BE1008214A3

BE1008214A3 - Aanhangwagen.

Info

Publication number: BE1008214A3
Application number: BE9301180A
Authority: BE
Original assignee: Geerinck Luc Casimir Denise; Geerinck Frank Jozef Tina
Priority date: 1993-10-29
Filing date: 1993-10-29
Publication date: 1996-02-13

Abstract

Aanhangwagen, daardoor gekenmerkt dat hij bestaat in de kombinatie van een verrijdbaar frame (2), een verplaatsbare laadvloer (3) die aan het frame (2) is opgehangen en die tussen minstens twee standen beweegbaar is, respektievelijk een geheven stand waarbij de laadvloer (3) zich op een zodanige hoogte bevindt dat de aanhangwagen (1) normaal verrijdbaar is en een neergelaten stand, en drukmiddelen (4) om in een hoogteverplaatsing tussen het frame (2) en de laadvloer (3) te voorzien.

Description

Aanhangwagen.

Deze uitvinding heeft betrekking op een aanhangwagen, meer speciaal een aanhangwagen voor het verplaatsen van lasten.

In het bijzonder beoogt de uitvinding een aanhangwagen te bieden die toelaat dat de te verplaatsen lasten, en meer speciaal verrolbare lasten, zeer gemakkelijk kunnen geladen en gelost worden.

Hiertoe betreft de uitvinding een aanhangwagen, daardoor gekenmerkt dat hij bestaat in de kombinatie van een verrijdbaar frame ; een verplaatsbare laadvloer die aan het frame is opgehangen en die tussen minstens twee standen beweegbaar is, respektievelijk een geheven stand waarbij de laadvloer zich op een hoogte bevindt waarbij de aanhangwagen normaal verrijdbaar is en een neergelaten stand ; en drukmiddelen om, rechtstreeks of onrechtstreeks, een hoogteverplaatsing tussen het frame en de laadvloer te bekomen.

Door het feit dat drukmiddelen worden aangewend kan de laadvloer zeer eenvoudig worden bediend, meer speciaal op en neer worden gelaten.

Bij voorkeur zijn de drukmiddelen van hydraulische aard. Hierdoor kunnen op relatief eenvoudige wijze grote hefkrachten worden verkregen.

In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm bestaan de drukmiddelen uit een bij voorkeur wegneembaar element dat in een daartoe aangebrachte zitting kan worden geplaatst, waartoe in de eerste plaats een krik kan worden aangewend, bij voorkeur een potkrik. Het voordeel hiervan bestaat erin

dat een eenvoudige konstruktie wordt geboden, waarmee grote krachten kunnen worden uitgeoefend en waarvan de bediening zeer eenvoudig is.

Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm is de laadvloer via een overbrenging met de drukmiddelen gekoppeld, zodanig dat drukmiddelen kunnen worden aangewend waarvan de slaglengte relatief klein is, zoals doorgaans het geval is bij een potkrik.

Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 een aanhangwagen volgens de uitvinding weergeeft waarbij de laadvloer zieh in de geheven stand bevindt ; figuur 2 de aanhangwagen uit figuur 1 weergeeft met neergelaten laadvloer ; figuur 3 het geraamte van de aanhangwagen uit de figu- ren 1 en 2 in perspektief weergeeft ; figuur 4 een zieht weergeeft volgens pijl F4 in figuur 3 ; figuren 5 en 6 zichten weergeven volgens pijl F5 in figuur 3, voor twee verschillende standen ; figuur 7 nog een aanhangwagen volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 8 een mogelijke uitvoeringsvorm weergeeft van een ophanging voor de aanhangwagen van de uitvinding.

Zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3 heeft de uitvinding betrekking op een aanhangwagen 1, die bestaat in de kombinatie van een verrijdbaar frame 2 ; een verplaatsbare

laadvloer 3 die aan het frame 2 is opgehangen en die tussen minstens twee standen beweegbaar is, respektievelijk een geheven stand A waarbij de laadvloer 3 zieh op een zodanige hoogte bevindt dat de aanhangwagen 1 normaal verrijdbaar is en een neergelaten stand B waarbij de laadvloer 3 zieh in een lagere positie bevindt ; en drukmiddelen 4 om in een hoogteverplaatsing tussen het frame 2 en de laadvloer 3 te voorzien.

Het frame 2 wordt gedragen door middel van wielen 5 en 6.

Het bestaat bij voorkeur uit een U-vormig profiel 7, bijvoorbeeld een U-vormig geplooide stevige buis, die vooraan voorzien is van een trekstang 8 met een koppelinrichting 9 om de aanhangwagen 1 aan een voertuig te koppelen.

De laadvloer 3 bestaat hoofdzakelijk uit een vlak horizontaal element, dat nabij zijn hoekpunten is voorzien van geleidingselementen 10, die met geleidingselementen 11 aan het frame 2 samenwerken.

In de uitvoeringsvorm van de figuren 1 tot 6 bestaan de voornoemde drukmiddelen 4 hoofdzakelijk uit een krik 12, meer speciaal een potkrik, welke via verbindingsmiddelen, in dit geval vier kabels 13-16, met de laadvloer 3 samenwerkt. De kabels 13-16 zijn aan een uiteinde bevestigd aan de laadvloer 3 of aan de geleidingselementen 10 en werken bij hun andere uiteinden samen met de drukmiddelen 4. Deze kabels 13-16 worden hierbij passend langs het frame 2 geleid, eventueel doorheen het profiel 7, met behulp van geleidingswieltjes 17 of dergelijke.

Zoals zichtbaar in de figuren 4 tot 6 is tussen de drukmiddelen 4 en de laadvloer 3 bij voorkeur een overbrenging 18 aangebracht, zodanig dat de drukmiddelen 4,

in dit geval de krik 12 slechts een geringe verplaatsing dient uit te voeren om de laadvloer 3 op en neer te laten, met andere woorden een verplaatsing die kleiner is dan de verplaatsing van de laadvloer 3.

In het weergegeven voorbeeld bestaat deze overbrenging 18 uit een hefboommechanisme 19 in kombinatie met een katrol of takel 20.

Het hefboommechanisme 19 bestaat bij voorkeur uit slechts één hefboom 21 die scharnierbaar is rond een as 22 en waarvan één uiteinde 23 samenwerkt met de drukmiddelen 4, terwijl het andere uiteinde 24 samenwerkt met de voornoemde verbindingsmiddelen of de kabels 13-16.

De voornoemde krik 12 is wegneembaar in een daartoe aangebrachte zitting 25 geplaatst en kan aan haar bovenste uiteinde 26 gekoppeld worden aan het uiteinde 23 van de hefboom 21. Deze koppeling gebeurt bijvoorbeeld bij middel van een spil 27 die doorheen openingen 28 in de hefboom 21 wordt geschoven, alsmede doorheen een buisvormig gedeelte 29 dat aan het bovenste uiteinde van de krik 12 is bevestigd. De spil 27 kan hierbij worden vergrendeld door middel van een of meer borgelementen 30.

De katrol 20 bestaat uit één of meer katrolwielen 31 die verdraaibaar zijn rond een as 32, die in het uiteinde 24 van de hefboom 21 is bevestigd en die parallel is aan de voornoemde as 22. De katrol 20 voorziet hierbij in vier kabelgeleidingen 33. De kabels 13-16 worden rond de katrolwielen 31 geleid en zijn bij hun uiteinden aan een vaste steun 34 bevestigd.

Het is duidelijk dat, door gebruik te maken van een hefboom 21 met een hefboomsverhouding L1/L2, zoals aangeduid in

figuur 4, die groter is dan "1", een bepaalde verplaatsing aan het uiteinde van de krik 12 resulteert in een grotere verplaatsing aan het uiteinde 24 waar de katrol 20 zich bevindt. Door het feit dat de kabels 13-16 aan een vaste steun 34 zijn bevestigd, resulteert een bepaalde verplaatsing van de katrol 20 in een dubbel zo grote verplaatsing van de laadvloer 3. Het is dan ook duidelijk dat op deze wijze een kleine verplaatsing volstaat om de laadvloer 3 tussen zijn eerste en tweede positie te verplaatsen.

Het is eveneens duidelijk dat de voornoemde overbrenging 18 uitsluitend uit een hefboommechanisme of uitsluitend uit een katrol kan bestaan.

Zoals nog eens weergegeven in figuren 4 tot 6 kan de aanhangwagen 1 worden voorzien van een vergrendeling 35 om te verhinderen dat de laadvloer 3 onvoorzien naar beneden zou komen. Deze vergrendeling 35 bestaat in de weergegeven uitvoeringsvorm uit een haak 36 die in de hoogste stand van de laadvloer 2 achter het uiteinde 23 van de hefboom 21 aangrijpt, bijvoorbeeld onder de invloed van een trekveer 37 of dergelijke. De vergrendeling 35 kan worden ontkoppeld door aan een handvat 38 of dergelijke te trekken.

Zoals weergegeven in figuur 6 grijpt de haak 36 aan achter een uitsteeksel 39 dat is aangebracht aan het buisvormig gedeelte 29. Dit uitsteeksel 39 vertoont bij voorkeur een zodanige vorm dat de haak 36 bij het omhoog brengen van de laadvloer 3 automatisch achter dit uitsteeksel 39 aangrijpt.

De drukmiddelen 4 zijn bij voorkeur hydraulisch. De krik 12 bestaat bij voorkeur uit een klassieke potkrik.

De werking en bediening van de aanhangwagen 1 kan eenvoudig uit de figuren 1-6 worden afgeleid. In de hoogste stand bevindt de laadvloer 3 zich op een hoogte zoals afgebeeld in figuur 1. De drukmiddelen 4 bevinden zich hierbij in een stand zoals afgebeeld in figuur 5.

Bij het neerlaten van de laadvloer 3 dient eerst de vergrendeling 35 te worden ontkoppeld, door aan het handvat 38 te trekken, en wordt vervolgens een kracht op het bedieningselement 40 voor het neerlaten van de krik 12 uitgeoefend. Hierdoor schuift de krik 12 langzaam in en zakt de laadvloer 3 tot in de laagste stand, dit betekent tot op de onderliggende bodem of tot in een eindpositie die bepaald is door aanslagen.

Het is duidelijk dat het gebruik van een potkrik toelaat dat de laadvloer zeer zacht kan neergelaten worden, daar deze langzaam inschuift.

Om de laadvloer 3 terug omhoog te brengen, dient de krik 12 te worden bekrachtigd, wat in het geval van een potkrik op bekende wijze gebeurt door middel van een hendel 41.

In figuur 7 is een variante weergegeven waarbij de voornoemde drukmiddelen 4 bestaan uit afzonderlijke drukcilinders die elk met de laadvloer 3 samenwerken. In het weergegeven voorbeeld is aan elke hoek een drukcilinder 42 aangebracht. Deze cilinders 42 zijn met hun huis 43 aan het frame 2 bevestigd, terwijl de vrije uiteinden van hun zuigerstangen 44 met de laadvloer 3 zijn gekoppeld. De cilinders 42 worden bevolen door middel van een druktoevoereenheid 45, zoals een elektrisch aangedreven oliepomp.

De uitvinding is vooral bedoeld voor aanhangwagens voor personenwagens.

Aangezien onder de laadvloer 3 geen plaats is voor de montage van de wielophanging wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een zeer specifieke uitvoeringsvorm, die zeer weinig plaats inneemt, en die zoals weergegeven in figuur 8 bestaat uit een scharnierophanging 46 aan ieder wiel 5, respektievelijk 6, en een hiermee samenwerkend veer-en dempmechanisme 47 dat op zijn beurt bestaat uit een helicoidale veer 48, waarbij de scharnierophanging 46 op deze veer 48 is afgesteund door middel van een element 49 uit schokdempend materiaal.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke aanhangwagen kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies.

1. - Aanhangwagen, daardoor gekenmerkt dat hij bestaat in de kombinatie van een verrijdbaar frame (2) ; een verplaatsbare laadvloer (3) die aan het frame (2) is opgehangen en die tussen minstens twee standen beweegbaar is, respektievelijk een geheven stand waarbij de laadvloer (3) zich op een zodanige hoogte bevindt dat de aanhangwagen (1) normaal verrijdbaar is en een neergelaten stand ; en drukmiddelen (4) om in een hoogteverplaatsing tussen het frame (2) en de laadvloer (3) te voorzien.

2.-Aanhangwagen volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat de drukmiddelen (4) van hydraulische aard zijn.

3.-Aanhangwagen volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de drukmiddelen (4) bestaan uit een krik (12).

4.-Aanhangwagen volgens konklusie 3, daardoor gekenmerkt dat de krik (12) een potkrik is.

5.-Aanhangwagen volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van een zitting (25) om de drukmiddelen (4) wegneembaar in aan te brengen.

6.-Aanhangwagen volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat tussen de drukmiddelen (4) en de laadvloer (3) een overbrenging (18) is aangebracht, zodanig dat een kleine verplaatsing van de drukmiddelen (4) resulteert in een grotere verplaatsing van de laadvloer (3). <Desc/Clms Page number 9> 7.-Aanhangwagen volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging (18) minstens bestaat uit een hefboommechanisme (19).

8.-Aanhangwagen volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging (18) gebruik maakt van een verplaatsbare katrol (20) met kabels (13-16) die, enerzijds, vast aan het frame (2) zijn verbonden en, anderzijds, aan de laadvloer (3) zijn gekoppeld.

9.-Aanhangwagen volgens konklusie 6, daardoor gekenmerkt dat de overbrenging (18) bestaat in de kombinatie van een hefboommechanisme (19) en een katrol (20) die door middel van het hefboommechanisme (19) verplaatsbaar is.

10.-Aanhangwagen volgens voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat tussen de drukmiddelen (4) en de laadvloer (3) verbindingselementen zijn aangebracht, bestaande uit kabels (13-16).

11.-Aanhangwagen volgens voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van een vergrendeling (35) die met de drukmiddelen (4) samenwerkt en die toelaat dat de laadvloer (3) in geheven stand kan worden vergrendeld.

12.-Aanhangwagen volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat de drukmiddelen (4) bestaan uit drukcilinders (42) die aan de hoekpunten van het frame (2) zijn bevestigd en aan de laadvloer (3) zijn gekoppeld.

13.-Aanhangwagen volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat hij van het type is dat achter een personenwagen kan worden vastgehaakt. <Desc/Clms Page number 10>

14.-Aanhangwagen volgens één der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het frame (2) hoofdzakelijk bestaat uit een U-vormig gebogen profiel (7).

15.-Aanhangwagen volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat hij is voorzien van een wielophanging die bestaat uit een scharnierophanging (46) aan ieder wiel (5), respektievelijk (6), en een hiermee samenwerkend veer-en dempmechanisme (47) dat op zijn beurt bestaat uit een helicoldale veer (48), waarbij de scharnierophanging (46) op deze veer (48) is afgesteund door middel van een element (49) uit schokdempend materiaal.