BE1007548A3 - Inrichting voor het inbinden van bundels bladen. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het inbinden van bundels bladen, waarbij de bladen (3) door middel van een kleefmiddel (6) aan de rug (5) van een inbindelement (4) worden gehecht, daardoor gekenmerkt dat deze inrichting (1) automatische aandrukmiddelen vertoont om de bladen (3) in het kleefmiddel (6) te drukken, waarbij deze aandrukmiddelen minstens bestaan uit een trilmechanisme (7).

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Inrichting voor het inbinden van bundels bladen. 



  Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het inbinden van bundels bladen. 



  Het is bekend dat bladen kunnen worden ingebonden tot een bundel door deze bladen in een inbindelement aan te brengen waarvan de rug aan de binnenzijde is voorzien van een kleefmiddel. Het is eveneens bekend dat zulk kleefmiddel kan bestaan uit een lijm die bij een bepaalde temperatuur smelt. Hierbij wordt de lijm bij het inbinden verwarmd en worden de bladen tegen de lijm geplaatst, zodanig dat deze bij het smelten, onder hun eigen gewicht, in de lijm dringen en na het stollen van de lijm komen vast te zitten. 



  Bij de voornoemde techniek komt het regelmatig voor dat niet alle bladen in kontakt komen met de lijm.   om   hieraan te verhelpen kunnen de bladen tegen de rug van het inbindelement worden geklopt. Het inbinden van de bladen vergt dan ook een manuele tussenkomst. Bovendien wordt hierbij, ten einde een goed resultaat te bekomen, wel enige handigheid gevergd. 



  Bij het inbinden van relatief dikke bundels komt het ook regelmatig voor dat vervormingen optreden, doordat het moeilijk is om in een gelijkmatige aandrukkracht te voorzien. Meer speciaal komt het regelmatig voor dat de rug zich niet loodrecht op de bladen bevindt. Hierdoor ontstaat een vervorming die na het uitharden van de lijm blijft bestaan. 



  De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het inbinden van bundels bladen waarbij de voornoemde nadelen worden uitgesloten. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een inrichting die toelaat dat de voornoemde bundels op een gelijkmatige wijze worden ingebonden, ongeacht hun dikte. 



  Hiertoe betreft de uitvinding een inrichting voor het inbinden van bundels bladen, waarbij de bladen door middel van een kleefmiddel aan de rug van een inbindelement worden gehecht, daardoor gekenmerkt dat deze inrichting automatische aandrukmiddelen vertoont om de bladen in het kleefmiddel te drukken, waarbij deze aandrukmiddelen minstens bestaan uit een trilmechanisme, dat met de bundel en het inbindelement kan samenwerken. 



  Daarnaast is de inrichting bij voorkeur voorzien van een verwarmingselement om het kleefmiddel te verwarmen. Hierbij is de inrichting dan in de eerste plaats bedoeld voor het bundelen in inbindelementen die voorzien zijn van een laag thermo-aktiveerbare lijm, m. a. w. een kleefstof die bij een bepaalde temperatuur smelt. Het is duidelijk dat de verwarming dan ook gebeurt tot de hietoe gebruikelijke temperatuur. 



  In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de inrichting eveneens voorzien van een sturing, bijvoorbeeld een tijdsturing, die er voor zorgt dat eerst een opwarming plaatsvindt en vervolgens, terwijl de lijm van het bindelement nog vloeibaar en/of zacht is, in een trilcyclus wordt voorzien. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 figuur 1 schematisch een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een variante van de uitvinding weergeeft. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 heeft de uitvinding betrekking op een inrichting 1 om minstens   een   bundel 2, gevormd uit een pak bladen 3, in te binden door middel van een inbindelement 4, bijvoorbeeld een map, dat aan de binnenzijde van zijn rug 5 is voorzien van een kleefmiddel 6, bijvoorbeeld een lijmlaag die bij een bepaalde temperatuur smelt. 



  Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat de inrichting 1 automatische aandrukmiddelen vertoont om de bladen 3 in het kleefmiddel 6 te drukken, waarbij deze aandrukmiddelen minstens bestaan uit een trilmechanisme 7 dat met de betreffende bundel 2 en het betreffende inbindelement 4 kan samenwerken. 



  Zoals uit de verdere beschrijving nog zal blijken, is het trilmechanisme 7 bij voorkeur zodanig opgevat dat de trillingen minstens werkzaam zijn volgens een richting loodrecht op de rug 5 van de in te binden bundels 2. Meer speciaal wordt hiertoe gebruik gemaakt van een trilelement 8 dat een trilbeweging T uitvoert zoals is afgebeeld in figuur   1,   namelijk vertikaal. 



  Het trilmechanisme 7 is bij voorkeur van zulke aard dat het in klopbewegingen voorziet, met andere woorden bewegingen waarbij het inbindelement 4 met de bundel 2 loskomt van het eronder gelegen steunvlak, om vervolgens met een slag terug hiermee in kontakt te komen. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Het trilelement 8 werkt bij voorkeur samen met de rug 5. In het bijzonder geniet het de voorkeur dat het trilelement 8 een steunvlak 9 vertoont waarop de bundel 2 rechtop kan worden geplaatst, zodanig dat hij onder zijn eigen gewicht op het trilelement 8 rust. 



  Het trilmechanisme 7 kan van verschillende aard zijn. 



  Zoals weergegeven in figuur 1 kan dit bestaan uit het voornoemde trilelement 8, een excentriek 10 om de trilbeweging T te veroorzaken en een motor 11 om het excentriek 10 aan te drijven. 



  Zoals nog is weergegeven in figuur   1,   kan de inrichting 1 voorzien zijn van een magazijn 12 dat toelaat om meerdere bundels 2 met bijhorende inbindelementen 4 in de inrichting 1 aan te brengen. De bundels 2 kunnen hierbij   een   na   een   worden getrild. Ten einde dit te verwezenlijken is de inrichting 1 uitgerust met transportmiddelen 13 die in een onderlinge verplaatsing tussen de bundels 2 in het magazijn 12 en het trilmechanisme 7 voorzien.

   In het weergegeven voorbeeld bestaan deze transportmiddelen 13 uit een eindloze band 14, die zieh horizontaal onder het magazijn 12 uitstrekt, waaraan het trilmechanisme 7 is bevestigd,   een   en ander zodanig dat de verschillende bundels 2 in hun inbindelementen 4 op de band 14 rusten en het trilmechanisme 7   een   na   een   onder de bundels 2 kan worden gebracht. 



  De band 14 kan hierbij stapsgewijs of kontinu worden voortbewogen, bijvoorbeeld door middel van een motor 15. Aan het einde van de cyklus kan de band 14 ofwel worden doorgedraaid, ofwel worden teruggedraaid, tot het trilmechanisme 7 terug in de beginstand staat. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Het magazijn 12 kan bestaan uit een aantal kompartimenten 16 die gevormd zijn door parallel naast elkaar geplaatste vertikale schotten 17. 



  Bij voorkeur is de inrichting 1 uitgerust met een verwarmingselement 18 dat voorafgaandelijk aan het trillen in de opwarming en het smelten van het kleefmiddel 6 voorziet. 



  De werking van de inrichting van figuur 1 kan eenvoudig uit deze figuur worden afgeleid. De in te binden bundels 2 worden in inbindelementen 4 in de kompartimenten 16 aangebracht. In de beginstand bevindt het verwarmingselement 18 zich onder het meest rechtse kompartiment 16 en voorziet in de opwarming van het kleefmiddel 6 van het hierin aangebrachte inbindelement 4. 



  Nadat het kleefmiddel 6 gesmolten is, wordt het verwarmingselement 18 onder het volgende inbindelement 4 gebracht, door de verdraaiing van de band 14, en komt het trilmechanisme 7 onder het meest rechtse kompartiment 16. 



  Door de trilbeweging T zakken de bladen 3 tot onderaan of vrijwel onderaan in het gesmolten kleefmiddel 6 en ontstaat een gelijkmatige inbinding. Door het verder verplaatsen van de band 4 wordt dit procédé herhaald voor de andere in te binden bundels 2. 



  Zoals weergegeven in figuur 2, kan het verwarmingselement 18 ook ingebouwd zijn in het trilelement 8. Hierbij wordt dan eerst het verwarmingselement 18 ingeschakeld, en na een bepaalde tijd het trilmechanisme 7. Bij het trillen kan het verwarmingselement 18 al dan niet ingeschakeld blijven. 



  Het is duidelijk dat volgens de uitvinding onder "het aandrukken van de bladen" elke handeling wordt verstaan die ertoe bijdraagt dat de bladen in de lijm dringen, ongeacht 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 of de trilkracht op de bladen 3, op de rug 5 van het inbindelement 4 of op beide wordt uitgeoefend. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het inbinden van bundels bladen kan in verschillende vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

Konklusies.

1. - Inrichting voor het inbinden van bundels bladen, waarbij de bladen (3) door middel van een kleefmiddel (6) aan de rug (5) van een inbindelement (4) worden gehecht, daardoor gekenmerkt dat deze inrichting (1) automatische aandrukmiddelen vertoont om de bladen (3) in het kleefmiddel (6) te drukken, waarbij deze aandrukmiddelen minstens bestaan uit een trilmechanisme (7).

2.-Inrichting volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een verwarmingselement (18) om het kleefmiddel (6) te verwarmen.

3.-Inrichting volgens konklusie 2, daardoor gekenmerkt dat zij een sturing bevat die er voor zorgt dat eerst een opwarming plaatsvindt door middel van voornoemd verwarmingselement (18) en vervolgens het trilmechanisme (7) wordt ingeschakeld.

4.-Inrichting volgens konklusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat het verwarmingselement (18) voorziet in een opwarming, voldoende om thermo-aktiveerbare lijm te doen smelten.

5.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij zodanig is opgevat dat de trillingen van het trilmechanisme (7) minstens werkzaam zijn volgens de richting loodrecht op de rug (5) van het inbindelement (4).

6.-Inrichting volgens konklusie 5, daardoor gekenmerkt dat zij zodanig is opgevat dat de trillingen van het trilmechanisme (7) werkzaam zijn in de vertikale richting. <Desc/Clms Page number 8>

7.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het trilmechanisme (7) voorziet in een klopwerking.

8.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het trilmechanisme (7) is voorzien van een trilelement (8) dat met de rug (5) van het inbindelement (4) samenwerkt.

9.-Inrichting volgens konklusie 8, daardoor gekenmerkt dat het betreffende inbindelement (4) met de hierin aangebrachte bladen (3) tijdens het inbinden met de rug (5) op het trilelement (8) rust.

10. - Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een magazijn (12) waarin meerdere inbindelementen (4) met in te binden bundels bladen (3) kunnen worden aangebracht en transportmiddelen (13) die in een onderlinge verplaatsing tussen het magazijn (12) en het trilmechanisme (7) voorzien, zodanig dat het trilmechanisme (7) opeenvolgend met de rug (5) van ieder inbindelement (4) kan samenwerken.

11. - Inrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat de transportmiddelen (13) bestaan uit een eindloze band (14) waaraan het trilmechanisme (7) is bevestigd.

12.-Inrichting volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een verwarmingselement (18) hetwelke voor het trilmechanisme (7) aan de band is bevestigd, zodanig dat het verwarmingselement (18) en het trilmechanisme (7) gelijktijdig elk met een in het magazijn (12) aangebracht inbindelement kunnen samenwerken, waarbij door de beweging van de transportmiddelen erin wordt voorzien dat bij de verplaatsing van het verwarmingselement <Desc/Clms Page number 9> (18) naar een volgend inbindelement (4), het trilmechanisme (7) aan het zopas verwarmde inbindelement (4) wordt gepresenteerd.

13.-Inrichting volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat het trilmechanisme (7) is samengesteld uit een trilelement (8), een excentriek (10) om de trilbeweging (T) te leveren en een motor (11) om het excentriek (10) aan te drijven.