<Desc/Clms Page number 1>
WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERHANDELEN VAN VELLEN. De uitvinding betreft een werkwijze en inrichtingen voor het verhandelen van vellen, in het bijzonder van een reeks opeenvolgende tekstielvellen. In de confectie moeten vaak reeksen opeenvolgende vellen verhandeld en verwerkt worden. De verwerking kan een of meer bewerkingen omvatten zoals afzomen van de vellen, positioneren, samenvoegen, omkeren, plooien enz. Tot op heden moet het merendeel van de machines telkens manueel gevoed worden. Dit vergt veel bedieningspersoneel en aanzienlijke tussenvoorraden van vellenstapels bij elke verwerkingseenheid. Deze tussenvoorraden beslaan tevens een niet onbelangrijke plaatsruimte in het atelier.
Er zijn reeds talrijke pogingen ondernomen om hieraan tegemoet te komen. In het bijzonder heeft aanvrager systemen ontwikkeld voor het een per een afnemen van vellen van een stapel en deze in een juiste positie toe te voeren aan een of andere verwerkingseenheid. Deze vellenstapels zijn doorgaans rechtstreeks afkomstig van de snijzaal uit het confectieatelier. Dergelijke systemen zijn bekend, bv. uit de US-octrooien 3 981 495,4 348 018,4 437 655, en 4 572 499 van aanvrager. Wanneer deze vellen nu één per een deze verwerkingseenheid verlaten en in een volgend station een aanvullende bewerking moeten ondergaan dienen ze meestal op de een of andere manier weer verzameld of herstapeld te worden.
Bij deze herstapelingsbewerking dienen ze dan weer zo nauwkeurig mogelijk in de gewenste positie verzameld of samengebracht te worden met het oog op een vlotte aanvoer aan dit volgende bewerkingsstation. Vooropgesteld dat de bewerkte vellen, afgeleverd door een eerste verwerkingseenheid vlot en nauwkeurig automatisch kunnen op elkaar gestapeld worden in een vorm analoog aan deze van oorspronkelijke stapels die van de snijzaal komen, zou voor een aanvoer aan een tweede (en volgende) bewerkingsstation een machine volgens US-octrooi 4 572 499 goed geschikt zijn. Dit automatisch nauwkeurig op
<Desc/Clms Page number 2>
elkaar stapelen is evenwel een probleem, zodat genoemde machine vooralsnog minder inzetbaar is als aanvoerautomaat van reeds gedeeltelijk bewerkte vellen naar een tweede of volgende verwerkingseenheid.
Daarom heeft aanvrager een nuttige wikkelinrichting ontworpen waar opeenvolgende vellen tussen de opeenvolgende wikkelingen van een op te rollen band worden geklemd als opslag- of stapelorgaan voor deze vellen. Deze inrichting en haar toepassing bij het verhandelen van tekstielvellen is uitvoerig beschreven in de octrooiaanvrage PCT/BE 90/00052. Alhoewel deze inrichting reeds in een flexibele opslagmogelijkheid voorziet voor de vellen blijft voor bepaalde gevallen nog altijd het nadeel bestaan dat inherent is aan het feit dat het eerst opgewikkelde vel steeds binnenin de wikkel zit waardoor voor bepaalde verhandelingseisen een gemakkelijke bereik- barheid gehinderd blijft. Wil men immers de verzamelde vellen verder behandelen in de volgorde waarin ze opgenomen werden in de wikkel dan moet men eerst de wikkel omspoelen naar een andere.
Overigens moet men er rekening mee houden dat bij een wikkel in bedrijf de diameter (gemeten vanaf de klemlijn) zich continu wijzigt. Bij bv. een konstante toevoer-resp. afvoersnelheid van vellen aan, resp. uit wikkels zal dus ook de hoeksnelheid van de wikkels zich kontinu wijzigen hetgeen de snelheidsregeling van de wikkelaandrijving kan compliceren.
Onderhavige uitvinding laat nu toe deze nadelen te vermijden door een werkwijze te verschaffen voor het tijdelijk opslaan in een verplaatsbare verzamelinrichting van soepele vellen tussen een drager en daartegenover liggende aandrukmiddelen.
In het bijzonder wordt een werkwijze verschaft waarbij de vellen gedeeltelijk overlappend zijn gerangschikt en waarbij de vellen tijdens het opslaan tegen hun drager aangedrukt
<Desc/Clms Page number 3>
worden zodat ze ertegen aanklemmen over een bepaalde zone tussen hun toevoerplaats aan de drager en hun daarvan verwijderde doorvoer-, hetzij afvoerplaats weg van de drager.
Deze toevoer-en door-of afvoerplaats zijn daarbij elk vrij toegankelijk, dit in tegenstelling tot de uitvoeringen met wikkels zoals beschreven in PCT/BE 90/00052. De aandrukzone kan daarbij een aanpasbare positie, vorm en/of afmetingen bezitten. Overigens kunnen de aandrukkrachten regelbaar zijn in grootte, in de tijd en naar plaats in tenminste een deel van deze zone. De aandrukkrachten kunnen daarbij over een deel van genoemde zone verschillen van de aandrukkrachten over een ander deel.
Meestal zal het om een continu verlopende opslagoperatie gaan. De vellen worden dan geschikt aangevoerd aan een invoerzijde van de omlopende drager in de verzamelinrichting. Na het tenminste plaatselijk en voorbijgaand aandrukken en klemmen met deze drager worden ze onderling overlappend doorgevoerd naar een afvoerzijde alwaar ze uit de inrichting verwijderd worden. De omlopende drager zal bij voorkeur stapsgewijze doordraaien met staplengten die telkens gelijk zijn aan de afstand tussen overeenstemmende dwarsranden van twee opeenvolgende vellen.
De verplaatsbaarheid van de verzamelinrichting laat in principe toe de reeks daarin opgeslagen vellen naar wens over te brengen van een verwerkingsoperatie naar een andere. In een globale verwerkingsketen die meerdere verwerkingsstations omvat kunnen de vellen dus herhaaldelijk tijdelijk opgeslagen worden tussen opeenvolgende stations zoals hiervoor omschreven. Dit betekent dat de verzamelinrichtingen beurtelings aan hun toevoerzijde met vellen in een overlappende schikking geladen worden, respectievelijk aan hun afvoerzijde ontladen of geledigd worden.
<Desc/Clms Page number 4>
Deze herhaalde toevoer/afvoercyclus zal zelfs kunnen starten vanaf het automatisch overnemen van de vellen van een gesneden vellenstapel.
De verzamelinrichting kan immers aangeschakeld worden aan de uitgang van een opneemstation zoals bekend uit het US-octrooi 4 348 018 van aanvrager en analoog aan de overneembewerking geillustreerd in figuur 22 van PCT/BE 90/00052 waarin dan de wikkel (13, 24, 80) vervangen wordt door een verzamelinrichting volgens deze vinding.
De vers gevormde vellenstapels die afgeleverd worden door de snijinrichting kunnen dan geschikt doorgevoerd worden vanaf de snijtafel tot tegen of in het opneemstation waarin de vellen vervolgens een per een van de stapel afgerold worden en toegevoerd aan een eerste verzamelinrichting volgens de vinding. Deze doorvoerbewerking impliceert dat de stapel niet noodzakelijk meer van haar ondersteuningsplaat (met de hand) moet opgelicht worden. Hij kan op dezelfde ondersteuningsplaat blijven liggen of doorgeschoven worden. Hierdoor wordt de kans op verstoring van de stapelvorm en vellenschikking in de stapel (gepaard met een klassieke verhandeling via herhaald oplichten van en neerleggen op platen en vervoeren-bv. in karren-) vermeden.
Via een reeks verzamelinrichtingen die volgens de vinding geschikt doorheen de confectiewerkplaats kunnen vervoerd worden, bv over een railcircuit tussen de opeenvolgende verwerkingseenheden kan men in feite de gehele werkplaats automatiseren. Hierdoor kunnen de dode tijden (d. i. thans soms 70% tot 80% van de globale werktijd) tussen opeenvolgende bewerkingen in een klassiek atelier, alsook het inzetten van relatief veel bedieningspersoneel grotendeels vermeden worden. Dode tijden verlagen niet enkel de productiviteit of het rendement van het machinepark maar verhogen ook de sleet aan de machines door herhaaldelijk starten en stoppen.
<Desc/Clms Page number 5>
Door de automatisatie verschuift ook de arbeid van een eentonige uitvoerende naar een ergonomischer controletaak met minder personeel.
Tenslotte laat het inschakelen van een circuit verzamelinrichtingen tussen de opeenvolgende verwerkingsstations toe de vereiste plaatsruimte voor het park verwerkingsmachines (de verwerkingsketen) drastisch te reduceren. Ze maakt tevens een grotere standardisatie mogelijk voor de transportmiddelen doorheen het atelier.
De globale uitrusting voor het verhandelen van soepele vellen omvat dus tenminste een verzamelinrichting en tenminste een direct of indirect daarop aansluitende verwerkingseenheid voor de vellen en middelen voor het verwisselen van genoemde inrichting met een volgende zulke inrichting.
De verzamelinrichtingen zelf voor het toepassen van de werkwijze omvatten in wezen een in een verplaatsbaar raamwerk gemonteerde drager voor de vellen alsmede tegenover tenminste een bepaalde zone van de drager zich uitstrekkende aandrukof klemmiddelen. Het raamwerk is verplaatsbaar via bv. daarop bevestigde geleidingshaken die ingrijpen op een geleidingsrail. Deze rail is dan doorheen de werkplaats aangelegd volgens een geschikt bedieningstraject voor de verwerkingseenheden.
De inrichtingen kunnen voorzien zijn van regelelementen voor het aanpassen van de afmetingen, en eventueel van de relatieve positie en/of vorm van deze klemmiddelen. Ze kunnen ook uitgerust zijn met instelorganen voor het sturen van de klemdruk tegen de drager.
Wanneer de werkwijze een continu verlopende tijdelijke verzameloperatie is omvat de inrichting een omlopende transportband als drager waarbij de klemmiddelen zich uitstrekken
<Desc/Clms Page number 6>
tegenover tenminste een vlakke zijde van de transportband tussen invoer- en afvoerzijde voor de vellen.
De klemmiddelen kunnen zieh in wezen uitstrekken tegenover het gehele traject dat door de band wordt doorlopen van invoer-tot afvoerzijde voor de vellen. Ze kunnen daarbij stationair geplaatst zijn tegenover de band of tenminste voor een deel van hen voorzien zijn van organen om mee te bewegen met de band. De inrichting kan voorzien zijn van haar eigen aandrijfmiddelen, hetzij aangedreven worden van uit een mechanische koppeling met de naburige verwerkingseenheid.
Volgens een bepaalde uitvoering kunnen de transportband (drager), klemmiddelen, regelelementen en instelorganen gemonteerd zijn in een raamwerk voorzien van middelen om ze gezamenlijk te roteren rond een vertikale en twee onderling loodrechte horizontale assen.
Enkele uitvoeringsvormen van de vinding zullen thans toegelicht worden in het licht van bijgaande figuren. Ze zijn enkel als voorbeelden bedoeld. Interessante aspecten en bijkomende voordelen van de vinding zullen daarbij toegelicht worden : Figuur 1 is een aanzicht van een omlopende transportband als drager voor het tijdelijk opslaan van de vellen en samenwerkend met stationair opgestelde klemmiddelen.
Figuur 2 is een bovenzicht van figuur 1.
Figuur 3 betreft een schematisch zijaanzicht van een andere principe-uitvoering met een stationaire drager.
<Desc/Clms Page number 7>
Figuur 4 toont een doorsnede volgens 111-111 van de inrichting volgens figuur 3.
Figuur 5 toont een laad/losstation voor een verwerkingseenheid waarbij de verzamelinrichting een U-vormige opslagruimte voor de vellen omvat tussen een omlopende drager en stationaire klemmiddelen daaromheen.
Figuur 6 geeft een M-vormige opslagruimte weer waarbij de klemmiddelen meebewegen met de omlopende drager.
Figuur 7 illustreert het lossen van uit een eerste verzamelinrichting en het na verwerking opslaan in een tweede verzamelinrichting.
Figuur 8 stelt in perspectief een raamwerk voor waarin een verzamelinrichting rote. eerbaar opgehangen is om diverse wentelassen.
Figuur 9 is een schets van een uitrusting voor de bediening van een verwerkingseenheid en met een omlooptraject voor de verzamelinrichtingen.
De verzamelinrichting volgens figuren 1 en 2 omvat in wezen een raamwerk 8 dat via stangen 11 kan opgehangen worden in een niet nader voorgesteld omlooptraject en waarin een omlopende transportband 2 als drager is gemonteerd voor de overlappende vellen 3. De band 2 is aan zijn onderkant ondersteund door een vaste plaat 56. De vellen worden toegevoerd aan de toevoerzijde 4 en afgevoerd van de drager 2 aan de afvoerzijde 5 (hetzij tot daar doorgevoerd). Als stationaire aandrukklemmen strekken zieh een reeks opeenvolgende bistabiele platen 9 uit met in elkaar passende uitsteeksels 12 en uitsparingen 13. Deze platen 9 zijn scharnierend opgehangen in de punten 14 aan een balk 15 in het raamwerk.
<Desc/Clms Page number 8>
De klemdruk tegen de vellen 3 op de drager 2 kan gekozen worden door het niveau van de scharnierpunten 14 hoger of lager te kiezen.
De bistabile klemplaten 9 zijn evenwel ook nog verend opgehangen in de scharnierpunten 16 via een veerbelast hefboompje 17 dat kan op-en neer wentelen rond draaipunt 18. Door min of meer aanspannen van de veertjes 19 kan men dus de klemdruk instellen en sturen per plaat 9, d. w. z. per deel van de aandrukzone.
Figuren 3 en 4 tonen een verzamelinrichting omvattende een stationaire drager 2 gecombineerd met een onder veerdruk 20 belaste stationaire klemplaat 10 en met een daaromheen aandrukkende riemenopstelling 21. De via motor 23 aangedreven en omlopende riemen 21 kunnen met regelbare persdruk, geleverd door bv. hydraulische cilinders 22, neergelaten worden op de langsranden 49 van de vellen naast de klemplaat 10 en zodoende de vellen 3 meeslepen over de drager 2 van toevoer- 4 naar afvoerzijde 5. De afmetingen van de kontakt- en aandrukzone over de vellen zijn dus regelbaar in functie van de gekozen vorm van de riemenomloop. Het is evident dat de inrichtingen volgens figuren 1 tot 4 (en ook deze hierna te beschrijven) voor het opslaan (laden) zowel als voor het lossen van de vellen kunnen aangedreven worden in een richting van links naar rechts als omgekeerd.
Als laad/los-station voor een verwerkingseenheid 24 met bijhorende transportmiddelen 25 is in figuur 5 een verzamelinrichting geschetst met U-vormige opslagruimte voor overlappende vellen 3 tussen de transportband 2 als drager en de met behulp van veren 20 belaste tegendrukplaten 9 en 10 als klemmiddelen. Hierbij kunnen in dezelfde inrichting dus in principe te verwerken vellen in de keel 5 (stapsgewijze) afgevoerd worden aan de eenheid 24 terwijl de verwerkte vellen in keel 4 weer overlappend ingevoerd worden.
<Desc/Clms Page number 9>
Als de inrichting in zone 5 is leeggehaald met onverwerkte vellen is ze dus tegelijk in zone 4 weer opgevuld met verwerkte vellen en de aldus opnieuw geladen inrichting kan vertrekken naar de toevoerzijde van een volgende verwerkingseenheid.
Kenmerkend voor deze inrichting is de gebogen soepele overbruggingssectie 26 tussen de klemplaten 9 en 10. Dit is bv. een folie die bij de aangegeven draaizin van band 2 aan de plaatrand 27 is vastgemaakt. (Bij een omgekeerde draaizin zal de sectie 26 in rand 28 bevestigd en in rand 27 losgemaakt worden). Een U-vormige opslagruimte die via een invoerzijde 4 geladen werd kan eventueel geledigd worden via dezelfde keel 4 door de bewegingsrichting van de drager om te keren. Het laatst ingevoerde vel wordt dan eerst afgevoerd. (In dit geval is de afvoerplaats 5 dus geen eigenlijke afvoerplaats maar te beschouwen als een verst verwijderde doorvoerplaats).
In plaats van een U-vormige opslagruimte voor de vellen kan men opteren voor een zo mogelijk nog meer kompakte verzamelinrichting in de vorm van bv. een M of een S. Andere vormen zoals een L kunnen natuurlijk ook overwogen worden. Figuur 6 toont een M-vormige opslagruimte voor de vellen 3 tussen twee samenwerkende transportbanden 2 en 30 waarbij de ene fungeert als drager en de andere als meebewegend klemmiddel. De klemdruk tussen beide banden kan via spanorganen 29 geregeld worden.
Een handige manier om met zo weinig mogelijk plaatsverlies verhandelingsinrichtingen 1 doorheen een atelier te laten circuleren bestaat erin de inrichtingen l vertikaal, via geschikte railhaken 48, op te hangen aan geleidingsrails 36 en zo te verplaatsen. Figuur 7 illustreert dit. Vertrekkend van verzamelinrichting 1 vertikaal geplaatst (d. i. verplaatsbaar
<Desc/Clms Page number 10>
opgehangen aan de rail 36) boven de verwerkingseenheid 24 worden vellen 3 in afvoerkeel 5 stapsgewijze toegevoerd aan bv. een positioneerinrichting 31 voor de vellen. Van daar worden ze verder doorgevoerd doorheen de verwerkingseenheid naar een herstapelaar 32 die ze overlappend via een tussentransporteur 33 doorvoert naar de toevoerkeel 4 van verzamelinrichting 34.
Ter hoogte van de afvoer- 5 resp. toevoerzones 4 getoond in figuur 7 kunnen vanzelfsprekend geschikte tussenreserves aangelegd worden van enige vellen in gekende overbruggingsmiddelen 35,33 teneinde voldoende overbruggingstijd toe te laten voor het wisselen van de verzamelinrichtingen die de verwerkingseenheid 24 moeten bedienen.
Een andere verplaatsbare uitvoering van een zeer flexibel werkende verzamelinrichting 1 is weergegeven in figuur 8. De omlopende drager 2 en de daarmee samenwerkende klemmiddelen 9 zijn roteerbaar om diverse assen opgehangen in een freem 8 dat gemonteerd is op een via zwenkwieltjes 47 verrijdbaar chassis 37. Op het chassis zijn twee opstaande schroefstangen 38 bevestigd waarop via zwengels 39 de op-en neer beweegbare steunblokken 40 ingrijpen voor een raamwerk 41. De ketting 42 brengt de rotatie van de ene schroefstang over op de andere.
Het raamwerk 41 draagt de vertikale ring 43 en deze draagt op haar beurt via een wentelbare as 45 de drager 2. Door het feit dat de ring 43 via bv. een zwengel 46 over getande rollen 44 kan wentelen om een horizontale as evenwijdig aan de omlooprichting van band 2 is het dus mogelijk deze drager 2 ondersteboven te keren. Door de drager 2, die vastzit op de as 45 over 180 te wentelen keert men eveneens de drager ondersteboven maar tegelijk verwisselt men onderling zijn uiteinden van plaats. De band 2 kan ook hellend opgesteld worden in de inrichting.
Als besluit laat de inrichting dus toe de drager 2 te laten transleren (horizontaal verrijdbaar
<Desc/Clms Page number 11>
en vertikaal via zwengel 39) en te roteren om zowel een vertikale as (via zwenkwieltjes 47) als om twee onderling loodrechte horizontale assen (via rotatie van ring 43, resp. via as 45).
Tenslotte wordt een principe-opstelling voor een mogelijk omlooptraject van de verzamelinrichting in een atelier toegelicht aan de hand van figuur 9. Beschouwen we de lijn 36 als hoofdrailspoor in het atelier met een aftakkingsspoor 50 naar de toevoerpositie 51 van een eerste verwerkingseenheid 24. Dit spoor loopt door in een zgn. brugspoor 52 naar de afvoerpositie 53 van waar het railspoor 54 weer de aansluiting vormt met het hoofdspoor 36. De verzamelinrichting 1 spoort naar positie 51 en levert daar haar vellen af aan de eenheid 24 die de verwerkte vellen doorgeeft aan een andere verzamelinrichting in de positie 53. Wanneer de inrichting in positie 51 leeg is loopt ze door over het brugspoor 52 en zal de positie 53 innemen wanneer de aldaar gevulde verzamelinrichting doorgeschoven is in de richting van het hoofdspoor.
Dit kan rechtstreeks gebeuren of via een zijspoor 55 alwaar de gevulde inrichting eerst omgekeerd wordt vooraleer naar het spoor 36 door te schuiven. In feite zijn dus steeds drie inrichtingen 1 in omloop voor elke eenheid 24.
De verzamelinrichtingen kunnen vanzelfsprekend ook ingezet worden bij verwerkingseenheden zoals plooimachines resp. samenvoegmachines zoals die bv. geillustreerd zijn in figuur 10, resp. in figuren 12 of 13 in de octrooiaanvrage PCT/BE 90/00052.