<Desc/Clms Page number 1>
"Werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstuk- poolweefsel met poolhoogteverschillen".
EMI1.1
----------------
Deze uitvinding heeft betrekking tot een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstukpoolweefsel, waarbij boven elkaar twee grondweefsels - een bovenweefsel en een onderweefsel genoemd - gevormd worden, door inslagdraden volgens gekende bindingen in te binden met behulp van dwarslopende kettingdraden, waarbij in een kettingstelsel een of meerdere poolkettingdraden voorzien worden (de zieh nagenoeg in eenzelfde dwarsvlak bevindende kettingdraden van boven- en onderweefsel, die boven elkaar inslagdraden van die respectievelijke grondweefsels inbinden, en de een of meerdere zieh nagenoeg volgens datzelfde dwarsvlak uitstrekkende poolkettingdraden vormen een kettingstelsel,
waarin poolkettingdraden, kettingdraden en inslagdraden een welbepaald bindingspatroon vertonen.
Gedurende het weven worden naast elkaar gelegen kettingstelsels bekomen dwars op de richting van de inslagdraden).
Van deze poolkettingdraden vormt er minstens een pool doordat hij afwisselend in een van beide grondweefsels wordt afgebonden over een of meerdere inslagdraden. In een kettingstelsel van een eerste zone en een kettingstelsel van een tweede zone vormt respectievelijk een verschillend aantal poolkettingdraden pool, zodat in de respectievelijke zones een verschillende pooldichtheid bekomen wordt. Om de beide weefsels van elkaar te scheiden, worden de poolvormende poolkettingdraden vervolgens doorgesneden tussen beide grondweefsels.
In GB-A-656 845 wordt een dergelijke werkwijze beschreven voor het machinaal vervaardigen van tapijten. Door de grote pooldichtheid in zones aan weerszijden van een zone zonder pool, buigen de doorgesneden pooldraden om in de richting van de zone zonder pool, zodat men in het
<Desc/Clms Page number 2>
pooloppervlak kanalen bekomt, die gelijken op de U-vormige kanalen van met de hand vervaardigde tapijten.
Om in eenzelfde kettingstelsel pool te vormen van verschillende kleuren is het gekend om meerdere pooldraden van verschillende kleur in dat kettingstelsel te voorzien.
Terwijl een poolkettingdraad pool vormt, worden de andere poolkettingdraden bijvoorbeeld ingebonden in een van de grondweefsels of langs de rugzijde van een van de weefsels gebracht (men spreekt van dode poolkettingdraden). Om de pool van kleur te laten veranderen, wordt ter hoogte van een vooraf bepaalde inslagdraad een poolwissel uitgevoerd : de poolkettingdraad die eerst pool vormde wordt dan dode pool terwijl de andere poolkettingdraad die eerst dode pool was, vanaf die plaats poolvormend wordt.
Door in opeenvolgende kettingstelsels dergelijke poolwissels uit te voeren op vooraf bepaalde plaatsen en met vooraf bepaalde kleuren kunnen figuren gevormd worden in de pool van de afgewerkte weefsels.
Er bestaan handgeknoopte tapijten (bijvoorbeeld Tibetaanse tapijten gekend onder de naam MINA-KHANI) die volledig manueel vervaardigd worden door aan een stel evenwijdig opgespannen kettingdraden, afzonderlijke pooldraadjes vast te knopen, zodat de uiteinden van die pooldraadjes aan een zijde ten opzichte van het vlak van de kettingdraden uitsteken. Voor en na het vastknopen van een aantal over de breedte van het weefsel verdeelde pooldraadjes worden dwars op de richting van de kettingdraden, twee inslagdraden aangebracht, die afwisselend langs de ene zijde en de andere zijde van het vlak van de kettingdraden gebracht worden door ze tussen de kettingdraden door te halen, terwijl die inslagdraden zieh telkens aan weerszijden van de opeenvolgende kettingdraden bevinden en elkaar tussen twee kettingdraden telkens kruisen.
Met behulp van gereedschappen worden de inslagdraden dan tot tegen de pooldraadjes geklopt.
<Desc/Clms Page number 3>
Hierdoor ontstaan ter hoogte van elk stel inslagdraden lijnen door de onderbreking van de pool. Deze lijnvormig is typisch voor de op die manier manueel vervaardigde tapijten.
Een ander typisch kenmerk van handgeknoopte tapijten is het zogenaamde drie-dimensioneel effect dat bekomen wordt door aan de rand van de motieven de opstaande poolbeentjes korter te maken door het wegsnijden van een bepaalde lengte ervan.
Een doel van deze uitvinding is om dit driedimensioneel effekt (of siselée-effect) zo dicht mogelijk te benaderen door toepassing van een werkwijze voor het vervaardigen van een dubbelstuk-poolweefsel, die op een weefmachine kan uitgevoerd worden. Het doel van deze uitvinding is anders gezegd om het siselée-effect te bekomen gedurende het weven van een dubbelstuk-poolweefsel op een weefmachine, zonder dat achteraf nog enig handwerk moet verricht worden.
Dit doel wordt bereikt door bij de werkwijze die in de eerste en de tweede paragraaf van deze beschrijving werd beschreven, als volgt te werk te gaan : in de zone (s) waar het aantal poolvormende poolkettingdraden groter is dan een, bindt men deze poolkettingdraden samen af over dezelfde inslagdraden, om gedurende de produktie in de respectievelijke zones een verschillende tussenafstand te bekomen tussen de grondweefsels.
Elke poolvormende poolkettingdraad oefent tijdens het weven een zekere trekkracht uit op de inslagdraden van de beide grondweefsels. In deze respectievelijke weefsels is deze trekkracht gericht naar het andere weefsel. Deze trekkracht is evenredig met het aantal poolkettingdraden dat over dezelfde inslagdraden van beide weefsels wordt afgebonden. Deze verschillende trekkrachten in de respectievelijke zones van de weefsels, volgens de uitvinding, trekken beide weefsels naar elkaar toe tot op
<Desc/Clms Page number 4>
een verschillende tussenafstand. Hierdoor wordt in de respectievelijke zones een verschillende poolhoogte gevormd.
Door een zone met kortere pool te laten overeenstemmen met een bepaald motief in de weefsels en een zone met langere pool te vormen die dit motief omringt, wordt het siselée-effect bijzonder goed benaderd.
Door twee zones waarin, in een kettingstelsel respectievelijk verschillende aantallen poolkettingdraden over dezelfde inslagdraden worden ingebonden van elkaar te scheiden door een zone waarin geen enkele poolkettingdraad pool vormt, worden de poolhoogteverschillen nog beter zichtbaar.
Door de grotere pooldichtheid in een zone waar minstens twee poolkettingdraden samen pool vormen, en door het feit dat aan de rand van deze zone geen pool wordt gevormd, buigen de poolbeentjes van de eerstgenoemde zone zieh naar de rand van de zone toe.
Deze buiging neemt toe naarmate de poolbeentjes zieh dichter bij de rand van de zone bevinden. Doordat gebogen poolbeentjes zieh minder hoog uitstrekken dan rechtopstaande poolbeentjes wordt-in het bijzonder aan de rand van de zone-het poolhoogteverschil ten opzichte van een andere zone met langere pool nog duidelijker gemaakt.
Het bekomen van de typische lijnvormig van de handgeknoopte tapijten is een ander doel van deze uitvinding, dat bereikt wordt door op nagenoeg gelijke afstanden van elkaar een kettingstelsel te vormen waarin de poolkettingdraden geen pool vormen.
Verdere kenmerken van deze uitvinding en een aantal voorkeurdragende werkwijzen worden uitgelegd in de hierna volgende beschrijving, waarin verwezen wordt naar de hierbijgevoegde figuren :
Figuren 1 t/m 8 stellen telkens een
<Desc/Clms Page number 5>
kettingstelsel voor dat volgens een voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding wordt bekomen.
Figuur 9 stelt in dwarsdoorsnede een gedeelte van een poolweefsel voor, ter illustratie van het Siseléeeffect dat bekomen wordt door het vormen van verschillende zones volgens deze uitvinding.
In een eerste voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding (zie figuur 1) wordt het dubbelstukpoolweefsel geweven volgens een enkelschot-binding, en wordt een zone (P30) gevormd waarin een eerste kettingstelsel (10) een eerste poolkettingdraad (P1) omvat die, respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder - boven - boven - boven; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (10) een tweede poolkettingdraad (P2) omvat die, ten opzichte van diezelfde acht inslagdraden (I), respectievelijk de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - onder - onder - boven - onder-boven.
In een eerste bijzonder voorkeurdragende werkwijze volgens deze uitvinding (zie figuur 2) worden het eerste kettingstelsel (10) van de eerste voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (11) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (11) een eerste poolkettingdraad (P3) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende inslagdraden (I) van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder - boven - onder - onder ; en een tweede poolkettingdraad (P4) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I), respectievelijk de volgende posities inneemt : onderboven-onder-boven-boven-boven-onder-boven.
In een tweede voorkeurdragende werkwijze volgens
<Desc/Clms Page number 6>
deze uitvinding (zie figuur 3) wordt het dubbelstukpoolweefsel volgens een enkelschot-binding geweven, en wordt een zone (30) gevormd waarin, een eerste kettingstelsel (12), een eerste poolkettingdraad (P5) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder - boven - boven - boven; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (12) een tweede poolkettingdraad (P6) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt :
onder - boven-onder-onder-onder-boven-onder-boven ; en terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (12) een derde poolkettingdraad (P7) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt :boven-onder-onder-boven-boven-onderonder-boven.
In een tweede bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 4) worden het eerste kettingstelsel (12) van de tweede voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (13) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (13) een eerste poolkettingdraad (PS) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden (I) van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder-boven-onder-onder ; waarbij dit tweede kettingstelsel (12) een tweede poolkettingdraad (P9) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven - onder - boven - boven - boven-onder-boven ; en waarbij dat tweede kettingstelsel (12) een derde poolkettingdraad (P10) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) :
onder - boven - boven - onder - onder - boven - boven - onder.
<Desc/Clms Page number 7>
In een derde voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 5) wordt het dubbelstuk-poolweefsel volgens een enkelschot-binding geweven en wordt een zone voorzien waarin een eerste kettingstelsel (14) een eerste poolkettingdraad (Pll) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht. opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder-onder-boven-onder ; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (14) een tweede poolkettingdraad (P12) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder -
EMI7.1
boven-onder-boven-boven-boven het genoemde eerste kettingstelsel (14) een derde ;
en terwijlpoolkettingdraad (P13) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven- onder - onder - onder - boven - onder - boven.
In een derde bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 6) worden het eerste kettingstelsel (14) van de derde voorkeurdragende werkwijze, en een tweede
EMI7.2
kettingstelsel (15) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (15) een eerste poolkettingdraad (14) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden (I) van de genoemde groep : onder - onder - boven - onder - onder-boven-onder-boven ; waarbij dit tweede kettingstelsel een tweede poolkettingdraad (P15) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : boven - onder - onder - boven - onder - boven-onder-onder ; en waarbij dit tweede kettingstelsel een derde poolkettingdraad (P16) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) :
onder-boven-onder-boven-boven- boven - onder - boven.
<Desc/Clms Page number 8>
In een vierde voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 7) wordt het dubbelstuk-poolweefsel volgens een enkelschot binding geweven en wordt een zone voorzien waarin een eerste kettingstelsel (16), een eerste poolkettingdraad (P17) omvat, die respectievelijk de volgende posities inneemt, ten opzichte van minstens een groep van acht opeenvolgende inslagdraden (I), die afwisselend in het bovenste en in het onderste grondweefsel (BW, OW) ingebonden zijn : onder - boven - onder - boven - onder-boven-boven-boven ; terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (16) een tweede poolkettingdraad (P18) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - onder-onder-boven-onder-boven ;
en terwijl het genoemde eerste kettingstelsel (16) een derde poolkettingdraad (P19) omvat, die ten opzichte van dezelfde acht inslagdraden (I) de volgende posities inneemt : onder - boven - onder - boven - onder - boven - onder - boven.
In een vierde bijzonder voorkeurdragende werkwijze (zie figuur 8) worden het eerste kettingstelsel (16) van de vierde voorkeurdragende werkwijze, en een tweede kettingstelsel (17) afwisselend naast elkaar gevormd, waarbij het tweede kettingstelsel (17) een eerste poolkettingdraad (P20) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van de opeenvolgende acht inslagdraden van de genoemde groep : boven - onder - onder - boven - onder - boven - onder - onder; een tweede poolkettingdraad (P21) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven - onder boven-boven-boven-onder-boven ; en een derde poolkettingdraad (P22) omvat, die de volgende posities inneemt ten opzichte van dezelfde inslagdraden (I) : onder - boven- onder- boven - onder - boven - onder - boven.
De eerste tot en met de vierde bijzonder voorkeurdragende werkwijzen worden toegepast om te
<Desc/Clms Page number 9>
vermijden dat het bovenste en het onderste dubbelstukpoolweefsel veel van elkaar verschillen. Men wil een evenwichtige verdeling van de poolkettingdraden over beide weefsels bekomen, door het afwisselend naast elkaar vormen van een eerste en een tweede kettingstelsel.
Zoals duidelijk te zien is op de figuren, laat men in eenzelfde kettingstelsel de poolkettingdraden vlotten in eenzelfde grondweefsel.
Met andere woorden men onderbreekt het afwisselend in beide grondweefsels afbinden van de poolkettingdraad over een inslagdraad. Dit wordt gedaan om te vermijden dat het zichtbare gedeelte van die poolkettingdraad als een duidelijk te volgen lijn (met de kleur van de betreffende poolkettingdraad) zichtbaar is in het afgewerkte weefsel. De poolvorming van een bepaalde kleur wordt hierdoor kort onderbroken.
De poolvorming wordt gedurende het weven bij voorkeur geregeld door een jacquardmachine.
Er worden schema's gemaakt voor het sturen van deze jacquard-machine die kunnen worden ingedeeld in 6 klassen, afhankelijk van het bekomen resultaat in een kettingstelsel.
Klasse 1 : alle poolkettingdraden worden ingebonden in een van de grondweefsels.
Dit is een gekende lijnwaadbinding.
Klasse 2 : per schot (inslagdraad) is er een werkende pooldraad.
Dit is een gekende 1/1 V-binding. Elke niet- poolvormende poolkettingdraad wordt ingebonden in een van de grondweefsels.
Klasse 3 : de binding volgens de eerste bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 1 en 2).
Klasse 4 : de binding volgens de tweede bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 3 en 4).
Klasse 5 : de binding volgens de derde bijzondere
<Desc/Clms Page number 10>
voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 5 en 6).
Klasse 6 : de binding volgens de vierde bijzondere voorkeurdragende werkwijze (zie fig. 7 en 8).
Iedere groep (klasse) stuurschema's heeft zijn specifieke poolbinding en pooldichtheid. Elk stuurschema op zichzelf zorgt daarbij voor een andere kombinatie van verschillend gekleurde poolkettingdraden.
Door in een kettingstelsel poolkettingdraden van minstens twee verschillende kleuren samen over dezelfde inslagdraden af te binden, kunnen er zogenaamde mengeffekten bekomen worden.
Ook deze mengeffekten zijn typisch voor bepaalde handgeknoopte tapijten (bv. het MINA-KHANI-tapijt).
Wanneer volgens deze uitvinding de verschillend gekleurde poolvormende poolkettingdraden bovendien kunnen gekozen worden uit een groter aantal (groter dan het aantal poolvormende poolkettingdraden) verschillend gekleurde poolkettingdraden, die tot het betreffende kettingstelsel behoren, kan men in eenzelfde kettingstelsel verschillende kleurenkombinaties voor de pool bekomen (zogenaamde samengestelde kleuren of mengeffekten) ook de grote variatie aan mengkleuren is typisch voor o. a. het MINAKHANI-tapijt.
Bij de werkwijze volgens de uitvinding kan men zoveel mengeffekten bekomen als er kombinaties mogelijk zijn met de verschillende gekleurde poolkettingdraden in een kettingstelsel.
Door de verschillende klassen van stuurschema's en de verschillende mengkleuren uit die verschillende klassen te combineren, bekomt men uitzonderlijke effecten, waardoor het uitzicht van een handgeknoopt tapijt, en in het bijzonder een MINA-KHANI-tapijt, bijzonder goed kan benaderd worden.
Op figuur 9 wordt een dwarsdoorsnede (in de richting van de kettingdraden) voorgesteld van een gedeelte
<Desc/Clms Page number 11>
van een poolweefsel volgens deze uitvinding. Men onderscheidt twee zones (31) waarin volgens klasse 2 wordt geweven aan weerszijden van een zone (30) waarin volgens klasse 6 wordt geweven, terwijl de zones (30), (31) van elkaar gescheiden zijn door een smalle zone (32) waarin volgens klasse 1 wordt geweven.
Doordat in de zone (30) volgens klasse 6stuurschema's wordt geweven, worden de grondweefsels in die zone dichter naar elkaar toe getrokken-dan in de zones (32) waar volgens klasse 1 wordt geweven. Bijgevolg is de pool in zone (30) minder hoog dan in de zone (31).
Dit poolhoogteverschil wordt nog duidelijker doordat de poolbeentjes in de mimddenste zone (30)-vooral aan de rand van de zone-naar de buitenkant van de zone (30) omgebogen zijn.
Dit ombuigen wordt veroorzaakt door de hoge pooldichtheid (2, 5 poolbeentjes per schot) in de zone (30) en doordat in de zone (32) aan weerszijden van de zone (30) geen pool wordt gevormd.
<Desc / Clms Page number 1>
"Method for the production of a double piece pile fabric with pile height differences".
EMI1.1
----------------
This invention relates to a method of manufacturing a double-pile pile fabric, in which two base fabrics - called an upper fabric and a lower fabric - are formed one above the other by binding weft threads in known bindings using transverse warp threads, wherein in a warp system a plurality of pile warp threads are provided (the warp threads of upper and lower fabric substantially in the same transverse plane, which bind weft threads of the respective base fabrics one above the other, and the one or more pile warp threads extending substantially along the same transverse plane form a warp system,
in which pile warp threads, warp threads and weft threads display a specific bonding pattern.
During weaving, adjacent warp systems are obtained transverse to the direction of the weft threads).
At least one pile of these pile warp threads forms because it is alternately tied in one of the two base fabrics over one or more weft threads. In a chain system of a first zone and a chain system of a second zone, a different number of pile warp threads, respectively, forms pile, so that a different pile density is obtained in the respective zones. To separate the two fabrics, the pile-forming pile warp threads are then cut between the two base fabrics.
GB-A-656 845 describes such a method for machine manufacturing carpets. Due to the high pile density in zones on either side of a zone without a pile, the cut pile threads bend in the direction of the zone without a pile, so that the
<Desc / Clms Page number 2>
pool surface channels, which resemble the U-shaped channels of hand-made carpets.
In order to form a pile of different colors in the same chain system, it is known to provide several pole wires of different colors in that chain system.
While a pile warp thread forms pile, the other pile warp threads are, for example, tied in one of the base fabrics or brought along the back of one of the fabrics (this is called dead pile warp threads). In order for the pile to change color, a pile change is performed at a predetermined weft thread: the pile warp thread which first formed pile then becomes dead pile while the other pile warp thread which was previously dead pile becomes pile forming from that location.
By performing such pile changes in predetermined locations and with predetermined colors in successive chain systems, figures can be formed in the pile of the finished fabrics.
There are hand-knotted carpets (for example, Tibetan carpets known as MINA-KHANI) that are made entirely manually by tying individual pile threads to a set of warp threads parallel to each other so that the ends of those pile threads are on one side relative to the plane of the the warp threads protrude. Before and after tying a number of pile threads distributed across the width of the fabric, two weft threads are applied transversely to the direction of the warp threads, which are alternately brought along one side and the other side of the plane of the warp threads by passing them between the warp threads, while the weft threads are on either side of the successive warp threads and cross each other between two warp threads.
The weft threads are then knocked against the pile threads with the aid of tools.
<Desc / Clms Page number 3>
This creates lines at the level of each set of weft threads through the interruption of the pile. This line-shaped is typical of the carpets produced by hand in this way.
Another characteristic feature of hand-knotted carpets is the so-called three-dimensional effect that is obtained by shortening the upright pole legs at the edge of the motifs by cutting away a certain length.
An object of this invention is to get as close as possible to this three-dimensional effect (or siselée effect) by using a method of manufacturing a double pile pile fabric that can be performed on a weaving machine. In other words, the object of this invention is to obtain the siselée effect during the weaving of a double pile pile fabric on a weaving machine, without any manual work having to be done afterwards.
This object is achieved by proceeding as follows in the method described in the first and second paragraphs of this description: in the zone (s) where the number of pile-forming pile warp threads is greater than one, these pile warp threads are tied together over the same weft threads, in order to obtain a different intermediate distance between the base fabrics during the production in the respective zones.
Each pile-forming pile warp thread exerts a certain tensile force on the weft threads of the two base fabrics during weaving. In these respective fabrics, this pulling force is directed to the other fabric. This tensile force is proportional to the number of pile warp threads that are tied over the same weft threads of both fabrics. These different tensile forces in the respective zones of the fabrics, according to the invention, draw both fabrics together up to
<Desc / Clms Page number 4>
a different spacing. As a result, a different pile height is formed in the respective zones.
By matching a zone with a shorter pile with a particular motif in the fabrics and creating a zone with a longer pile that surrounds this motif, the siselée effect is particularly well approximated.
By separating two zones in which, in a chain system respectively different numbers of pile warp threads are bound over the same weft threads, by a zone in which no pile warp thread forms a pile, the pile height differences become even more visible.
Due to the greater pile density in a zone where at least two pile warp threads form pile together, and due to the fact that no pile is formed at the edge of this zone, the pile legs of the former zone bend towards the edge of the zone.
This bend increases the closer the polar bones are to the edge of the zone. Because curved pole legs extend less high than upright pole legs, the pole height difference, in particular at the edge of the zone, is made clearer compared to another zone with a longer pole.
Obtaining the typical linear shape of the hand-knotted carpets is another object of this invention, which is achieved by forming a warp system in which the pile warp threads do not form a pile at substantially equal distances from each other.
Further features of this invention and a number of preferred methods are explained in the following description, which refers to the accompanying figures:
Figures 1 to 8 each show one
<Desc / Clms Page number 5>
chain system obtained according to a preferred method according to this invention.
Figure 9 is a cross-sectional view of a portion of a pile fabric, illustrating the Siselée effect obtained by forming different zones of this invention.
In a first preferred method according to this invention (see Figure 1), the bilayer pile fabric is woven according to a single shot bond, and a zone (P30) is formed in which a first warp assembly (10) comprises a first pile warp thread (P1), which respectively positions, relative to at least a group of eight consecutive weft threads (I), which are alternately tied in the top and bottom weave (BW, OW): bottom - top - bottom - top - bottom - top - top - top ; while said first warp system (10) comprises a second pile warp thread (P2) which, with respect to the same eight weft threads (I), respectively occupies the following positions: bottom - top - bottom - bottom - bottom - top - bottom-top.
In a first particularly preferred method according to this invention (see figure 2), the first chain system (10) of the first preferred method, and a second chain system (11) are alternately formed side by side, the second chain system (11) forming a first pile warp thread ( P3), which respectively occupies the following positions with respect to the successive weft threads (I) of said group: top - bottom - bottom - top - bottom - top - bottom - bottom; and a second pile warp thread (P4) which, with respect to the same eight weft threads (I), occupies the following positions, respectively: bottom-top-bottom-top-top-bottom-top.
In a second preferred method according to
<Desc / Clms Page number 6>
In this invention (see Figure 3), the bifold pile fabric is woven in a single shot bond, and a zone (30) is formed in which, a first warp assembly (12) comprises a first pile warp thread (P5) occupying the following positions, respectively. relative to at least a group of eight consecutive weft threads (I), which are alternately tied in the top and bottom weave (BW, OW): bottom - top - bottom - top - bottom - top - top - top; while said first warp system (12) comprises a second pile warp thread (P6) which occupies the following positions relative to the same eight weft threads (I):
bottom - top-bottom-bottom-bottom-top-bottom-top; and while said first warp system (12) comprises a third pile warp thread (P7) which occupies the following positions with respect to the same eight weft threads (I): top-bottom-top-top-bottom-bottom-top.
In a second particularly preferred method (see Figure 4), the first chain system (12) of the second preferred method, and a second chain system (13) are alternately formed side by side, the second chain system (13) comprising a first pile warp thread (PS) , which occupies the following positions with respect to the successive eight weft threads (I) of said group: top - bottom - bottom - top - bottom-top-bottom-bottom; said second warp system (12) comprising a second pile warp thread (P9) occupying the following positions relative to the same weft threads (I): bottom - top - bottom - top - top - top-bottom-top; and wherein said second warp system (12) comprises a third pile warp thread (P10) occupying the following positions relative to the same weft threads (I):
bottom - top - top - bottom - bottom - top - top - bottom.
<Desc / Clms Page number 7>
In a third preferred method (see Figure 5), the double pile pile fabric is woven in a single shot bond and a zone is provided in which a first warp assembly (14) comprises a first pile warp thread (P11), respectively occupying the following positions, with respect to from at least a group of eight. successive weft threads (I), which are alternately tied into the top and bottom weave (BW, OW): bottom - top - bottom - top - bottom-bottom-top-bottom; while said first warp system (14) comprises a second pile warp thread (P12) which occupies the following positions with respect to the same eight weft threads (I): bottom - top - bottom -
EMI7.1
above-below-above-above-above said first chain system (14) a third;
and while pile warp thread (P13) which, with respect to the same eight weft threads (I), occupies the following positions: bottom - top - bottom - bottom - bottom - top - bottom - top.
In a third particularly preferred method (see Figure 6), the first chain system (14) of the third preferred method, and a second
EMI 7.2
warp system (15) alternately formed side by side, the second warp system (15) comprising a first pile warp thread (14) occupying the following positions relative to the successive eight weft threads (I) of said group: bottom - bottom - top - bottom - bottom-top-bottom-top; said second warp system comprising a second pile warp thread (P15) occupying the following positions relative to the same weft threads (I): top - bottom - bottom - top - bottom - top-bottom-bottom; and wherein said second warp system includes a third pile warp thread (P16) occupying the following positions relative to the same weft threads (I):
bottom-top-bottom-top-top-top - bottom - top.
<Desc / Clms Page number 8>
In a fourth preferred method (see Figure 7), the double pile pile fabric is woven in a single shot bond and a zone is provided in which a first warp assembly (16) comprises a first pile warp thread (P17) occupying the following positions, respectively of at least one group of eight consecutive weft threads (I), which are alternately tied in the upper and the lower base fabric (BW, OW): bottom - top - bottom - top - bottom-top-top-top; while said first warp system (16) comprises a second pile warp thread (P18), which occupies the following positions relative to the same eight weft threads (I): bottom-top-bottom-bottom-bottom-top-bottom-top;
and while said first warp system (16) comprises a third pile warp thread (P19) which occupies the following positions relative to the same eight weft threads (I): bottom - top - bottom - top - bottom - top - bottom - top.
In a fourth particularly preferred method (see Figure 8), the first chain system (16) of the fourth preferred method, and a second chain system (17) are alternately formed side by side, the second chain system (17) comprising a first pile warp thread (P20) , which occupies the following positions relative to the successive eight weft threads of said group: top - bottom - bottom - top - bottom - top - bottom - bottom; a second pile warp thread (P21) which occupies the following positions with respect to the same weft threads (I): bottom - top - bottom top-top-top-bottom-top; and a third pile warp thread (P22) which occupies the following positions with respect to the same weft threads (I): bottom - top - bottom - top - bottom - top - bottom - top.
The first through fourth particularly preferred methods are used to
<Desc / Clms Page number 9>
avoid the top and bottom double piece pile fabric from much different. The aim is to achieve a balanced distribution of the pile warp threads over both fabrics by alternately forming a first and a second warp system side by side.
As can be clearly seen in the figures, the pile warp threads in the same chain system are allowed to float in the same base fabric.
In other words, the bending of the pile warp thread over a weft thread is interrupted alternately in both soil fabrics. This is done to prevent the visible portion of that pile warp thread from being visible in the finished fabric as a clearly traceable line (with the color of the respective pile warp thread). The pile formation of a certain color is briefly interrupted by this.
The pile formation is preferably controlled by a jacquard machine during weaving.
Schemes are made for controlling this jacquard machine which can be divided into 6 classes, depending on the result obtained in a chain system.
Class 1: All pile warp threads are tied in one of the base fabrics.
This is a known linseed weave.
Class 2: per shot (weft thread) there is a working pile thread.
This is a known 1/1 V bond. Each non-pile-forming pile warp thread is tied into one of the base fabrics.
Class 3: the bond according to the first particularly preferred method (see fig. 1 and 2).
Class 4: the bond according to the second particularly preferred method (see Figs. 3 and 4).
Class 5: the bond according to the third special
<Desc / Clms Page number 10>
preferred method (see fig. 5 and 6).
Class 6: the bond according to the fourth particularly preferred method (see Figs. 7 and 8).
Each group (class) of control schemes has its specific pile bond and pile density. Each control scheme in itself provides a different combination of differently colored pile warp threads.
By tying pole warp threads of at least two different colors together over the same weft threads in a warp system, so-called mixing effects can be obtained.
These mixing effects are also typical for certain hand-knotted carpets (eg the MINA-KHANI carpet).
In addition, according to this invention, if the differently colored pile-forming pile warp threads can be selected from a larger number (greater than the number of pile-forming pile warp threads) of differently colored pile warp threads, which belong to the respective chain system, different color combinations for the pile can be obtained in the same chain system (so-called composite colors or mixing effects) the wide variety of mixing colors is also typical for the MINAKHANI carpet.
In the method according to the invention, as many mixing effects can be obtained as combinations are possible with the different colored pile warp threads in a chain system.
By combining the different classes of control schemes and the different mixing colors from those different classes, exceptional effects are obtained, which makes the appearance of a hand-knotted carpet, and in particular a MINA-KHANI carpet, very close.
Figure 9 shows a cross section (in the direction of the warp threads) of a part
<Desc / Clms Page number 11>
of a pile fabric according to this invention. Two zones (31) in which class 2 is woven are distinguished on either side of a zone (30) in which class 6 is woven, while zones (30), (31) are separated from each other by a narrow zone (32) in which woven according to class 1.
By weaving in the zone (30) according to class 6 control schemes, the base fabrics in that zone are drawn closer together than in the zones (32) where class 1 is woven. Consequently, the pool in zone (30) is less high than in the zone (31).
This difference in pile height is made even more pronounced by the fact that the pole legs in the middle zone (30) - especially at the edge of the zone - are bent towards the outside of the zone (30).
This bending is caused by the high pile density (2.5 pole legs per bulkhead) in the zone (30) and because no pile is formed in the zone (32) on either side of the zone (30).