BE1026908B1 - PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS - Google Patents

PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS Download PDF

Info

Publication number
BE1026908B1
BE1026908B1 BE20185930A BE201805930A BE1026908B1 BE 1026908 B1 BE1026908 B1 BE 1026908B1 BE 20185930 A BE20185930 A BE 20185930A BE 201805930 A BE201805930 A BE 201805930A BE 1026908 B1 BE1026908 B1 BE 1026908B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
pile
fabric
threads
fabrics
weft
Prior art date
Application number
BE20185930A
Other languages
Dutch (nl)
Other versions
BE1026908A1 (en
Inventor
Ludo Smissaert
Original Assignee
Nv Michel Van De Wiele
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Nv Michel Van De Wiele filed Critical Nv Michel Van De Wiele
Priority to BE20185930A priority Critical patent/BE1026908B1/en
Priority to EP19214540.7A priority patent/EP3670723B1/en
Publication of BE1026908A1 publication Critical patent/BE1026908A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1026908B1 publication Critical patent/BE1026908B1/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D27/00Woven pile fabrics
    • D03D27/02Woven pile fabrics wherein the pile is formed by warp or weft
    • D03D27/10Fabrics woven face-to-face, e.g. double velvet

Abstract

Deze uitvinding betreft een werkwijze en een weefmachine voor het vervaardigen van poolweefsels (PW1),(PW2) met grondweefsels (B1), (B2) uit respectievelijke eerste grondkettingdraden (1-3, 3a, 3b, 13),(4-6, 6a, 6b, 14) en eerste inslagdraden (20,20b,20R,22);(21,21b,21R,22) en met poolkettingdraden (P1)-(P16) waarvan zich tussen de grondweefsels (B1),(B2) uitstrekkende poolvormende gedeeltes tussen beide grondweefsels (B1),(B2) doorgesneden worden om twee poolweefsels (PW1),(PW2) te bekomen, en waarbij niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16), vóór het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes samen met tweede inslagdraden (20), (21), (22) verweven worden tot minstens één bijkomend weefsel (Z); (Z1),(Z2) dat nadien verwijderd wordt.This invention relates to a method and a weaving machine for manufacturing pile fabrics (PW1), (PW2) with backing fabrics (B1), (B2) from respective first backing warp threads (1-3, 3a, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) and first weft threads (20,20b, 20R, 22); (21,21b, 21R, 22) and with pile warp threads (P1) - (P16) of which are located between the backing fabrics (B1), (B2) extending pile-forming parts between both ground fabrics (B1), (B2) are cut to obtain two pile fabrics (PW1), (PW2), and with non-pile-forming parts of the pile warp threads (P1) - (P16), before cutting the pile forming portions are interwoven together with second weft threads (20), (21), (22) into at least one additional fabric (Z); (Z1), (Z2) which is removed afterwards.

Description

WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN VAN POOLWEEFSELS Deze uitvinding betreft enerzijds een werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels, zoals bijvoorbeeld tapijten, waarbij twee grondweefsels geweven worden uit respectievelijke eerste grondkettingdraden en eerste inslagdraden, terwijl elk grondweefsel minstens één poolkettingdraad omvat waarvan gedeeltes zich poolvormend tussen beide grondweefsels uitstrekken, waarbij tenminste sommige poolkettingdraden over minstens een gedeelte van hun lengte niet-poolvormend zijn, en waarbij de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden worden, zodat twee poolweefsels bekomen worden.This invention relates, on the one hand, to a method of manufacturing pile fabrics, such as, for example, carpets, in which two base fabrics are woven from respective first warp threads and first weft threads, while each base fabric comprises at least one pile warp thread, portions of which stretch pile-forming between both base fabrics. wherein at least some pile warp threads are non-pile-forming along at least a portion of their length, and the pile-forming portions of the pile warp threads are cut between the two base fabrics to yield two pile fabrics.

Deze uitvinding betreft anderzijds ook een weefmachine, zoals bijvoorbeeld een dubbelstuk-weefmachine, voor het vervaardigen van poolweefsels, zoals bijvoorbeeld tapijten, omvattende een inslag-inbrenginrichting voorzien om in opeenvolgende inslaginbrengcycli telkens minstens twee inslagdraden op verschillende inslaginbrengniveaus in te brengen tussen grondkettingdraden en poolkettingdraden, een gaapvormingsinrichting voorzien om de genoemde grondkettingdraden en poolkettingdraden in elke inslaginbrengcyclus zo te positioneren ten opzichte van de inslaginbrengniveaus, dat boven elkaar twee grondweefsels geweven worden uit respectievelijke eerste grondkettingdraden en eerste inslagdraden terwijl gedeeltes van poolkettingdraden zich poolvormend tussen beide grondweefsels uitstrekken en ten minste sommige van de poolkettingdraden over minstens een gedeelte van hun lengte niet-poolvormend zijn, en een snijdinrichting voorzien om de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden tussen beide grondweefsels door te snijden, zodat twee poolweefsels bekomen worden.This invention also relates, on the other hand, to a weaving machine, such as, for example, a double-weaving machine, for the production of pile fabrics, such as, for example, carpets, comprising a weft insertion device provided for inserting at least two weft threads at different weft insertion levels between ground warp threads and pile warp threads in successive insertion cycles. a shed forming device provided to position said primer warp threads and pile warp threads in each weft insertion cycle relative to the weft insertion levels such that two ground fabrics are woven one above the other from respective first ground warp threads and first weft threads while sections of pile warp threads extend pile forming between both ground fabrics and at least some of them the pile warp threads are non-pile-forming for at least a portion of their length, and a cutting device is provided to wrap the pile-forming portions of the pile warp threads between both to cut the base fabrics, so that two pile fabrics are obtained.

Deze uitvinding betreft in het bijzonder een dergelijke werkwijze en een weefmachine voor het vervaardigen van tapijten waarvan de eigenschappen de typische eigenschappen van handgeknoopte tapijten sterk benaderen. Meer bepaald gaat het over het vervaardigen van relatief lichte en soepele en vrij gemakkelijkplooibare tapijten waarvan de pool een veelkleurige tekening (of patroon of motief) vertoont die goed herkenbaar is op de rugzijde van het tapijt.This invention particularly relates to such a method and a weaving machine for manufacturing carpets, the properties of which closely approximate the typical properties of hand-knotted carpets. More specifically, it concerns the production of relatively light and flexible carpets, which are easy to fold, the pile of which has a multicolored drawing (or pattern or motif) that is easily recognizable on the back of the carpet.

Het is gekend om tapijten met een uitzicht dat het uitzicht van handgeknoopte tapijten benadert, te vervaardigen op een dubbelstukweefmachine volgens een dubbelstukweefmethode met de hoger aangeduide eigenschappen.It is known to manufacture carpets with a view that approximates the appearance of hand-knotted carpets on a double weaving machine by a double weaving method with the above-mentioned properties.

Hierbij worden de niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden in de grondweefsels ingebonden.Here, the non-pile-forming parts of pile warp threads are bound into the base fabrics.

Deze tapijten zijn echter vrij zwaar en stug, waardoor ze toch nog zeer duidelijk verschillen van handgeknoopte tapijten.However, these carpets are quite heavy and stiff, which makes them still very different from hand-knotted carpets.

Uit EP 1 746 190 Al is het gekend om bij het toepassen van zo’n dubbelstuk- weefmethode de niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden tussen beide tapijten te laten vlotten, en om de twee tapijten, nadat deze van elkaar gescheiden zijn, te onderwerpen aan een afkraboperatie om deze niet-poolvormende gedeeltes ervan te verwijderen.From EP 1 746 190 A1 it is known, when applying such a double-piece weaving method, to let the non-pile-forming parts of pile warp threads float between the two carpets, and to subject the two carpets, after they have been separated from each other a scraping operation to remove these non-pole-forming portions thereof.

De aldus bekomen tapijten zijn weliswaar lichter en gemakkelijker plooibaar, waardoor ze beter lijken op handgeknoopte tapijten, maar de bijkomende afkraboperatie maakt het productieproces omslachtiger, trager en duurder, en zorgt bovendien ook voor meer risico op beschadiging van de tapijten.Although the carpets thus obtained are lighter and easier to bend, making them more similar to hand-knotted carpets, the additional scraping operation makes the production process more cumbersome, slower and more expensive, and also increases the risk of damage to the carpets.

Een eerste doel van deze uitvinding is te voorzien in een werkwijze voor het gelijktijdig weven van twee poolweefsels, die toelaat om poolweefsels te vervaardigen met een uitzicht dat het uitzicht van een handgeknoopt weefsel benadert, en die, na het doorsnijden van de tussen beide poolweefsels lopende poolkettingdraden, twee poolweefsels oplevert die geen verdere behandeling meer moeten ondergaan om overbodige garens te verwijderen.A first object of this invention is to provide a method for simultaneously weaving two pile fabrics, which allows to produce pile fabrics with a view that approximates the appearance of a hand-knotted fabric, and which, after cutting the pile fabrics running between the two pile fabrics pile warp threads, two pile fabrics that do not need further treatment to remove unnecessary yarns.

Deze doelstelling wordt volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een werkwijze met de kenmerken die in de eerste paragraaf van deze beschrijving zijn aangeduid, waarbij tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden, vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden verweven worden tot minstens één bijkomend weefsel, en waarbij elk bijkomend weefsel nadien verwijderd wordt.This object is achieved according to the present invention by providing a method having the features indicated in the first paragraph of this description, wherein at least a portion of the non-pile-forming portions of the pile warp threads, before cutting the pile warp threads, together with second weft threads are woven into at least one additional fabric, with each additional fabric being subsequently removed.

Met de uitdrukking ‘niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden’ bedoelen we in deze octrooiaanvraag niet alleen de gedeeltes van poolkettingdraden die geen pool vormen, waarbij deze poolkettingdraden ook gedeeltes hebben die wel pool vormen, maar bedoelen we ook de poolkettingdraden die geen poolvormende gedeeltes hebben.In this patent application, by the term "non-pile-forming portions of pile warp threads" we mean not only the portions of pile warp threads that do not form a pile, these pile warp threads also having portions that do form pile, but we also mean the pile warp threads that do not have pile-forming portions.

Minstens een deel van de niet-poolvormende gedeeltes — bij voorkeur alle niet- poolvormende gedeeltes - van de poolkettingdraden worden op die manier samengehouden in één of meerdere bijkomende weefsels die gedurende het weven op de weefmachine als een samenhangend geheel kunnen verwijderd worden.At least a portion of the non-pile-forming portions - preferably all non-pile-forming portions - of the pile warp threads are thus held together in one or more additional fabrics that can be removed as a cohesive unit during weaving on the weaving machine.

Dit kan bijvoorbeeld door op de weefmachine middelen te voorzien die elk bijkomend weefsel, naarmate het weven vordert, voortbeweegt en afvoert naar een opneeminrichting.This can be done, for example, by providing means on the weaving machine which, as weaving progresses, moves any additional fabric and transports it to a take-up device.

Deze middelen omvatten bijvoorbeeld een pikkerwals.These means comprise, for example, a pecker roller.

Het afvoeren van de bijkomende weefsels vertraagt het weefprocédé niet of nauwelijks en de twee poolweefsels moeten ook geen nabehandeling meer ondergaan om overbodige gedeeltes van poolkettingdraden ervan te verwijderen, waardoor deze werkwijze in vergelijking met de gekende werkwijze een hogere productiviteit en minder risico op beschadiging inhoudt.The removal of the additional fabrics hardly slows the weaving process, and the two pile fabrics also no longer have to undergo post-treatment to remove unnecessary parts of pile warp threads thereof, which means that this method, compared to the known method, has a higher productivity and less risk of damage.

De werkwijze volgens de uitvinding maakt het bijgevolg mogelijk om op een zeer productieve wijze gelijktijdig twee kwaliteitsvolle tapijten met de eigenschappen van handgeknoopte tapijten te vervaardigen, waarbij deze eigenschappen meer bepaald inhouden dat de pool een veelkleurige en goed afgelijnde tekening vertoont terwijl er nauwelijks of geen niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden in de grondweefsels zijn ingebonden.The method according to the invention therefore makes it possible to manufacture two high-quality carpets simultaneously with the properties of hand-knotted carpets in a very productive manner, these properties in particular meaning that the pile has a multicolored and well-defined drawing, while hardly or no at all. - pile-forming portions of pile warp threads are bound in the base fabrics.

Hierdoor is de tekening zeer goed zichtbaar op de rugzijde van de tapijten, en hebben de tapijten ook de typische lichtheid en plooibaarheid van handgeknoopte tapijten.This makes the drawing very visible on the back of the carpets, and the carpets also have the typical lightness and pliability of hand-knotted carpets.

Ook bij een relatief grote pooldichtheid kunnen deze typische eigenschappen behouden blijven.These typical properties can be retained even with a relatively high pile density.

Volgens een eerste voorkeurdragende werkwijze wordt aan de rugzijde van elk grondweefsel een respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel gevormd, wordt tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdradenverweven in de bijkomende weefsels, en worden de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden volgens een tussen de grondweefsels gelegen snijvlak. Het bijkomend weefsel, dat bij het bovenste grondweefsel hoort, wordt boven het bovenste grondweefsel gevormd, terwijl het bijkomend weefsel dat bij het onderste grondweefsel hoort onder het onderste grondweefsel wordt gevormd. Bij voorkeur wordt daarbij, na het doorsnijden van de poolkettingdraden, een aantal stukken poolkettingdraad bekomen dewelke een poolvormend deel en een niet- poolvormend deel omvatten, wordt op elk poolweefsel minstens één poolbeen gevormd door een poolvormend deel van een stuk poolkettingdraad terwijl een niet- poolvormend deel ervan verweven is in het bijhorend bijkomend weefsel, en wordt het genoemde poolbeen, gevormd door het poolvormend deel van het genoemde stuk poolkettingdraad, bij het verwijderen van het bijhorend bijkomend weefsel, uit het poolweefsel getrokken.According to a first preferred method, a respective additional fabric is formed on the back of each base fabric, at least a part of the non-pile-forming parts of the pile warp threads are interwoven in the additional fabrics, and the pile-forming parts of the pile warp threads are cut between the two base fabrics according to a cutting surface located between the soil tissues. The additional tissue associated with the top ground fabric is formed above the upper ground fabric, while the additional tissue associated with the bottom ground fabric is formed below the lower ground fabric. Preferably, after cutting the pile warp threads, a number of pieces of pile warp thread are obtained, which comprise a pile-forming part and a non-pile-forming part, at least one pile leg is formed on each pile fabric by a pile-forming part of a piece of pile warp thread, while a non-pile forming part thereof is interwoven in the associated additional fabric, and said pile leg, formed by the pile-forming portion of said piece of pile warp thread, is pulled out of the pile fabric when removing the additional accessory fabric.

Volgens een tweede voorkeurdragende werkwijze worden tussen de grondweefsels twee bijkomende weefsels gevormd, dewelke respectievelijk bij het ene en bij het andere poolweefsel horen, wordt tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden verweven in de bijkomende weefsels, en worden de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden doorgesneden volgens een tussen de bijkomende weefsels gelegen snijvlak.According to a second preferred method, two additional fabrics are formed between the base fabrics, which belong to one pile fabric and the other, respectively, at least a part of the non-pile-forming portions of the pile warp threads are interwoven in the additional fabrics, and the pile-forming portions of the pile warp threads are cut according to a cutting plane located between the additional fabrics.

Bij voorkeur zijn de poolvormende gedeeltes die doorgesneden worden poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die achtereenvolgens in het ene en in het andere grondweefsel afgebonden worden, en/of poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die achtereenvolgens in het ene grondweefsel en in een bijkomend weefsel behorend bij het andere grondweefsel afgebonden worden, en/of poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die achtereenvolgens in het ene en in het andere bijkomend weefsel afgebonden worden.Preferably, the pile-forming sections to be cut are pile-forming portions of pile warp threads that are successively tied in one and the other base fabric, and / or pile-forming portions of pile warp threads that are successively tied in one base fabric and in an additional fabric associated with the other base fabric. and / or pile-forming portions of pile warp threads that are successively tied in one additional fabric and the other.

Volgens een derde voorkeurdragende werkwijze wordt tussen de beide grondweefsels een bijkomend weefsel gevormd, loopt minstens één deels in het bijkomend weefsel verweven poolkettingdraad vanaf het bijkomend weefsel poolvormend naar het ene grondweefsel, loopt minstens één deels in het bijkomend 5 weefsel verweven poolkettingdraad vanaf het bijkomend weefsel poolvormend naar het andere grondweefsel, en worden de poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden tussen beide grondweefsels doorgesneden volgens een eerste snijvlak dat zich tussen het bijkomend weefsel en het ene grondweefsel bevindt en volgens een tweede snijvlak dat zich tussen het bijkomend weefsel en het andere grondweefsel bevindt, zodat het bijkomend weefsel gescheiden wordt van de twee poolweefsels.According to a third preferred method, an additional fabric is formed between the two base fabrics, at least one pile warp thread interwoven partly in the additional fabric runs from the additional fabric, forming pile to the one base fabric, at least one pile warp thread interwoven partly in the additional fabric runs from the additional fabric pile-forming to the other base fabric, and the pile-forming portions of pile warp threads between the two base fabrics are cut according to a first cutting surface located between the additional fabric and one base fabric and according to a second cutting surface located between the additional fabric and the other base fabric, so that the additional fabric is separated from the two pile fabrics.

In de hoger aangeduide voorkeurdragende werkwijzen wordt bij voorkeur meer dan de helft, meer bij voorkeur meer dan drie vierde van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden, nog meer bij voorkeur alle niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden, vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden verweven tot minstens één bijkomend weefsel.In the preferred methods mentioned above, preferably more than half, more preferably more than three-quarters of the non-pile-forming portions of the pile warp threads, even more preferably all non-pile-forming portions of the pile warp threads, before cutting the pile warp threads intertwined with at least one additional fabric together with second weft threads.

De tweede inslagdraden kunnen in elk bijkomend weefsel ingebonden worden door tweede grondkettingdraden en/of door niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden.The second weft threads may be tied into any additional fabric by second warp threads and / or by non-pile-forming portions of pile warp threads.

De genoemde eerste inslagdraden omvatten bij voorkeur grondinslagdraden en rug- inslagdraden, terwijl elk grondweefsel geweven wordt uit respectievelijke eerste inslagdraden die door respectievelijke eerste grondkettingdraden en/of door respectievelijke niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden worden ingebonden, en uit respectievelijke rug-inslagdraden die zich aan de rugzijde van het grondweefsel bevinden, en dat de poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die pool vormen op het poolweefsel telkens over een rug-inslagdraad worden afgebonden.Said first weft threads preferably comprise ground weft threads and back weft threads, while each ground fabric is woven from respective first weft threads which are bound by respective first ground warp threads and / or by respective non-pile-forming portions of pile warp threads and from respective back weft threads the back side of the ground fabric, and that the pile-forming portions of pile warp threads forming pile are tied on the pile fabric over a back weft thread each time.

De poolvormende poolkettingdraden zijn hierdoor op de plaats van elk aan de poolzijde gevormd poolbeen ook goed zichtbaar aan de rugzijde van het poolweefsel. Hierdoor is de door de poolbenen gevormde tekening ook zeer duidelijk zichtbaar op de rugzijde van de poolweefsels. Wanneer deze rug-inslagdraden een grotere dikte hebben dan de grondinslagdraden, worden de poolvormende poolkettingdraden nog duidelijker zichtbaar. Bij voorkeur worden in elk grondweefsel verbindingskettingdraden voorzien die afwisselend in het grondweefsel aan de poolzijde van één of meerdere eerste inslagdraden lopen en over een zich aan de rugzijde van het betreffende grondweefsel bevindende rug-inslagdraad lopen, zodat elk grondweefsel met tenminste sommige van de zich aan de rugzijde ervan bevindende rug-inslagdraden is verbonden. Een tweede doel van deze uitvinding is te voorzien in een weefmachine voor het gelijktijdig weven van twee poolweefsels, die voorzien is om poolweefsels te vervaardigen met een uitzicht dat het uitzicht van een handgeknoopt weefsel benadert, en om, na het doorsnijden van de tussen beide poolweefsels lopende poolkettingdraden, twee poolweefsels te bekomen die geen verdere behandeling meer moeten ondergaan om overbodige garens te verwijderen. Deze doelstelling wordt volgens deze uitvinding bereikt door te voorzien in een weefmachine met de kenmerken die in de tweede paragraaf van deze beschrijving zijn aangeduid, waarbij de weefmachine voorzien is om tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden, vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden te verweven tot minstens één bijkomend weefsel.The pile-forming pile warp threads are therefore also clearly visible on the back of the pile fabric at the location of each pile leg formed on the pile side. As a result, the drawing formed by the pile legs is also very clearly visible on the back of the pile fabrics. When these spine weft threads have a greater thickness than the ground weft threads, the pile-forming pile warp threads become even more visible. Preferably, bonding warp threads are provided in each backing fabric which run alternately in the backing fabric on the pile side of one or more first weft threads and run over a back weft thread located on the back of the backing fabric concerned, so that each backing fabric with at least some of the the back side thereof is connected. A second object of the present invention is to provide a weaving machine for simultaneously weaving two pile fabrics, which is provided to produce pile fabrics with a view that approximates the appearance of a hand-knotted fabric, and, after cutting the two pile fabrics running pile warp threads, to obtain two pile fabrics that need no further treatment to remove unnecessary yarns. This object is achieved according to the present invention by providing a weaving machine having the features indicated in the second paragraph of this description, the weaving machine being provided around at least a portion of the non-pile-forming portions of the pile warp threads before cutting weave the pile warp threads together with second weft threads into at least one additional fabric.

Deze weefmachine is bij voorkeur voorzien voor het uitvoeren van de werkwijze met één of meerdere van de hoger aangeduide kenmerken volgens deze uitvinding. Deze weefmachine omvat dan bij voorkeur twee bewegingsinrichtingen om gedurende het weven een trekkracht uit te oefenen op de respectievelijkepoolweefsels om deze ten opzichte van de weefmachine te verplaatsen, en minstens één bijkomende bewegingsinrichting om, gedurende het weven, een trekkracht uit te oefenen op een bijkomend weefsel, om ook dit bijkomend weefsel te verplaatsen ten opzichte van de weefmachine.This weaving machine is preferably provided for performing the method with one or more of the above-mentioned features according to this invention. This weaving machine then preferably comprises two moving devices for exerting a tensile force on the respective pile fabrics during weaving to move them relative to the weaving machine, and at least one additional moving device for exerting a tensile force on an additional fabric during weaving. , to also move this additional fabric relative to the weaving machine.

Bij voorkeur omvat deze weefmachine een bijkomende bewegingsinrichting voor elk bijkomend weefsel. De genoemde bewegingsinrichtingen omvatten bij voorkeur een respectievelijke pikkerwals. Een dergelijke weefmachine volgens deze uitvinding omvat dan tenminste drie pikkerwalsen.Preferably, this weaving machine comprises an additional movement device for each additional fabric. The said moving devices preferably comprise a respective pecker roller. Such a weaving machine according to the present invention then comprises at least three pecking rollers.

Deze uitvinding wordt nu nader toegelicht aan de hand van de hiernavolgende gedetailleerde beschrijving van een aantal voorkeurdragende werkwijzen volgens de uitvinding. De bedoeling van deze beschrijving is uitsluitend een verduidelijkend voorbeeld te geven en om verdere voordelen en bijzonderheden van deze uitvinding aan te duiden, en kan dus geenszins geïnterpreteerd worden als een beperking van het toepassingsgebied van de uitvinding of van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten. In deze gedetailleerde beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij =" Figuren 1 en 2 voor een verschillende werkwijze volgens deze uitvinding, een schematische doorsnede voorstellen van twee gelijktijdig geweven poolweefsels, en één bijkomend weefsel waarin de niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden verweven worden; =" Figuren 3, 4a, 5a, 6a, 7a, 8a, 9a en 10a een schematische doorsnede voorstellen van twee gelijktijdig geweven poolweefsels, en twee bijkomende weefsels waarin de niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden verweven worden, waarbij - in figuur 3, twee bijkomende weefsels tussen de poolweefsels geweven worden, bij toepassing van een derde werkwijze volgens deze uitvinding;The present invention will now be explained in more detail with reference to the following detailed description of a number of preferred methods according to the invention. The purpose of this description is only to provide an illustrative example and to indicate further advantages and details of the present invention, and can therefore in no way be interpreted as limiting the scope of the invention or the patent rights claimed in the claims. In this detailed description, reference numerals are used to refer to the accompanying drawings, in which Figures 1 and 2 for a different method of this invention represent a schematic cross-section of two simultaneously woven pile fabrics, and one additional fabric in which the non-pile forming sections of pile warp threads are interwoven; Figures 3, 4a, 5a, 6a, 7a, 8a, 9a and 10a represent a schematic cross section of two simultaneously woven pile fabrics, and two additional fabrics in which the non-pile forming portions of pile warp fibers are interwoven in Figure 3, two additional fabrics are woven between the pile fabrics, using a third method of the present invention;

- in figuren 4a, 5a, 6a, 7a, 8a, 9a en 10a twee bijkomende weefsels geweven worden die aan een respectievelijke rugzijde van de twee poolweefsels zijn gelegen, respectievelijk bij toepassing van een vierde, een vijfde, een zesde, een zevende, een achtste, een negende en een tiende werkwijze volgens deze uitvinding; = Figuren 4b, 5b, 6b, 7b, 8b, 9b en 10b schematisch een dwarsdoorsnede voorstellen van een gedeelte van de twee poolweefsels die respectievelijk door toepassing van de vierde, de vijfde, de zesde, de zevende, de achtste, de negende en de tiende werkwijze volgens deze uitvinding bekomen zijn; en =" Figuren 1la, 11b, llc en 11d schematische voorstellingen zijn van twee poolweefsels en twee aan de respectievelijke rugzijden ervan gelegen bijkomende weefsels, waarbij elke figuur een verschillende situatie toont waarbij een eerste poolkettingdraad stopt met poolvorming en een tweede poolkettingdraad begint met poolvorming.- in figures 4a, 5a, 6a, 7a, 8a, 9a and 10a, two additional fabrics are woven which are situated on a respective back side of the two pile fabrics, respectively when using a fourth, a fifth, a sixth, a seventh, a eighth, ninth and tenth methods of the present invention; = Figures 4b, 5b, 6b, 7b, 8b, 9b and 10b schematically represent a cross-section of a part of the two pile fabrics, which respectively using the fourth, the fifth, the sixth, the seventh, the eighth, the ninth and the tenth process according to the present invention; and Figures 11a, 11b, 11c and 11d are schematic representations of two pile fabrics and two additional fabrics located on their respective backs, each figure showing a different situation where a first pile warp thread stops pile formation and a second pile warp thread begins pile formation.

Figuren 1, 2, 3, 4a, 5a, 6a, 7a en 10a illustreren werkwijzen voor het gelijktijdig weven van twee tapijten met het uitzicht van een handgeknoopt tapijt, die uitgevoerd worden op een driegrijperweefmachine. Gedurende het weven kunnen in opeenvolgende inslaginbrengcycli door middel van de drie grijpers telkens drie inslagdraden (20), (21), (22) boven elkaar ingebracht worden op respectievelijke inslaginbrengniveaus. In de beschrijving van die werkwijzen hebben we het over het bovenste, het middelste en het onderste inslaginbrengniveau, over de bovenste, de middelste en de onderste grijper, en over de bovenste (20), de middelste (22) en de onderste inslagdraden (21).Figures 1, 2, 3, 4a, 5a, 6a, 7a and 10a illustrate methods of simultaneously weaving two carpets with the appearance of a hand-knotted carpet, which are performed on a three-loop weaving machine. During weaving, three weft threads (20), (21), (22) can be introduced one above the other at subsequent weft insertion levels in successive weft insertion cycles by means of the three grippers. In the description of those methods, we are talking about the top, middle and bottom weft insertion levels, top, middle and bottom looper, and top (20), middle (22) and bottom weft threads (21 ).

Bij het uitvoeren van deze werkwijzen worden een aantal poolkettingdraden in elke inslaginbrengcyclus door middel van een vierstanden jacquardmachine gepositioneerd ten opzichte van de drie inslaginbrengniveaus. Deze vier standen zijn meer bepaald: boven het bovenste inslaginbrengniveau, tussen het bovenste en het middelste inslaginbrengniveau, tussen het middelste en het ondersteinslaginbrengniveau en onder het onderste inslaginbrengniveau.In performing these methods, a plurality of pile warp threads in each weft insertion cycle are positioned relative to the three weft insertion levels by means of a four-position jacquard machine. More specifically, these four positions are: above the top weft insertion level, between the top and middle weft insertion levels, between the middle and bottom weft insertion levels, and below the bottom weft insertion level.

Ondertussen worden eerste en tweede grondkettingdraden worden middel van weeframen gepositioneerd.Meanwhile, first and second ground warp threads are positioned through weaving frames.

Figuren 8a en 9a illustreren werkwijzen voor het gelijktijdig weven van twee tapijten met het uitzicht van een handgeknoopt tapijt, die uitgevoerd worden op een tweegrijperweefmachine.Figures 8a and 9a illustrate methods of simultaneously weaving two carpets with the appearance of a hand-knotted carpet, which are performed on a two-loop weaving machine.

Gedurende het weven worden in opeenvolgende inslaginbrengcycli door middel van de twee grijpers telkens twee inslagdraden (20), (21) boven elkaar ingebracht op respectievelijke inslaginbrengniveaus.During weaving, in two successive weft insertion cycles, two weft threads (20), (21) are introduced one above the other at respective weft insertion levels by means of the two grippers.

In de beschrijving van die werkwijzen hebben we het over het bovenste en het onderste inslaginbrengniveau, over de bovenste en de onderste grijper, en over de bovenste (20) en de onderste inslagdraden (21). Bij het uitvoeren van deze werkwijzen worden een aantal poolkettingdraden in elke inslaginbrengcyclus door middel van een driestanden jacquardmachine gepositioneerd ten opzichte van de twee inslaginbrengniveaus.In the description of those methods, we are talking about the top and bottom weft insertion levels, the top and the bottom looper, and the top (20) and the bottom weft threads (21). In performing these methods, a plurality of pile warp threads in each weft insertion cycle are positioned with respect to the two weft insertion levels by means of a three-position jacquard machine.

Deze drie standen zijn meer bepaald: boven het bovenste inslaginbrengniveau, tussen de twee inslaginbrengniveaus en onder het onderste inslaginbrengniveau.More specifically, these three positions are above the top weft insertion level, between the two weft insertion levels, and below the bottom weft insertion level.

Ondertussen worden eerste en tweede grondkettingdraden door middel van weeframen gepositioneerd.Meanwhile, first and second ground warp threads are positioned through weaving frames.

Bij deze werkwijzen hebben bepaalde inslagdraden een grotere dikte dan andere inslagdraden.In these methods, certain weft threads have a greater thickness than other weft threads.

In deze beschrijving hebben we het over dikkere en dunnere inslagdraden om de inslagdraden met de grootste dikte en de inslagdraden met de kleinste dikte bij uitvoering van een bepaalde werkwijze aan te duiden.In this description we are talking about thicker and thinner weft threads to denote the weft threads with the greatest thickness and the weft threads with the smallest thickness when performing a particular method.

Op de weefmachine wordt in elke werkwijze een veelvoud van kettingdraadstelsels voorzien, verdeeld over de breedte van de weefmachine.In the weaving machine, a plurality of warp thread systems are provided in each method, distributed over the width of the weaving machine.

Op de figuren 1, 2, 3, 4a, Sa, 6a, 7a, 8a, 9a en 10a worden telkens de kettingdraden van één kettingdraadstelsel voorgesteld.Figures 1, 2, 3, 4a, Sa, 6a, 7a, 8a, 9a and 10a each show the warp threads of one warp thread system.

In een eerste werkwijze (zie figuur 1) omvat elk kettingdraadstelsel zes bindkettingdraden (1, 2, 4, 5, 7, 8), drie spankettingdraden (3, 6, 9) en acht verschillend gekleurde poolkettingdraden (P1)-(P8). Deze grondkettingdraden (1-9)In a first method (see Figure 1), each warp thread system comprises six binding warp threads (1, 2, 4, 5, 7, 8), three tension warp threads (3, 6, 9) and eight differently colored pile warp threads (P1) - (P8). These ground warp threads (1-9)

en deze poolkettingdraden (P1-P8) worden in elke inslaginbrengcyclus zo gepositioneerd respectievelijk door de weeframen en door de jacquardmachine dat de op de figuur voorgestelde binding wordt bekomen.and these pile warp threads (P1-P8) are positioned in each weft insertion cycle, respectively through the weaving frames and the jacquard machine, to achieve the bond shown in the figure.

Op het bovenste inslaginbrengniveau wordt in de oneven inslaginbrengcycli telkens een inslagdraad (20) ingebracht die dikker is dan de andere inslagdraden (21), (22). Op het onderste inslaginbrengniveau wordt in de even inslaginbrengcycli telkens een inslagdraad (21) ingebracht die dikker is dan de andere inslagdraden (20), (22). In hetgeen volgt worden deze dikkere inslagdraden (20),(21) respectievelijk de bovenste (20R) en de onderste rug-inslagdraden (21R) genoemd, of worden ze samen met de term rug-inslagdraden (20R),(21R) aangeduid.At the top weft insertion level, a weft thread (20) thicker than the other weft threads (21), (22) is inserted in the odd weft insertion cycles. At the lower weft insertion level, one weft thread (21) which is thicker than the other weft threads (20), (22) is inserted in the even weft insertion cycles. In the following, these thicker weft threads (20), (21) are referred to as the upper (20R) and the lower spine weft threads (21R), respectively, or are referred to together with the term spine weft threads (20R), (21R).

Op de tekeningen wordt hun referentiecijfer (20),(21) gevolgd door de letter R.In the drawings, their reference numbers (20), (21) are followed by the letter R.

De dunnere inslagdraden (20) die op het bovenste inslaginbrengniveau in elk kettingdraadstelsel in de even inslaginbrengcycli ingebracht zijn, worden daarbij door een eerste stel van twee bindkettingdraden (1),(2) ingebonden zodat ze een bovenste grondweefsel (BI) vormen en zodat een eerste spankettingdraad (3) in dit grondweefsel (BI) is opgenomen.The thinner weft threads (20) introduced into the even weft insertion cycles at the top weft insertion level in each warp threading system are thereby bound by a first set of two binding warp threads (1), (2) to form an upper ground fabric (B1) and so that a the first tension warp thread (3) is incorporated in this base fabric (BI).

De opeenvolgende dunnere inslagdraden (20) bevinden zich in dit bovenste grondweefsel (B1) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (3). In dit grondweefsel kruisen de bindkettingdraden (1),(2) elkaar herhaaldelijk waarbij er tussen elke twee opeenvolgende kruisingen een opening gevormd is, waarin zich twee opeenvolgende dunnere inslagdraden (20) bevinden.The successive thinner weft threads (20) are alternately located in this upper ground fabric (B1) above and below the tension warp thread (3). In this base fabric, the binding warp threads (1), (2) cross each other repeatedly, with an opening formed between every two consecutive crossings, in which there are two consecutive thinner weft threads (20).

De dunnere inslagdraden (21) die op het onderste inslaginbrengniveau in elk kettingdraadstelsel in de oneven inslaginbrengcycli ingebracht zijn, worden door een tweede stel van twee bindkettingdraden (4),(5) ingebonden zodat ze een onderste grondweefsel (B2) vormen en zodat een tweede spankettingdraad (6) in dit grondweefsel (B2) is opgenomen.The thinner weft threads (21) inserted into the odd weft insertion cycles at the bottom weft insertion level in each warp threading system are tied by a second set of two binding warp threads (4), (5) to form a bottom ground fabric (B2) and so that a second tension warp thread (6) is incorporated in this base fabric (B2).

De opeenvolgende dunnere inslagdraden (21) bevinden zich in dit onderste grondweefsel (B2) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (6). In dit grondweefsel (B2) kruisen de bindkettingdraden (4),(5) elkaar herhaaldelijk waarbij er tussen elke twee opeenvolgende kruisingen eenopening gevormd is, waarin zich twee opeenvolgende dunnere inslagdraden (21) bevinden.The successive thinner weft threads (21) are alternately located in this lower ground fabric (B2) above and below the tension warp thread (6). In this base fabric (B2) the binding warp threads (4), (5) repeatedly cross each other, whereby an opening is formed between every two consecutive crossings, in which there are two successive thinner weft threads (21).

De bovenste rug-inslagdraden (20R) bevinden zich aan de rugzijde van het bovenste grondweefsel (BI) en de onderste rug-inslagdraden (21R) bevinden zich aan de rugzijde van het onderste grondweefsel (B2). De inslagdraden (22) die op het middelste inslaginbrengniveau zijn ingebracht in elk kettingdraadstelsel worden door een derde stel van twee bindkettingdraden (7),(8) ingebonden zodat ze een tussen beide grondweefsels (B1), (B2) gelegen bijkomend weefsel (Z) vormen, en zodat een derde spankettingdraad (9) in dit bijkomend weefsel (Z) is opgenomen.The top spine weft threads (20R) are located on the back of the top ground fabric (B1) and the bottom spine weft threads (21R) are located on the back side of the bottom ground fabric (B2). The weft threads (22) inserted into each warp threading system at the middle weft insertion level are bound by a third set of two binding warp threads (7), (8) so that they form an additional fabric (Z) located between the two base fabrics (B1), (B2) and so that a third tension warp thread (9) is received in this additional fabric (Z).

De opeenvolgende inslagdraden (22) bevinden zich in dit bijkomend weefsel (Z) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (9). De bindkettingdraden (7),(8) kruisen elkaar herhaaldelijk zodat er tussen elke twee opeenvolgende kruisingen een opening gevormd is, waarin zich twee opeenvolgende inslagdraden (22) bevinden.The successive weft threads (22) are alternately located above and below the tension warp thread (9) in this additional fabric (Z). The binding warp threads (7), (8) cross each other repeatedly so that an opening is formed between every two successive crossings, in which two successive weft threads (22) are located.

Voor de bindkettingdraden (7), (8) is dit een 2/2- binding, terwijl voor de spankettingdraad (9) een 1/1-binding wordt toegepast.For the binding warp threads (7), (8) this is a 2/2 bond, while for the tension warp thread (9) a 1/1 bond is used.

De poolkettingdraden (P1-P8) worden zo gepositioneerd dat bepaalde poolkettingdraden op welbepaalde plaatsen pool vormen volgens een vooraf bepaald bindingsschema om een vooraf bepaalde veelkleurige tekening of patroon te vormen.The pile warp threads (P1-P8) are positioned so that certain pile warp threads form pile at defined locations according to a predetermined bonding scheme to form a predetermined multicolored drawing or pattern.

Voor de poolvormende poolkettingdraden wordt een 1/2 V-binding toegepast, waarbij een poolvormende poolkettingdraad afwisselend over een bovenste rug- inslagdraad (20R) en over een onderste rug-inslagdraad (21R) wordt afgebonden zodat de poolvormende gedeeltes ervan zich tussen beide grondweefsels (B1),(B2) uitstrekken.A 1/2 V bond is used for the pile-forming pile warp threads, with a pile-forming pile warp thread tied alternately over an upper spine weft thread (20R) and over a lower spine weft thread (21R) so that the pile-forming portions thereof are interposed between both ground fabrics ( B1), (B2).

De niet-poolvormende poolkettingdraden (P1),(P2),(P6),(P7) en de niet- poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) worden gestrekt in het bijkomend weefsel (Z) ingebonden.The non-pile-forming pile warp threads (P1), (P2), (P6), (P7) and the non-pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) are additionally stretched tissue (Z) bound.

De weefmachine is voorzien van twee messen (KI), (K2) die volgens respectievelijke boven elkaar gelegen horizontale bewegingsbanen beweegbaar zijn.The weaving machine is provided with two knives (KI), (K2) which are movable along respective horizontal movement paths.

De poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdradenThe pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads

(P3),(P4),(P5),(P8) worden door de verplaatsing van de deze messen (KI), (K2) volgens hun bewegingsbanen volgens twee boven elkaar gelegen snijvlakken (T1), (T2) doorgesneden.(P3), (P4), (P5), (P8) are cut by displacing these knives (KI), (K2) according to their paths of movement along two cutting surfaces (T1), (T2) situated one above the other.

Het bovenste snijvlak (T1) bevindt zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het bovenste grondweefsel (B1) en het onderste snijvlak (T2) bevindt zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het onderste grondweefsel (B2). Door dit doorsnijden wordt het bijkomend weefsel (Z) gescheiden van het bovenste (PWI) en het onderste poolweefsel (PW2). De aldus gevormde poolweefsels (PW 1),(PW2) zijn identieke tapijten bestaande uit een respectievelijk grondweefsel (B1),(B2), geweven uit eerste grondkettingdraden (1-3), respectievelijk (4-6), en uit eerste inslagdraden (20),(20R), respectievelijk (21),@1R), waarop de doorgesneden poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) opstaande poolbenen vormen en waarbij deze poolbenen samen een poolzone vormen die een veelkleurige tekening vertoont.The top cutting surface (T1) is located between the additional fabric (Z) and the top base fabric (B1) and the bottom cutting face (T2) is located between the additional fabric (Z) and the bottom base fabric (B2). This cutting separates the additional fabric (Z) from the top (PWI) and the bottom pile fabric (PW2). The pile fabrics (PW 1), (PW2) thus formed are identical carpets consisting of a base fabric (B1), (B2), woven from first soil warp threads (1-3) and (4-6), respectively, and from first weft threads ( 20), (20R), (21), @ 1R, respectively), on which the cut pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) form upright pile legs and these pile legs together form a pile zone shapes that show a multicolored drawing.

Het bijkomend weefsel (Z) bevat, naast de tweede inslagdraden (22) en de tweede grondkettingdraden (7-9), alle niet-poolvormende poolkettingdraden (P1),(P2),(P6),(P7) en alle niet-poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) en kan gemakkelijk als een samenhangend geheel gedurende het weven op de dubbelstukweefmachine verwijderd worden door middel van een daartoe voorziene bijkomende pikkerwals.The additional fabric (Z) contains, in addition to the second weft threads (22) and the second ground warp threads (7-9), all non-pile-forming pile warp threads (P1), (P2), (P6), (P7) and all non-pile-forming parts of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) and can easily be removed as a cohesive whole during weaving on the double weaving machine by means of an additional picker roller provided for this purpose.

Dit houdt in dat, naast de twee pikkerwalsen die standaard voorzien zijn op de weefmachine om de twee gelijktijdig geweven weefsels gedurende het weven vooruit te bewegen, de weefmachine bijkomend voorzien is van een derde pikkerwals voor het voortbewegen van het bijkomend weefsel (Z). Aangezien de tapijten (PWI),(PW2) geen niet-poolvormende poolkettingdraden (PI),(P2),(P6),(P7) of niet-poolvormende gedeeltes van poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) bevatten, zijn ze licht en soepel en gemakkelijk plooibaar, zelfs als er per kettingdraadstelsel een groot aantal verschillend gekleurde poolkettingdraden wordt voorzien en als er met een grote pooldichtheid wordt geweven.This means that, in addition to the two pecking rollers which are standard on the weaving machine to advance the two simultaneously woven fabrics during weaving, the weaving machine is additionally provided with a third pecking roller for advancing the additional fabric (Z). Since the carpets (PWI), (PW2) do not have pile-forming pile warp threads (PI), (P2), (P6), (P7) or non-pile-forming sections of pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8), they are light and flexible and easily pliable, even if a large number of differently colored pile warp threads are provided per warp system and when weaving with a high pile density.

De tekening kan hierdoor veelkleurig zijn en ook zeerfijn en goed afgelijnd zijn, en bovendien ook vrij zijn van mengcontouren. Een ander voordeel is dat poolovergangen (d.i. de overgang van poolvorming door een poolkettingdraad met een eerste kleur naar poolvorming door een poolkettingdraad met een tweede kleur) zonder verlies van poolbenen kunnen gerealiseerd worden. De op figuur 1 getoonde binding laat toe om met een hoge productiesnelheid te weven. Het rapport van de poolbinding is 2 schot, het rapport van de grondbinding van de grondweefsels (B1), (B2) is 8 schot. Doordat de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) bij het vormen van een poolbeen op de grondweefsels (BI), (B2) ook telkens over een dikkere rug- inslagdraad (20R), (21R) worden afgebonden, terwijl deze rug-inslagdraden (20R), (21R) zich aan de rugzijde van de grondweefsels (B1),(B2) bevinden, is de door de pool gevormde tekening bijzonder goed zichtbaar op de rugzijde van de tapijten. Een dergelijk tapijt benadert alle eigenschappen van een handgeknoopt tapijt in zeer sterke mate.As a result, the drawing can be multicolored and can also be very fine and well-defined, as well as free from mixing contours. Another advantage is that pile transitions (i.e. the transition from pile formation by a pile warp thread of a first color to pile formation by a pile warp thread of a second color) can be realized without loss of pile legs. The bond shown in Figure 1 allows weaving at a high production speed. The pile binding report is 2 shot, the soil binding report of the soil tissues (B1), (B2) is 8 shot. Because the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) also form over a thicker weft thread (20R), (21R) when forming a pile leg on the base fabrics (B1), (B2) While these backing weft threads (20R), (21R) are on the backing of the base fabrics (B1), (B2), the pile patterned drawing is particularly visible on the backing of the carpets. Such a carpet approaches all properties of a hand-knotted carpet to a very high degree.

In een tweede werkwijze (zie figuur 2) omvat elk kettingdraadstelsel eveneens, zoals in de werkwijze volgens figuur 1, zes bindkettingdraden (1),(2),(4),(5),(7),(8), drie spankettingdraden (3),(6),(9) en acht verschillend gekleurde poolkettingdraden (P1)- (P8).In a second method (see figure 2), each warp thread system also comprises, as in the method according to figure 1, six binding warp threads (1), (2), (4), (5), (7), (8), three tension warp threads (3), (6), (9) and eight differently colored pile warp threads (P1) - (P8).

Deze werkwijze verschilt van de hierboven beschreven werkwijze volgens figuur 1 doordat het poolbindingsrapport 3 schot is, waardoor de productiesnelheid lager ligt dan bij de werkwijze volgens figuur 1. Een ander verschil 1s dat de middelste grijper in twee opeenvolgende inslaginbrengcycli een inslagdraad (22) inbrengt en in de daaropvolgende inslaginbrengcyclus geen inslagdraad inbrengt. De plaatsen (30), waar normaal door de middelste grijper een inslagdraad zou ingebracht zijn maar waar dit niet gebeurd is (op figuur 2 is dit in inslaginbrengcyclus III), zijn symbolisch aangeduid met een omcirkelde X. Het niet inbrengen van een inslagdraad (22) kan gerealiseerd worden door de middelste grijper zonder inslagdraad tussen de kettingdraden (1-9, P1-P8) in te brengen of door de middelste grijper in dieinslaginbrengcycli uit te schakelen, wat wil zeggen dat de middelste grijper niet ingebracht wordt tussen de kettingdraden (1-9, P1-P8). Er kunnen opeenvolgende reeksen van drie opeenvolgende inslaginbrengcycli (I), (ID), (III) bepaald worden, waarbij in elke reeks telkens de volgende inslagdraden worden ingebracht in de opeenvolgende inslaginbrengcycli: o in de eerste inslaginbrengcyclus (I) brengt de bovenste grijper een inslagdraad (20b) in die dunner is dan de twee andere inslagdraden (21R),(22), brengt de middelste grijper een dikkere inslagdraad (22) in, en brengt de onderste grijper ook een dikkere inslagdraad (21R) in.This method differs from the above described method according to figure 1 in that the pile binding report 3 is shot, so that the production speed is lower than with the method according to figure 1. Another difference 1s that the middle gripper inserts a weft thread (22) in two successive insertion cycles and does not insert a weft thread in the subsequent weft insertion cycle. The places (30), where a weft thread would normally have been inserted by the middle looper but where this has not happened (in figure 2 this is in weft insertion cycle III), are symbolically indicated with a circled X. The non-insertion of a weft thread (22 ) can be achieved by inserting the middle looper without weft thread between the warp threads (1-9, P1-P8) or by disengaging the middle looper in deep weft insertion cycles, i.e. the middle looper is not inserted between the warp threads ( 1-9, P1-P8). Consecutive series of three consecutive weft insertion cycles (I), (ID), (III) can be determined, in each series the following weft threads are inserted in successive weft insertion cycles: o in the first weft insertion cycle (I), the upper looper introduces a weft thread (20b) thinner than the other two weft threads (21R), (22), the middle looper inserts a thicker weft thread (22), and the lower looper also inserts a thicker weft thread (21R).

o in de tweede inslaginbrengcyclus (II) brengt de bovenste grijper een dikkere inslagdraad (20R) in, brengt de middelste grijper een dikkere inslagdraad (22) in, en brengt de onderste grijper een inslagdraad (21b) in die dunner is dan de twee andere inslagdraden (20R),(22), en o in de derde inslaginbrengcyclus (II) brengt de bovenste grijper een dikkere inslagdraad (20) in, brengt de middelste grijper geen inslagdraad in - op de met een omcirkelde X aangeduide plaats (30) - en brengt de onderste grijper ook een dikkere inslagdraad (21) in.o in the second weft insertion cycle (II), the upper looper inserts a thicker weft thread (20R), the middle looper inserts a thicker weft thread (22), and the lower looper inserts a weft thread (21b) thinner than the other two weft threads (20R), (22), and o in the third weft insertion cycle (II), the upper looper inserts a thicker weft thread (20), the middle looper does not insert a weft thread - at the location marked with a circled X (30) - and the lower looper also inserts a thicker weft thread (21).

De bovenste inslagdraden (20b),(20) die telkens in de eerste (I) en de derde inslaginbrengcyclus (III) van een reeks ingebracht zijn, worden in elk kettingdraadstelsel door een eerste stel van twee bindkettingdraden (1),(2) ingebonden zodat ze een bovenste grondweefsel (BI) vormen en zodat een eerste spankettingdraad (3) in dit grondweefsel (BI) is opgenomen. De inslagdraden (20b),(20) die telkens in de eerste (I) en de derde inslaginbrengeyclus (III) van een reeks ingebracht zijn, bevinden zich in de opeenvolgende openingen tussen de elkaar herhaaldelijk kruisende bindkettingdraden (1),(2).The top weft threads (20b), (20) each inserted in the first (I) and third weft insertion cycle (III) of a series are tied into each warp yarn system by a first set of two warp threads (1), (2) so that they form an upper ground fabric (BI) and so that a first tension warp thread (3) is included in this ground fabric (BI). The weft threads (20b), (20) each inserted in the first (I) and third weft insertion cycle (III) of a series are located in the successive gaps between the repeatedly intersecting warp threads (1), (2).

De opeenvolgende inslagdraden (20b),(20) bevinden zich in dit bovenste grondweefsel (B1) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (3), waarbij de dunnere inslagdraad (20b) zich telkens aan de rugzijde van de spankettingdraad (3) bevindt.The successive weft threads (20b), (20) are alternately located in this upper ground fabric (B1) above and below the tension warp thread (3), the thinner weft thread (20b) each being on the back of the tension warp thread (3).

De bovenste inslagdraden (20R) die telkens in de tweede inslaginbrengeyclus (II) van een reeks ingebracht zijn, bevinden zich aan de rugzijde van het bovenste grondweefsel (B1), en worden hierna bovenste rug-inslagdraden (20R) genoemd.The top weft threads (20R) each inserted into the second weft insertion cycle (II) of a series are located on the back of the top ground fabric (B1), and are hereinafter referred to as top back weft threads (20R).

Op dezelfde manier worden de onderste inslagdraden (21b),(21) die telkens in de tweede (II) en de derde inslaginbrengcyclus (IIT) van een reeks ingebracht zijn, in elk kettingdraadstelsel door een tweede stel van twee bindkettingdraden (4),(5) ingebonden zodat ze een onderste grondweefsel (B2) vormen en zodat een tweede spankettingdraad (6) in dit grondweefsel (B2) is opgenomen.Likewise, the lower weft threads (21b), (21) each inserted in the second (II) and third weft insertion cycle (IIT) of a series are inserted into each warp yarn system by a second set of two binding warp threads (4), ( 5) bound so that they form a bottom ground fabric (B2) and so that a second tension warp thread (6) is included in this ground fabric (B2).

De inslagdraden (21b), (21) die telkens in de tweede (IT) en de derde inslaginbrengcyclus (III) van een reeks ingebracht zijn, bevinden zich telkens in de opeenvolgende openingen tussen de elkaar herhaaldelijk kruisende bindkettingdraden (4),(5). De opeenvolgende inslagdraden (21b}),(21) bevinden zich in dit onderste grondweefsel (B2) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (6), waarbij de dunnere inslagdraad (21b) zich telkens aan de rugzijde van de spankettingdraad (6) bevindt.The weft threads (21b), (21) each inserted in the second (IT) and the third weft insertion cycle (III) of a series are each located in the successive gaps between the repeatedly crossing binding warp threads (4), (5) . The successive weft threads (21b}), (21) are alternately located in this lower ground fabric (B2) above and below the tension warp thread (6), the thinner weft thread (21b) each being on the back of the tension warp thread (6).

De onderste inslagdraden (21R) die telkens in de eerste inslaginbrengcyclus (I) van een reeks ingebracht zijn bevinden zich aan de rugzijde van het onderste grondweefsel (B2) en worden hierna onderste rug-inslagdraden (21R) genoemd.The bottom weft threads (21R) each inserted in the first weft insertion cycle (I) of a series are located on the back of the bottom backing fabric (B2) and are hereinafter referred to as bottom back weft threads (21R).

De rug-inslagdraden (20R), (21R) kunnen dikker zijn dan de inslagdraden (20), (21), (22). De inslagdraden (22) die op het middelste inslaginbrengniveau zijn ingebracht in elk kettingdraadstelsel worden door een derde stel van twee bindkettingdraden (7),(8) ingebonden zodat ze een tussen beide grondweefsels (B1), (B2) gelegen bijkomend weefsel (Z) vormen, en zodat een derde spanketting (9) in dit bijkomend weefsel (Z) is opgenomen.The back weft threads (20R), (21R) may be thicker than the weft threads (20), (21), (22). The weft threads (22) inserted into each warp threading system at the middle weft insertion level are bound by a third set of two binding warp threads (7), (8) so that they form an additional fabric (Z) located between the two base fabrics (B1), (B2) and so that a third tension chain (9) is received in this additional fabric (Z).

De opeenvolgende inslagdraden (22) bevinden zich in dit bijkomend weefsel (Z) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (9). De bindkettingdraden (7),(8) kruisen elkaar herhaaldelijk zodat er tussen elke twee opeenvolgende kruisingen een opening gevormd is, waarin zich twee opeenvolgendeinslagdraden (22) bevinden.The successive weft threads (22) are alternately located above and below the tension warp thread (9) in this additional fabric (Z). The binding warp threads (7), (8) repeatedly cross each other so that an opening is formed between every two consecutive crossings, in which two successive weft threads (22) are located.

Voor de bindkettingdraden (7),(8) is dit een 2/2- binding, terwijl voor de spankettingdraad (9) een 1/1-binding wordt toegepast.For the binding warp threads (7), (8) this is a 2/2 bond, while for the tension warp thread (9) a 1/1 bond is used.

Voor de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) wordt een 1/3 V- binding toegepast, waarbij een poolvormende poolkettingdraad afwisselend over een bovenste rug-inslagdraad (20R) en over een onderste rug-inslagdraad (21R) wordt afgebonden.For the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8), a 1/3 V bond is used, with a pile-forming pile warp thread alternating over an upper spine weft thread (20R) and over a lower spine weft thread (21R) is tied off.

De niet-poolvormende poolkettingdraden (P1),(P2),(P6),(P7) en de niet- poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) worden gestrekt in het bijkomend weefsel (Z) ingebonden.The non-pile-forming pile warp threads (P1), (P2), (P6), (P7) and the non-pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) are additionally stretched tissue (Z) bound.

De weefmachine is eveneens voorzien van twee messen (KI), (K2) om de poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P8) volgens twee boven elkaar gelegen snijvlakken (T1), (T2) door te snijden, en op die manier het bijkomend weefsel (Z) te scheiden van het bovenste (PWI) en het onderste poolweefsel (PW2). Het bovenste snijvlak (T1) bevindt zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het bovenste grondweefsel (BI) en het onderste snijvlak (T2) bevindt zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het onderste grondweefsel (B2). De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn identieke lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten die door toepassing van de werkwijze volgens figuur 1 bekomen zijn, terwijl het bijkomend weefsel (Z) ook hier alle niet-poolvormende poolkettingdraden en alle niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden (P1-P7) bevat en gemakkelijk, gedurende het weven, kan verwijderd worden, door middel van een daartoe voorziene bijkomende pikkerwals.The weaving machine is also provided with two knives (KI), (K2) around the pile-forming parts of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P8) according to two overlapping cutting edges (T1), (T2 ), to separate the additional tissue (Z) from the upper (PWI) and the lower pile (PW2). The upper cutting surface (T1) is located between the additional tissue (Z) and the upper ground tissue (B1) and the lower cutting surface (T2) is located between the additional tissue (Z) and the lower ground tissue (B2). The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are identical light and flexible carpets with the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by using the method according to figure 1, while the additional fabric (Z) is also all non- pile-forming pile warp threads and all non-pile-forming portions of pile warp threads (P1-P7) and can be easily removed during weaving by means of an additional picker roller provided for this purpose.

In een derde werkwijze (zie figuur 3) omvat elk kettingdraadstelsel acht bindkettingdraden (1), (2), (4), (5), (7), (8), (10), (11), twee spankettingdraden (3), (6) en acht verschillend gekleurde poolkettingdraden (P1)-(P8). Op een driegrijperweefmachine worden in elke inslaginbrengcyclus drie inslagdraden (20),(20R),(21),(21R),(22) ingebracht tussen de door een vierstandenjacquardmachine gepositioneerde poolkettingdraden (P1-P8) en de door weeframen gepositioneerde grondkettingdraden (1-8,10,11). Zoals in de hoger beschreven werkwijzen worden een bovenste (B1) en een onderste grondweefsel (B2) geweven.In a third method (see figure 3), each warp thread system comprises eight binding warp threads (1), (2), (4), (5), (7), (8), (10), (11), two tension warp threads (3 ), (6) and eight differently colored pile warp threads (P1) - (P8). On a three-hook weaving machine, three weft threads (20), (20R), (21), (21R), (22) are inserted between the pile warp threads (P1-P8) positioned by weaving frames (1-) in each weft insertion cycle (1-) 8, 10, 11). As in the above-described methods, an upper (B1) and a lower base fabric (B2) are woven.

De bovenste grijper brengt afwisselend een dikkere (20R) en een dunnere inslagdraad (20) in, waarbij de dikkere inslagdraad (20R) in de oneven inslaginbrengcycli ingebracht wordt.The upper looper alternately inserts a thicker (20R) and a thinner weft thread (20), the thicker weft thread (20R) being introduced into the odd weft insertion cycles.

De onderste grijper brengt afwisselend een dunnere (21) en een dikkere inslagdraad (21R) in, waarbij de dikkere inslagdraad (21R) in de even inslaginbrengcycli ingebracht wordt.The lower looper alternately inserts a thinner (21) and a thicker weft thread (21R), the thicker weft thread (21R) being introduced into the even weft insertion cycles.

De bovenste dunnere inslagdraden (20) worden door een eerste stel van twee bindkettingdraden (1),(2) ingebonden zodat een bovenste grondweefsel (BI) geweven wordt, en zodat een eerste spankettingdraad (3) in dit bovenste grondweefsel (BI) is opgenomen.The top thinner weft threads (20) are tied by a first set of two binding warp threads (1), (2) so that an upper base fabric (B1) is woven, and so that a first tension warp yarn (3) is received in this top base fabric (B1) .

De bindkettingdraden (1),(2) lopen daarbij in tegenfase afwisselend boven twee dunnere inslagdraden (20) en onder twee dunnere inslagdraden (20). De opeenvolgende dunnere inslagdraden (20) bevinden zich in dit bovenste grondweefsel (B1) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (3). De bovenste dikkere inslagdraden (20R) bevinden zich telkens aan de rugzijde van dit bovenste grondweefsel (BI) en worden hierna de bovenste rug-inslagdraden (20R) genoemd.The binding warp threads (1), (2) run alternately in counter-phase above two thinner weft threads (20) and below two thinner weft threads (20). The successive thinner weft threads (20) are alternately located in this upper ground fabric (B1) above and below the tension warp thread (3). The upper thicker weft threads (20R) are each located on the back of this upper base fabric (B1) and are hereinafter referred to as the upper back weft threads (20R).

De onderste dunnere inslagdraden (21) worden door een tweede stel van twee bindkettingdraden (4),(5) ingebonden zodat een onderste grondweefsel (B2) geweven wordt, en zodat een tweede spankettingdraad (6) in dit onderste grondweefsel (B2) 1s opgenomen.The lower thinner weft threads (21) are tied by a second set of two binding warp threads (4), (5) so that a bottom base fabric (B2) is woven, and so that a second tension warp yarn (6) is incorporated into this bottom base fabric (B2) 1s .

De bindkettingdraden (4),(5) lopen daarbij in tegenfase afwisselend boven twee dunnere inslagdraden (21) en onder twee dunnere inslagdraden (21). De opeenvolgende dunnere inslagdraden (21) bevinden zich in dit onderste grondweefsel (B2) afwisselend boven en onder de spankettingdraad (6). De onderste dikkere inslagdraden (21R) bevinden zich telkens aan de rugzijde van dit onderste grondweefsel (B2) en worden hierna de onderste rug-inslagdraden (21R) genoemd.The binding warp threads (4), (5) run alternately in counter-phase above two thinner weft threads (21) and below two thinner weft threads (21). The successive thinner weft threads (21) are alternately located in this lower ground fabric (B2) above and below the tension warp thread (6). The lower thicker weft threads (21R) are each located on the back of this lower ground fabric (B2) and are hereinafter referred to as the lower back weft threads (21R).

De inslagdraden (22) die in de oneven inslaginbrengcycli (I, III, …) op het middelste inslaginbrengniveau ingebracht zijn worden door middel van een derde stel van twee bindkettingdraden (7),(8) ingebonden zodat ze een tussen de grondweefsels (B1),(B2) liggend eerste bijkomend weefsel (Z1) vormen.The weft threads (22) inserted in the odd weft insertion cycles (I, III, ...) at the middle weft insertion level are bound by a third set of two binding warp threads (7), (8) so that they are one between the base fabrics (B1) , (B2) form supine first additional tissue (Z1).

De inslagdraden (22) die in de even inslaginbrengcycli (II, IV, ...) op het middelste inslaginbrengniveau ingebracht zijn worden door middel van een vierde stel van twee bindkettingdraden (10),(11) ingebonden zodat ze een tussen de grondweefsels (B1),(B2) liggend tweede bijkomend weefsel (Z2) vormen.The weft threads (22) inserted in the even weft insertion cycles (II, IV, ...) at the middle weft insertion level are tied by means of a fourth set of two binding warp threads (10), (11) so that they are one between the base fabrics ( B1), (B2) form horizontal second additional tissue (Z2).

Beide bijkomende weefsels (Z1),(Z2) bevinden zich tussen de grondweefsels (BI) en (B2), waarbij het eerste bijkomend weefsel (ZI) zich dichter bij bovenste grondweefsel (B1) bevindt en het tweede bijkomend weefsel (Z2) zich dichter bij het onderste grondweefsel (B2) bevindt.Both additional tissues (Z1), (Z2) are located between the base tissues (B1) and (B2), with the first additional tissue (ZI) being closer to the upper ground tissue (B1) and the second additional tissue (Z2) located at the bottom base fabric (B2).

In een ideale situatie zal het eerste bijkomend weefsel (ZI) zich zeer dicht bij het bovenste grondweefsel (BI) bevinden en zal het tweede bijkomend weefsel (Z2) zich zeer dicht bij het onderste grondweefsel (BI) bevinden.Ideally, the first additional tissue (ZI) will be very close to the top ground tissue (B1) and the second additional tissue (Z2) will be very close to the bottom ground tissue (BI).

De bijkomende weefsels (Z1),(Z2) kunnen daarbij zelfs in nauw contact zijn met hun respectievelijk bijhorend grondweefsel (B1),(B2). De bindkettingdraden (7),(8);(10),(11) van dit derde en vierde stel bindkettingdraden lopen daarbij in tegenfase afwisselend boven en onder een inslagdraad (22) van het betreffende bijkomend weefsel (Z1),(Z2). Een veel voorkomende situatie van poolvorming (hierna worden andere situaties van poolvorming beschreven) houdt in dat de poolvormende poolkettingdraden (P1),(P3),(P4),(P6) afwisselend over een bovenste rug-inslagdraad (20R) en over een onderste rug-inslagdraad (21R) afgebonden worden, waarbij een 1/2 V-binding wordt toegepast.The additional tissues (Z1), (Z2) may even be in close contact with their respective associated soil tissue (B1), (B2). The binding warp threads (7), (8); (10), (11) of this third and fourth set of binding warp threads alternately run in opposite phase above and below a weft thread (22) of the respective additional fabric (Z1), (Z2). A common pile formation situation (hereinafter described other pile formation situations) involves the pile forming pile warp threads (P1), (P3), (P4), (P6) alternating over an upper spine weft thread (20R) and over a lower one the back weft thread (21R) to be tied, using a 1/2 V bond.

De niet-poolvormende poolkettingdraden (P2),(P5),(P7),(P8) en de niet- poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P1),(P3),(P4),(P6) worden in de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) ingebonden, waarbij deze afwisselend boven en onder de opeenvolgende inslagdraden (22) van deze respectievelijke bijkomende weefsels (Z1),(Z2) lopen.The non-pile-forming pile warp threads (P2), (P5), (P7), (P8) and the non-pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P1), (P3), (P4), (P6) are used in the two additional fabrics (Z1), (Z2) bound, alternately running above and below the successive weft threads (22) of these respective additional fabrics (Z1), (Z2).

De weefmachine omvat één mes (K) dat voorzien is om de poolvormende poolkettingdraden volgens een tussen beide bijkomende weefsels (Z1),(Z2) gelegen horizontaal snijvlak (T) door te snijden.The weaving machine comprises one blade (K) which is provided for cutting the pile-forming pile warp threads according to a horizontal cutting plane (T) located between the two additional fabrics (Z1), (Z2).

Ook in de hierna beschreven drie situaties wordt op figuur 3 door een poolvormende poolkettingdraad (P1),(P4),(P3) pool gevormd: i Een van de poolkettingdraden (P1) stopt met pool vormen en wordt in de vierde inslaginbrengcyclus (IV) een laatste keer afgebonden over een inslagdraad (21R) van het onderste grondweefsel (B2), en wordt in de vijfde inslaginbrengcyclus (V) afgebonden over een inslagdraad (22) van het bovenste bijkomend weefsel (Z1) en strekt zich dus poolvormend uit tussen het onderste grondweefsel (B2) en het bovenste bijkomend weefsel (Z1).Also in the three situations described below, in Figure 3, pile is formed by a pile-forming pile warp thread (P1), (P4), (P3): i One of the pile warp threads (P1) stops pile forming and becomes in the fourth weft insertion cycle (IV) tied one last time over a weft thread (21R) of the bottom ground fabric (B2), and is tied in the fifth weft insertion cycle (V) over a weft thread (22) of the top additional fabric (Z1) and thus extends pile-forming between the lower ground tissue (B2) and the upper additional tissue (Z1).

ii. Dezelfde poolkettingdraad (P1) wordt in de zesde inslaginbrengcyclus (VI) over een inslagdraad (22) van het onderste bijkomend weefsel (Z2) afgebonden om verder in dat bijkomend weefsel verweven te worden. Deze poolkettingdraad (PI) strekt zich hierdoor poolvormend uit tussen beide bijkomende weefsels (Z1),(Z2).ii. The same pile warp thread (P1) is tied in the sixth weft insertion cycle (VI) over a weft thread (22) of the lower additional fabric (Z2) to be further woven into that additional fabric. This pile warp thread (PI) hereby extends pile-forming between the two additional fabrics (Z1), (Z2).

iii. Een andere poolkettingdraad (P4) wordt in de eerste vijf inslaginbrengcycli (I-V) ingebonden in het bovenste bijkomend weefsel (Z1). Om deze poolkettingdraad (P4) vanaf de zevende inslaginbrengeyclus (VIT) vanaf het bovenste grond- weefsel (B1) te laten beginnen met poolvorming tussen beide grondweefsels (B1),(B2) wordt deze poolkettingdraad (P4) in de zesde inslaginbrengcyclus (VD afgebonden over een inslagdraad (22) van het onderste bijkomend weefsel (Z2). Ook deze poolkettingdraad (P4) wordt achtereenvolgens in het ene (Z1) en het andere bijkomend weefsel (Z2) afgebonden en strekt zich dus poolvormend uit tussen beide bijkomende weefsels (Z1),(Z2).iii. Another pile warp thread (P4) is tied into the top additional tissue (Z1) in the first five weft insertion cycles (I-V). To start this pile warp thread (P4) from the seventh weft insertion cycle (VIT) from the top ground fabric (B1) to begin pile formation between both base fabrics (B1), (B2), this pile warp thread (P4) is tied in the sixth weft insertion cycle (VD) over a weft thread (22) of the lower additional fabric (Z2). This pile warp thread (P4) is also tied successively in one (Z1) and the other additional fabric (Z2) and thus extends pile-forming between the two additional fabrics (Z1). ), (Z2).

iv. In de zevende inslaginbrengcyclus (VIT) wordt de poolkettingdraad (P4) over een inslagdraad (20R) van het bovenste weefsel (BI) afgebonden. De poolkettingdraad (P4) strekt zich hierdoor poolvormend uit tussen het onderstebijkomende weefsel (Z2) en het bovenste grondweefsel (BI). Dit is ook het geval voor de poolkettingdraad (P3) die vanaf de elfde inslaginbrengcyclus (XI) begint pool te vormen.iv. In the seventh weft insertion cycle (VIT), the pile warp thread (P4) is tied off the top fabric (B1) over a weft thread (20R). The pile warp thread (P4) hereby extends pile-forming between the bottom additional fabric (Z2) and the top ground fabric (B1). This is also the case for the pile warp thread (P3) which starts to pile from the eleventh weft insertion cycle (XI).

In de hierboven aangeduide gevallen van poolvorming zijn er dus tussen de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) of tussen een bijkomend weefsel (Z1), (Z2) en een grondweefsel (B2), (BI) poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden (P1),(P4),(P3) die pool vormen op de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). Ook deze poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden worden doorgesneden door het mes (K). We willen hiermee nogmaals verduidelijken dat het doorsnijden van poolvormende gedeeltes van poolvormende poolkettingdraden, zoals bedoeld in conclusie 1, niet alleen het doorsnijden inhoudt van poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die in opeenvolgende inslaginbrengcycli in het ene (BI) en het andere grondweefsel (B2) worden afgebonden over een respectievelijke inslagdraad maar ook het doorsnijden van poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die in opeenvolgende inslaginbrengcycli in een grondweefsel (B1)(B2) en in een bijkomend weefsel (Z1)(Z2) worden afgebonden over een respectievelijke inslagdraad, en ook het doorsnijden van poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die in opeenvolgende inslaginbrengcycli in twee verschillende bijkomende weefsels (ZI), (Z2) worden afgebonden over een respectievelijke inslagdraad.In the above-mentioned cases of pile formation, therefore, between the two additional fabrics (Z1), (Z2) or between an additional fabric (Z1), (Z2) and a base fabric (B2), (B1) there are pile-forming portions of pile warp threads (P1 ), (P4), (P3) forming pool on the additional tissues (Z1), (Z2). These pile-forming parts of pile warp threads are also cut by the blade (K). By this we want to clarify once again that the cutting of pile-forming portions of pile-forming pile warp threads, as defined in claim 1, does not only mean cutting through pile-forming pieces of pile warp threads that are tied in successive weft insertion cycles in one (B1) and the other ground fabric (B2) about a respective weft thread but also cutting pile-forming portions of pile warp threads that are tied in successive weft insertion cycles in a base fabric (B1) (B2) and in an additional fabric (Z1) (Z2) over a respective weft yarn, and also cutting pile-forming sections of pile warp threads that are tied in successive weft insertion cycles in two different additional fabrics (ZI), (Z2) over a respective weft thread.

Bij deze werkwijze is er ook geen poolverlies bij een poolovergang en zijn de poolweefsels vrij van mengcontouren.In this method, there is also no pile loss at a pile transition and the pile fabrics are free from mixing contours.

Deze poolbinding heeft een rapport van 2 zodat met een hoge productiesnelheid kan geweven worden.This pile binding has a report of 2 so that weaving can be done at a high production speed.

De weefmachine omvat één mes (K) dat voorzien is om de poolvormende poolkettingdraden volgens een tussen beide bijkomende weefsels (Z1),(Z2) gelegen horizontaal snijvlak (T) door te snijden.The weaving machine comprises one blade (K) which is provided for cutting the pile-forming pile warp threads according to a horizontal cutting plane (T) located between the two additional fabrics (Z1), (Z2).

De weefmachine die standaard voorzien is van twee pikkerwalsen om twee gelijktijdig geweven weefsels gedurende het weven vooruit te bewegen, kan voorzienworden van twee extra pikkerwalsen om, nadat de poolvormende poolkettingdraden (P1),(P3),(P4),(P6) doorgesneden zijn, het bovenste poolweefsel (PWI), respectievelijk het onderste poolweefsel (PW2), te scheiden van zijn bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2) door deze weefsels (PW1)(Z1) ; (PW2),(Z2) van elkaar weg te geleiden en hierdoor uit elkaar te trekken.The weaving machine, which is standard equipped with two pecking rollers to advance two simultaneously woven fabrics during weaving, can be provided with two additional pecking rollers, after the pile-forming pile warp threads (P1), (P3), (P4), (P6) have been cut. , separating the upper pile fabric (PWI) and the lower pile fabric (PW2), respectively, from its associated additional tissue (Z1), (Z2) by these tissues (PW1) (Z1); (PW2), (Z2) away from each other and thereby pull apart.

De poolweefsels kunnenook na het weefproces van hun respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2) gescheiden worden.The pile fabrics can also be separated from their respective additional fabric (Z1), (Z2) after the weaving process.

De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn identieke lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten diedoor toepassing van de hoger beschreven werkwijzen bekomen zijn.The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are identical light and flexible carpets having the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by using the above-described methods.

In een vierde werkwijze (zie figuur 4a) omvat elk kettingdraadstelsel acht bindkettingdraden (1), (2), (4), (5), (7), (8), (10), (11), zes spankettingdraden (3a), (3b), (6a), (6b), (9), (12) en acht verschillend gekleurde poolkettingdraden (P1)-(P8). Deze werkwijze houdt in dat er twee bijkomende weefsels (ZI), (Z2) gewevenworden waarin de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P8) zich bevinden, waarbij het bovenste bijkomend weefsel (Z1) zich aan de rugzijde van het bovenste poolweefsel (PWI) bevindt, en het onderste bijkomend weefsel (Z2) zich aan de rugzijde van het onderste poolweefsel (PW2) bevindt.In a fourth method (see figure 4a), each warp thread system comprises eight binding warp threads (1), (2), (4), (5), (7), (8), (10), (11), six tension warp threads (3a ), (3b), (6a), (6b), (9), (12) and eight differently colored pile warp threads (P1) - (P8). This method involves weaving two additional fabrics (ZI), (Z2) in which the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P8) are located, with the top additional fabric (Z1) on the back of the fabric. upper pile fabric (PWI), and the bottom additional fabric (Z2) is located on the back of the lower pile fabric (PW2).

De poolweefsels (PW1),(PW2) bevinden zich hier dus boven elkaar in de ruimte tussen de twee bovenelkaar geweven bijkomende weefsels (Z1),(Z2). In een ideale situatie zal het eerste bijkomend weefsel (Z1) zich zeer dicht bij het bovenste grondweefsel (B1) bevinden en zal het tweede bijkomend weefsel (Z2) zich zeer dicht bij het onderste grondweefsel (B2) bevinden.The pile fabrics (PW1), (PW2) are thus located one above the other in the space between the two woven fabrics (Z1), (Z2) woven one above the other. Ideally, the first additional fabric (Z1) will be very close to the top ground fabric (B1) and the second additional fabric (Z2) will be very close to the bottom ground fabric (B2).

De bijkomende weefsels (Z1),(Z2) kunnen daarbij zelfs in nauw contact zijn met hun respectievelijk bijhorend grondweefsel (B1),(B2)The additional tissues (Z1), (Z2) may even be in close contact with their respective associated soil tissue (B1), (B2)

De posities van de grondkettingdraden ten opzichte van de inslagdraden worden telkens na twee reeksen van vier inslaginbrengcycli (1-IV) herhaald.The positions of the ground warp threads relative to the weft threads are repeated after two series of four weft insertion cycles (1-IV).

Het rapport van deze grondbinding is 8 schot.The report of this ground binding is 8 shot.

In opeenvolgende reeksen van vier opeenvolgende inslaginbrengcycli (I), (ID, (II), (IV), worden telkens de volgende inslagdraden ingebracht in de opeenvolgende inslaginbrengcycli: o in de eerste inslaginbrengcyclus (I) brengt de bovenste grijper een inslagdraad (20) in die dikker is dan de twee andere inslagdraden (21),(22), brengt de middelste grijper een dunnere inslagdraad (22) in, en brengt de onderste grijper ook een dunnere inslagdraad (21) in; o in de tweede inslaginbrengcyclus (IT) brengt de bovenste grijper een dikkere inslagdraad (20R) in, brengt de middelste grijper een dunnere inslagdraad (22) in en brengt de onderste grijper een dikkere inslagdraad (21) in; o in de derde inslaginbrengcyclus (III) brengt de bovenste grijper een dikkere inslagdraad (20) in, brengt de middelste grijper een dunnere inslagdraad (22) en brengt de onderste grijper een dikkere inslagdraad (21R) in; o in de vierde inslaginbrengcyclus (IV) brengt de bovenste grijper een dunnere inslagdraad (20) in, brengt de middelste grijper een dunnere inslagdraad (22) en brengt de onderste grijper een dikkere inslagdraad (21) in.In successive series of four consecutive weft insertion cycles (I), (ID, (II), (IV)), the following weft threads are inserted in successive weft insertion cycles: o in the first weft insertion cycle (I), the upper looper inserts a weft thread (20) in which is thicker than the other two weft threads (21), (22), the middle looper inserts a thinner weft thread (22), and the lower looper also inserts a thinner weft thread (21); o in the second weft insertion cycle (IT ) the upper looper inserts a thicker weft thread (20R), the middle looper inserts a thinner weft thread (22) and the lower looper inserts a thicker weft thread (21); o in the third weft insertion cycle (III) the upper looper inserts a thicker weft thread (20), the middle looper inserts a thinner weft thread (22) and the lower looper inserts a thicker weft thread (21R); o in the fourth weft insertion cycle (IV), the top looper inserts a thinner weft thread (20),the middle looper will insert a thinner weft thread (22) and the lower looper will insert a thicker weft thread (21).

De bovenste dikkere inslagdraden (20) die tijdens de eerste (I) en de derde inslaginbrengcyclus (III) van elke reeks worden ingebracht, worden door een eerste stel van twee bindkettingdraden (7),(8) ingebonden zodat een bovenste bijkomend weefsel (Z1) geweven wordt, en zodat een eerste spankettingdraad (9) in dit bovenste bijkomend weefsel (Z1) is opgenomen. De bindkettingdraden (7),(8) lopen daarbij in tegenfase afwisselend boven twee dikkere inslagdraden (20) en onder twee dikkere inslagdraden (20) van het bijkomend weefsel (Z1).The upper thicker weft threads (20) inserted during the first (I) and third weft insertion cycles (III) of each series are tied by a first set of two binding warp threads (7), (8) to form an additional top fabric (Z1 ), and so that a first tension warp thread (9) is received in this top additional fabric (Z1). The binding warp threads (7), (8) then alternate in opposite phase above two thicker weft threads (20) and below two thicker weft threads (20) of the additional fabric (Z1).

De onderste dikkere inslagdraden (21) die tijdens de tweede (II) en de vierde inslaginbrengcyclus (IV) worden ingebracht, worden door een tweede stel van twee bindkettingdraden (10),(11) ingebonden zodat een onderste bijkomend weefsel (Z2) geweven wordt, en zodat een tweede spankettingdraad (12) in dit onderste bijkomend weefsel (Z2) is opgenomen. De bindkettingdraden (10),(11) lopen daarbij integenfase afwisselend boven twee dikkere inslagdraden (21) en onder twee dikkere inslagdraden (21) van het bijkomend weefsel (Z2). De dunnere middelste inslagdraden (22) die in elke reeks in de eerste (I) en de derde inslaginbrengcyclus (IT) ingebracht zijn en de dunnere bovenste inslagdraad (20) die in elke reeks in de vierde inslaginbrengcyclus (IV) ingebracht is, worden door middel van een derde stel van twee bindkettingdraden (1),(2) ingebonden, zodat ze een tussen de bijkomende weefsels (Z1),(Z2) liggend bovenste grondweefsel (BI) vormen, en zodat twee spankettingdraden (3a),(3b) in dit grondweefsel opgenomen zijn.The lower thicker weft threads (21) introduced during the second (II) and the fourth weft insertion cycle (IV) are bound by a second set of two binding warp threads (10), (11) to weave a bottom additional fabric (Z2) and so that a second tension warp thread (12) is received in this lower additional fabric (Z2). The binding warp threads (10), (11) thereby alternately run above two thicker weft threads (21) and below two thicker weft threads (21) of the additional fabric (Z2). The thinner middle weft threads (22) inserted in each series in the first (I) and third weft insertion cycles (IT) and the thinner top weft threads (20) inserted in each series in the fourth weft insertion cycle (IV) are by means of a third set of two binding warp threads (1), (2) bound so that they form an upper ground fabric (B1) lying between the additional fabrics (Z1), (Z2), and so that two tension warp threads (3a), (3b) are included in this soil tissue.

De dikkere bovenste inslagdraden (20R) die in elke reeks in de tweede inslaginbrengeyclus (II) zijn ingebracht, bevinden zich aan de rugzijde van het bovenste grondweefsel (BI) en worden hierna bovenste rug-inslagdraden (20R) genoemd.The thicker top weft threads (20R) inserted in each series in the second weft insertion cycle (II) are located on the back of the top backing fabric (B1) and are hereinafter referred to as top back weft threads (20R).

De dunnere onderste inslagdraad (21) die in elke reeks in de eerste inslaginbrengcyclus (I) ingebracht is en de dunnere middelste inslagdraden (22) die in elke reeks in de tweede (II) en de vierde inslaginbrengcyclus (TV) ingebracht zijn, worden door middel van een vierde stel van twee bindkettingdraden (4),(5) ingebonden, zodat ze een tussen de bijkomende weefsels (Z1),(Z2) liggend onderste grondweefsel (B2) vormen, en zodat twee spankettingdraden (6a)(6b) in dit grondweefsel (B2) opgenomen zijn.The thinner bottom weft thread (21) inserted in each series in the first weft insertion cycle (I) and the thinner middle weft threads (22) inserted in each series in the second (II) and the fourth weft insertion cycle (TV) are by means of a fourth set of two binding warp threads (4), (5) bound so that they form a bottom ground fabric (B2) lying between the additional fabrics (Z1), (Z2) and so that two tension warp threads (6a) (6b) this base fabric (B2) are included.

De dikkere onderste inslagdraden (21R) die in elke reeks in de derde inslaginbrengcyclus (IIT) zijn ingebracht, bevinden zich aan de rugzijde van het onderste grondweefsel (B2) en worden hierna onderste rug- inslagdraden (21R) genoemd.The thicker lower weft threads (21R) inserted in each series in the third weft insertion cycle (IIT) are located on the back of the bottom backing fabric (B2) and are hereinafter referred to as lower back weft threads (21R).

De bindkettingdraden (1),(2); (4),(5) van dit derde en vierde stel bindkettingdraden lopen daarbij in tegenfase afwisselend boven en onder een reeks van drie dunnere inslagdraden (22), (20), respectievelijk (22),(21) van het betreffende grondweefsel (B1),(B2). In elke dergelijke reeks van drie opeenvolgende dunnere inslagdraden (20),(21),(22) van de grondweefsels (BI), (B2) lopen deze drie inslagdraden respectievelijk boven, tussen en onder de twee spankettingdraden (3a),(3b);(6a),(6b) van het betreffende grondweefsel (B 1),(B2).The binding warp threads (1), (2); (4), (5) of this third and fourth set of binding warp threads alternately run in opposite phase above and below a series of three thinner weft threads (22), (20) and (22), (21) respectively of the respective ground fabric (B1 ), (B2). In each such series of three consecutive thinner weft threads (20), (21), (22) of the base fabrics (B1), (B2) these three weft threads run above, between and below the two tension warp threads (3a), (3b) (6a), (6b) of the respective soil fabric (B 1), (B2).

De grondweefsels (B1)(B2) worden geweven uit respectievelijke eerste grondkettingdraden (1),(2),(32),G3b); (4),(5),(6a),(6b) en respectievelijke eerste inslagdraden (20),(20R),(22); (21),(21R),(22). De poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P6) worden afwisselend over een bovenste rug-inslagdraad (20R) en over een onderste rug-inslagdraad (21R) afgebonden, waarbij een 1/4 V-binding wordt toegepast.The base fabrics (B1) (B2) are woven from respective first base warp threads (1), (2), (32), G3b); (4), (5), (6a), (6b) and respective first weft threads (20), (20R), (22); (21), (21R), (22). The pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P6) are tied alternately over an upper spine weft thread (20R) and over a lower spine weft thread (21R), with a 1/4 V bond applied.

Per vier inslaginbrengcycli wordt dus één poollus per poolweefsel (PW 1),(PW2) gevormd.Thus, one pile loop per pile fabric (PW 1), (PW2) is formed per four weft insertion cycles.

De niet-poolvormende poolkettingdraden (P1)(P2)(P7)(P8) en de niet- poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P6) worden in de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2), die ook respectievelijk de tweede (dikkere) inslagdraden (20); (21) en de tweede grondkettingdraden (7-9); (10-12) bevatten, ingebonden, waarbij deze gestrekt met de spankettingdraden (9),(12) meelopen zodat de opeenvolgende dikkere inslagdraden (20),(21) van deze weefsels (Z1),(Z2) zich afwisselend boven en onder deze niet-poolvormende gedeeltes bevinden.The non-pile-forming pile warp threads (P1) (P2) (P7) (P8) and the non-pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P6) are used in the two additional fabrics (Z1 ), (Z2), which also includes the second (thicker) weft threads (20), respectively; (21) and the second ground warp threads (7-9); (10-12), tied, stretched with the warp threads (9), (12) trailing so that the successive thicker weft threads (20), (21) of these fabrics (Z1), (Z2) alternate above and below these non-pole forming portions are located.

De weefmachine omvat één mes (K) dat voorzien is om de poolvormende poolkettingdraden volgens een tussen beide grondweefsels (B1),(B2) gelegen horizontaal snijvlak (T) door te snijden.The weaving machine comprises one knife (K) which is provided for cutting the pile-forming pile warp threads according to a horizontal cutting surface (T) situated between the two base fabrics (B1), (B2).

Op de weefmachine kunnen vier pikkerwalsen voorzien worden voor het voortbewegen van de twee poolweefsels (PW 1),(PW2) en van de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De poolweefsels (PW1), (PW2) en hun bijhorend bijkomend weefsel (Z1), (Z2) kunnen ook na het weefproces gescheiden worden.Four pecking rolls can be provided on the weaving machine to propel the two pile fabrics (PW 1), (PW2) and the two additional fabrics (Z1), (Z2). The pile fabrics (PW1), (PW2) and their associated additional fabric (Z1), (Z2) can also be separated after the weaving process.

Deze werkwijze is eenvoudiger dan de werkwijzen volgens figuren 1 tot 3 omdat de niet-poolvormende gedeeltes van poolvormende poolkettingdraden en de niet- poolvormende poolkettingdraden niet tussen de twee poolweefsels (PW 1),(PW2) in wording liggen.This method is simpler than the methods of Figures 1 to 3 because the non-pile-forming portions of pile-forming pile warp threads and the non-pile-forming pile warp threads do not become between the two pile fabrics (PW 1), (PW2).

In tegenstelling tot de werkwijzen volgens figuren 1 en 2 is er bovendien slechts één horizontaal snijvlak (T).In addition, in contrast to the methods of Figures 1 and 2, there is only one horizontal cutting plane (T).

Deze werkwijze levert tapijten op met zuivere poolovergangen en zonder mengcontouren. De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten die door toepassing van de hoger beschreven werkwijzen bekomen zijn.This method produces carpets with clean pile transitions and without mixing contours. The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are light and flexible carpets having the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by the methods described above.

Op figuur 4b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten die bekomen zijn door toepassing van deze vierde werkwijze volgens figuur 4a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PW 1),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden. De poollussen die gevormd zijn door poolkettingdraden (P3),(P4),(P5),(P6) worden op deze figuur aangeduid met een respectievelijk referentiecijfer (L3),(L4),(L5),(L6). Poolbenen van de poolweefsels (PW1),(PW2) die, na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden, nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel (ZI), (Z2) verweven is, worden bij het verwijderen van het bijkomend weefsel (Z1), (Z2) uit het bijhorend poolweefsel (PW1),(PW2) getrokken. Hierdoor zijn de aldus gevormde poolweefsels (PWI) en (PW2), zoals te zien is op figuur 4b, geen identieke tapijten.Figure 4b shows a schematic cross-section of part of the two carpets obtained by applying this fourth method according to figure 4a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PW 1), (PW2) are represented with facing pile sides. The pile loops formed by pile warp threads (P3), (P4), (P5), (P6) are indicated in this figure by a reference number (L3), (L4), (L5), (L6) respectively. Pole legs of the pile fabrics (PW1), (PW2) which, after cutting the pile-forming portions of the pile warp threads, still have a non-pile-forming part woven into an additional fabric (ZI), (Z2) upon removal of the additional fabric (Z1), (Z2) drawn from the corresponding pile fabric (PW1), (PW2). As a result, the pile fabrics (PWI) and (PW2) thus formed, as shown in Figure 4b, are not identical carpets.

Een vijfde werkwijze (zie figuur 5a) verschilt van de hierboven beschreven vierde werkwijze volgens figuur 4a doordat in elk bijkomend weefsel (Z1),(Z2) voor de twee bindkettingdraden (7),(8);, (10),(11) een verlengde grondbinding 2/2 wordt toegepast. Voor de spankettingdraden (9),(12) is een binding 1/1 toegepast.A fifth method (see figure 5a) differs from the above described fourth method according to figure 4a in that in each additional fabric (Z1), (Z2) for the two binding warp threads (7), (8) ;, (10), (11) an extended ground bond 2/2 is used. A binding 1/1 is used for the tension warp threads (9), (12).

Deze werkwijze verschilt ook van de vierde werkwijze doordat in elke reeks van acht opeenvolgende inslaginbrengcycli telkens in de tweede (II) en de derde inslaginbrengcyclus (III) en in de zesde (VI) en zevende inslaginbrengcyclus (VII) geen inslagdraad wordt ingebracht door de middelste grijper.This method is also different from the fourth method in that in each series of eight consecutive weft insertion cycles in the second (II) and third weft insertion cycles (III) and in the sixth (VI) and seventh weft insertion cycles (VII) each time, no weft thread is inserted through the middle grab.

Alleen de dikkere inslagdraad (20) die door de bovenste grijper wordt ingebracht in de eerste (I) en de vijfde inslaginbrengcyclus (V) van elke reeks (I-VIIT) van acht opeenvolgende inslaginbrengcycli wordt in het bovenste bijkomend weefsel (Z1) ingebonden. De bindkettingdraden (7), (8) lopen onderling in tegenfase afwisselendboven twee opeenvolgende dikkere inslagdraden (20) en onder twee opeenvolgende dikkere inslagdraden (20) van het bijkomend weefsel (Z1). De spankettingdraad (9) loopt afwisselend boven en onder de opeenvolgende dikkere inslagdraden (20) van het weefsel (Z1).Only the thicker weft thread (20) that is inserted by the upper looper into the first (I) and the fifth weft insertion cycle (V) of each series (I-VIIT) of eight consecutive weft insertion cycles is tied into the top additional tissue (Z1). The binding warp threads (7), (8) run in opposite phase alternately above two consecutive thicker weft threads (20) and below two consecutive thicker weft threads (20) of the additional fabric (Z1). The tension warp thread (9) alternately runs above and below the successive thicker weft threads (20) of the fabric (Z1).

Alleen de dikkere inslagdraad (21) die door de onderste grijper wordt ingebracht in de vierde (IV) en de achtste inslaginbrengcyclus (VIT) van elke reeks (TD)-(VIIT) wordt in het onderste bijkomend weefsel (Z2) ingebonden. De bindkettingdraden (10), (11) lopen onderling in tegenfase afwisselend boven twee opeenvolgende dikkere inslagdraden (21) en onder twee opeenvolgende dikkere inslagdraden (21) van het weefsel (Z2). De spankettingdraad (12) loopt afwisselend boven en onder de opeenvolgende dikkere inslagdraden (20) van het weefsel (Z2).Only the thicker weft thread (21) that is inserted through the lower looper into the fourth (IV) and eighth weft insertion cycle (VIT) of each series (TD) - (VIIT) is tied into the lower additional tissue (Z2). The binding warp threads (10), (11) run in opposite phase alternately above two consecutive thicker weft threads (21) and below two consecutive thicker weft threads (21) of the fabric (Z2). The tension warp thread (12) alternately runs above and below the successive thicker weft threads (20) of the fabric (Z2).

De niet-poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3)-(P6) en de niet-poolvormende poolkettingdraden (P1),(P2),(P7),(P8) lopen samen met de spankettingdraden (9),(12) in elk bijkomend weefsel (Z1),(Z2).The non-pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3) - (P6) and the non-pile-forming pile warp threads (P1), (P2), (P7), (P8) run together with the tension warp threads (9), (12) any additional tissue (Z1), (Z2).

De weefmachine omvat één mes (K) dat voorzien is om de poolvormende poolkettingdraden volgens een tussen beide grondweefsels (B1),(B2) gelegen horizontaal snijvlak (T) door te snijden.The weaving machine comprises one knife (K) which is provided for cutting the pile-forming pile warp threads according to a horizontal cutting surface (T) situated between the two base fabrics (B1), (B2).

Op de weefmachine kunnen vier pikkerwalsen voorzien worden voor het voortbewegen van de twee poolweefsels (PW1),(PW2) en van de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) waarbij de poolweefsels (PW1), (PW2) van hun respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2) gescheiden worden. De poolweefsels kunnen ook na het weefproces van hun respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel gescheiden worden.Four pecking rolls can be provided on the weaving machine to propel the two pile fabrics (PW1), (PW2) and the two additional fabrics (Z1), (Z2) with the pile fabrics (PW1), (PW2) of their respective additional tissue (Z1), (Z2). The pile fabrics can also be separated from their respective additional fabric after the weaving process.

De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten die door toepassing van de hoger beschreven werkwijzen bekomen zijn.The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are light and flexible carpets having the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by the methods described above.

Op figuur 5b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten die bekomen zijn door toepassing van deze vijfde werkwijze volgensfiguur 5a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PW 1),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden.Figure 5b shows a schematic cross section of a portion of the two carpets obtained by using this fifth method according to Figure 5a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PW 1), (PW2) are represented with facing pile sides.

Elke poollus (L3),(L4),(L5),(L6) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (P3), (P4), (P5), (P6) die de betreffende poollus heeft gevormd.Each pile loop (L3), (L4), (L5), (L6) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (P3), (P4), (P5), (P6) has formed the respective pole loop.

Poolbenen van de poolweefsels die, na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden (P3)-(P6), nog een niet- poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel (Z1), (Z2) verweven is, worden bij het verwijderen van het bijkomend weefsel (Z1), (Z2) uit het bijhorend poolweefsel (PWI), (PW2) getrokken.Pile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads (P3) - (P6), have another non-pile-forming part interwoven in an additional fabric (Z1), (Z2) when removing the additional tissue (Z1), (Z2) from the associated pile tissue (PWI), (PW2).

Hierdoor zijn de gevormde poolweefsels (PW1) en (PW2), zoals te zien is op figuur 5b, geen identieke tapijten.As a result, the pile fabrics (PW1) and (PW2) formed, as shown in Figure 5b, are not identical carpets.

Een zesde werkwijze (zie figuur 6a) verschilt van de hierboven beschreven vijfde werkwijze volgens figuren 5a doordat in elk bijkomend weefsel (Z1),(Z2) in elk kettingdraadstelsel één van de twee bindkettingdraden (7),(8);(10),(11) is weggelaten.A sixth method (see Figure 6a) differs from the above-described fifth method according to Figures 5a in that in each additional fabric (Z1), (Z2) in each warp thread system, one of the two binding warp threads (7), (8); (10), (11) is omitted.

De verlengde grondbinding is nu een binding 1/1. De ene bindkettingdraad (7); (10) houdt het bijkomend weefsel (Z1), (Z2) voldoende samen.The extended ground bond is now a 1/1 bond. One binding warp thread (7); (10) sufficiently holds the additional tissue (Z1), (Z2) together.

Op figuur 6b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten die bekomen zijn door toepassing van deze zesde werkwijze volgens figuur 6a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PW 1),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden.Figure 6b shows a schematic cross-section of a portion of the two carpets obtained using this sixth method according to Figure 6a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PW 1), (PW2) are represented with facing pile sides.

Elke poollus (L3),(L4),(L5),(L6) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (P3), (P4), (P5), (P6) die de betreffende poollus heeft gevormd.Each pile loop (L3), (L4), (L5), (L6) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (P3), (P4), (P5), (P6) has formed the respective pole loop.

Poolbenen van de poolweefsels die na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel (ZI), (Z2) verweven is worden bij het verwijderen van het bijkomend weefsel (ZI), (Z2) uit het bijhorend poolweefselPile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads, still have a non-pile-forming part that is woven into an additional fabric (ZI), (Z2) when removing the additional fabric (ZI), ( Z2) from the associated polar fabric

(PW1), (PW2) getrokken.(PW1), (PW2) drawn.

Hierdoor zijn de poolweefsels (PW1) en (PW2), zoals te zien is op figuur 6b, geen identieke tapijten.As a result, the pile fabrics (PW1) and (PW2), as shown in Figure 6b, are not identical carpets.

De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten die door toepassing van de hoger beschreven werkwijzen bekomen zijn.The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are light and flexible carpets having the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by the methods described above.

In een zevende werkwijze (zie figuur 7a) worden eveneens twee bijkomende weefsels (ZI), (Z2) geweven waarin de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16) zich bevinden, waarbij het bovenste bijkomend weefsel (ZI) zich aan de rugzijde van het bovenste poolweefsel (PW1) bevindt, en het onderste bijkomend weefsel (Z2) zich aan de rugzijde van het onderste poolweefsel (PW2) bevindt.In a seventh method (see Figure 7a), two additional fabrics (ZI), (Z2) are also woven in which the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16) are located, the top additional fabric (ZI) being located on the back of the top pile fabric (PW1), and the bottom additional fabric (Z2) is on the back of the bottom pile fabric (PW2).

De poolkettingdraden vormen pool volgens een 1/3 V tegenfase-binding.The pile warp threads form pile according to a 1/3 V reverse phase bond.

In tegenstelling tot figuren 5a en 6a zijn de plaatsen (30) waar in de tweede (IT) en de derde inslaginbrengcyclus (III) geen inslagdraad wordt ingebracht door de middelste grijper nu wel symbolisch aangeduid met een omcirkelde X.Contrary to Figures 5a and 6a, the places (30) where in the second (IT) and the third weft insertion cycle (III) no weft thread is inserted by the middle gripper are now symbolically indicated with a circled X.

Elk kettingdraadstelsel omvat zes bindkettingdraden (1),(2),(4),(5),(7),(10), vier spankettingdraden (3),(6),(9),(12) en zestien poolkettingdraden in acht verschillende kleuren, waarbij er telkens twee poolkettingdraden dezelfde kleur hebben.Each warp thread system includes six binding warp threads (1), (2), (4), (5), (7), (10), four tension warp threads (3), (6), (9), (12) and sixteen pile warp threads in eight different colors, each with two pile warp threads of the same color.

Van acht verschillend gekleurde poolkettingdraden (P1),(P2),(P3),(P4),(P5),(P6),(P7),(P8) worden de niet-poolvormende gedeeltes in het bovenste bijkomend weefsel (ZI) ingebonden, en van acht andere eveneens verschillend gekleurde poolkettingdraden (P9),(P10),(P11),(P12),(P13),(P14),(P15),(P16), met dezelfde kleuren als de eerstgenoemde acht poolkettingdraden, worden de niet-poolvormende gedeeltes in het onderste bijkomend weefsel (Z2) ingebonden.From eight differently colored pile warp threads (P1), (P2), (P3), (P4), (P5), (P6), (P7), (P8), the non-pile-forming sections in the top additional fabric (ZI) bound, and of eight other pile warp threads (P9), (P10), (P11), (P12), (P13), (P14), (P15), (P16), of different colors, with the same eight pile warp threads , the non-pile-forming sections are bonded into the bottom additional fabric (Z2).

Integenstelling tot figuren 4a, 5a en 6a, wordt er nu per kettingdraadstelsel maar één spankettingdraad (3),(6) per grondweefsel (B1),(B2) voorzien.Contrary to Figures 4a, 5a and 6a, only one tension warp thread (3), (6) per base fabric (B1), (B2) is now provided per warp thread system.

Door in tegenfase te weven zijn de aldus bekomen tapijten volledig identiek.By weaving in reverse phase, the carpets thus obtained are completely identical.

Poolbenen van de poolweefsels die, na het doorsnijden van de poolvormendegedeeltes van de poolvormende poolkettingdraden, nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel (ZI), (Z2) verweven is, worden bij het verwijderen van het bijkomend weefsel (ZI), (Z2) uit het bijhorend poolweefsel (PW1), (PW2) getrokken. Een bijzonder kenmerk van deze binding is dat er bij een poolovergang 1 volledige poollus verloren gaat zowel op het bovenste grondweefsel (B1) als op het onderste grondweefsel (B2). Op figuur 7b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten die bekomen zijn door toepassing van deze zevende werkwijze volgens figuur 7a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PW 1),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden. Elke poollus (L5),(L9),(L10),(L6),(L14),(L3),(L13),(L4) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (PS), (P9), (P10), (P6), (P14), (P3), (P13), (P4) die de betreffende poollus heeft gevormd.Pile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile-forming pile warp threads, still have a non-pile-forming part woven into an additional fabric (ZI), (Z2), when removing the additional fabric (ZI) , (Z2) drawn from the corresponding pile fabric (PW1), (PW2). A special feature of this bond is that at a pole transition, 1 complete pole loop is lost both on the top ground fabric (B1) and on the bottom ground fabric (B2). Figure 7b shows a schematic cross-section of a portion of the two carpets obtained by using this seventh method according to Figure 7a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PW 1), (PW2) are represented with facing pile sides. Each pile loop (L5), (L9), (L10), (L6), (L14), (L3), (L13), (L4) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (PS), (P9), (P10), (P6), (P14), (P3), (P13), (P4) that has formed the respective pole loop.

De aldus gevormde poolweefsels (PW1),(PW2) zijn lichte en soepele tapijten met dezelfde kenmerken en voordelige eigenschappen als de tapijten die door toepassing van de hoger beschreven werkwijzen bekomen zijn.The pile fabrics (PW1), (PW2) thus formed are light and flexible carpets having the same characteristics and advantageous properties as the carpets obtained by the methods described above.

In een achtste werkwijze (zie figuur 8a) worden twee bijkomende weefsels (Z1), (Z2) geweven waarin de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P4) worden ingebonden. Het bovenste bijkomend weefsel (ZI) bevindt zich aan de rugzijde van het bovenste poolweefsel (PWI) en het onderste bijkomend weefsel (Z2) bevindt zich aan de rugzijde van het onderste poolweefsel (PW2).In an eighth method (see Figure 8a), two additional fabrics (Z1), (Z2) are woven into which the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P4) are bound. The top additional fabric (ZI) is located on the back of the upper pile fabric (PWI) and the bottom additional fabric (Z2) is located on the back of the lower pile fabric (PW2).

Hiervoor wordt een tweegrijperweefmachine gebruikt waarbij in opeenvolgende inslaginbrengcycli telkens een inslagdraad (20) wordt ingebracht op een bovenste inslaginbrengniveau en een inslagdraad (21) wordt ingebracht op een onderste inslaginbrengniveau.For this purpose, a two-hook weaving machine is used, in which successive weft insertion cycles each insert a weft thread (20) at an upper weft insertion level and a weft thread (21) is inserted at a lower weft insertion level.

Bij deze werkwijze worden geen tweede grondkettingdraden gebruikt. De bijkomende weefsels (Z1),(Z2) worden gevormd zonder bindkettingdraden en zonderspankettingdraden.No second ground warp threads are used in this method. The additional fabrics (Z1), (Z2) are formed without binding warp threads and sun-warp warp threads.

De niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)- (P4) worden hier gebruikt om de inslagdraden (20),(21) in de bijkomende weefsels (Z1),(Z2) in te binden.The non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P4) are used here to bind the weft threads (20), (21) into the additional fabrics (Z1), (Z2).

Deze niet-poolvormende gedeeltes lopen afwisselend boven en onder de opeenvolgende inslagdraden (20),(21) van de bijkomende weefsels.These non-pile-forming sections alternately run above and below the successive weft threads (20), (21) of the additional fabrics.

De poolkettingdraden vormen pool volgens een 1/3 V-binding.The pile warp threads form pile according to a 1/3 V bond.

In opeenvolgende reeksen van drie opeenvolgende inslaginbrengeycli (I), (ID), (II) worden de bovenste (20) en de onderste inslagdraad (21) die tijdens de derde inslaginbrengcyclus (III) ingebracht worden, respectievelijk in het bovenste (Z1) en het onderste bijkomend weefsel (Z2) ingebonden.In successive series of three consecutive weft insertion cycles (I), (ID), (II), the top (20) and bottom weft threads (21) inserted during the third weft insertion cycle (III) are respectively inserted into the top (Z1) and the lower additional tissue (Z2) bound.

De bovenste inslagdraden (20) die tijdens de eerste (I) en de tweede inslaginbrengcyclus (IT) worden ingebracht worden telkens in het bovenste grondweefsel (B1) ingebonden.The top weft threads (20) introduced during the first (I) and the second weft insertion cycle (IT) are each bound in the top ground fabric (B1).

De onderste inslagdraden (21) die tijdens de eerste (I) en de tweede inslaginbrengcyclus (IT) worden ingebracht worden telkens in het onderste grondweefsel (B2) ingebonden.The lower weft threads (21) that are introduced during the first (I) and the second weft insertion cycle (IT) are each bound in the lower ground fabric (B2).

Per kettingdraadstelsel wordt in het bovenste (B1) en het onderste grondweefsel (B2) een spankettingdraad (3), (6) voorzien.For each warp thread system, a tension warp thread (3), (6) is provided in the top (B1) and the bottom ground fabric (B2).

In elk grondweefsel (B1),(B2) zijn er per kettingdraadstelsel twee bindkettingdraden (1),(2);(4),(5) die onderling in tegenfase afwisselend boven twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) en onder twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) van het betreffende grondweefsel lopen.In each base fabric (B1), (B2) there are two warp threads (1), (2); (4), (5) per warp system that alternate in opposing phase over two successive weft threads (20), (21) and under two successive weft threads (20), (21) run from the respective soil fabric.

In de openingen tussen de elkaar kruisende bindkettingdraden (1),(2);(4),(5) bevinden er zich telkens twee inslagdraden (20),(21), waarvan de ene boven de spankettingdraad (3),(6) en de andere onder de spankettingdraad (3),(6) loopt.In the openings between the intersecting binding warp threads (1), (2); (4), (5) there are each two weft threads (20), (21), one of which is above the tension warp thread (3), (6) and the other runs under the tension warp thread (3), (6).

Onder het onderste inslaginbrengniveau wordt er in het afgebeelde kettingdraadstelsel een ondersteunings-kettingdraad (15) voorzien om de onderste grijper te ondersteunen tijdens zijn inbrengbeweging in de gaap tussen de kettingdraden.Below the lower weft insertion level, in the illustrated warp thread system, a support warp thread (15) is provided to support the lower looper during its shed insertion movement between the warp threads.

Een ondersteunings-kettingdraad is niet in elk kettingdraadstelsel aanwezig, een typische frequentie is bijvoorbeeld 1 per cm of per 2 cm weefbreedte.A support warp thread is not present in every warp thread system, a typical frequency is, for example, 1 per cm or 2 cm weaving width.

Deze ondersteunings-kettingdraden worden niet verweven en worden later verwijderd.These support warp threads are not intertwined and are removed later.

Deze ondersteunings-kettingdraden worden ook gebruikt bij de andere werkwijzen volgens de uitvinding, wanneer de onderste grijper bij het inbrengen van een inslagdraad niet door de aanwezige grondkettingdraden kan ondersteund worden. De weefmachine omvat één mes (K) om de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden door te snijden volgens een snijvlak tussen de twee grondweefsels. De weefmachine kan voorzien worden met vier pikkerwalsen om zowel de twee poolweefsels (PW1), (PW2) als de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) gedurende het weven te verplaatsen, en zodoende de poolweefsels (PWI), (PW2) ook te scheiden van hun respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2). De poolweefsels (PW1),(PW2) kunnen ook na het weefproces van hun respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2) gescheiden worden.These support warp threads are also used in the other methods according to the invention, when the lower looper cannot be supported by the present warp threads when inserting a weft thread. The weaving machine comprises one blade (K) for cutting the pile-forming portions of the pile warp threads according to an intersection between the two base fabrics. The weaving machine can be equipped with four pecking rolls to move both the pile fabrics (PW1), (PW2) and the two additional fabrics (Z1), (Z2) during weaving, and so the pile fabrics (PWI), (PW2) to be separated from their respective accessory tissue (Z1), (Z2). The pile fabrics (PW1), (PW2) can also be separated from their respective additional fabric (Z1), (Z2) after the weaving process.

Op figuur 8b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten (PW1), (PW2) die bekomen zijn door toepassing van deze achtste werkwijze volgens figuur 8a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PWI),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden.Figure 8b shows a schematic cross-section of a portion of the two carpets (PW1), (PW2) obtained by applying this eighth method according to Figure 8a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PWI), (PW2) are presented with facing pile sides.

Elke poollus (L1),(L2),(L3),(L4) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (P1),(P2),(P3), (P4) die de betreffende poollus heeft gevormd.Each pile loop (L1), (L2), (L3), (L4) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (P1), (P2), (P3), (P4) has formed the respective pole loop.

Poolbenen van de poolweefsels die na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel verweven is, worden, bij het verwijderen van het bijkomend weefsel, uit het bijhorend poolweefsel getrokken.Pile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile warp threads, still have a non-pile-forming part that is woven into an additional fabric, are removed from the corresponding pile fabric when the additional fabric is removed.

Een negende werkwijze (zie figuur 9a) verschilt van de achtste werkwijze volgens figuur 8a doordat voor de grondweefsels (B1),(B2) een andere binding toegepast wordt. De inslagdraden (20R), (21R) waarover de poolvormende poolkettingdraden (P1)-(P4) afgebonden worden, worden nu aan de rugzijde van de grondweefsels (B1),(B2) geplaatst en voor deze inslagdraden (20R), (21R) worden ook dikkereinslaggarens gebruikt.A ninth method (see figure 9a) differs from the eighth method according to figure 8a in that a different bond is used for the base fabrics (B1), (B2). The weft threads (20R), (21R) on which the pile-forming pile warp threads (P1) - (P4) are tied, are now placed on the back of the base fabrics (B1), (B2) and in front of these weft threads (20R), (21R) thicker weft yarns are also used.

Deze inslagdraden worden hierna rug-inslagdraden (20R), (21R) genoemd.These weft threads are hereinafter referred to as spine weft threads (20R), (21R).

Enkel de inslagdraden (20) die in de eerste inslaginbrengcyclus (I) van elke reeks van drie inslaginbrengcycli worden ingebracht, worden nu ingebonden in het bovenste grondweefsel (BI). Enkel de inslagdraden (21) die in de tweede inslaginbrengcyclus (II) van elke reeks worden ingebracht, worden nu ingebonden in het onderste grondweefsel (B2). De bindkettingdraden (1),(2); (4),(5) van de grondweefsels (B1),(B2) lopen in tegenfase afwisselend boven twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) en onder twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) van het betreffende grondweefsel.Only the weft threads (20) inserted in the first weft insertion cycle (I) of each series of three weft insertion cycles are now bound in the top soil tissue (B1). Only the weft threads (21) inserted in the second weft insertion cycle (II) of each series are now tied in the bottom base fabric (B2). The binding warp threads (1), (2); (4), (5) of the base fabrics (B1), (B2) run in opposite phase alternately over two consecutive weft threads (20), (21) and under two consecutive weft threads (20), (21) of the respective base fabric.

De spankettingdraden (3), (6) bevinden zich aan de rugzijde van de inslagdraden (20),(21) van de respectievelijke grondweefsels (B1),(B2). In elk grondweefsel (B1),(B2) is er in het afgebeelde kettingdraadstelsel een verbindingskettingdraad (13),(14) voorzien die zich in het grondweefsel (B1),(B2) uitstrekt en in sommige inslaginbrengcycli over de dikkere rug-inslagdraad (20R), (21R) loopt.The tension warp threads (3), (6) are located on the back of the weft threads (20), (21) of the respective base fabrics (B1), (B2). In each base fabric (B1), (B2), in the illustrated warp thread system, a connecting warp yarn (13), (14) is provided which extends into the base fabric (B1), (B2) and in some weft insertion cycles over the thicker spine weft ( 20R), (21R) is running.

Op die manier worden de rug-inslagdraden (20R),(21R) verbonden met het grondweefsel.In this way, the back weft threads (20R), (21R) are connected to the ground fabric.

Op figuur 9a loopt de verbindingskettingdraad (13) van het bovenste grondweefsel (B1) in de tweede inslaginbrengcyclus (II) boven één rug- inslagdraad (20R) van dat grondweefsel (BI), en loopt de verbindingskettingdraad (14) van het onderste grondweefsel (B2) in de eerste inslaginbrengcyclus (I) onder de rug-inslagdraad (21R) van dat grondweefsel (B2). Doordat de spankettingdraden (3),(6) de rug-inslagdraden (20R),(21R) wat afschermen van het grondweefsel (B1),(B2), komen deze rug-inslagdraden (20R),(21R) en de erover afgebonden poolkettingdraden (P1)-(P4) niet goed vast te zitten in de grondweefsels.In Figure 9a, the connecting warp thread (13) of the top ground fabric (B1) in the second weft insertion cycle (II) runs over one spine weft (20R) of that ground fabric (B1), and the connecting warp thread (14) of the bottom ground fabric ( B2) in the first weft insertion cycle (I) under the spine weft (21R) of that soil fabric (B2). Because the tension warp threads (3), (6) shield the spine weft threads (20R), (21R) somewhat from the base fabric (B1), (B2), these spine weft threads (20R), (21R) and the tied pile warp threads (P1) - (P4) not properly seated in the base fabrics.

De verbindingskettingdraden (13),(14) worden voorzien om de rug-inslagdraden (20R),(21R) beter met het grondweefsel (B1),(B2) te verbinden.The connecting warp threads (13), (14) are provided to better connect the spine weft threads (20R), (21R) to the base fabric (B1), (B2).

We merken evenwel op dat bij een voldoende hoge inslagdichtheid het grondweefsel (B1)(B2) zo wordt samengedrukt (door de aanslag van de inslagdraden) dat de poolvormende poolkettingdraden (P1)-(P4) toch voldoende vastzitten en verbindingskettingdraden niet nodig zijn.However, we note that with a sufficiently high weft density, the ground fabric (B1) (B2) is compressed (by the stop of the weft threads) that the pile-forming pile warp threads (P1) - (P4) are still sufficiently tight and connecting warp threads are not necessary.

De verbindingskettingdraden (13),(14) moeten niet noodzakelijk in elk kettingdraadstelsel (per tand van het weefriet) voorzien zijn, maar het kan bijvoorbeeld volstaan om per reeks van vier kettingdraadstelsels in één kettingdraadstelsel een dergelijke verbindingskettingdraad te voorzien. De verbindingskettingdraad (13) van het bovenste grondweefsel (BI) en de verbindingskettingdraad (14) van het onderste grondweefsel (B2) kunnen ook in een verschillend kettingdraadstelsel voorzien worden. De verbindingskettingdraden (13),(14) worden door de jacquardmachine gepositioneerd in de opeenvolgende inslaginbrengeycli.The connecting warp threads (13), (14) need not necessarily be provided in every warp threads (per tooth of the loom), but it may suffice, for example, to provide such a warp threads per series of four warp threads in one warp system. The connecting warp thread (13) of the top ground fabric (B1) and the connecting warp thread (14) of the bottom ground fabric (B2) can also be provided in a different warp thread system. The connecting warp threads (13), (14) are positioned by the jacquard machine in the successive weft insertion cycles.

De weefmachine omvat één mes (K) om de poolvormende gedeelte van de poolkettingdraden (P1)-(P4) door te snijden volgens een tussen beide grondweefsels liggend horizontaal snijvlak (T). De weefmachine kan vier pikkerwalsen omvatten. Op figuur 9b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten die bekomen zijn door toepassing van deze negende werkwijze volgens figuur 9a, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PW 1),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden. Elke poollus (L1),(L2),(L3),(L4) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (P1),(P2),(P3), (P4) die de betreffende poollus heeft gevormd.The weaving machine comprises one knife (K) for cutting the pile-forming part of the pile warp threads (P1) - (P4) according to a horizontal cutting plane (T) lying between the two base fabrics. The weaving machine can comprise four pitch rollers. Figure 9b shows a schematic cross-section of a portion of the two carpets obtained by applying this ninth method according to Figure 9a, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PW 1), (PW2) are represented with facing pile sides. Each pile loop (L1), (L2), (L3), (L4) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (P1), (P2), (P3), (P4) has formed the respective pole loop.

Poolbenen van de poolweefsels die na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel verweven is worden, bij het verwijderen van het bijkomend weefsel, uit het bijhorend poolweefsel getrokken.Pile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile warp threads, still have a non-pile-forming part that is woven into an additional fabric, are removed from the corresponding pile fabric when the additional fabric is removed.

Een tiende werkwijze (zie figuur 10a) verschilt van de hoger beschreven achtste en negende werkwijze doordat deze wordt uitgevoerd op een driegrijperweefmachine en doordat er voor de grondbinding van de grondweefsels (B1),(B2) nog een andere binding wordt toegepast.A tenth method (see Figure 10a) differs from the above-described eighth and ninth methods in that it is performed on a three-loop weaving machine and in that another bond is used for the soil bonding of the base fabrics (B1), (B2).

Er worden twee bijkomende weefsels (ZI), (Z2) geweven waarin de niet- poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P4) worden ingebonden.Two additional fabrics (ZI), (Z2) are woven into which the non-pile forming portions of the pile warp threads (P1) - (P4) are bound.

Het bovenste bijkomend weefsel (Z1) bevindt zich aan de rugzijde van het bovenste poolweefsel (PWI) en het onderste bijkomend weefsel (Z2) bevindt zich aan de rugzijde van het onderste poolweefsel (PW2). Volgens deze werkwijze worden de bijkomende weefsels (Z1),(Z2) eveneens gevormd zonder bindkettingdraden en zonder spankettingdraden.The top additional fabric (Z1) is located on the back of the upper pile fabric (PWI) and the bottom additional fabric (Z2) is located on the back of the lower pile fabric (PW2). According to this method, the additional fabrics (Z1), (Z2) are also formed without binding warp threads and without tension warp threads.

De niet- poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P4) worden hier gebruikt om de inslagdraden (20),(21) in te binden in de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). Deze niet-poolvormende gedeeltes lopen afwisselend boven en onder de opeenvolgende inslagdraden (20),(21) van de bijkomende weefsels.The non-pile forming portions of the pile warp threads (P1) - (P4) are used here to bind the weft threads (20), (21) into the additional fabrics (Z1), (Z2). These non-pile-forming sections alternately run above and below the successive weft threads (20), (21) of the additional fabrics.

De poolkettingdraden vormen pool volgens een 1/2 V-binding (1 poollus per twee inslaginbrengcycli), waarbij ze afwisselend over een rug-inslagdraad (20R) van het bovenste grondweefsel (BI) en een rug-inslagdraad (21R) van het onderste grondweefsel (B2) worden afgebonden.The pile warp threads form pile according to a 1/2 V bond (1 pile loop per two weft insertion cycles), alternating over a back weft thread (20R) from the top ground fabric (B1) and a back weft thread (21R) from the bottom ground fabric. (B2) are tied off.

Als de bijkomende weefsels ook in beschouwing genomen worden er 2 poollussen per 3 inslaginbrengcycli gevormd.If the additional fabrics are also considered, 2 pile loops are formed per 3 weft insertion cycles.

In opeenvolgende reeksen van drie opeenvolgende inslaginbrengeycli (I), (ID, (ID worden de bovenste inslagdraad (20) en de onderste inslagdraad (21) die tijdens de derde inslaginbrengcyclus ingebracht worden, respectievelijk in het bovenste (Z1) en het onderste bijkomend weefsel (Z2) ingebonden.In consecutive series of three consecutive weft insertion cycles (I), (ID, (ID), the top weft thread (20) and the bottom weft thread (21) are inserted during the third weft insertion cycle, into the top (Z1) and bottom additional tissue, respectively (Z2) bound.

De middelste inslagdraad (22) die tijdens de eerste (I) inslaginbrengcyclus (I) wordt ingebracht en de bovenste inslagdraad (20) die tijdens de tweede inslaginbrengcyclus (IT) wordt ingebracht, worden telkens in het bovenste grondweefsel (BI) ingebonden.The middle weft thread (22) inserted during the first (I) weft insertion cycle (I) and the top weft thread (20) inserted during the second weft insertion cycle (IT) are each bound in the top soil fabric (B1).

De onderste inslagdraad (21) die tijdens de eerste (I) inslaginbrengcyclus (I) wordt ingebracht en de middelste inslagdraad (22) die tijdens de tweede inslaginbrengcyclus (II) wordt ingebracht, worden telkens in het onderste grondweefsel (B2) ingebonden.The bottom weft thread (21) inserted during the first (I) weft insertion cycle (I) and the middle weft thread (22) inserted during the second weft insertion cycle (II) are each bound in the bottom base fabric (B2).

De bovenste inslagdraad (20R) die tijdens de eerste inslaginbrengcyclus (I) wordt ingebracht en de onderste inslagdraad (21R) die tijdens de tweede inslaginbrengcyclus (II) wordt ingebracht, zijn dikkere rug-inslagdraden (20R),(21R)The top weft thread (20R) inserted during the first weft insertion cycle (I) and the bottom weft thread (21R) inserted during the second weft insertion cycle (II) are thicker weft threads (20R), (21R)

die telkens aan de rugzijde van het bovenste (BI), respectievelijk het onderste grondweefsel (B2) geplaatst worden.which are placed on the back of the top (B1) and the bottom base fabric (B2), respectively.

In elke derde inslaginbrengcyclus (II) van de opeenvolgende reeksen wordt door de middelste grijper geen inslagdraad ingebracht.In every third weft insertion cycle (II) of the consecutive series, no weft thread is inserted through the middle looper.

De plaatsen (30) waar geen inslagdraad wordt ingebracht zijn in figuur 10a symbolisch aangeduid met een omcirkelde X.The places (30) where no weft thread is inserted are symbolically indicated in Figure 10a with a circled X.

Per kettingdraadstelsel wordt in het bovenste (B1) en het onderste grondweefsel (B2) telkens twee spankettingdraden (3a),(3b) respectievelijk (6a),(6b) voorzien.For each warp thread system, two tension warp threads (3a), (3b) and (6a), (6b) are provided in the upper (B1) and the lower ground fabric (B2).

In elk grondweefsel (B1),(B2) zijn er per kettingdraadstelsel twee bindkettingdraden (1),2);(4),(5) die onderling in tegenfase afwisselend boven twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) en onder twee opeenvolgende inslagdraden (20),(21) van het betreffende grondweefsel lopen.In each base fabric (B1), (B2) there are two warp threads (1), 2); (4), (5) per warp system, which alternate in opposite phase above two successive weft threads (20), (21) and under two consecutive weft threads (20), (21) run from the respective soil fabric.

In de openingen tussen de elkaar kruisende bindkettingdraden (1),(2);(4),(5) bevinden er zich telkens twee inslagdraden (20),(21), waarvan de ene boven de spankettingdraad (3a),(6a) en de andere onder de spankettingdraad (3a),(6a) loopt.In the openings between the intersecting binding warp threads (1), (2); (4), (5) there are each two weft threads (20), (21), one of which is above the tension warp thread (3a), (6a) and the other runs under the tension warp thread (3a), (6a).

Een tweede spankettingdraad (3b),(6b) schermt in ieder grondweefsel (3),(6) de rug-inslagdraden (20R),(21R) wat af van het grondweefsel (B1),(B2). Hierdoor komen deze rug-inslagdraden (20R),(21R) en de erover afgebonden poolkettingdraden (P1)-(P4) niet goed vast te zitten in de grondweefsels en wordt er opnieuw gebruik gemaakt van verbindingskettingdraden (13), (14) net als in de negende werkwijze, beschreven aan de hand van figuur 9a.A second tension warp thread (3b), (6b) shields the spine weft threads (20R), (21R) in each soil fabric (3), (6) from the soil fabric (B1), (B2). As a result, these spine weft threads (20R), (21R) and the warp pile warp threads (P1) - (P4) tied over them are not properly secured in the base fabrics and reuse warp threads (13), (14) just like in the ninth method, described with reference to Figure 9a.

Om de grijper te ondersteunen omvatten bepaalde kettingdraadstelsels ook een ondersteunings-kettingdraad (15), zoals vermeld in de beschrijving van figuur 8a.To support the gripper, certain warp thread systems also include a support warp thread (15), as noted in the description of Figure 8a.

De weefmachine omvat één mes (K) om de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden door te snijden volgens een snijvlak tussen de twee grondweefsels.The weaving machine comprises one blade (K) for cutting the pile-forming portions of the pile warp threads according to an intersection between the two base fabrics.

Er worden vier pikkerwalsen voorzien om de twee poolweefsels (PW 1), (PW2) en de twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) gedurende het weven te verplaatsen.Four pitcher rolls are provided to move the two pile fabrics (PW 1), (PW2) and the two additional fabrics (Z1), (Z2) during weaving.

Op figuur 10b wordt een schematische dwarsdoorsnede getoond van een gedeelte van de twee tapijten (PWI), (PW2) die bekomen zijn door toepassing van dezetiende werkwijze volgens figuur 104, na het verwijderen van de bijkomende weefsels (Z1),(Z2). De twee tapijten (PWI),(PW2) worden voorgesteld met naar elkaar gerichte poolzijden. Elke poollus (L1),(L2),(L3),(L4) wordt op deze figuur aangeduid door de letter L gevolgd door hetzelfde cijfer als de poolvormende poolkettingdraad (P1),(P2),(P3), (P4) die de betreffende poollus heeft gevormd. Poolbenen van de poolweefsels die na het doorsnijden van de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden nog een niet-poolvormend deel hebben dat in een bijkomend weefsel verweven is worden, bij het verwijderen van het bijkomend weefsel, uit het bijhorend poolweefsel getrokken.Figure 10b shows a schematic cross-sectional view of a portion of the two carpets (PWI), (PW2) obtained by using the setting method of Figure 104, after removing the additional fabrics (Z1), (Z2). The two carpets (PWI), (PW2) are presented with facing pile sides. Each pile loop (L1), (L2), (L3), (L4) is indicated in this figure by the letter L followed by the same number as the pile-forming pile warp thread (P1), (P2), (P3), (P4) has formed the respective pole loop. Pile legs of the pile fabrics which, after cutting the pile-forming portions of the pile warp threads, still have a non-pile-forming part that is woven into an additional fabric, are removed from the corresponding pile fabric when the additional fabric is removed.

Figuren 11a tot 11d zijn schematische voorstellingen van de inslagdraden van twee poolweefsels (PW1),(PW2) en twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) bij uitvoering van de achtste werkwijze volgens deze uitvinding (zie figuur 8a), waarop respectievelijk vier verschillende poolovergangen worden voorgesteld, zijnde de overgang van poolvorming door een eerste poolkettingdraad (P1) naar poolvorming door een tweede poolkettingdraad (P2).Figures 11a to 11d are schematic representations of the weft threads of two pile fabrics (PW1), (PW2) and two additional fabrics (Z1), (Z2) when performing the eighth method of this invention (see Figure 8a), on which respectively four different pile transitions are proposed, being the transition from pile formation by a first pile warp thread (P1) to pile formation by a second pile warp thread (P2).

Figuur 114 toont de overgang van poolvorming door een poolkettingdraad (P1) die in het onderste bijkomend weefsel (Z2) wordt ingebonden naar poolvorming door een andere poolkettingdraad (P2) die in het onderste bijkomend weefsel (Z2) wordt ingebonden.Figure 114 shows the transition from pile formation through a pile warp thread (P1) tied in the lower additional fabric (Z2) to pile formation by another pile warp thread (P2) tied in the lower additional fabric (Z2).

Figuur 11b toont de overgang van poolvorming door een poolkettingdraad (P1) die in het onderste bijkomend weefsel (Z2) wordt ingebonden naar poolvorming door een andere poolkettingdraad (P2) die in het bovenste bijkomend weefsel (Z1) wordt ingebonden.Figure 11b shows the transition from pile formation through a pile warp thread (P1) tied in the lower additional fabric (Z2) to pile formation by another pile warp thread (P2) tied in the upper additional fabric (Z1).

Figuur llc toont de overgang van poolvorming door een poolkettingdraad (P1) die in het bovenste bijkomend weefsel (Z1) wordt ingebonden naar poolvorming door een andere poolkettingdraad (P2) die in het onderste bijkomend weefsel (Z2) wordt ingebonden.Figure 11c shows the transition from pile formation through a pile warp thread (P1) tied in the top additional fabric (Z1) to pile formation by another pile warp thread (P2) tied in the bottom additional fabric (Z2).

Figuur 11d toont de overgang van poolvorming door een poolkettingdraad (P1) die in het bovenste bijkomend weefsel (Z1) wordt ingebonden naar poolvorming door een andere poolkettingdraad (P2) die in het bovenste bijkomend weefsel (Z1) wordt ingebonden.Figure 11d shows the transition from pile formation through a pile warp thread (P1) tied in the top additional fabric (Z1) to pile formation by another pile warp thread (P2) tied in the top additional fabric (Z1).

Met deze figuren 11a-11d wordt aangetoond dat deze poolovergangen geen mengcontouren teweegbrengen.These figures 11a-11d show that these pole transitions do not produce mixing contours.

Claims (13)

CONCLUSIESCONCLUSIONS 1. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels (PW 1),(PW2), waarbij twee grondweefsels (BI), (B2) geweven worden uit respectievelijke eerste grondkettingdraden (1-3, 34, 3b, 13),(4-6, 6a, 6b, 14) en eerste inslagdraden (20,20b,20R,22) ; (21, 21b,21R, 22) terwijl elk grondweefsel (B 1),(B2) minstens één poolkettingdraad (P1)-(P16) omvat waarvan gedeeltes zich poolvormend tussen beide grondweefsels (B1),(B2) uitstrekken, waarbij tenminste sommige van de poolkettingdraden (P1)-(P16) over minstens een gedeelte van hun lengte niet-poolvormend zijn, en waarbij de poolvormende gedeeltes van de pool- kettingdraden (P1)-(P16) tussen beide grondweefsels (B1),(B2) doorgesneden worden, zodat twee poolweefsels (PWI),(PW2) bekomen worden, met het kenmerk dat tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16), vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden (20), (21), (22) verweven worden tot minstens één bijkomend weefsel (Z); (Z1),(Z2) en dat elk bijkomend weefsel (Z); (Z1),(Z2) nadien verwijderd wordt.A method of manufacturing pile fabrics (PW 1), (PW2), wherein two base fabrics (B1), (B2) are woven from respective first warp threads (1-3, 34, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) and first weft threads (20,20b, 20R, 22); (21, 21b, 21R, 22) while each base fabric (B1), (B2) comprises at least one pile warp thread (P1) - (P16), portions of which extend pile-forming between both base fabrics (B1), (B2), at least some of which of the pile warp threads (P1) - (P16) are non-pile-forming for at least part of their length, and the pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16) cut between the two base fabrics (B1), (B2) so that two pile fabrics (PWI), (PW2) are obtained, characterized in that at least part of the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16), before cutting the pile warp threads, together with second weft threads (20), (21), (22) are woven into at least one additional fabric (Z); (Z1), (Z2) and each additional tissue (Z); (Z1), (Z2) is removed afterwards. 2. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusie 1, met het kenmerk dat aan de rugzijde van elk grondweefsel (B1),(B2) een respectievelijk bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2) wordt gevormd, dat tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16) verweven zijn in de bijkomende weefsels (Z1),(Z2), en dat de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16) tussen beide grondweefsels (B1),(B2) doorgesneden worden volgens een tussen de grondweefsels gelegen snijvlak (T).Method for the production of pile fabrics according to claim 1, characterized in that on the back of each base fabric (B1), (B2) a respective additional fabric (Z1), (Z2) is formed, which at least part of the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16) are interwoven into the additional fabrics (Z1), (Z2), and that the pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16) are between the two base fabrics (B1), (B2) are cut according to a cutting plane (T) located between the base fabrics. 3. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusie 2, met het kenmerk dat, na het doorsnijden van de poolkettingdraden (P1)-(P16), een aantal stukken poolkettingdraad bekomen zijn dewelke een poolvormend deel en eenniet-poolvormend deel omvatten, dat op elk poolweefsel (PW 1),(PW2) minstens één poolbeen gevormd wordt door een poolvormend deel van een stuk poolkettingdraad (P1)-(P16) terwijl een niet-poolvormend deel ervan verweven is in het bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2), en dat het genoemde poolbeen, gevormd door het poolvormend deel van het genoemde stuk poolkettingdraad, bij het verwijderen van het bijhorend bijkomend weefsel (Z1),(Z2), uit het poolweefsel (PW1),(PW2) getrokken wordt.Method for the production of pile fabrics according to claim 2, characterized in that after cutting the pile warp threads (P1) - (P16), a number of pieces of pile warp thread are obtained, which comprise a pile-forming part and a non-pile-forming part. each pile fabric (PW 1), (PW2) at least one pile leg is formed by a pile-forming part of a piece of pile warp thread (P1) - (P16) while a non-pile-forming part thereof is interwoven in the associated additional fabric (Z1), (Z2 ), and that said pile leg, formed by the pile-forming part of said piece of pile warp thread, is pulled from the pile fabric (PW1), (PW2) when removing the associated additional fabric (Z1), (Z2). 4. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tussen de grondweefsels twee bijkomende weefsels (Z1),(Z2) worden gevormd, dewelke respectievelijk bij het ene (PWI) en bij het andere poolweefsel (PW2) horen, dat tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P8) verweven zijn in de bijkomende weefsels (Z1),(Z2), en dat de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden doorgesneden worden volgens een tussen de bijkomende weefsels (Z1),(Z2) gelegen snijvlak (T).Method for the production of pile fabrics according to claim 1, characterized in that two additional fabrics (Z1), (Z2) are formed between the base fabrics, which belong respectively to one (PWI) and to the other pile fabric (PW2), that at least part of the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P8) are interwoven in the additional fabrics (Z1), (Z2), and that the pile-forming portions of the pile warp threads are cut according to one between the additional fabrics (Z1), (Z2) located cutting edge (T). 5. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de poolvormende gedeeltes die doorgesneden worden poolvormende gedeeltes zijn van poolkettingdraden (P1)-(P8) die achtereenvolgens in het ene (BI) en het andere grondweefsel (B2) afgebonden worden, en/of poolvormende gedeeltes zijn van poolkettingdraden die achtereenvolgens in het ene grondweefsel (B1),(B2) en in een bijkomend weefsel (Z2),(Z1) behorend bij het andere grondweefsel (B2),(B1) afgebonden worden, en/of poolvormende gedeeltes zijn van poolkettingdraden (P1)-(P8) die achtereenvolgens in het ene (ZI) en het andere bijkomend weefsel (Z2) afgebonden worden.Method of manufacturing pile fabrics according to claim 4, characterized in that the pile-forming sections to be cut are pile-forming sections of pile warp threads (P1) - (P8) which are successively tied in one (B1) and the other base fabric (B2) and / or pile-forming sections of pile warp threads which are successively tied in one base fabric (B1), (B2) and in an additional fabric (Z2), (Z1) associated with the other base fabric (B2), (B1), and / or pile-forming portions of pile warp threads (P1) - (P8) which are successively tied in one (ZI) and the other additional fabric (Z2). 6. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusie 1, met het kenmerk dat tussen de beide grondweefsels (B1),(B2) een bijkomend weefsel (Z) gevormd wordt, dat minstens één deels in het bijkomend weefsel (Z) verweven poolkettingdraad vanaf het bijkomend weefsel (Z) poolvormend naarhet ene grondweefsel (BI) loopt en dat minstens één deels in het bijkomend weefsel (Z) verweven poolkettingdraad vanaf het bijkomend weefsel (Z) poolvormend naar het andere grondweefsel (B2) loopt, en dat de poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden tussen beide grondweefsels (B1),(B2) doorgesneden worden volgens een eerste snijvlak (T1) dat zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het ene grondweefsel (B1) bevindt, en volgens een tweede snijvlak (T2) dat zich tussen het bijkomend weefsel (Z) en het andere grondweefsel (B2) bevindt, zodat het bijkomend weefsel (Z) gescheiden wordt van de twee poolweefsels (PW 1),(PW2).Method for the production of pile fabrics according to claim 1, characterized in that an additional fabric (Z) is formed between the two base fabrics (B1), (B2) and that at least one pile warp yarn interwoven partly in the additional fabric (Z) from the additional fabric (Z) runs pile-forming to one base fabric (B1) and that at least one pile warp thread interwoven partly in the additional fabric (Z) runs from the additional fabric (Z) pile-forming to the other base fabric (B2), and that the pile-forming portions of pile warp threads between both base fabrics (B1), (B2) are cut according to a first cutting surface (T1) located between the additional fabric (Z) and one base fabric (B1), and according to a second cutting surface (T2) located between the additional fabric (Z) and the other ground fabric (B2) are located, so that the additional fabric (Z) is separated from the two pile fabrics (PW 1), (PW2). 7. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat meer dan de helft, bij voorkeur meer dan drie vierde van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16), nog meer bij voorkeur alle niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16), vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden (20), (21), (22) verweven worden tot minstens één bijkomend weefsel (Z); (Z1),(Z2).Method of manufacturing pile fabrics according to any one of the preceding claims, characterized in that more than half, preferably more than three-quarters of the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16), even more preferably all non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16), before cutting the pile warp threads, are interwoven together with second weft threads (20), (21), (22) into at least one additional fabric (Z); (Z1), (Z2). 8. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede inslagdraden (20), (21), (22) in elk bijkomend weefsel ingebonden worden door tweede grondkettingdraden (7, 8), (10, 11) en/of door niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden.Method for manufacturing pile fabrics according to any one of the preceding claims, characterized in that the second weft threads (20), (21), (22) are tied into each additional fabric by second warp threads (7, 8), (10 , 11) and / or by non-pile-forming portions of pile warp threads. 9. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de eerste inslagdraden (20),(20b),(20R),(21),(21b),(21R),(22) grondinslagdraden (20),(20b),(21), (21b), (22) en rug-inslagdraden (20R), (21R) omvatten, dat elk grondweefsel (B1),(B2) geweven wordt uit respectievelijke eerste inslagdraden (20),(20b),(21),(21b), (22) die door respectievelijke eerste grondkettingdraden (1, 2), (4, 5) en/of door respectievelijke niet-poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden worden ingebonden, en uit respectievelijke rug-inslagdraden (20R),(21R) die zich aan derugzijde van het grondweefsel (BI), (B2) bevinden, en dat de poolvormende gedeeltes van poolkettingdraden die pool vormen op een poolweefsel (PWI), (PW2) telkens over een rug-inslagdraad (20R),(21R) worden afgebonden.Method for manufacturing pile fabrics according to any one of the preceding claims, characterized in that the first weft threads (20), (20b), (20R), (21), (21b), (21R), (22) ground weft threads ( 20), (20b), (21), (21b), (22) and spine weft threads (20R), (21R) comprise that each base fabric (B1), (B2) is woven from respective first weft threads (20) , (20b), (21), (21b), (22) bound by respective first warp threads (1, 2), (4, 5) and / or by respective non-pile-forming portions of pile warp threads, and from respective back -weft threads (20R), (21R) located on the back of the base fabric (B1), (B2), and that the pile-forming portions of pile warp threads forming pile on a pile fabric (PWI), (PW2) each over a back weft thread (20R), (21R) are tied off. 10. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens claim 9 met het kenmerk dat de rug-inslagdraden (20R), (21R) een grotere dikte hebben dan de grondinslagdraden (20),(20b),(21),(21b),(22).Method for manufacturing pile fabrics according to claim 9, characterized in that the back weft threads (20R), (21R) have a greater thickness than the ground weft threads (20), (20b), (21), (21b), ( 22). 11. Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels volgens conclusies 9 of 10 met het kenmerk dat in elk grondweefsel (B1),(B2) verbindingskettingdraden (13),(14) voorzien worden die afwisselend in het grondweefsel aan de poolzijde van één of meerdere eerste inslagdraden (20),(20b),(21),(21b),(22) lopen en over een zich aan de rugzijde van het betreffende grondweefsel bevindende rug- inslagdraad (20R),(21R) lopen, zodat elk grondweefsel (B1),(B2) met tenminste sommige van de zich aan de rugzijde ervan bevindende rug-inslagdraden (20R), (21R) is verbonden.Method for manufacturing pile fabrics according to claims 9 or 10, characterized in that in each base fabric (B1), (B2) connecting warp threads (13), (14) are provided which alternately in the base fabric on the pile side of one or more first weft threads (20), (20b), (21), (21b), (22) and run over a back weft thread (20R), (21R) located on the back of the respective soil fabric, so that each soil fabric (B1 ), (B2) is connected to at least some of the back weft threads (20R), (21R) located on the back thereof. 12. Weefmachine voor het gelijktijdig vervaardigen van twee poolweefsels (PW 1),(PW2), omvattende a. een inslaginbreng-inrichting voorzien om in opeenvolgende inslaginbrengcycli telkens minstens twee inslagdraden (20,20b,20R), (21,21b,21R), (22) op verschillende inslaginbrengniveaus in te brengen tussen grondkettingdraden (1-3, 3a, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) en poolkettingdraden (P1)-(P16), b. een gaapvormingsinrichting voorzien om de genoemde grondkettingdraden en poolkettingdraden in elke inslaginbrengcyclus = (D-(VIID zo te positioneren ten opzichte van de inslaginbrengniveaus, dat boven elkaar twee grondweefsels (B1),(B2) geweven worden uit respectievelijke eerste grondkettingdraden (1-3, 3a, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) en eerste inslagdraden (20,20b,20R,22), (21, 21b,21R, 22) terwijl gedeeltes van poolkettingdraden (P1)-(P16) zich poolvormend tussen beide grondweefselsWeaving machine for the simultaneous production of two pile fabrics (PW 1), (PW2), comprising a. A weft insertion device providing for at least two weft threads (20,20b, 20R), (21,21b, 21R) in successive weft insertion cycles , (22) to be inserted at different weft insertion levels between soil warp threads (1-3, 3a, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) and pile warp threads (P1) - (P16), b. a shed forming device provided to position said primer warp threads and pile warp threads in each weft insertion cycle = (D- (VIID) relative to the weft insertion levels so that two primer fabrics (B1), (B2) are woven one above the other from respective first primer threads (1-3, 3a, 3b, 13), (4-6, 6a, 6b, 14) and first weft threads (20,20b, 20R, 22), (21, 21b, 21R, 22) while sections of pile warp threads (P1) - (P16 ) forming pool between the two base fabrics (B1),(B2) uitstrekken en ten minste sommige van de poolkettingdraden (P1)-(P16) over minstens een gedeelte van hun lengte niet-poolvormend zijn, c. een snijdinrichting (K), (K1),(K2) voorzien om de poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16) tussen beide grondweefsels door te snijden, zodat twee poolweefsels (PW 1),(PW2) bekomen worden, met het kenmerk dat de weefmachine voorzien is om tenminste een deel van de niet-poolvormende gedeeltes van de poolkettingdraden (P1)-(P16), vóór het doorsnijden van de poolkettingdraden, samen met tweede inslagdraden (20), (21), (22) te verweven tot minstens één bijkomend weefsel (Z);(Z1),(Z2).(B1), (B2) and at least some of the pile warp threads (P1) - (P16) are non-pile forming for at least a portion of their length, c. a cutting device (K), (K1), (K2) provided to cut the pile-forming parts of the pile warp threads (P1) - (P16) between the two base fabrics, so that two pile fabrics (PW 1), (PW2) are obtained, with characterized in that the weaving machine is provided for at least part of the non-pile-forming portions of the pile warp threads (P1) - (P16) before cutting the pile warp threads, together with second weft threads (20), (21), (22) to be woven into at least one additional fabric (Z); (Z1), (Z2). 13. Weefmachine voor het gelijktijdig vervaardigen van twee poolweefsels volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de weefmachine omvat - twee bewegingsinrichtingen om, gedurende het weven, een trekkracht uit te oefenen op de respectievelijke poolweefsels zodat deze ten opzichte van de weefmachine verplaatst worden, en - minstens één bijkomende bewegingsinrichting om, gedurende het weven, een trekkracht uit te oefenen op een bijkomend weefsel.Weaving machine for simultaneously producing two pile fabrics according to claim 12, characterized in that the weaving machine comprises - two moving devices for exerting a tensile force on the respective pile fabrics so that they are displaced relative to the weaving machine, and - at least one additional movement device to exert a tensile force on an additional fabric during weaving.
BE20185930A 2018-12-21 2018-12-21 PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS BE1026908B1 (en)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185930A BE1026908B1 (en) 2018-12-21 2018-12-21 PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS
EP19214540.7A EP3670723B1 (en) 2018-12-21 2019-12-09 Method for manufacturing pile fabrics

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185930A BE1026908B1 (en) 2018-12-21 2018-12-21 PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026908A1 BE1026908A1 (en) 2020-07-14
BE1026908B1 true BE1026908B1 (en) 2020-07-23

Family

ID=65036548

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20185930A BE1026908B1 (en) 2018-12-21 2018-12-21 PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3670723B1 (en)
BE (1) BE1026908B1 (en)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE60244C (en) * N. REISER in Aachen Process for the production of single- and double-flowered velvet and plush in triplicate
BE891638A (en) * 1981-12-28 1982-04-16 Tapijtenweverij METHOD FOR WEAVING DOUBLE CARPET OR DOUBLE VELVET
EP1746190A1 (en) * 2005-06-24 2007-01-24 NV Michel van de Wiele Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE60244C (en) * N. REISER in Aachen Process for the production of single- and double-flowered velvet and plush in triplicate
BE891638A (en) * 1981-12-28 1982-04-16 Tapijtenweverij METHOD FOR WEAVING DOUBLE CARPET OR DOUBLE VELVET
EP1746190A1 (en) * 2005-06-24 2007-01-24 NV Michel van de Wiele Method for weaving a fabric, fabric woven by means of such a method and weaving machine for weaving such a fabric

Also Published As

Publication number Publication date
BE1026908A1 (en) 2020-07-14
EP3670723B1 (en) 2021-11-03
EP3670723A1 (en) 2020-06-24

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1014721A5 (en) AND METHOD FOR loom weaving fabrics with pile loops.
JP4980463B2 (en) Three-dimensional solid woven fabric and manufacturing method thereof
BE1016883A3 (en) METHOD FOR MANUFACTURING POOL WOVEN WITH HIGH DENSITY
BE1016008A4 (en) Method and apparatus for weaving sides be used tissue.
BE1005761A5 (en) TWO SHOT BINDING FOR THE MANUFACTURE OF PIECE DOUBLE FABRICS, AND WITH VERTICAL weaving machine weft insertion MOBILE DEVICES FOR THE MANUFACTURE THEREOF.
EP1900861B1 (en) Method for weaving a fabric and fabric woven according to such a method
BE1016849A3 (en) METHOD FOR WEAVING TISSUES WITH ZONES WITH A RIB STRUCTURE WITH A LARGE VARIATION IN COLOR EFFECTS
KR101289089B1 (en) Material and manufacture method for solid blind
BE1020430A3 (en) METHOD FOR WEAVING A POOL TISSUE WITH POOL-FREE ZONES
BE1021026B1 (en) CARPET WITH A SHADOW EFFECT AND METHOD FOR WEAVING A CARPET FABRIC WITH A SHADOW EFFECT.
CN105189863A (en) Papermaking machine wire, the running side of which has cross threads with different float lengths
BE1016658A3 (en) METHOD FOR WEAVING A TISSUE, WOVEN TEXTURED ACCORDING TO ANY METHOD AND WEAVING MACHINE FOR WEAVING SUCH A TISSUE.
BE1022393B1 (en) METHOD FOR WEAVING POOL WOVEN AND METHOD FOR EQUIPING A WEAVING MACHINE
BE1026908B1 (en) PROCESS FOR THE MANUFACTURE OF POLAR FABRICS
WO2006078755A2 (en) Venetian blind tape
EP2507423B1 (en) Method for producing carpets with fringes, fabrics and carpets produced according to this method
BE1007294A3 (en) Two-weft double weave for making a face-to-face pile fabric, and fabrics made using such a weave
US944125A (en) Textile fabric.
BE1020320A5 (en) METHOD FOR WEAVING A POOL TISSUE
EP0063224B1 (en) Process for the manufacture of flat reversible woven fabrics, and flat fabrics made this way
WO2014128418A1 (en) Method for weaving a relief fabric, weaving loom for performing the method and preform using such a relief fabric
BE1003830A5 (en) Method of preparation of double fabrics, especially double carpet.
JP2000220058A (en) Method for weaving gauze woven towel in weaving device of usual towel woven fabric
BE1007423A3 (en) Method for producing a face-to-face pile fabric, and pile fabric producedaccording to this method
NL2019894B1 (en) MULTI-LAYER CLOTH WITH BINDINGS SHAPED IN THEM AND METHOD FOR MANUFACTURING THEM

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200723