<Desc/Clms Page number 1>
Werkwijze voor het dubbelstuk-weven van schaduwfluweel en volgens deze werkwijze vervaardigd schaduwfluweel.
EMI1.1
-------------------------
De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het dubbelstuk-weven van schaduwfluweel, waarvan de poolkettingdraden met de inslagdraden gebonden zijn volgens een 4/8-W-binding, terwijl men door het sturen van de figuurkettingdraden, per rapport van vier inslagen, een of meerdere inslagdraden langs de poolzijde van het weefsel naar keuze zichtbaar of onzichtbaar kan maken, teneinde, door de kleur van de reeds zichtbare in kombinatie met de gewild zichtbaar of onzichtbaar gemaakte inslagdraden, bepaalde kleuren, of kleurenkombinaties in het weefsel te verkrijgen volgens een bepaald patroon,
hetgeen naast de bestaande mogelijkheid om tekeningen in het weefsel te krijgen door de stand van de figuurketting ten opzichte van de opeenvolgende inslagdraden aan weerszijden van de plaats waar de pooldraden pool vormen zo te bepalen dat men ofwel een linksgerichte, een rechtsgerichte of een rechtopstaande pool verkrijgt, een mogelijkheid biedt om tekeningen in het weefsel te bepalen, met een grotere kleurenvariatie, dan mogelijk is met de bestaande technieken bij de hogergenoemde poolbindingswij ze in schaduwfluweel.
De huidige uitvinding heeft eveneens betrekking op een werkwijze die van de hierboven beschreven werkwijze afwijkt doordat per rapport van vier inslagen, een vijfde inslagdraad wordt ingebracht die door de sturing van de figuurkettingdraden zo kan ingebonden worden, dat hij ofwel zichtbaar ofwel onzichtbaar is langs de poolzijde van de weefsels. Deze bijkomende inslag geeft bij elke poolrichting een bijkomende keuzemogelijkheid voor het al dan niet zichtbaar maken van die bepaalde kleur in het weefsel. Al naargelang deze vijfde inslag tussenkomt bij de inbinding van de pooldraden of niet, bekomt men een
<Desc/Clms Page number 2>
5/10-W-binding respectievelijk een 4/10-W-binding.
Het is algemeen gekend dat in schaduwfluweel een tekening kan geweven worden door het wijzigen van de poolrichting. Bij deze gekende werkwijze worden de inslagdraden ingebonden door de bindkettingdradenbijvoorbeeld volgens een lijnwaadbinding-die met een schachtmachine gestuurd worden. De poolkettingdradeneveneens door een schachtmachine gestuurd - worden volgens een vaste bindingswijze tussen de inslagdraden ingebonden en gaan telkens na een vast aantal inslagen over van het bovenweefsel naar het onderweefsel of omgekeerd op die manier de pool vormend van bovenweefsel en onderweefsel.
Deze werkende pooldraden worden halfweg hun trajekt tussen bovenweefsel en onderweefsel doorgesneden na voltooiïng van het weefsel, zodat twee afzonderlijke identieke poolweefsels verkregen worden. De figuurkettingdraden worden door middel van een jacquardmachine gestuurd. De plaats van deze figuurkettingdraden ten opzichte van de inslagdraden bepaalt de richting van de pool, wanneer de werkende pooldraden doorgesneden worden. Meer in het bijzonder is het de plaats van de figuurkettingdraad ten opzichte van de inslagdraad waarboven (waaronder) de pooldraad loopt in het bovenweefsel (onderweefsel) vóór hij overgaat naar het onderweefsel (bovenweefsel) en ten opzichte van de inslagdraad waarboven (waaronder) de pooldraad loopt in het bovenweefsel (onderweefsel) nadat hij overgegaan is naar het bovenweefsel (onderweefsel) die bepalend is voor die poolrichting.
Bij een 4/8 W-binding is dit telkens de vierde en de vijfde, de achtste en de negende, enz.... inslag. Wanneer de figuurkettingdraad zodanig ten opzichte van die respectievelijke inslagdraden gelegen is dat deze beide boven (of onder) de figuurkettingdraad liggen krijgen we een rechtopstaande pool. Wanneer de eerste van die inslagdraden eronder ligt en de andere erboven krijgen we een naar rechts gerichte
<Desc/Clms Page number 3>
pool in het bovenweefsel en een naar links gerichte pool in het onderweefsel als we de weefsels met hun poolzijde naar elkaar toe gericht beschouwen. In het omgekeerde geval een naar links gerichte pool in het bovenweefsel en een naar rechts gerichte pool in het onderweefsel.
Wanneer men in de door de wisselende poolrichtingen gevormde tekening kleurvariaties wenst te bekomen, is het niet mogelijk om meer-korig te weven daar men de jacquardmachine nodig heeft voor het sturen van de figuurketting. Door het kiezen van verschillende gekleurde bindkettingdraden en/of figuurkettingdraden bekomt men ook de gewenste zichtbaarheid van de kleuren in het weefsel niet.
Het doel van de uitvinding is een werkwijze te vinden voor het dubbelstuk weven van schaduwfluweel, waarvan men de pooldraden inbindt volgens een 4/8-, 4/10-, of 5/10-W binding, waarbij, voor elke poolrichting-die volgens gekende werkwijzen bekomen wordt-een of meer inslagdraden, naar keuze - door sturing van de figuurkettingdraden-duidelijk zichtbaar of onzichtbaar langs de poolzijde van de beide weefsels kunnen ingeweven worden, zodat door een wisseling van de zichtbare inslagdraden, in een schaduwfluweel-weefsel tekeningen met een grotere kleurvariatie en kleurzichtbaarheid kunnen geweven worden.
Een voorwerp van de uitvinding is een werkwijze voor het dubbelstuk-weven van schaduwfluweel met de pooldraden ingebonden volgens een 4/8-W-binding, gekenmerkt doordat door de jacquardsturing van de figuurkettingdraden een of meerdere (verschillend gekleurde) inslagdraden naar keuze zichtbaar of niet-zichtbaar langs de poolzijde van boven- en onderweefsel kunnen ingebonden worden. Door het zichtbaar of onzichtbaar maken van een of meerdere eventueel verschillend gekleurde inslagdraden naast de reeds zichtbare inslagdraden kan men bepaalde kleuren of kleurenkombinaties in het weefsel bekomen, die beantwoorden
<Desc/Clms Page number 4>
aan een bepaalde tekening.
Wanneer een bepaalde inslagdraad zogenaamd zichtbaar is ingebonden, wordt hij enkel door de bindkettingdraden ingebonden, terwijl de andere inslagdraden naast hun inbinding door de bindketting ook nog langs de poolzijde bedekt worden door de figuurkettingdraden en/of poolkettingdraden, en bijgevolg onzichtbaar zijn.
Door een inslagdraad niet door de bindketting in te binden en hem te laten vlotten langs de poolzijde van het weefsel wordt hij nog zichtbaarder gemaakt. Om zijn binding met het weefsel te verzekeren wordt hij nu en dan door de figuurkettingdraden ingebonden. Deze vlotterlengte kan men vrij bepalen, rekening houdend met praktische beperkingen door de vereiste kwaliteit van het weefsel opgelegd.
De zichtbare inslagdraden langs de poolzijden van boven-en onderweefsel bepalen de kleur van het weefsel.
Voor elke poolrichting zijn verschillende mogelijkheden voorhanden.
In een variatie op de hogerbeschreven werkwijze volgens de uitvinding wordt in minstens een rapport van 4 inslagen een bijkomende - vijfde - inslagdraad in het weefsel gebracht die niet door de bindketting ingebonden wordt, maar nu en dan door de figuurketting ingebonden is.
De mogelijkheid ook deze inslagdraad hetzij zichtbaar hetzij onzichtbaar in te binden geeft een bijkomende keuzemogelijkheid tot het aldan niet zichtbaar maken van die bepaalde kleur, t. o. v. de werkwijze zonder bijkomende inslagdraad. Als deze bijkomende inslagdraad tussenkomt bij het inbinden van de pooldraden bekomt men een 5/10-Wbinding. Indien hij daarin niet tussenkomt, bekomt men een 4/10-W-binding
Een ander voorwerp van de uitvinding is uiteraard het schaduwfluweel dat door de uitvoering van een van de
<Desc/Clms Page number 5>
werkwijzen, volgens de uitvinding, wordt bekomen.
Verdere kenmerken van de werkwijzen, volgens de uitvinding, alsook hun verschillende mogelijkheden en varianten, worden verduidelijkt aan de hand van de hiernavolgende meer gedetailleerde maar niet beperkende beschrijving van de voorkeurdragende werkwijzen volgens de uitvinding en van het volgens deze werkwijzen vervaardigde schaduwfluweel. Met niet beperkend wordt bedoelt dat voor het dubbelstuk-weven van schaduwfluweel, waarvan de pooldraden ingebonden zijn volgens een 4/8-, 4/10-, of 5/10-W binding, elke werkwijze, die door het sturen van de figuurkettingdraden een of meerdere inslagdraden, naar keuze zichtbaar of onzichtbaar inbindt, voor het bekomen van kleurvariaties, en elk volgens een dergelijke werkwijze vervaardigd produkt binnen het beschermingsgebied van dit octrooi valt.
Deze beschrijving wordt geillustreerd aan de hand van de hierbijgevoegde figuren waarbij :
Figuren la en 1b elk een dwarsdoorsnede voorstellen van een dubbelstuk schaduwfluweelweefsel bij de verwezenlijking van een linksgerichte pool in boven-en onderweefsel, respectievelijk de twee mogelijkheden aanduidend voor de zichtbaarheid van de inslagdraden.
Figuur 1c een voorstelling geeft van een dwarse weefseldoorsnede volgens figuren la en 1b, waarbij de richting van de doorgesneden pooldraden wordt aangeduid.
Figuur 1d in een dwarsdoorsnede van het weefsel de inbinding van de inslagdraden door de bindkettingdraden aanduidt, bij de in figuren la en 1b voorgestelde bindingsmogelijkheden.
Figuren 2a en 2b elk een dwarsdoorsnede voorstellen van een dubbelstuk schaduwfluweelweefsel bij de verwezenlijking van een rechtsgerichte pool in bovenen onderweefsel, respectievelijk de twee mogelijkheden aanduidend voor de zichtbaarheid van de inslagdraden.
<Desc/Clms Page number 6>
Figuur 2c een voorstelling geeft van een dwarse weefseldoorsnede volgens figuren 2a en 2b, waarbij de richting van de doorgesneden pooldraden wordt aangeduid.
Figuur 2d in een dwarsdoorsnede van het weefsel de inbinding van de inslagdraden door de bindkettingdraden aanduidt, bij de in figuren 2a en 2b voorgestelde bindingsmogelijkheden.
Figuren 3a en 3b elk een dwarsdoorsnede voorstellen van een dubbelstuk schaduwfluweelweefsel bij de verwezenlijking van een rechtopstaande pool in bovenen onderweefsel, respectievelijk de twee mogelijkheden aanduidend voor de zichtbaarheid van de inslagdraden.
Figuur 3c een voorstelling geeft van een dwarse weefseldoorsnede volgens figuren 3a en 3b, waarbij de richting van de doorgesneden pooldraden wordt aangeduid.
Figuren 3d in een dwarsdoorsnede van het weefsel de inbinding van de inslagdraden door de bindkettingdraden aanduidt, bij de in figuren 3a en 2b voorgestelde bindingsmogelijkheden.
Figuur 4 een variante is van de figuren la en Ib, waarbij een extra inslagdraad voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingeweven zijn, zodat een 4/10-W-poolbinding bekomen wordt.
Figuur 5 een variante is van de figuren 2a en 2b, waarbij een extra inslagdraad voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingeweven zijn, zodat een 4/10-W-poolbinding bekomen wordt.
Figuur 6 een variante is van de figuren 3a en 3b, waarbij een extra inslagdraad voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingeweven zijn, zodat een 4/10-W-poolbinding bekomen wordt.
Figuur 7 in een dwarse weefseldoorsnede aanduidt hoe de bindkettingdraden de inslagdraden inbinden bij de in figuren 4,5, en 6 voorgestelde bindingsmogelijkheden.
Figuur 8 een variante is van de figuren la en Ib,
<Desc/Clms Page number 7>
waarbij een extra inslag voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingebonden worden, zodat een 5/10-W-binding bekomen wordt.
Figuur 9 een variante is van de figuren 2a en 2b, waarbij een extra inslag voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingebonden worden, zodat een 5/10-W-binding bekomen wordt.
Figuur 10 een variante is van de figuren 3a en 3b, waarbij een extra inslag voorzien wordt die eveneens zichtbaar of onzichtbaar kan ingebonden worden, zodat een 5/10-W-binding bekomen wordt.
Figuur 11 in een dwarse weefseldoorsnede aanduidt hoe de bindingskettingdraden de inslagdraden inbinden bij de in figuren 8, 9, en 10 voorgestelde bindingsmogelijkheden.
De in de figuren la, 1b, lc, ld, 2a, 2b, 2c, 2d, 3a, 3b, 3c en 3d voorgestelde dwarsdoorsneden van dubbelstukweefsels hebben allemaal betrekking tot een volgens eenzelfde werkwijze geweven schaduwfluweel, volgens de uitvinding. Ze duiden de verschillende mogelijkheden aan die door sturing van de figuurkettingdraden kunnen bekomen worden, bij een 4/8-W-poolbinding. Zoals gebruikelijk is bij het voorstellen van bindingen in de weeftechniek wordt telkens een dwarsdoorsnede van het weefsel voorgesteld. De inslagdraden worden door cirkeltjes aangeduid, terwijl de volgorde van de inslagdraden door vertikaal boven deze cirkeltjes, boven de figuren, geplaatste cijfers wordt aangeduid. de figuurkettingdraden, poolkettingdraden en bindkettingdraden worden door volle lijnen aangeduid.
Aangezien we te maken hebben met een 4/8-Wpoolbinding (zie figuren la t/m 3d) kunnen de inslagen in opeenvolgende groepen van vier ingedeeld worden. Na het inbinden van een bepaalde pooldraad (13) of (14) over vier inslagen in bovenweefsel (11) of onderweefsel (12) gaat
<Desc/Clms Page number 8>
deze over van het bovenweefsel (11) naar het onderweefsel (12) of omgekeerd, in een zieh steeds herhalend rapport. Na acht inslagen bevindt een bepaalde pooldraad (13) of (14) zieh terug in zijn beginpositie. De situatie in alle volgende groepen van acht inslagen is identiek aan deze voorgesteld voor de eerste acht inslagen.
De pooldraden (13) of (14) lopen telkens in het bovenweefsel (11), achtereenvolgens Boven, Onder, Boven en Boven de opeenvolgende inslagdraden-bijv. l t/m 4 voor pooldraad (13) - en in het onderweefsel, Onder, Boven, Onder en Onder de opeenvolgende inslagdraden-bijv. (4 t/m 8 voor pooldraad (13).
Ook de bindkettingdraden (15), (16) in bovenweefsel en (17), (18) in onderweefsel (zie figuren ld, 2d, 3d) binden volgens een steeds terugkerend patroon de inslagdraden in. Daarbij wordt telkens de derde en de zevende inslagdraad niet ingebonden, en langs de poolzijde ten opzichte van de bindkettingdraden (15), (16), of (17), (18) gelaten, terwijl de overige inslagdraden (1), (2), (4), (5), (6), (8), volgens een lijnwaadbinding ingebonden worden. Dit wordt gedaan om de mogelijkheid te hebben de derde inslagdraad (3) en de zevende inslagdraad (7) volledig zichtbaar te laten vlotten, nu en dan ingebonden door de figuurkettingdraden (19 t/m 22).
Deze steeds terugkerende bindingswijze van poolkettingdraden en bindkettingdraden laat toe deze draden te sturen door middel van schachtmachines. De figuurkettingdraden worden door middel van een jacquardmachine gestuurd.
De inslagdraden komen voor in vier verschillende kleuren, waarbij de vier kleuren zieh steeds in dezelfde volgorde herhalen in elkaar opvolgende groepen van vier inslagdraden, waarbij telkens twee groepen van vier kleuren binnen hetzelfde rapport van acht inslagdraden (1) t/m (8) vallen. Volgens de werkwijze, volgens de uitvinding is het
<Desc/Clms Page number 9>
aantal verschillende kleuren, noch de manier waarop deze kleuren elkaar opvolgen niet tot dit mogelijke voorbeeld beperkt.. Het volstaat immers dat minstens een inslagdraad door het sturen van de figuurkettingdraden- (19), (20) in Bovenweefsel (11) en (21), (22) in onderweefsel (12)-naar keuze zichtbaar of onzichtbaar kan ingebonden worden, opdat de betrokken werkwijze zou beantwoorden aan de kenmerken van de uitvinding.
In de in de figuren la t/m 3d voorgestelde bindingen worden de vier verschillende kleuren, bij wijze van voorbeeld als volgt gekozen : inslag (1) en (5) : Blauw inslag (2) en (6) : Groen inslag (3) en (7) : Roze inslag (4) en (8) : Wit
In figuur la worden de figuurkettingdraden (19), (20), (21), (22) volgens deze voorkeurdragende werkwijze zÎ gestuurd dat de inslagdraden (1) en (5) langs de poolzijde van bovenweefsel (11) en onderweefsel (12) onbedekt zijn door deze figuurkettingdraden (19) t/m (22).
EMI9.1
Zoals zichtbaar is op figuur 1d worden deze inslagdraden (1) en (5) door de bindketttingdraden (15) en (16) ingebonden. Het resultaat van deze binding is een schaduwfluweelweefsel met een zichtbare blauwe kleur. Deze binding waarbij de eerste en de vijfde inslagdraad (1) en (5) zichtbaar zijn is noodzakelijk om een naar links gerichte pool te krijgen, immers, het is doordat de vierde inslag (4) boven de. figuurkettingdraden (19) en (20) ligt
EMI9.2
in het bovenweefsel (11) de figuurkettingdraden (21) en (22) in onderweefsel (12) de vijfde inslag (5) onder de figuurkettingdraden (19) en (20) ligt in het bovenweefsel (11)-boven de figuurkettingdraden (21) en (22) in het onderweefsel (12)-dat we zowel in het bovenweefsel (11) als in het onderweefsel (12) een naar links gerichte pool (zie figuur 1c) krijgen.
<Desc/Clms Page number 10>
Analoog aan de binding van figuur la krijgen we in figuur Ib een naar links gerichte pool, waarbij we een zichtbare blauwe en roze kleur in het weefsel krijgen doordat de eerste en de derde inslagdraad (1) en (3), en de vijfde en de zevende inslagdraad (5) en (7) door de figuurketting langs de poolzijden van bovenweefsel (11) en onderweefsel (12) onbedekt gelaten zijn. Het zichtbaar en onzichtbaar maken van deze derde en zevende inslagdraad kan vrij gekozen worden in funktie van het gewenste kleureffekt.
Doordat de derde inslagdraad (3) en de zevende inslagdraad (7) niet door de bindkettingdraden ingebonden zijn (zie fig. ld) moeten deze inslagdraden nu en dan door de figuurkettingdraden (19), (20) en (21), (22) ingebonden worden, zodat we bij toepassing van de binding volgens figuren Ib, nu en dan een binding volgens figuur la krijgen.
Bij het sturen van de figuurkettingdraden (19) t/m (22) wordt in de figuren 2a t/m 2d een binding gemaakt die in boven-en onderweefsel een naar rechts gerichte pool veroorzaakt, (zie fig. 2c), doordat de vierde inslagdraad (4) in het bovenweefsel (11) onder de figuurkettingdraden (19) (20) ligt en de vijfde inslagdraad (5) in het bovenweefsel (11) boven de figuurkettingdraden (21), (22) ligt, en deze inslagdraden (4) en (5) in het onderweefsel (12) symmetrisch aan de opstelling in het bovenweefsel (11) gelegen zijn.
Door een bijkomende sturing van de figuurkettingdraden (19) t/m (22) is het mogelijk naast de vierde en de achtste inslagdraad (4) en (8) die altijd zichtbaar zijn, ook de derde inslagdraad (3) en de zevende inslagdraad (7) naar keuze onzichtbaar (fig. 2a) of zichtbaar (fig. 2b) in te binden. De kleuren wit, respectievelijk roze en wit worden zichtbaar in het weefsel. Naar analogie met de binding uit figuur Ib moet
<Desc/Clms Page number 11>
ook bij een binding volgens figuur 2b nu en dan volgens figuur 2a geweven worden, opdat de derde inslagdraad (3) en de zevende inslagdraad (7) zou ingebonden worden.
(inslagdraden (3) en (7) worden niet door de bindkettingdraden (15) t/m (18) ingebonden). De bindkettingdraden (15) t/m (18) binden voor de bindingen uit figuren 2a en 2b de inslagdraden in op identieke wijze als bij de bindingen uit figuren la en 1b, zodat figuur 2d identiek is aan figuur 1d.
In de werkwijze, ge llustreerd door de bindingen uit de figuren 3a en 3b wordt een rechtopstaande pool bekomen doordat de vierde en de vijfde inslagdraad aan dezelfde kant van de figuurkettingdraden (19), (20), respectievelijk (21), (22) komen te liggen. Nu bevinden de tweede en de zesde inslagdraad (2) en (6) zieh langs de poolzijde ten opzichte van de figuurkettingdraden (19) t/m (22) en worden zichtbaarder dan anders in het weefsel maar weliswaar nog afgedekt door de poolkettingdraden (13) of (14). (zie fig. 3a).
Door een bijkomende sturing van de figuurkettingdraden (19) t/m (22) is het mogelijk naast de tweede en de zesde inslagdraad (2) en (6), die altijd zichtbaar zijn als men een rechtopstaande pool wil verkrijgen, ook de derde en de zevende inslagdraad (3) en (7) naar keuze onzichtbaar (fig. 3a) of zichtbaar in te binden. De kleuren groen, respectievelijk groen en roze, worden zichtbaar in het weefsel.
Naar een analogie met de bindingen uit figuren 1b en 2b, moet ook bij een binding volgens figuur 3b, nu en dan volgens figuur 3a geweven worden.
In de werkwijze geillustreerd door de bindingen uit de figuren 4,5 en 6 worden varianten voorgesteld van respectievelijk de figuren la en lb, 2a en 2b, 3a en 3b.
Deze andere voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding onderscheidt zieh van de voorgaande doordat na
<Desc/Clms Page number 12>
elke vier inslagen (1) t/m (4) en (5) t/m (8) die de poolkettingdraden (13) en (14) inbinden, een vijfde, bijkomende inslagdraad (9) en (10) in het boven-en onderweefsel wordt gebracht. Deze inslagdraden (9) en (10) worden-net als de inslagdraden (3) en (7) - niet door de bindkettingdraden (15) t/m (18) ingebonden.
Als deze inslagdraden (3), (9), (7) en (10) bijgevolg langs de poolzijde zichtbaar ingeweven zijn, moeten deze nu en dan door de figuurkettingdraden (19) t/m (22) ingebonden worden. (de mogelijke standen van de inslagdraden (3), (9), (7) en (10), waarvoor er een keuzemogelijkheid is worden met pijltjes aangeduid).
De bijgevoegde inslagdraden (9) en (10) binden de poolkettingdraden niet in, zodat we een 4/10-W-poolbinding bekomen.
Met deze bijkomende inslagdraden (9) en (10), die naar keuze zichtbaar of onzichtbaar kunnen ingeweven worden, krijgen we een bijkomende keuzemogelijkheid voor het al dan niet zichtbaar maken van dat bepaalde kleur in het weefsel (11) en (12). In de figuur 7 wordt aangeduidt hoe de inslagdraden door de bindkettingdraden worden ingebonden, bij de bindingswijzen volgens de figuren 4,5 en 6.
De werkwijze volgens de uitvinding, ge llustreerd door de bindingen uit de figuren 8,9 en 10, is een andere variante op de werkwijze die respectievelijk door de figuren la, 1b en 2a, 2b en 3a, 3b werd voorgesteld. Deze variante werkwijze onderscheidt zich van de in deze figuren voorgestelde werkwijze voor een 4/8-W-poolbinding, doordat tussen de derde en de vierde inslagdraad (3) en (4), respectievelijk (7) en (8), van elke groep van vier inslagdraden (1) t/m (4), (5) t/m (8), ... een bijkomende inslagdraad (9), respectievelijk (10), wordt ingebracht in het boven-en onderweefsel.
Ook deze inslagdraden (9) en (10) worden niet door de bindkettingdraden ingebonden (zie
<Desc/Clms Page number 13>
fig. 11) en worden bijgevolg, als ze langs de poolzijden zichtbaar ingeweven zijn, nu en dan door de figuurkettingdraden (19) t/m (22) ingebonden. De mogelijke standen van de inslagdraden (3), (9), (7) en (10) worden met pijltjes aangeduid.
Aangezien de pooldraden (13) en (14) telkens boven (onder) de vierde inslagdraad (4), respectievelijk (8), van elke groep van vier inslagdraden (1) t/m (4), respectievelijk (5) t/m (8) ingebonden worden in het bovenweefsel (onderweefsel), komen deze pooldraden (13) en (14) ook boven (onder) de bijkomende inslagdraden (9) en (10) in het bovenweefsel (onderweefsel). Zo ontstaat voor de pooldraden (13) en (14) een 5/10-W-binding.
Voor de verschillende poolrichtingen wordt respectievelijk in de figuren 8 t/m 11 aangeduid (met pijltjes) voor welke inslagdraden een keuzemogelijkheid bestaat om deze inslagdraden hetzij zichtbaar, hetzij onzichtbaar langs de poolzijde van de weefsels (11) en (12) in te weven.
<Desc / Clms Page number 1>
Method for the double-piece weaving of shadow velvet and shadow velvet manufactured according to this method.
EMI1.1
-------------------------
The present invention relates to a method for the double weaving of shadow velvet, the pile warp threads of which are bonded with the weft threads in a 4/8-W bond, while by sending the warp threads per report of four wefts one or may optionally render multiple weft threads along the pile side of the fabric visible or invisible, in order to obtain certain colors, or color combinations, in the fabric according to a particular color, by the color of the already visible weft threads in combination with the intentionally made visible or invisible weft threads pattern,
which in addition to the existing possibility of drawing drawings into the fabric by determining the position of the figure warp relative to the successive weft threads on either side of the place where the pile threads form pile so that one obtains a left-facing, a right-facing or an upright pile , offers an opportunity to determine drawings in the fabric, with a greater color variation, than is possible with the existing techniques in the above-mentioned pile bonding mode in shade velvet.
The present invention also relates to a method which deviates from the method described above in that a fifth weft thread is introduced per report of four wefts, which can be bound by the control of the figure warp threads in such a way that it is either visible or invisible along the pile side of the tissues. This additional weft gives an additional choice for each pile direction for making that particular color visible or not in the fabric. Depending on whether this fifth weft intervenes in the binding of the pile threads or not, one obtains
<Desc / Clms Page number 2>
5/10-W bond and a 4/10-W bond, respectively.
It is well known that in shadow velvet a drawing can be woven by changing the pile direction. In this known method, the weft threads are bound by the binding warp threads, for example, according to a line wading, which are controlled by a shaft machine. The pile warp threads are also passed through a shank machine - are tied between the weft threads in a fixed bonding manner and each time transitions from the top fabric to the bottom fabric or vice versa, thus forming the pile of top fabric and bottom fabric.
These working pile threads are cut halfway through their path between the upper and lower fabric after the fabric has been completed, so that two separate identical pile fabrics are obtained. The figure warp threads are controlled by a jacquard machine. The position of these warp threads relative to the weft threads determines the direction of the pile when the working pile threads are cut. More specifically, it is the position of the figure warp thread relative to the weft thread above which (including) the pile thread passes into the upper fabric (lower fabric) before it transitions to the lower fabric (upper fabric) and relative to the weft thread above which (including) the pile thread. runs in the upper fabric (lower fabric) after it has passed to the upper fabric (lower fabric) that determines that polar direction.
With a 4/8 W bond, this is always the fourth and the fifth, the eighth and the ninth, etc ... weft. When the figure warp thread is located relative to those respective weft threads such that they both lie above (or below) the figure warp thread, we get an upright pile. When the first of those weft threads is underneath and the other above it, we get one to the right
<Desc / Clms Page number 3>
pile in the upper fabric and a left-facing pile in the lower fabric if we consider the fabrics with their pile side facing each other. Conversely, a left-facing pole in the upper fabric and a right-facing pole in the lower fabric.
If it is desired to obtain color variations in the drawing formed by the alternating pile directions, it is not possible to weave in multi-grain since the jacquard machine is required to control the figure chain. By choosing different colored binding warp threads and / or figure warp threads, the desired visibility of the colors in the fabric is also not obtained.
The object of the invention is to find a method for the double weaving of shadow velvet, of which the pile threads are tied in a 4 / 8-, 4 / 10- or 5/10-W bond, whereby, for each pile direction - that according to Known methods are obtained - one or more weft threads, optionally - by controlling the figure warp threads - can be woven in clearly visible or invisible along the pile side of the two fabrics, so that, by changing the visible weft threads, drawings with a shadow velvet fabric greater color variation and color visibility can be woven.
An object of the invention is a method for the double-piece weaving of shadow velvet with the pile threads tied in a 4/8-W bond, characterized in that one or more (different colored) weft threads are optionally visible or not, through the jacquard control of the figure warp threads. - visible along the pile side of upper and lower fabric can be bound. By making one or more weft threads, possibly differently colored, visible or invisible next to the already visible weft threads, one can obtain certain colors or color combinations in the fabric which answer
<Desc / Clms Page number 4>
to a certain drawing.
When a particular weft thread is supposedly visibly bound, it is bound only by the binding warp threads, while the other weft threads, in addition to their binding by the binding warp, are also covered along the pile side by the figure warp threads and / or pile warp threads, and are therefore invisible.
By not binding a weft thread through the binding chain and allowing it to float along the pile side of the fabric, it is made even more visible. To ensure its bond to the fabric, it is occasionally tied by the figure warp threads. This float length can be freely determined, taking into account practical limitations imposed by the required fabric quality.
The visible weft threads along the pile sides of the top and bottom fabric determine the color of the fabric.
Different options are available for each polar direction.
In a variation of the above-described method according to the invention, in at least a report of 4 wefts, an additional - fifth - weft thread is introduced into the fabric, which is not bound by the binding chain, but is occasionally bound by the figure warp.
The possibility of binding this weft thread either visibly or invisibly gives an additional option to make that particular color visible or not, t. o. v. the method without additional weft thread. If this additional weft thread intervenes when binding the pile threads, a 5/10-W bond is obtained. If he does not intervene, a 4/10-W bond is obtained
Another object of the invention is, of course, the shadow velvet created by the implementation of one of the
<Desc / Clms Page number 5>
methods according to the invention are obtained.
Further features of the methods according to the invention, as well as their various possibilities and variants, are elucidated by the following more detailed but non-limiting description of the preferred methods of the invention and of the shade velvet produced by these methods. By non-limiting it is meant that for the double-piece weaving of shadow velvet, the pile threads of which are bound in a 4 / 8-, 4 / 10-, or 5/10-W bond, any method which, by controlling the figure warp threads or multiple weft threads, optionally binding visibly or invisibly, to obtain color variations, and any product made by such a method falls within the scope of this patent.
This description is illustrated on the basis of the attached figures, in which:
Figures 1a and 1b each represent a cross-section of a double piece of shade velvet fabric in the realization of a left-facing pile in top and bottom fabric, respectively, indicating the two possibilities for the visibility of the weft threads.
Figure 1c shows a transverse tissue section according to figures 1a and 1b, in which the direction of the cut pile threads is indicated.
Figure 1d shows, in a cross section of the fabric, the binding of the weft threads by the binding warp threads, with the binding possibilities proposed in Figures 1a and 1b.
Figures 2a and 2b each represent a cross-section of a double piece of velvet shade fabric in the realization of a right-facing pile in top and bottom fabric, respectively, indicating the two possibilities for the visibility of the weft threads.
<Desc / Clms Page number 6>
Figure 2c shows a transverse tissue section according to Figures 2a and 2b, indicating the direction of the cut pile threads.
Figure 2d shows, in a cross section of the fabric, the binding of the weft threads by the binding warp threads, with the binding possibilities proposed in Figures 2a and 2b.
Figures 3a and 3b each represent a cross-sectional view of a double piece of shade velvet fabric in the realization of an upright pile in top and bottom fabric, respectively, indicating the two possibilities for the visibility of the weft threads.
Figure 3c shows a transverse tissue section according to Figures 3a and 3b, indicating the direction of the cut pile threads.
Figures 3d in a cross section of the fabric indicates the binding of the weft threads by the binding warp threads, in the bonding possibilities proposed in Figures 3a and 2b.
Figure 4 is a variant of Figures 1a and 1b, in which an additional weft thread is provided which can also be woven in visibly or invisibly, so that a 4/10-W pile bond is obtained.
Figure 5 is a variant of Figures 2a and 2b, in which an additional weft thread is provided which can also be woven in visibly or invisibly, so that a 4/10-W pile bond is obtained.
Figure 6 is a variant of Figures 3a and 3b, in which an additional weft thread is provided which can also be woven in visibly or invisibly, so that a 4/10-W pile bond is obtained.
Figure 7 in a cross-sectional weave section illustrates how the binding warp threads bind the weft threads in the bonding possibilities presented in Figures 4,5 and 6.
Figure 8 is a variant of Figures 1a and 1b,
<Desc / Clms Page number 7>
whereby an additional weft is provided that can also be tied in visibly or invisibly, so that a 5/10-W bond is obtained.
Figure 9 is a variant of Figures 2a and 2b, in which an additional weft is provided which can also be tied in visibly or invisibly, so that a 5/10-W bond is obtained.
Figure 10 is a variant of Figures 3a and 3b, in which an additional weft is provided which can also be tied in visibly or invisibly, so that a 5/10-W bond is obtained.
Figure 11 in a cross-sectional weave section illustrates how the binder warp threads bind the weft threads to the binder options shown in Figures 8, 9, and 10.
The cross-sections of double-weave fabrics presented in Figures 1a, 1b, 1c, 1d, 2a, 2b, 2c, 2d, 3a, 3b, 3c and 3d all relate to a shadow velvet woven by the same method according to the invention. They indicate the different possibilities that can be obtained by controlling the figure warp threads, with a 4/8-W pole bond. As is usual when proposing bonds in the weaving technique, a cross-section of the fabric is always presented. The weft threads are indicated by circles, while the order of the weft threads is indicated by numbers placed vertically above these circles, above the figures. the figure warp threads, pile warp threads and binding warp threads are indicated by solid lines.
Since we are dealing with a 4/8-Wpool bond (see figures la to 3d), the wefts can be divided into successive groups of four. After binding a certain pile thread (13) or (14) over four wefts in top fabric (11) or bottom fabric (12)
<Desc / Clms Page number 8>
this from the upper fabric (11) to the lower fabric (12) or vice versa, in a repetitive report. After eight wefts, a certain pile thread (13) or (14) is back in its starting position. The situation in all subsequent groups of eight wefts is identical to that proposed for the first eight wefts.
The pile threads (13) or (14) each run in the upper fabric (11), successively Top, Bottom, Top and Top the successive weft threads-e.g. 1 to 4 for pile thread (13) - and in the lower fabric, Bottom, Top, Bottom and Bottom of the successive weft threads - e.g. (4 to 8 for pole thread (13).
The binding warp threads (15), (16) in the upper fabric and (17), (18) in the lower fabric (see figures 1d, 2d, 3d) also bind the weft threads in a recurring pattern. The third and seventh weft threads are not tied in each case, and are left along the pile side with respect to the binding warp threads (15), (16), or (17), (18), while the other weft threads (1), (2) , (4), (5), (6), (8), are bound in a line wading. This is done to allow the third weft thread (3) and the seventh weft thread (7) to float in full view, occasionally tied by the figure warp threads (19 through 22).
This recurring binding method of pile warp threads and warp threads allows these threads to be controlled by means of shaft machines. The figure warp threads are controlled by a jacquard machine.
The weft threads come in four different colors, the four colors repeating in the same order in successive groups of four weft threads, two groups of four colors each falling within the same report of eight weft threads (1) to (8) . According to the method, according to the invention it is
<Desc / Clms Page number 9>
number of different colors, nor the way in which these colors follow each other is not limited to this possible example. After all, it suffices that at least one weft thread is sent by sending the figure warp threads- (19), (20) in Upper fabric (11) and (21) (22) can be optionally bound invisibly or invisibly in the bottom fabric (12), so that the method involved would meet the features of the invention.
In the bindings represented in Figures 1a to 3d, the four different colors are chosen, for example, as follows: weft (1) and (5): Blue weft (2) and (6): Green weft (3) and (7): Pink weft (4) and (8): White
In Figure 1a, the figure warp threads (19), (20), (21), (22) are controlled according to this preferred method that the weft threads (1) and (5) are along the pile side of upper fabric (11) and lower fabric (12). are uncovered by these figure warp threads (19) to (22).
EMI9.1
As can be seen in Figure 1d, these weft threads (1) and (5) are bound by the binding warp threads (15) and (16). The result of this binding is a shade velvet fabric with a visible blue color. This bond in which the first and fifth weft threads (1) and (5) are visible is necessary to obtain a left-facing pile, because it is because the fourth weft (4) is above the. figure warp threads (19) and (20)
EMI9.2
in the upper fabric (11) the figure warp threads (21) and (22) in the lower fabric (12) the fifth weft (5) lies below the figure warp threads (19) and (20) in the upper fabric (11) -above the figure warp threads (21) and (22) in the lower fabric (12) - that we get a left-facing pole (see figure 1c) in both the upper fabric (11) and the lower fabric (12).
<Desc / Clms Page number 10>
Analogous to the bond of figure 1a, we get a left-facing pole in figure 1b, where we get a visible blue and pink color in the fabric because the first and the third weft thread (1) and (3), and the fifth and the seventh weft threads (5) and (7) are left uncovered by the figure warp along the pile sides of upper fabric (11) and lower fabric (12). Making this third and seventh weft thread visible and invisible can be chosen freely in function of the desired color effect.
Since the third weft thread (3) and the seventh weft thread (7) are not bound by the binding warp threads (see fig. 1d), these weft threads have to be intermittently through the figure warp threads (19), (20) and (21), (22). bound, so that when using the bond according to figures 1b, we occasionally get a bond according to figure 1a.
When controlling the figure warp threads (19) to (22), a bond is made in Figures 2a to 2d which causes a pole facing to the right in the upper and lower fabric, (see Figure 2c), because the fourth weft thread (4) in the upper fabric (11) is below the figure warp threads (19) (20) and the fifth weft thread (5) in the upper fabric (11) is above the figure warp threads (21), (22), and these weft threads (4 ) and (5) in the lower fabric (12) are located symmetrically to the arrangement in the upper fabric (11).
An additional control of the figure warp threads (19) to (22) makes it possible, in addition to the fourth and eighth weft thread (4) and (8), which are always visible, also the third weft thread (3) and the seventh weft thread ( 7) can be bound either invisibly (fig. 2a) or visibly (fig. 2b). The colors white, pink and white, respectively, become visible in the fabric. By analogy with the bond from Figure Ib, it is necessary
<Desc / Clms Page number 11>
also with a bond according to figure 2b occasionally woven according to figure 2a, so that the third weft thread (3) and the seventh weft thread (7) would be bound.
(weft threads (3) and (7) are not bound by the binding warp threads (15) to (18)). The binding warp threads (15) to (18) bind the weft threads for the bonds of Figures 2a and 2b in an identical manner as for the bonds of Figures 1a and 1b, so that Figure 2d is identical to Figure 1d.
In the method illustrated by the bonds of Figures 3a and 3b, an upright pile is obtained in that the fourth and fifth weft threads come on the same side of the figure warp threads (19), (20), (21), (22), respectively. to lay down. Now the second and sixth weft threads (2) and (6) are along the pile side with respect to the figure warp threads (19) to (22) and become more visible than usual in the fabric, although they are still covered by the pile warp threads (13 ) or (14). (see fig.3a).
An additional control of the figure warp threads (19) to (22) makes it possible in addition to the second and sixth weft threads (2) and (6), which are always visible if one wishes to obtain an upright pile, also the third and the seventh weft thread (3) and (7) can be tied either invisibly (fig. 3a) or visibly. The colors green, green and pink, respectively, become visible in the fabric.
By analogy with the bonds of Figs. 1b and 2b, even with a bond according to Fig. 3b, woven occasionally according to Fig. 3a.
In the method illustrated by the bonds of Figures 4,5 and 6, variants of Figures 1a and 1b, 2a and 2b, 3a and 3b are represented, respectively.
This other preferred method according to the invention differs from the foregoing in that after
<Desc / Clms Page number 12>
every four wefts (1) to (4) and (5) to (8) binding the pile warp threads (13) and (14), a fifth, additional weft thread (9) and (10) in the upper and tissue is brought. Like the weft threads (3) and (7), these weft threads (9) and (10) are not bound by the binding warp threads (15) to (18).
If these weft threads (3), (9), (7) and (10) are therefore visibly woven along the pile side, they must occasionally be bound by the figure warp threads (19) to (22). (the possible positions of the weft threads (3), (9), (7) and (10), for which there is a choice, are indicated by arrows).
The attached weft threads (9) and (10) do not bind the pile warp threads, so that we obtain a 4/10-W pile binding.
With these additional weft threads (9) and (10), which can be woven in visibly or invisibly, we are given an additional option for making that particular color visible or not in the fabric (11) and (12). In figure 7 it is indicated how the weft threads are bound by the binding warp threads, in the binding methods according to figures 4,5 and 6.
The method of the invention, illustrated by the bonds of Figures 8, 9 and 10, is another variant of the method proposed by Figures 1a, 1b and 2a, 2b and 3a, 3b, respectively. This variant method differs from the method proposed in these figures for a 4/8-W pole bond, in that between the third and fourth weft thread (3) and (4), respectively (7) and (8), of each group of four weft threads (1) to (4), (5) to (8), ... an additional weft thread (9) and (10), respectively, is inserted into the upper and lower fabric.
These weft threads (9) and (10) are also not bound by the binding warp threads (see
<Desc / Clms Page number 13>
Fig. 11) and are thus occasionally bound by the warp threads (19) to (22) when visibly woven in along the pile sides. The possible positions of the weft threads (3), (9), (7) and (10) are indicated by arrows.
Since the pile threads (13) and (14) are above (below) the fourth weft thread (4) and (8), respectively, of each group of four weft threads (1) to (4) and (5) to (8) are bound in the upper fabric (lower fabric), these pile threads (13) and (14) also come above (below) the additional weft threads (9) and (10) in the upper fabric (lower fabric). This creates a 5/10-W bond for the pole wires (13) and (14).
For the different pile directions, Figures 8 to 11 respectively indicate (with arrows) for which weft threads there is an option to weave these weft threads either visible or invisible along the pile side of the fabrics (11) and (12).