BE1007537A3 - Ophangingsarmatuur voor een vals plafond. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een ophanginsarmatuur voor een vals plafond bestaande uit hoofdprofielen die in dwarsdoorsnede nagenoeg de vorm van een omgekeerde T desgevallend een dubbele T vertonen, met een lijf en minstens onderaan 2 zijdelings verspringende flenzen en daarmede samenwerkende dwarsprofielen, met het kenmerk dat het lijf (2) van bedoelde dwarsprofielen (5,6,7) bij elk uiteinde verder dan de flenzen (3) hiervan doorgetrokken en over een hoek omgebogen is terwijl het hoofdprofiel (1) sleuven (4) vertoont voor het opvangen van de uiteinden van dwarsprofielen (5,6,7).

Description

   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  "ophangingsarmatuur voor een vals plafond" 
Deze uitvinding heeft betrekking op een ophangingsarmatuur voor een vals plafond bestaande uit hoofdprofielen die in dwarsdoorsnede nagenoeg de vorm van een omgekeerde T, desgevallend een dubbele T, vertonen,   m. a. w.   een profiel met een lijf en, in de gebruiksstand, minstens onderaan twee zijdelings verspringende flenzen en daarmede samenwerkende dwarsprofielen met een analoge dwarsdoorsnede. 



   Valse plafonds die gebruik maken van hoofdprofielen en deze profielen onder een hoek van 900 kruisende dwarsprofielen zijn bekend. De tussen bedoelde profielen ontstane ruimtes worden met rechthoekige, veelal vierkante, panelen afgewerkt. Het ontstane patroon is dus steeds orthogonaal. Het realiseren van plafonds met een van bedoeld orthogonaal patroon afwijkend patroon is dan ook om technische en economische redenen niet, of althans zeer moeilijk, haalbaar. 



   De uitvinding heeft nu tot doel een ophangingsarmatuur voor dergelijke plafonds voor te schrijven die toelaat dwarsprofielen onder een hoek ten opzichte van de hoofdprofielen te monteren zodat ook bij de afwerking van het plafond beroep kan worden gedaan op driehoekige, ruitvormige of trapeziumvormige panelen. 



   Om dit volgens de uitvinding mogelijk te maken, is het lijf van bedoeld dwarsprofiel bij elk uiteinde verder dan de flenzen hiervan doorgetrokken en 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 over een hoek omgebogen, terwijl het hoofdprofiel, in het gebied waar   een   of meer dwarsprofielen het hoofdprofiel onder bedoelde hoek kruisen, sleuven vertoont voor het opvangen van de uiteinden van dwarsprofielen. 



   In de meest voordelige uitvoeringsvorm bedragen de hoeken waaronder de uiteinden van het lijf van een dwarsprofiel zijn omgebogen 45 , respectievelijk 1350. 



   Een merkwaardigheid van de uitvinding bestaat hierin dat de flenzen behorende tot een dwarsprofiel, die in de gebruiksstand onderaan voorkomen, smaller zijn dan de flenzen behorende tot een hoofdprofiel, derwijze dat het snijpunt tussen twee zieh naar elkaar onder een hoek van 450 respectievelijk 1350 uitstrekkende dwarsprofielen precies met de zijrand van de flens van een hoofdprofiel samenvalt. 



   Kenmerkend voor de uitvinding is het feit dat de relatie tussen de breedte A van een hoofdprofiel en de breedte B van alle dwarsprofielen aande volgende vergelijking B =    A*\/2   beantwoordt. 



   Andere details en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hiernavolgende beschrijving van een ophangingsarmatuur voor een vals plafond, volgens de uitvinding. Deze beschrijving wordt uitsluitend bij wijze van voorbeeld gegeven en   beperk   de uitvinding niet. De verwijzingscijfers hebben betrekking op de hieraan toegevoegde figuren. 



   Figuur 1 is een zijaanzicht op het gedeelte van een hoofdprofiel in het gebied waar de sleuven voorkomen voorzien voor het opvangen van de einden van samenvloeiende dwarsprofielen. 



   Figuur 2 is gedeeltelijk een bovenaanzicht en gedeeltelijk een langsdoorsnede door een hoofdprofiel en meerdere samenvloeiende 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 dwarsprofielen. 



   Figuur 3 is een perspectivische voorstelling van de uiteinden van meerdere samenvloeiende dwarsprofielen en een gedeelte van een hoofdprofiel. 



   Figuren 4 tot 9 vertonen schematisch meerdere mogelijke patronen te verwezenlijken bij middel van hoofd-en dwarsprofielen volgens de uitvinding. 



   Het ophangingsarmatuur door deze figuren voorgesteld, bestaat uit de combinatie van hoofdprofielen 1 die op gebruikelijke wijze bestaan uit een lijf 2 en twee zich zijdelings uitstrekkende vleugels 3. De hoofdprofielen, zoals trouwens ook de verder nog te beschrijven dwarsprofielen vertonen dus de vorm van een omgekeerde T. Het is duidelijk dat ook gebruik zou kunnen worden gemaakt van een zogenaamde dubbele T. 



   In het lijf 2 van de hoofdprofielen 1 is in het gebied waar   een   of meerdere dwarsprofielen met het hoofdprofiel moeten worden verbonden een reeks sleuven 4 voorzien voor het opvangen van de uiteinden van dwarsprofielen (minimum   een,   maximaal zes). 



   De dwarsprofielen kunnen profielen 5 zijn die zieh dan orthogonaal ten opzichte van een hoofdprofiel 1 uitstrekken of linkse en rechtse dwarsprofielen die bijvoorbeeld onder een hoek van 450 ten opzichte van een hoofdprofiel 1 moeten worden gemonteerd. Dergelijke linkse en rechtse dwarsprofielen dragen in de figuren 2 en 3 de verwijzingen 6 en 7. 



   Het lijf van al deze dwarsprofielen wordt verlengd met een uiteinde dat zieh in de hartlijn van het lijf 2 van een profiel 5 uitstrekt. Het uiteinde van een dwarsprofiel 5 draagt de verwijzing 5'. De uiteinden van de linkse en rechtse 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 dwarsprofielen 6 en 7 dragen de verwijzing 6'en 7'. 



   De uiteinden   6'en 7'van   het lijf 2 van een rechts en een links dwarsprofiel 6, respectievelijk 7, zijn onder een hoek van 450 gebogen ten opzichte van het lijf van dergelijke rechtse en linkse dwarsprofielen, maar deze hoek zou desgevallend ook 1350 kunnen bedragen. 



   Alle uiteinden van de verschillende dwarsprofielen,   t. w.   de uiteinden 5', 6'en 7', vertonen bovenaan een uitsprong 8 en onderaan een inkeping 9. 



   Uit de figuren 1 en 2 kan worden afgeleid dat de uiteinden 5', 6'en 7'van de verschillende dwarsprofielen in de sleuven of inkepingen 4 van een hoofdprofiel 1 telkens links en rechts, naast elkaar in de sleuven 4 passen. In figuur 2 merkt men hoe de uiteinden van de verschillende dwarsprofielen naast elkaar in de sleuven 4 van een hoofdprofiel 1 passen en niet meer uit deze sleuven kunnen wegschuiven dankzij de aanwezigheid van de haken 8 en van de inkepingen 9. 



   Om de verschillende dwarsprofielen 5, 6 en 7 mooi te laten samenvloeien langs de rand van de vleugels 3 van een hoofdprofiel   1,   zijn deze dwarsprofielen volgens de gewenste hoek gesneden. Een dwarsprofiel 5 dat met twee dwarsprofielen 6 en 7 samenvloeit, kan op zijn beurt al dan niet in punt worden uitgesneden. 



   Men zal opmerken dat de hartlijnen van alle op een hoofdprofiel samenvloeiende dwarsprofielen in   een   punt op dit hoofdprofiel samenvallen. Langs weerszijden van een hoofdprofiel kan men dus steeds twee of groepen van twee dwarsprofielen aantreffen waarvan de hartlijnen in elkaars verlengde liggen. Dit heeft zowel een plaatsingstechnisch als economisch 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 voordeel in verband met de panelen die de opening tussen de verschillende profielen opvullen. 



   Standaardpanelen zijn vierkant of rechthoekig. Deze standaardpanelen kunnen nu op een eenvoudige wijze geschikt gemaakt worden voor het opvullen van openingen in het diagonaalsysteem. Bij doorsnijden over de diagonaal is het restmateriaal dat overblijft door zijn vorm en afmetingen direkt herbruikbaar op een andere plaats in een patroon. 



  Restmateriaal is dus geen afval. 



   De verhouding tussen de breedte van een dwarsprofiel en deze van een hoofdprofiel 1 kan als volgt worden bepaald. Het mathematische verband tussen beide breedtes dat voor het ophangingssysteem volgens de aanvraag wezenlijk is, ligt in de relatie tussen de breedte A van het hoofdprofiel 1 en de breedte B van alle dwarsprofielen,   d. i. :   B =      A V2. Dit geeft bijvoorbeeld voor een breedte van de vleugels van een hoofdprofiel gelijk aan 21 een breedte van de vleugels van een hoofdprofiel gelijk aan de helft van 21 x   1, 4142.... Dit   bepaalt de breedte B van alle dwarsprofielen op 14, 8491 afgerond op 15. 



   Men begrijpt dat aan de hand van de verschillende profielen en de combinatie tussen hoofdprofielen en dwarsprofielen talloze varianten kunnen worden opgebouwd en dat dus een vals plafond nu bepaalde patronen kan gaan vertonen die sterk afwijken van de tot nog toe betrekkelijk eentonige orthogonale patronen. 



   De uitvinding is dan ook niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen en vele wijzigingen zouden hieraan kunnen worden aangebracht voor zover deze wijzigingen vallen binnen het raam van de hieraan toegevoegde conclusies.

Claims (5)

1. CONCLUSIES 1. Ophangingsarmatuur voor een vals plafond bestaande uit hoofdprofielen die in dwarsdoorsnede nagenoeg de vorm van een omgekeerde T desgevallend een dubbele T vertonen, m. a. w. een profiel met een lijf en, in de gebruiksstand, minstens onderaan twee zijdelings verspringende flenzen en daarmede samenwerkende dwarsprofielen met een analoge dwarsdoorsnede, met het kenmerk dat het lijf (2) van bedoelde dwarsprofielen (5,6, 7) bij elk uiteinde verder dan de flenzen (3) hiervan doorgetrokken en over een hoek omgebogen is, terwijl het hoofdprofiel (1), in het gebied waar een of meer dwarsprofielen (5,6, 7) het hoofdprofiel onder bedoelde hoek kruisen, sleuven (4) vertoont voor het opvangen van de uiteinden van dwarsprofielen (5,6, 7).
2. 2. Ophangingsarmatuur volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de hartlijnen van alle dwarsprofielen elkaar kruisen in een punt gelegen op de hartlijn van een hoofdprofiel waarop zij samenvloeien.
3. 3. Ophangingsarmatuur volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk dat de hoeken waaronder de uiteinden van het lijf (2) van een dwarsprofiel (5,6, 7) zijn omgebogen 450 bedraagt, respectievelijk 1350.
4. 4. Ophangingsarmatuur volgens een van de conclusies 1, 2 en 3, met het kenmerk dat de flenzen (3) behorende tot een dwarsprofiel (5,6, 7), die in de gebruiksstand onderaan voorkomen, smaller zijn dan de flenzen (3) behorende tot een hoofdprofiel derwijze dat het snijpunt tussen twee zieh naar elkaar onder een hoek van 450, respectievelijk 1350 uitstrekkende dwarsprofielen precies met de zijrand van de flens van een hoofdprofiel samenvalt.
5. 5. Ophangingsarmatuur volgens conclusie <Desc/Clms Page number 7> 4, met het kenmerk dat de relatie tussen de breedte A van een hoofdprofiel en de breedte B van alle dwarsprofielen aan de volgende vergelijking B =1/2 A #2 beantwoordt.