<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstuk- poolweefsel met poolhoogteverschillen".
EMI1.1
----------------
Deze uitvinding heeft betrekking tot een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstukpoolweefsel, waarbij boven elkaar twee grondweefsels - een bovenweefsel en een onderweefsel genoemd - gevormd worden, door inslagdraden volgens gekende bindingen in te binden met behulp van dwarslopende kettingdraden, waarbij in een kettingstelsel een of meerdere poolkettingdraden voorzien worden (de zieh nagenoeg in eenzelfde dwarsvlak bevindende kettingdraden van boven- en onderweefsel, die boven elkaar inslagdraden van die respectievelijke grondweefsels inbinden, en de een of meerdere zieh nagenoeg volgens datzelfde dwarsvlak uitstrekkende poolkettingdraden vormen een kettingstelsel,
waarin poolkettingdraden, kettingdraden en inslagdraden een welbepaald bindingspatroon vertonen.
Gedurende het weven worden naast elkaar gelegen kettingstelsels bekomen dwars op de richting van de inslagdraden).
Van deze poolkettingdraden vormt er minstens een pool doordat hij afwisselend in een van beide grondweefsels wordt afgebonden over een of meerdere inslagdraden. In een kettingstelsel van een eerste zone en een kettingstelsel van een tweede zone vormt respectievelijk een verschillend aantal poolkettingdraden pool, zodat in de respectievelijke zones een verschillende pooldichtheid bekomen wordt. Om de beide weefsels van elkaar te scheiden, worden de poolvormende poolkettingdraden vervolgens doorgesneden tussen beide grondweefsels.
In GB-A-656 845 wordt een dergelijke werkwijze beschreven voor het machinaal vervaardigen van tapijten. Door de grote pooldichtheid in zones aan weerszijden van een zone zonder pool, buigen de doorgesneden pooldraden om in de richting van de zone zonder pool, zodat men in het
<Desc/Clms Page number 2>
pooloppervlak kanalen bekomt, die gelijken op de U-vormige kanalen van met de hand vervaardigde tapijten.
Om in eenzelfde kettingstelsel pool te vormen van verschillende kleuren is het gekend om meerdere pooldraden van verschillende kleur in dat kettingstelsel te voorzien.
Terwijl een poolkettingdraad pool vormt, worden de andere poolkettingdraden bijvoorbeeld ingebonden in een van de grondweefsels of langs de rugzijde van een van de weefsels gebracht (men spreekt van dode poolkettingdraden). Om de pool van kleur te laten veranderen, wordt ter hoogte van een vooraf bepaalde inslagdraad een poolwissel uitgevoerd : de poolkettingdraad die eerst pool vormde wordt dan dode pool terwijl de andere poolkettingdraad die eerst dode pool was, vanaf die plaats poolvormend wordt.
Door in opeenvolgende kettingstelsels dergelijke poolwissels uit te voeren op vooraf bepaalde plaatsen en met vooraf bepaalde kleuren kunnen figuren gevormd worden in de pool van de afgewerkte weefsels.
Er bestaan handgeknoopte tapijten (bijvoorbeeld Tibetaanse tapijten gekend onder de naam MINA-KHANI) die volledig manueel vervaardigd worden door aan een stel evenwijdig opgespannen kettingdraden, afzonderlijke pooldraadjes vast te knopen, zodat de uiteinden van die pooldraadjes aan een zijde ten opzichte van het vlak van de kettingdraden uitsteken. Voor en na het vastknopen van een aantal over de breedte van het weefsel verdeelde pooldraadjes worden dwars op de richting van de kettingdraden, twee inslagdraden aangebracht, die afwisselend langs de ene zijde en de andere zijde van het vlak van de kettingdraden gebracht worden door ze tussen de kettingdraden door te halen, terwijl die inslagdraden zieh telkens aan weerszijden van de opeenvolgende kettingdraden bevinden en elkaar tussen twee kettingdraden telkens kruisen.
Met behulp van gereedschappen worden de inslagdraden dan tot tegen de pooldraadjes geklopt.
<Desc/Clms Page number 3>
Hierdoor ontstaan ter hoogte van elk stel inslagdraden lijnen door de onderbreking van de pool. Deze lijnvormig is typisch voor de op die manier manueel vervaardigde tapijten.
Een ander typisch kenmerk van handgeknoopte tapijten is het zogenaamde drie-dimensioneel effect dat bekomen wordt door aan de rand van de motieven de opstaande poolbeentjes korter te maken door het wegsnijden van een bepaalde lengte ervan.
Een doel van deze uitvinding is om dit driedimensioneel effekt (of siselée-effect) zo dicht mogelijk te benaderen door toepassing van een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstuk-poolweefsel, die op een weefmachine kan uitgevoerd worden. Het doel van deze uitvinding is anders gezegd om het siselée-effect te bekomen gedurende het weven van een dubbelstuk-poolweefsel op een weefmachine, zonder dat achteraf nog enig handwerk moet verricht worden.
Dit doel wordt bereikt door bij de werkwijze die in de eerste en de tweede paragraaf van deze beschrijving werd beschreven, als volgt te werk te gaan : in de zone (s) waar het aantal poolvormende poolkettingdraden groter is dan een, bindt men deze poolkettingdraden samen af over dezelfde inslagdraden, om gedurende de produktie in de respectievelijke zones een verschillende tussenafstand te bekomen tussen de grondweefsels.
Elke poolvormende poolkettingdraad oefent tijdens het weven een zekere trekkracht uit op de inslagdraden van de beide grondweefsels. In deze respectievelijke weefsels is deze trekkracht gericht naar het andere weefsel. Deze trekkracht is evenredig met het aantal poolkettingdraden dat over dezelfde inslagdraden van beide weefsels wordt afgebonden. Deze verschillende trekkrachten in de respectievelijke zones van de weefsels, volgens de uitvinding, trekken beide weefsels naar elkaar toe tot op
<Desc/Clms Page number 4>
een verschillende tussenafstand. Hierdoor wordt in de respectievelijke zones een verschillende poolhoogte gevormd.
Door een zone met kortere pool te laten overeenstemmen met een bepaald motief in de weefsels en een zone met langere pool te vormen die dit motief omringt, wordt het siselée-effect bijzonder goed benaderd.
Door twee zones waarin, in een kettingstelsel respectievelijk verschillende aantallen poolkettingdraden over dezelfde inslagdraden worden ingebonden van elkaar te scheiden door een zone waarin geen enkele poolkettingdraad pool vormt, worden de poolhoogteverschillen nog beter zichtbaar.
Door de grotere pooldichtheid in een zone waar minstens twee poolkettingdraden samen pool vormen, en door het feit dat aan de rand van deze zone geen pool wordt gevormd, buigen de poolbeentjes van de eerstgenoemde zone zieh naar de rand van de zone toe.
Deze buiging neemt toe naarmate de poolbeentjes zieh dichter bij de rand van de zone bevinden. Doordat gebogen poolbeentjes zieh minder hoog uitstrekken dan rechtopstaande poolbeentjes wordt-in het bijzonder aan de rand van de zone-het poolhoogteverschil ten opzichte van een andere zone met langere pool nog duidelijker gemaakt.
Het bekomen van de typische lijnvormig van de handgeknoopte tapijten is een ander doel van deze uitvinding, dat bereikt wordt door op nagenoeg gelijke afstanden van elkaar een kettingstelsel te vormen waarin de poolkettingdraden geen pool vormen.
Verdere kenmerken van deze uitvinding en een aantal voorkeurdragende werkwijzen worden uitgelegd in de hierna volgende beschrijving, waarin verwezen wordt naar de hierbijgevoegde figuren :
Figuren 1 t/m 8 stellen telkens een
<Desc/Clms Page number 5>
kettingstelsel voor dat volgens een voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding wordt bekomen.
Figuur 9 stelt in dwarsdoorsnede een gedeelte van een poolweefsel voor, ter illustratie van het Siseléeeffect dat bekomen wordt door het vormen van verschillende zones volgens deze uitvinding.
In een eerste voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding (zie figuur 1) wordt het dubbelstukpoolweefsel geweven volgens een enkelschot-binding, en wordt een zone (P30) gevormd waarin een eerste kettingstelsel (10) een eerste poolkettingdraad (P1) omvat die, respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder - boven - boven - boven; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (10) een tweede poolkettingdraad (P2) omvat die, ten opzichte van diezelfde acht inslagdraden (I), respectievelijk de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - onder - onder - boven - onder-boven.
In een eerste bijzonder voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding (zie figuur 2) worden het eerste kettingstelsel (10) van de eerste voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (11) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (11) een eerste poolkettingdraad (P3) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende inslagdraden (I) van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder - boven - onder - onder ; en een tweede poolkettingdraad (P4) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I), respectievelijk de volgende posities inneemt : onderboven-onder-boven-boven-boven-onder-boven.
In een tweede voorkeurdragende werkwijze volgens
<Desc/Clms Page number 6>
deze uitvinding (zie figuur 3) wordt het dubbelstukpoolweefsel volgens een enkelschot-binding geweven, en wordt een zone (30) gevormd waarin, een eerste kettingstelsel (12), een eerste poolkettingdraad (P5) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder - boven - boven - boven; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (12) een tweede poolkettingdraad (P6) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt :
onder - boven-onder-onder-onder-boven-onder-boven ; en terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (12) een derde poolkettingdraad (P7) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt :boven-onder-onder-boven-boven-onderonder-boven.
In een tweede bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 4) worden het eerste kettingstelsel (12) van de tweede voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (13) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (13) een eerste poolkettingdraad (PS) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden (I) van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder-boven-onder-onder ; waarbij dit tweede kettingstelsel (12) een tweede poolkettingdraad (P9) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven - onder - boven - boven - boven-onder-boven ; en waarbij dat tweede kettingstelsel (12) een derde poolkettingdraad (P10) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) :
onder - boven - boven - onder - onder - boven - boven - onder.
<Desc/Clms Page number 7>
In een derde voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 5) wordt het dubbelstuk-poolweefsel volgens een enkelschot-binding geweven en wordt een zone voorzien waarin een eerste kettingstelsel (14) een eerste poolkettingdraad (Pll) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht. opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder-onder-boven-onder ; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (14) een tweede poolkettingdraad (P12) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder -
EMI7.1
boven-onder-boven-boven-boven het genoemde eerste kettingstelsel (14) een derde ;
en terwijlpoolkettingdraad (P13) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven- onder - onder - onder - boven - onder - boven.
In een derde bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 6) worden het eerste kettingstelsel (14) van de derde voorkeurdragende werkwijze, en een tweede
EMI7.2
kettingstelsel (15) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (15) een eerste poolkettingdraad (14) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden (I) van de genoemde groep : onder - onder - boven - onder - onder-boven-onder-boven ; waarbij dit tweede kettingstelsel een tweede poolkettingdraad (P15) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : boven - onder - onder - boven - onder - boven-onder-onder ; en waarbij dit tweede kettingstelsel een derde poolkettingdraad (P16) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) :
onder-boven-onder-boven-boven- boven - onder - boven.
<Desc/Clms Page number 8>
In een vierde voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 7) wordt het dubbelstuk-poolweefsel volgens een enkelschot binding geweven en wordt een zone voorzien waarin een eerste kettingstelsel (16), een eerste poolkettingdraad (P17) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder-boven-boven-boven ; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (16) een tweede poolkettingdraad (P18) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - onder-onder-boven-onder-boven ;
en terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (16) een derde poolkettingdraad (P19) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - boven - onder - boven - onder - boven.
In een vierde bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 8) worden het eerste kettingstelsel (16) van de vierde voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (17) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (17) een eerste poolkettingdraad (P20) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder - boven - onder - onder; een tweede poolkettingdraad (P21) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven - onder boven-boven-boven-onder-boven ; en een derde poolkettingdraad (P22) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven- onder- boven - onder - boven - onder - boven.
De eerste tot en met de vierde bijzonder voorkeurdragende werkwijzen worden toegepast om te
<Desc/Clms Page number 9>
vermijden dat het bovenste en het onderste dubbelstukpoolweefsel veel van elkaar verschillen. Men wil een evenwichtige verdeling van de poolkettingdraden over beide weefsels bekomen, door het afwisselend naast elkaar vormen van een eerste en een tweede kettingstelsel.
Zoals duidelijk te zien is op de figuren, laat men in eenzelfde kettingstelsel de poolkettingdraden vlotten in eenzelfde grondweefsel.
Met andere woorden men onderbreekt het afwisselend in beide grondweefsels afbinden van de poolkettingdraad over een inslagdraad. Dit wordt gedaan om te vermijden dat het zichtbare gedeelte van die poolkettingdraad als een duidelijk te volgen lijn (met de kleur van de betreffende poolkettingdraad) zichtbaar is in het afgewerkte weefsel. De poolvorming van een bepaalde kleur wordt hierdoor kort onderbroken.
De poolvorming wordt gedurende het weven bij voorkeur geregeld door een jacquardmachine.
Er worden schema's gemaakt voor het sturen van deze jacquard-machine die kunnen worden ingedeeld in 6 klassen, afhankelijk van het bekomen resultaat in een kettingstelsel.
Klasse 1 : alle poolkettingdraden worden ingebonden in een van de grondweefsels.
Dit is een gekende lijnwaadbinding.
Klasse 2 : per schot (inslagdraad) is er een werkende pooldraad.
Dit is een gekende 1/1 V-binding. Elke niet- poolvormende poolkettingdraad wordt ingebonden in een van de grondweefsels.
Klasse 3 : de binding volgens de eerste bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 1 en 2).
Klasse 4 : de binding volgens de tweede bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 3 en 4).
Klasse 5 : de binding volgens de derde bijzondere
<Desc/Clms Page number 10>
voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 5 en 6).
Klasse 6 : de binding volgens de vierde bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 7 en 8).
Iedere groep (klasse) stuurschema's heeft zijn specifieke poolbinding en pooldichtheid. Elk stuurschema op zichzelf zorgt daarbij voor een andere kombinatie van verschillend gekleurde poolkettingdraden.
Door in een kettingstelsel poolkettingdraden van minstens twee verschillende kleuren samen over dezelfde inslagdraden af te binden, kunnen er zogenaamde mengeffekten bekomen worden.
Ook deze mengeffekten zijn typisch voor bepaalde handgeknoopte tapijten (bv. het MINA-KHANI-tapijt).
Wanneer volgens deze uitvinding de verschillend gekleurde poolvormende poolkettingdraden bovendien kunnen gekozen worden uit een groter aantal (groter dan het aantal poolvormende poolkettingdraden) verschillend gekleurde poolkettingdraden, die tot het betreffende kettingstelsel behoren, kan men in eenzelfde kettingstelsel verschillende kleurenkombinaties voor de pool bekomen (zogenaamde samengestelde kleuren of mengeffekten) ook de grote variatie aan mengkleuren is typisch voor o. a. het MINAKHANI-tapijt.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding kan men zoveel mengeffekten bekomen als er kombinaties mogelijk zijn met de verschillende gekleurde poolkettingdraden in een kettingstelsel.
Door de verschillende klassen van stuurschema's en de verschillende mengkleuren uit die verschillende klassen te combineren, bekomt men uitzonderlijke effecten, waardoor het uitzicht van een handgeknoopt tapijt, en in het bijzonder een MINA-KHANI-tapijt, bijzonder goed kan benaderd worden.
Op figuur 9 wordt een dwarsdoorsnede (in de richting van de kettingdraden) voorgesteld van een gedeelte
<Desc/Clms Page number 11>
van een poolweefsel volgens deze uitvinding. Men onderscheidt twee zones (31) waarin volgens klasse 2 wordt geweven aan weerszijden van een zone (30) waarin volgens klasse 6 wordt geweven, terwijl de zones (30), (31) van elkaar gescheiden zijn door een smalle zone (32) waarin volgens klasse 1 wordt geweven.
Doordat in de zone (30) volgens klasse 6stuurschema's wordt geweven, worden de grondweefsels in die zone dichter naar elkaar toe getrokken-dan in de zones (32) waar volgens klasse 1 wordt geweven. Bijgevolg is de pool in zone (30) minder hoog dan in de zone (31).
Dit poolhoogteverschil wordt nog duidelijker doordat de poolbeentjes in de mimddenste zone (30)-vooral aan de rand van de zone-naar de buitenkant van de zone (30) omgebogen zijn.
Dit ombuigen wordt veroorzaakt door de hoge pooldichtheid (2, 5 poolbeentjes per schot) in de zone (30) en doordat in de zone (32) aan weerszijden van de zone (30) geen pool wordt gevormd.