aan het weefmachinefreem bevestigd. Deze tweede hoofdblazer bevindt zich meestal nagenoeg in het verlengde van de bijhorende draadvoorbereidingsinrichting.
Hierbij zijn meestal een of meerdere van tweede hoofdblazers naar de achtergaap gericht, meer speciaal naar het gedeelte van de door kettingdraden gevormde gaap dat zich achter het riet bevindt. Hierdoor blazen deze hoofdblazers weefstof in de kettingdraden van de achtergaap. Dit geeft aanleiding tot het vormen van stofbolletjes ter hoogte van de kettingdraden in de achtergaap. Dergelijke stofbolletjes kunnen de oorzaak
<Desc/Clms Page number 2>
zijn van kettingdraadbreuken die aanleiding geven tot het stoppen van de weefmachines en die de weefselkwaliteit verminderen.
Het doel van de uitvinding is een luchtweefmachine waarbij het aantal kettingdraadbreuken door weefstof beperkt worden.
Tot dit doel bevat de afscherming volgens de uitvinding minstens een geleiding die nabij de inbrengzijde van de weefmachine in het verlengde van een naar de achtergaap gerichte hoofdblazer is opgesteld, teneinde weefstof door de luchtstroming van een naar de achtergaap gerichte hoofdblazer langsheen de geleiding weg van de kettingdraden te geleiden.
De uitvinding biedt als voordeel dat het weefstof verhinderd wordt in de kettingdraden van de achtergaap terecht te komen en weg van de weefmachine wordt getransporteerd door de luchtstroom van een naar de achtergaap gerichte hoofdblazer.
Bij voorkeur bestaat de geleiding uit een gekromde plaat die zich minstens vanaf de achterste uiterste positie van op de weeflade gemonteerde onderdelen uitstrekt. Volgens een variante kan de afscherming zich ook voorbij de achterste positie van de op de weeflade gemonteerde onderdelen uitstrekken, en voorzien zijn van een opening teneinde te verhinderen dat de op de weeflade gemonteerde onderdelen of de inslagdraden met de geleiding in kontakt komen.
De afscherming kan ook twee gekromde geleidingen bevatten die op nagenoeg gelijke afstand van elkaar zijn opgesteld.
<Desc/Clms Page number 3>
Teneinde de kenmerken volgens de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 schematisch een gedeelte van een luchtweefmachine met een afscherming volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een zicht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 een variante van het gedeelte aangeduid met F3 in figuur 1 weergeeft ; figuur 4 nog een variante van de uitvoeringsvorm van figuur
1 weergeeft ; figuur 5 een zicht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 4.
In figuur 1 en 2 is een luchtweefmachine weergegeven met een afscherming 1 voor weefstof. Verder bevat de luchtweefmachine aan het weefmachinefreem 22 bevestigde vast opgestelde hoofdblazers 2,3 die nagenoeg in het verlengde van een schematisch weergegeven draadvoorbereidingsinrichting 4,5, die bijvoorbeeld bestaat uit voorafwikkelaar, zijn opgesteld.
Verder bevat de luchtweefmachine een weeflade 6 die heen en weer beweegt en waarop een riet 7 is bevestigd. Op de weeflade 6 zijn tevens twee hoofdblazers 8,9 nagenoeg evenwijdig met het riet 7 bevestigd, die samen met de weeflade 6 bewegen. De vaste hoofdblazers 2,3 staan hierbij onder een hoek Len opzichte van het riet'en de beweegbare hoofdblazers 8,9 opgesteld.
De inslagdraden 10,11 worden hierbij vanaf een bobijn 12,13 via de draadvoorbereidingsinrichtingen 4,5, de vast
<Desc/Clms Page number 4>
opgestelde hoofdblazers 2,3 en de beweegbaar opgestelde hoofdblazers 8,9 naar het weefvak 15 geleid. Dit weefvak 15 wordt gevormd tussen kettingdraden 14 en 16 die bevolen worden door schematisch weergegeven gaapvormingsmiddelen zoals weefkaders 17. De inslagdraden 10,11 worden hierbij zoals gekend door middel van de beweegbare hoofdblazers 8,9 in een profiel van het riet 7 geblazen. Hierbij bevindt de weeflade 6 met het riet 7 zich hoofdzakelijk in de achterste stand.
Vervolgens worden de inslagdraden 10,11 door de beweging van het riet 7 tegen de aanslaglijn van het weefsel 18 geslagen en bevindt de weeflade 6 met het riet 7 zich in de voorste stand, zoals weergegeven in streeplijn in figuur 1 en 2.
In de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de vast opgestelde hoofdblazers 2 en 3 naar de zich achter het riet 7 bevindende achtergaap 19 gericht zodat luchtstralen uit deze hoofdblazers 2 en 3 tevens naar de achtergaap 19 zijn gericht. De luchtstralen uit de vast opgestelde hoofdblazer 2 zijn eveneens naar het weefvak 15 en het weefsel 18 gericht.
Teneinde te verhinderen dat weefstof door de hoofdblazers 2, 3 in de achtergaap 19 wordt geblazen bevat de luchtweefmachine volgens de uitvinding een afscherming 1 die nabij de inbrengzijde 30 van de weefmachine in het verlengde van een naar de achtergaap 19 gerichte vast opgestelde hoofdblazer 2, 3 is opgesteld. De afscherming 1 bevat hierbij een weg van de achtergaap 19 gekromde geleiding 20, meer speciaal is de kromming van de geleiding 20 zoals weergegeven in figuur 1 gelegen aan de zijde van de geleiding 20 die tegenover de achtergaap 19 is gelegen. De geleiding 20 van de afscherming 1 is met een bevestigingsarm 21 en niet weergegeven bouten
<Desc/Clms Page number 5>
vast aan een steun 24 van het weefmachinefreem 22 bevestigd.
Deze geleiding 20 bestaat hierbij uit een gekromde plaat.
De hoofdblazers 2 en 3 blazen in de richting van de geleiding 20. De opstelling en de vorm van de geleiding 20 laten toe weefstof door de luchtstroming van de hoofdblazer 2 of van de hoofdblazer 3 langsheen de geleiding 20 weg van de kettingdraden 14,16 te geleiden zodat het weefstof niet in de achtergaap 19 terecht komt.
Zoals weergegeven strekt de geleiding 20 van de afscherming 1 zieh uit vanaf de achterste uiterste positie, in de richting van de kettingdraden 14,16 weg van het weefsel 18, van de op de weeflade 6 gemonteerde onderdelen die in het weergegeven voorbeeld minstens een riet 7 en twee beweegbare hoofdblazers 8,9 bevatten zodanig dat de hoofdblazers 8,9 en/of het riet 7 en/of de weeflade 6 zelf en/of de inslagdraden 10,11 niet in contact kunnen komen met de geleiding 20.
Bij de variante weergegeven in figuur 3 bestaat de afscherming 1 uit twee gekromde geleidingen 20 en 23 die nagenoeg op gelijke afstand van elkaar zijn opgesteld, die bestaan uit gekromde platen en waarbij minstens de geleiding 20 in het verlengde van de hoofdblazers 2,3 is opgesteld. Deze uitvoeringsvorm laat toe de luchtstroming van hoofdzakelijk de hoofdblazer 3 te kanaliseren zodanig dat die luchtstroming samen met weefstof tussen de twee geleidingen 20 en 23 weg van de achtergaap 19 kan geleid worden. De geleiding 23 is bijvoorbeeld met een of meerdere steunen 25 aan de geleiding 20 bevestigd. De geleiding 20 is hierbij met een bout 26 aan
<Desc/Clms Page number 6>
de steun 24 van het weefmachinefreem 22 bevestigd.
Volgens de in figuren 4 en 5 weergegeven variante strekt de geleiding 27 van de afscherming 1 zieh, volgens de richting van de kettingdraden 14,16 naar het weefsel 18 toe, voorbij de achterste positie van de op de weeflade 6 gemonteerde onderdelen uit. Deze geleiding 27 is voorzien van een sleuf of opening 28 teneinde te verhinderen dat de op de weeflade 6 gemonteerde onderdelen, zoals de beweegbare hoofdblazers 8 en 9, en/of de inslagdraden die zieh bevinden tussen de vast opgestelde hoofdblazers 2,3 en de beweegbare hoofdblazers 8, 9, met de geleiding 27 in kontakt komen. De sleuf of opening 28 strekt zieh hierbij uit tot de rand 29 van de geleiding 27. De geleiding 27 bestaat hierbij eveneens uit een gekromde plaat die aan het weefmachinefreem 22 is bevestigd.
Het is duidelijk dat volgens een in figuur 5 in streeplijn weergegeven variante uitvoeringsvorm van geleiding 27, de sleuf of opening 28 tevens volledig door de geleiding 27 kan omsloten worden.
Volgens een niet weergegeven variante bestaan de geleidingen 20,23 en 27 uit een vlakke plaat die in het verlengde van een naar de achtergaap 19 gerichte hoofdblazer 2,3 is opgesteld.
De luchtweefmachine met een afscherming volgens de uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
Airjet weaving machine with a shield.
The invention relates to an air weaving machine with a fabric screen, which contains at least one rear blower main blower.
In air weaving machines it is known that a considerable amount of fabric is created by blowing on the weft threads.
This weave is mainly produced during the weaving of weft threads, which for instance consist of flax, cotton, wool or the like.
It is known from US 4903739 to use two main blowers arranged in series for each weft thread for introducing this weft thread into the weaving section. Here, a first main blower movable with the weaving drawer is attached to the weaving drawer substantially parallel to the reed and a second main blower arranged according to the weft movement for and at an angle relative to the first main blower is attached to the weaving machine frame. This second main blower is usually almost an extension of the associated wire preparation device.
Usually one or more of the second main blowers are directed towards the rear shed, more specifically towards the part of the shed formed by warp threads which is located behind the reed. As a result, these main blowers blow tissue into the warp threads of the rear shed. This gives rise to the formation of dust balls at the height of the warp threads in the rear shed. Such dust balls can be the cause
<Desc / Clms Page number 2>
are warp threads that cause the weaving machines to stop and reduce fabric quality.
The object of the invention is an air weaving machine in which the number of warp thread breaks by weaving fabric is limited.
For this purpose, the shield according to the invention comprises at least one guide arranged near the insertion side of the weaving machine in the extension of a main blower directed towards the rear shed, in order to weave fabric through the air flow of a main blower directed towards the rear shed along the guide away from the guide warp threads.
The invention offers the advantage that the woven fabric is prevented from getting into the warp threads of the rear shed and is transported away from the weaving machine by the air flow of a main blower directed towards the rear shed.
Preferably, the guide consists of a curved plate that extends at least from the posterior extreme position of parts mounted on the weaving tray. According to a variant, the shield may also extend beyond the rear position of the parts mounted on the weaving tray, and be provided with an opening to prevent the parts mounted on the weaving tray or the weft threads from coming into contact with the guide.
The shield may also include two curved guides that are spaced substantially equidistant from each other.
<Desc / Clms Page number 3>
In order to more clearly present the features according to the invention, the invention is explained in more detail below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 schematically shows a part of an air weaving machine with a screen according to the invention; figure 2 represents a view according to arrow F2 in figure 1; figure 3 represents a variant of the part indicated by F3 in figure 1; figure 4 another variant of the embodiment of figure
1 represents; figure 5 represents a view according to arrow F5 in figure 4.
In figures 1 and 2 an air weaving machine is shown with a screen 1 for fabric. Furthermore, the air weaving machine comprises fixedly positioned main blowers 2,3 attached to the weaving machine frame 22, which are arranged substantially in line with a schematically shown thread preparation device 4,5, which for example consists of a pre-wrapper.
The air weaving machine further comprises a weaving drawer 6 which moves back and forth and on which a reed 7 is attached. Two main blowers 8,9 are also mounted on the weaving drawer 6 substantially parallel to the reed 7, which move together with the weaving drawer 6. The fixed main blowers 2,3 are positioned at an angle to the reed and the movable main blowers 8,9.
The weft threads 10,11 are hereby fixed from a bobbin 12,13 via the thread preparation devices 4,5
<Desc / Clms Page number 4>
deployed main blowers 2,3 and the movably arranged main blowers 8,9 are guided to the weaving section 15. This weaving section 15 is formed between warp threads 14 and 16, which are ordered by yawning means, such as weaving frames 17, shown schematically. The weft threads 10,11 are hereby blown into a profile of the reed 7 as known by means of the movable main blowers 8,9. Here the weaving drawer 6 with the reed 7 is mainly in the rear position.
Then, the weft threads 10,11 are struck by the movement of the reed 7 against the abutment line of the fabric 18 and the weaving drawer 6 with the reed 7 is in the forward position, as shown in dashed line in Figures 1 and 2.
In the shown embodiment the fixedly positioned main blowers 2 and 3 are directed towards the rear shed 19 situated behind the reed 7, so that air jets from these main blowers 2 and 3 are also directed towards the rear shed 19. The air jets from the stationary main blower 2 are also directed to the weaving compartment 15 and the fabric 18.
In order to prevent tissue from being blown into the rear shed 19 by the main blowers 2, 3, the air weaving machine according to the invention comprises a screen 1 which, in the vicinity of the insertion side 30 of the weaving machine, is an extension of a main blower 2, 3 facing the rear shed 19. has been prepared. The shield 1 hereby contains a guide 20 curved away from the rear shed 19, more specifically the curvature of the guide 20 as shown in figure 1 is situated on the side of the guide 20 which is opposite the rear shed 19. The guide 20 of the shield 1 is with a mounting arm 21 and bolts (not shown)
<Desc / Clms Page number 5>
fixed to a support 24 of the weaving machine frame 22.
This guide 20 consists of a curved plate.
The main blowers 2 and 3 blow in the direction of the guide 20. The arrangement and the shape of the guide 20 allow tissue to flow away from the warp threads 14, 16 by the air flow of the main blower 2 or of the main blower 3 along the guide 20. guide the fabric so that it does not get into the rear gap 19.
As shown, the guide 20 of the shield 1 extends from the posterior extreme position, in the direction of the warp threads 14,16 away from the fabric 18, of the parts mounted on the weaving tray 6, which in the example shown is at least one reed 7 and two movable main blowers 8,9 such that the main blowers 8,9 and / or the reed 7 and / or the weaving drawer 6 itself and / or the weft threads 10,11 cannot come into contact with the guide 20.
In the variant shown in Figure 3, the shield 1 consists of two curved guides 20 and 23 which are arranged substantially equidistant from each other, which consist of curved plates and wherein at least the guide 20 is arranged in line with the main blowers 2,3 . This embodiment allows the air flow of mainly the main blower 3 to be channeled in such a way that said air flow together with fabric between the two guides 20 and 23 can be directed away from the rear shed 19. The guide 23 is, for example, attached to the guide 20 with one or more supports 25. The guide 20 is here with a bolt 26 on
<Desc / Clms Page number 6>
the support 24 of the weaving machine frame 22 is attached.
According to the variant shown in Figures 4 and 5, the guide 27 of the shield 1, according to the direction of the warp threads 14,16 towards the fabric 18, extends beyond the rear position of the parts mounted on the weaving drawer 6. This guide 27 is provided with a slot or opening 28 to prevent the parts mounted on the weaving drawer 6, such as the movable main blowers 8 and 9, and / or the weft threads between the fixed main blowers 2, 3 and the movable main blowers 8, 9 come into contact with the guide 27. The slot or opening 28 hereby extends to the edge 29 of the guide 27. The guide 27 also consists of a curved plate which is attached to the weaving machine frame 22.
It is clear that according to a variant embodiment of guide 27 shown in dashed line in figure 5, the slot or opening 28 can also be completely enclosed by guide 27.
According to a variant not shown, the guides 20, 23 and 27 consist of a flat plate which is arranged in line with a main blower 2,3 directed towards the rear gap 19.
The air weaving machine with a screen according to the invention is of course not limited to the exemplary embodiments described in the figures and can be realized within the scope of the invention in various other shapes and sizes.