<Desc/Clms Page number 1>
Elektrische friteuse.
De uitvinding heeft betrekking op een elektrische friteuse, die een binnenkuip bevat, een buitenmantel daarrond, een scharnierend deksel met ingebouwde filter en een op de buitenmantel gemonteerde bedieningskast met in de binnenkuip opgestelde dompelweerstand.
Om de frituurgeur en vette dampen te vermijden zijn de elektrische friteuses tegenwoordig veelal voorzien van een deksel met ingebouwde filter dat tijdens het frituren gesloten wordt gehouden.
Het gebruik van een verwarmingsdompelweerstand in de binnenkuip, in plaats van een verwarmingsweerstand die onder de binnenkuip is gelegen, laat toe in de binnenkuip een koude zone onder de dompelweerstand te kreëeren, waarin frituurdeeltjes die in de binnenkuip achterblijven zich kunnen verzamelen en niet verbranden.
Er zijn reeds friteuses bekend die én een deksel met filter én een dompelweerstand bezitten. De dompelweerstand steekt bij deze bekende friteuses evenwel doorheen openingen onderaan in de wand van de binnenkuip. Hierdoor is deze dompelweerstand niet uit de binnenkuip wegneembaar, hetgeen het reinigen van de binnenkuip ten zeerste bemoeilijkt.
Vandaar dat heden nog vele friteuses met een dompelweerstand geen deksel met filter bezitten dat tijdens het frituren op de friteuse kan blijven. Bij dergelijke friteuses gaat de dompelweerstand over de bovenste rand van de binnenkuip en buitenmantel heen om aan te sluiten op een bedieningskast die losneembaar op de buitenzijde van de buitenmantel is gemonteerd, waardoor het gebruik van een
<Desc/Clms Page number 2>
deksel met filter, dat nagenoeg dampdicht aansluit op de binnenkuip en/of buitenmantel, tijdens het frituren onmogelijk is.
De uitvinding heeft tot doel deze nadelen te verhelpen en een elektrische friteuse te verschaffen met een uitneembare dompelweerstand, een uitneembare binnenkuip en een deksel met filter dat de friteuse nagenoeg dampdicht afsluit.
Tot dit doel is tussen de rand van de binnenkuip en de buitenmantel, enerzijds, en het deksel in gesloten stand, anderzijds, plaatselijk een opening gevormd voor een doorgang voor de dompelweerstand al dan niet met kapillaire buisjes, en bevat de friteuse een losneembaar afdichtingselement waardoorheen de dompelweerstand, al dan niet met kapillaire buisjes, steekt, dat losneembaar in de opening voor de doorgang past en deze opening nagenoeg dampdicht afsluit.
Door de uitvinding worden de voordelen van een friteuse met filterdeksel, dit is dus het geurloos frituren gekombineerd met de voordelen van een friteuse met uitneembare dompelweerstand en bijgevolg met koude zone en gemakkelijk reinigbare binnenkuip.
In een bijzondere uitvoeringsvorm van de uitvinding is de opening voor de doorgang van de dompelweerstand en desgevallend van de kapillaire buisjes volledig in de binnenkuip en de buitenmantel aangebracht.
De opening voor de doorgang bevat dan een opening in de buitenmantel en een opening in de binnenkuip, en het afdichtingselement sluit ten minste de opening in de binnenkuip nagenoeg dampdicht af.
<Desc/Clms Page number 3>
De dompelweerstand is bij voorkeur vastgemaakt aan een bedieningskast die losneembaar op de buitenkant van de buitenmantel is gemonteerd en samen met de dompelweerstand van de friteuse kan worden weggenomen.
Deze bedieningskast kan op eender welke plaats op de buitenmantel zijn gemonteerd.
In een doelmatige uitvoeringsvorm van de uitvinding is het afdichtingselement van hittebestendige kunststof vervaardigd.
Om konstruktieve redenen bestaat het afdichtingselement bij voorkeur uit twee delen waartussen de einden van de dompelweerstand zijn gevat en die aan elkaar zijn vastgemaakt.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiervolgende beschrijving van een elektrische friteuse volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt de uitvinding niet. De verwijzingscijfers betreffen de hieraan toegevoegde tekeningen, waarin : figuur 1 een zijaanzicht met gedeeltelijke wegsnijding weergeeft van een elektrische friteuse volgens de uitvinding ; figuur 2 een doorsnede weergeeft volgens de lijn II-II uit figuur 1, op grotere schaal getekend ; figuur 3 een doorsnede weergeeft volgens lijn III-III uit figuur 2, op grotere schaal getekend ;
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 4 een zicht in perspektief weergeeft van het afdichtingselement uit de friteuse uit de vorige figuren ;
figuur 5 een zieht in perspektief weergeeft van binnenuit gezien, van een gedeelte van een friteuse volgens de uitvinding, maar de onderdelen uit elkaar weergegeven ; figuur 6 een dwarse doorsnede weergeeft van het gedeelte uit figuur 5 ; figuur 7 het detail weergeeft dat in figuur 1 door F7 is aangeduid, op grotere schaal getekend ; figuur 8 een zieht weergeeft volgens de pijl F8 uit figuur 7 ; figuur 9 het detail uit figuur 7 weergeeft maar met betrekking op een andere stand van de knop ; figuur 10 een zieht weergeeft volgens de pijl F10 uit figuur 9 ; figuur 11 een zieht in perspektief weergeeft analoog aan dit uit figuur 5, maar met betrekking op een vereenvoudigde variante van de uitvinding.
De elektrische friteuse weergegeven in de figuren 1 tot 10 bevat in hoofdzaak een metalen binnenkuip 1, een buitenmantel 2 van kunststof, een bedieningskast 3 die losneembaar op de buitenkant van de buitenmantel 2 is gemonteerd, een op deze bedieningskast 3 bevestigde dompelweerstand 4 die in hoofdzaak in de binnenkuip 1 is
<Desc/Clms Page number 5>
gelegen en een op de bedieningskast 3 scharnierend gemonteerd deksel 5 met ingebouwde filter 6.
Aan de kant van de bedieningskast 3 zijn zowel de binnenkuip 1 als de buitenmantel 2 van een opening 7, respektievelijk 8, voorzien. Beide openingen 7 en 8 geven op de bovenste rand van respektievelijk de binnenkuip 1 en de buitenmantel 2 uit en vormen samen een opening voor de doorgang van de dompelweerstand 4.
De dompelweerstand 4 bevat een lusvormig hoofdgedeelte 9 dat zich op een welbepaalde afstand boven de bodem van de binnenkuip 1 uitstrekt en waarin het eigenlijke verwarmingsweerstandelement is gelegen, twee opwaarts lopende gedeelten 10, en twee zich naar buiten uitstrekkend einden 11 waarop de gedeelten 10 bovenaan aansluiten. Deze einden 11 steken doorheen de openingen 7 en 8 en zijn vastgemaakt aan een bevestigingsplaatje 12 dat door boutjes 13 met moeren 14 aan de bedieningskast 3 is bevestigd. Ter versteviging van de bevestiging aan de bedieningskast 3 is tussen de moeren 14 en de wand van deze bedieningskast 3 een tegenplaatje 15 aangebracht.
Ter plaatse van de openingen 7 en 8 zijn voornoemde einden 11 van de dompelweerstand 4 gevat in een losneembaar afdichtingselement 16 dat de opening 7 nagenoeg dampdicht afsluit rond de einden 11.
Om konstruktieve redenen bestaat het afdichtingselement 16, uit twee boven elkaar gelegen delen 17 en 18 van kunststof.
De einden 11 van de dompelweerstand 4 zijn gevat tussen de delen 17 en 18 die aan elkaar zijn vastgemaakt door middel van schroeven 19.
<Desc/Clms Page number 6>
Alhoewel het afdichtingselement 16 ook de opening 8 in de buitenmantel 2 praktisch afdicht, is het vooral de opening 7 in de binnenkuip 1 die afgedicht wordt. Het afdichtingselement 16 is trouwens uitsluitend op deze binnenkuip 1 bevestigd, alhoewel niet rechtstreeks op de metalen wand van de binnenkuip 1, maar door tussenkomst van een U-vormig opvangstuk 20 dat op de randen van een uitsparing 21 in de binnenkuip 1 is geklemd of geklikt en dat het afdichtingselement 16 opvangt.
De bovenste rand van de binnenkuip 1 is naar buiten omgeplooid en ter plaatse van deze rand is de uitsparing 21 iets breder. De opstaande benen van het opvangstuk 20 reiken tot aan deze omgeplooide rand van de binnenkuip 1 en onder deze rand zijn deze benen op hun buitenzijde van een groef 22 voorzien die ook over de onderzijde van de bodem van dit opvangstuk 20 doorloopt. In deze groef 22 dringen de randen van de uitsparing 21 binnen bij het eenmalig aanbrengen van het opvangstuk 20 tijdens het monteren van de friteuse 1. De opening 7 in de binnenkuip 1 is dus door het opvangstuk 20 begrensd.
Op de binnenkant zijn de benen en de bodem van het opvangstuk 20 van een ribbe 23 voorzien, zoals vooral zichtbaar is in de figuren 5 en 6. Op de benen neemt de breedte van de ribbe 23 van de bodem naar boven toe af. Het afdichtingselement 16 is op zijn onderzijde en in zijn dwarse zijwanden van een met de ribbe 23 overeenstemmende groef 24 voorzien. De gedeelten van de groef 24 in de zijwanden van het afdichtingselement 16 zijn dus naar onder toe verwijdend, waardoor het over de ribbe 23 schuiven van dit afdichtingselement 16 wordt vergemakkelijkt.
Wanneer het afdichtingselement 16 volledig in het opvangstuk 20 is geschoven, zoals weergegeven in de figuren
<Desc/Clms Page number 7>
2 en 3, is de groef 24 volledig door de ribbe 23 gevuld en is de de opening 7 dampdicht afgedicht. De bovenkant van het afdichtingselement 16 en het opvangstuk 20 bezitten in dwarsdoorsnede dezelfde vorm als de dwarsdoorsnede van de rand van de binnenkuip 1 naast de opening 7, zodat de bovenste rand van de binnenkuip 1 als het ware ononderbroken doorloopt over het afdichtingselement 16 en het opvangstuk 20. Het deksel 5 kan dus dampdicht tegen de binnenkuip 1 aansluiten, ook ter plaatse van het afdichtingselement 16 en het opvangstuk 20.
In de bedieningskast 3 is de dompelweerstand 4 aangesloten op een netsnoer 25. Het onderste gedeelte van de bedieningskast 3 vormt een opbergruimte voor dit netsnoer 25. Het bovenste einde van deze bedieningskast 3 steekt boven de binnenkuip 1 en zelfs het deksel 5 in gesloten stand uit. Op dit uitstekende einde is een bedieningsknop 26 gemonteerd, terwijl in dit einde zowel de regelbare thermostaat 27 als de beveiligingsthermostaat 28 zijn opgesteld. De thermostaatvoelers bevinden zieh op het niveau van het hoofdgedeelte 9 van de dompelweerstand 4 in de binnenkuip 1 en zijn verbonden met de thermostaten 27 en 28 via kapillaire buisjes 29 die doorheen een opening 30 gevormd in het onderste deel 17 of het bovenste deel 18 van het afdichtingselement 16, lopen.
Zoals in detail is weergegeven in de figuren 7 tot 10 is de bedieningskast 3 losneembaar op de buitenkant van de buitenmantel 2 bevestigd door middel van een grendel 31.
Deze grendel 31 bestaat uit een knop 32, een daarop aansluitende as 33 en een grendelelement 34 op het einde van de as. De knop 32 is bereikbaar via een opening 35 in de buitenzijde van de bedieningskast 3 en kan van stand worden verdraaid. De as 33 strekt zieh uit doorheen een
<Desc/Clms Page number 8>
koker 36 die gevormd is in een uitstulpend gedeelte van een zijde van de bedieningskast 3 die tegen de buitenmantel 2 aanligt. Een veer 37 die in de uitstulping is gelegen en de koker 36 omringt, duwt bij ontgrendeling de knop 32 naar buiten, in de opening 35. Dit is nodig om de bedieningskast 3 van de buitenmantel 2 af te kunnen nemen.
Het grendelelement 34, dat zich aan de van de knop 32 verwijderde zijde van de koker 36 bevindt, bezit een konisch lichaam 38 dat aan de zijde van de as 33 door een flens 39 is omringd en dat op een afstand van de flens van twee diametraal tegenover elkaar gelegen, radiaal uitstekende vleugels 40 is voorzien.
Tussen deze vleugels 40 en de flens 39 kan een gedeelte van de buitenmantel 2 dat een opening 41, 42 omringt, worden gevat. Deze opening 41, 42 is tegenover de koker 36 aangebracht en is gevormd uit een rond, naar beneden uit center geplaatst ten opzichte van de aslijn van de koker 36, gedeelte 41, waarin het konische lichaam 38 past en uit twee diametraal gelegen uitsprongen 42.
In een stand, namelijk de in de figuren 9 en 10 weergegeven stand zijn de vleugels 40 tegenover de uitsprongen 42 gelegen. In deze stand kan men de knop 32, tegen de werking van de veer 37 in, induwen, waarbij het konische lichaam 38 in het ronde gedeelte 41 van de opening dringt tot de flens 39 tegen de buitenzijde van de buitenmantel 2 aanligt. Hierbij zijn de vleugels 40 doorheen de uitsprongen 42 gegaan en zijn dan aan de binnenzijde van deze buitenmantel 2 gelegen. Door het uit center plaatsen van het gedeelte 41 van de opening 41, 42 ten opzichte van de koker 36, wordt het konische lichaam 38 naar beneden getrokken bij het inbrengen van dit lichaam 38 in het gedeelte 41. Met dit konisch lichaam 38 wordt de koker 36,
<Desc/Clms Page number 9>
welke op zijn beurt een geheel vormt met de bedieningskast 3, mee naar beneden getrokken.
Door daarna de grendel 31 met behulp van de knop 32 over 90 te wentelen, haken de vleugels 40 zich aan de binnenzijde achter de buitenmantel 2 zoals weergegeven in de figuren 7 en 8, waardoor het grendelelement 34 vast op deze buitenmantel 2 is geklemd. Uit voorgaande weten wij dat het grendelelement 34 een geheel vormt met de kop 32 door middel van de as 33.
Tijdens het eerste gedeelte van de gekombineerde induw-en-draaibeweging van de grendel 31, wordt de bedieningskast 3 dus eerst naar beneden getrokken tengevolge van het indringen van het konische lichaam 38 in het uit center geplaatst gedeelte 41 van de opening 41, 42, waarna de bedieningskast 3 tegen de buitenmantel 2 wordt aangedrukt. Doordat het afdichtingselement 16 na montage een geheel vormt met de dompelweerstand 4 welke op zijn beurt n geheel vormt met de bedieningskast 3. Bij gevolg wordt door het naar beneden trekken van het konisch lichaam 38 het afdichtingselement 16 korrekt gepositioneerd in de opening 7 in de binnenkuip 1 of m. a. w. het afdichtingselement 16 is met zijn groef 24 over de ribbe 23 van het opvangstuk 20 geschoven.
Door de bevestiging van de bedieningskast 3 tegen de buitenmantel 2 wordt onrechtstreeks het afdichtingselement 16 op de binnenkuip 1 bevestigd.
Niet alleen de bedieningskast 3 maar ook het deksel 5 wordt gelijktijdig bevestigd op de friteuse aangezien dit deksel 5 scharnierend op de bedieningskast 3 is gemonteerd.
Hiertoe is het deksel 5 van twee wangen 43 voorzien die aan weerszijden van het bovenste gedeelte van de bedieningskast
<Desc/Clms Page number 10>
3 zijn gelegen en door middel van een scharnieras 44 aan dit bovenste einde zijn vastgemaakt. Deze scharnieras 44 is afgeplat, terwijl de wangen 43 van een gleuf voorzien zijn, een en ander zo dat, wanneer het deksel 5 over 90 graden is opengewenteld, het in opwaartse richting los van de scharnieras 44 kan worden geschoven.
In de binnenkuip 1 wordt op een bekende en hier niet nader beschreven manier nog een korf aangebracht die van een handgreep is voorzien.
Om de binnenkuip 1 te reinigen volstaat het dat men het deksel 5 openwentelt en in opwaartse richting losschuift, en men door het verdraaien van de grendel 31 de bedieningskast 3 losmaakt van de buitenmantel 2, waarna men de bedieningskast 3 samen met de dompelweerstand 4 en het afdichtingselement 16 van de binnenkuip 1 en de buitenmantel kan wegnemen. Daarna kan men de binnenkuip 1 uit de buitenmantel 2 nemen ter reiniging.
Na het reinigen van de binnenkuip 1 gaat men in omgekeerde volgorde tewerk en plaatst men eerst de binnenkuip 1 terug in de buitenmantel 2, waarna men de bedieningskast 3 met de dompelweerstand 4 en het afdichtingselement 16 terug op de buitenmantel 2 en in de binnenkuip 1 plaatst en vergrendelt, zodat het afdichtingselement 16 in de opening 7 komt te liggen. Daarna monteert men terug het deksel 5.
In figuur 11 is een vereenvoudigde variante van het afdichtingselement weergegeven. Deze variante verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm doordat het afdichtingselement 16 rechtstreeks over de rand van de uitsparing 21 van de binnenkuip 1 grijpt, en het opvangstuk 20 bijgevolg overbodig is. Uiteraard is de groef 24 in het
<Desc/Clms Page number 11>
afdichtingselement 16 aangepast aan de dikte van de binnenkuip 1.
In tegenstelling tot de eerste uitvoeringsvorm, moet de rand van de uitsparing 21 braamvrij zijn afgewerkt, hetgeen meestal een bijkomende bewerking vergt. Bij het terug plaatsen van de dompelweerstand 4, bijvoorbeeld na het reinigen, moet het afdichtingselement 16 nu met zijn groef 24 over de rand van de uitsparing 21 van de binnenkuip 1 worden geschoven.
De hiervoor beschreven friteuses kombineren de voordelen van een losneembare dompelweerstand en een deksel met filter. Men kan dus frituren met gesloten deksel, bekomt onder in de binnenkuip een koude zone en kan toch de binnenkuip gemakkelijk reinigigen door het wegnemen van de dompelweerstand.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen, en binnen het raam van de oktrooiaanvrage kunnen aan de beschreven uitvoeringsvormen vele veranderingen worden aangebracht, ondermeer wat betreft de vorm, de samenstelling, de schikking en het aantal van de onderdelen die voor het verwezenlijken ervan worden gebruikt.
In het bijzonder moet, bij de uitvoeringsvorm met opvangstuk rond de uitsparing in de binnenkuip, het afdichtingselement niet noodzakelijk op zijn buitenkant van een groef voorzien zijn. Dit element kan in plaats van een groef een uitstekende rand bezitten, in welk geval het opvangelement in plaats van een uitstekende rand een overeenstemmende groef bezit.
<Desc/Clms Page number 12>
Ook is het niet noodzakelijk dat de buitenmantel van kunststof is. Deze buitenmantel kan ook van metaal zijn vervaardigd.
De opening voor de doorgang van de dompelweerstand en de kapillaire buisjes moet ook niet noodzakelijk uitsluitend in de binnenkuip en de buitenmantel zijn aangebracht. Deze opening kan in al dan niet gelijke mate gedeeltelijk in deze binnenkuip en buitenmantel zijn gelegen en gedeeltelijk in het deksel, waarbij het afdichtingselement zowel op de binnenkuip als op het deksel zijn gemonteerd.
De opening voor de doorgang van de dompelweerstand en de kapillaire buisjes kan zelfs uitsluitend in het deksel zijn voorzien.
Het afdichtingselement moet niet noodzakelijk de opening in de binnenkuip nagenoeg dampdicht afsluiten. Het kan evengoed de opening in de buitenmantel nagenoeg dampdicht afsluiten of zowel de opening in de binnenkuip als de opening in de buitenmantel afsluiten.