BE1007295A5

BE1007295A5 - Weefsel, in het bijzonder tapijt.

Info

Publication number: BE1007295A5
Application number: BE9300747A
Authority: BE
Original assignee: Wiele Michel Van De Nv
Priority date: 1993-07-16
Filing date: 1993-07-16
Publication date: 1995-05-09

Abstract

Weefsel dat uit bindkettingdraden (3,4), spankettingdraden (9,10), inslagdraden (6,7,8) en pooldraden (11,12,13,14) bestaat, waarbij bindkettingsdraden paarsgewijs zich kruisen om een reeks openingen te vormen, met het kenmerk dat, voor elke opening tenminste een pooldraad (11,12,13,14) zich uitstrekt of loopt tussen, enerzijds, de eerste inslagdraden (6) en anderzijds de tweede inslagdraad (7) en de derde inslagdraad (8) van een opening (50), en tussen, enerzijds, de tweede inslagdraad (7) en de derde inslagdraad (8) van bovengenoemde opening (50) en, anderzijds, de eerste inslagdraad (6) van een naast boven bepaalde opening (50) gelegen opening (51), waarbij, een pooldraad, alvorens niet meer tussen eerste en derde inslagdrden (6,8) van een of meerdere openingen ingebonden te worden en zich tussen, enerzijds, de tweede en derde inslagdraden van een bepaalde opening en, anderzijds, de eerste inslagdraad van de naast bovengenoemde bepaalde opening gelegen opening uit te strekken, tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad (6) van een bepaalde opening en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden (7,8) van die bepaalde opening loopt.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  WEEFSEL, IN HET BIJZONDER TAPIJT 
Huidige uitvinding heeft betrekking op een weefsel, in het bijzonder op een tapijtweefsel waarin de werkende pooldraden of poollussen speciaal gebonden zijn, namelijk doorgebonden zijn en waarbij de niet werkende pool ingebonden wordt. 



   Door die speciale binding lopen de vrije uiteinden van de pooldraadlussen van de werkende pool in een nagenoeg zelfde richting die min of meer loodrecht is ten opzichte van de basis struktuur bestaande uit inslagdraden en bindkettingdraden. 



   Het weefsel volgens de uitvinding bestaat uit bindkettingdraden, spankettingdraden, inslagdraden en pooldraden, waarbij bindkettingdraden paarsgewijs zieh kruisen om een reeks openingen te vormen die zieh telkens bevinden tussen twee kruispunten van de bindkettingdraden van een paar, waarbij pooldraden of delen ervan aan de inslagdraden gebonden zijn, terwijl drie inslagdraden door elke opening doorgaan om aldus een drieschotbinding te vormen. 



   Door elke opening lopen er drie inslagdraden, waarvan de tweede en de derde op een nagenoeg zelfde afstand van een eerste kruispunt van een opening gelegen zijn, terwijl de eerste verwijderd is van dit eerste kruispunt van een afstand die groter is dan bovengenoemde afstand eerste kruispunt-tweede of derde inslagdraad, zodat die eerste inslagdraad naast het tweede kruispunt van de opening gelegen is, welk tweede kruispunt het 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 eerste kruispunt is van een naast gelegen opening. 



   Voor elke opening strekt een werkende pooldraad zieh uit tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad en, anderzijds de tweede en de derde inslagdraad van een opening en tussen, enerzijds, de tweede en derde inslagdraden van bovengenoemde opening en, anderzijds, de eerste en tweede inslagdraad van een naast boven bepaalde opening gelegen opening. 



   In het weefsel volgens de uitvinding loopt dus een pooldraad, alvorens niet meer tussen eerste en derde inslagdraden van een of meerdere openingen ingebonden te worden en zieh tussen enerzijds, de tweede en derde inslagdraden van een bepaalde opening en, anderzijds, de eerste inslagdraad van de naast bovengenoemde bepaalde opening gelegen opening uit te strekken, tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad van een bepaalde opening en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden van die bepaalde opening. 



   In een uitvoeringsvorm vertoont het weefsel twee tegenoverliggende zijden, namelijk een rugzijde en een poolzijde welke gericht is naar de vrije uiteinden van de pooldraden die met een gekende inrichting doorgesneden worden. In die uitvoeringsvorm is de reeks van derde inslagdraden gericht naar de rugzijde ten opzichte van de reeks van tweede inslagdraden, terwijl de spankettingdraden zieh uitstrekken tussen eerste en derde inslagdraden, waarbij de pooldraadlussen van de werkende of opstaande pool, langs de rugzijde beschermd worden door die spankettingdraden. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   Volgens een kenmerk van het weefsel volgens de uitvinding lopen de pooldraden zieh, alvorens niet meer in het weefsel ingebonden te worden of alvorens in het weefsel ingebonden te worden tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad van een bepaalde opening en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden van die bepaalde opening en tussen, enerzijds, de tweede inslagdraad en de derde inslagdraad van bovengenoemde opening en anderzijds de eerste inslagdraad van een naast boven bepaalde opening gelegen opening. 



   In uitvoeringsvormen die de voorkeur genieten, heeft tenminste een inslagdraad per opening, een dikte die kleiner is dan de dikte van een andere inslagdraad. 



   De uitvinding heeft nog betrekking op een struktuur bestaande uit twee weefsels waarvan tenminste een weefsel een weefsel volgens de uitvinding is. 



   Andere kenmerken en details van de uitvinding zullen uit de volgende beschrijving voortvloeien waarin verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen. 



   In die tekeningen tonen : - figuur 1 in doorsnede een uitvoeringsvorm van een struktuur volgens de uitvinding ; figuur 2 in doorsnede een andere uitvoeringsvorm van een struktuur volgens de uitvinding, en figuren 3 t/m 6 de ligging van de inslagdraden de ene ten opzichte van de andere van meerdere uitvoeringsvormen. 



   Figuur 1 toont een struktuur volgens de uitvinding bestaande uit een bovenweefsel 1 en een onderweefsel 2. Elk weefsel bestaat uit : 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 * bindkettingdraden 3, 4 die paarsgewijze zieh kruisen om een reeks openingen   50, 51, 52, 53, 54,   enz. te vormen die telkens gelegen zijn tussen twee kruispuntgen (500, 501 voor de opening 50) van de bindkettingdraden   3, 4,     * voor   elke opening van een weefsel dat tussen twee bindkettingdraden gedefinieerd is, drie inslagdraden 6, 7, 8 die door de bindkettingdraden afgebonden worden, * spankettingdraden (9 voor het bovenweefsel, 10 voor het onderweefsel) en * pooldraden 11,12, 13 die onder-en bovenweefsel verbinden en die door de inslagdraden afgebonden zijn om pool te vormen tussen het bovenweefsel 1 en het onderweefsel 2,   d.

   i.   werkende pool. 



   De inslagdraden 6, 7, 8 die door een opening, b. v. 50, van een weefsel lopen, lopen ook door de opening die naast bovengenoemde opening gelegen is en die gevormd is tussen naastgelegen bindkettingdraden van hetzelfde weefsel. 



   Voor elke opening,   b. v.   50, is een eerste inslagdraad 6 na het kruispunt 500 gelegen, terwijl de twee andere inslagdraden 7, 8 op een nagenoeg zelfde afstand gelegen zijn van bovengenoemd kruispunt 500 van de opening waarin bovengenoemde inslagdraden 6, 7, 8 zieh bevinden. 



   Voor elke opening van elk weefsel   1, 2,   verloopt tenminste een pooldraad 11, 12, 13, 14 die het bovenweefsel 1 en het onderweefsel 2 verbindt, tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 en, anderzijds, de tweede 7 of de derde inslagdraad 8 van een opening 50, en tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 van bovengenoemde opening 50 en, anderzijds de tweede of de derde inslagdraad van een 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 naast boven bepaalde opening 50 gelegen opening 49. 



   De inslagdraden 7, 8 bevinden zieh aan de weerszijden van de spankettingdraden 9, 10. Bij voorbeeld bevinden de inslagdraden 7, 8 zieh aan weerszijden van de spankettingdraad 9 die door naast gelegen openingen 49, 50, 51, 52 van een weefsel loopt. 



   De spankettingdraden 9 van het bovenweefsel 1 definieren een vlak   A   terwijl de spankettingdraden 10 van het onderweefsel 2 een vlak B, die evenwijdig aan vlak A is, definieert. 



  Tussen die vlakken A en B strekken de eerste inslagdraden van het bovenweefsel 1 en van het onderweefsel 2, uit. 



   Pooldraad 13 loopt bij voorbeeld als volgt : a) tussen, enerzijds, de tweede en derde inslagdraad van de opening 49, en anderzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 50 die de opening 49 van het bovenweefsel 1 volgt ; b) tussen de eerste 6 en de tweede inslagdraden 7 van de openingen 50, 51, 52, 53 van het bovenweef-   sel l om   ingebonden te worden in het bovenweef-   sel l   ; c) tussen de tweede en derde inslagdraden 7, 8 van de opening 53 en de eerste inslagdraad 6 van de opening 53 alsook tussen de tweede en derde inslagdraden van de opening 53 en de eerste inslagdraad van de opening 54 die de opening 53 volgt ;

   d) tussen het bovenweefsel 1 en het onderweefsel   2 ;   e) tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 54 van het onderweefsel en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden 7, 8 van de opening 54 ; 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 f) tussen, enerzijds, de tweede en derde inslagdraden 7, 8 van de openingen 54 van het onderweefsel 2, en anderzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 55 die de opening
54 volgt ; g) tussen het onderweefsel 2 en het bovenweefsel ; enz. h) tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 55 en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden 7, 8 van de opening 55, enz. 



   De pooldraad 14 die in het onderweefsel 2 ingebonden is loopt * tussen de eerste inslagdraad 6 en de tweede inslagdraad 7 van de openingen 50 en 51 van het onderweefsel ; * daarna onder de derde inslagdraad 8 van de opening 51   d. w. z.   tussen de eerste inslagdraad 6 en de rugzijde R van het onderweefsel 2 (zijde waarnaar de derde inslagdraden 8 van het onderweefsel 2 gericht zijn) ; * tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 van opening 52 en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraad 7, 8 van de opening 51 ; * tussen het onderweefsel 2 en het bovenweefsel 1, * tussen, enerzijds, de tweede en derde inslagdraden van de opening 51 en, anderzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 51, * tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad 6 van de opening 52 van het bovenweefsel, en, anderzijds, de tweede en de derde inslagdraden van de opening 51, enz. 



   Figuur 2 toont een struktuur die gelijkaardig is aan de struktuur die afgebeeld is in figuur   1,   tenzij dat de pooldraad 13, alvorens niet meer in het bovenweefsel ingebonden te worden alsook 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 alvorens in het weefsel ingebonden te worden, loopt tussen de eerste inslagdraad 6 en de tweede en derde inslagdraden 7, 8 van een opening 51 en tussen de tweede en derde insalgdraden 7, 8 van een opening 51 en de eerste inslagdraad 6 van een naast gelegen opening 52 van het onderweefsel 2. 



   Door het snijden van de pooldraden die zieh tussen het bovenweefsel 1 en het onderweefsel 2 bevinden bekomt men twee weefsels volgens de uitvinding. 



   Figuren 3 t/m 6 tonen de ligging van de inslagdraden de ene ten opzichte van de andere in weefsels volgens de uitvinding. 



   In de uitvoeringsvorm van figuur 3 bezitten de inslagdraden 6, 7, 8 een zelfde dikte. 



   In de uitvoeringsvorm van figuur 4 is de tweede inslagdraad 7 dunner dan de eerste en derde inslagdraden 6, 8, terwijl in de uitvoeringsvorm van figuur 5 de eerste inslagdraad 6 dunner is dan de tweede en derde inslagdraden   7, 8.   



   Tenslotte, in de uitvoeringsvorm van figuur 6 zijn de eerste en de tweede inslagdraden 6, 7 dunner dan de derde inslagdraad 8. Bij voorbeeld zijn de eerste en tweede inslagdraad ongeveer half zo dik als de derde inslagdraad, die de rugzijde R van het tapijt vormt. 



   In de uitvoeringsvormen van figuren 4 t/m 6 gebruikt men minder pooldraadmateriaal ten opzichte van de uitvoeringsvorm van figuur 3 voor een zelfde poolhoogte daar de dikte van de eerste en/of tweede inslagdraad kleiner is.

Claims

CONCLUSIES 1. Weefsel dat uit bindkettingdraden (3, 4), spankettingdraden (9, 10), inslagdraden (6, 7, 8) en pooldraden (11, 12, 13, 14) of deel ervan bestaat, waarbij bindkettingdraden (3, 4) paarsgewijs zieh kruisen om een reeks openingen (49, 50, 51, 52, 53, 54, 55) te vormen die zieh telkens bevinden tussen twee kruispunten (500, 501) van de bindkettingdraden (3, 4) van een paar, waarbij pooldraden (11, 12, 13, 14) of delen ervan aan inslagdraden (6, 7, 8) verbonden zijn, terwijl drie inslagdraden (6, 7, 8) door elke opening doorgaan waarvan de tweede (7) en de derde (8) op een nagenoeg zelfde afstand van een eerste kruispunt (501) van een opening (50) gelegen zijn, terwijl de eerste (6) verwijderd is van dit eerste kruispunt (501)

van een afstand die groter is dan bovengenoemde afstand eerste kruispunt (501) tweede (7) of derde (8) inslagdraad, zoals die eerste inslagdraad (6) naast het tweede kruispunt (500) het eerste kruispunt is van een naast gelegen opening (49), waarbij de eerste inslagdraden (6) zieh uitstrekken in een vlak dat gelegen is tussen twee vlakken, waarin de tweede (7), respectievelijk de derde inslagdraden (8) zieh uitstrekken, en waarbij pooldraden ingebonden delen hebben die tussen eerste en tweede inslagdraden lopen, met het EMI8.1 kenmerk dat, voor elke opening (49, tenminste een pooldraad (11, of loopt tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad (6) en anderzijds de tweede inslagdraad (7) en de derde inslagdraad (8) van een opening (50), en tussen, enerzijds, de tweede inslagdraad (7) en de derde inslagdraad (8) van bovengenoemde opening (50) en, anderzijds, de eerste inslagdraad (6)

van een naast boven bepaalde opening (50) gelegen opening (51), waarbij, een pooldraad, alvorens niet meer tussen eerste en tweede inslagdraden (6, 7) van een of meerdere openingen ingebonden te worden en zieh tussen, <Desc/Clms Page number 9> enerzijds, de tweede en derde inslagdraden van een bepaalde opening en, anderzijds, de eerste inslagdraad van de naast bovengenoemde bepaalde opening gelegen opening uit te strekken, tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad (6) van een bepaalde opening en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden (7, 8) van die bepaalde opening loopt.
2. Weefsel volgens conclusie 1, dat twee tegenoverliggende zijden toont, namelijk een rugzijde en een poolzijde die gericht is naar de vrije uiteinden van de pooldraden, met het kenmerk dat de reeks van de derde inslagdraden t. o. v. de reeks van de tweede inslagdraden gericht is naar de rugzijde (R) en dat de spankettingdraden (9) zieh uitstrekken tussen de eerste en de derde inslagdraden, waarbij de spankettingdraden een bescherming vormt voor de pooldraden langs de rugzijde (R).
3. Weefsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de pooldraden (11,12, 13) alvorens niet meer in het weefsel in te binden of alvorens in het weefsel in te binden zieh uitstrekken of lopen tussen, enerzijds, de eerste inslagdraad (6) van een bepaalde opening en, anderzijds, de tweede en derde inslagdraden (7, 8) van die bepaalde opening, en tussen, enerzijds de tweede inslagdraad (7) en de derde inslagdraad (8) van bovengenoemde opening (50) en anderzijds de eerste inslagdraad (6) van een naast boven bepaalde opening (50) gelegen opening (51).
4. Weefsel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat, per opening, de eerste of tweede inslagdraad (7) een dikte heeft die dunner is dan de dikte van de derde inslagdraad (8).
5. Weefsel volgens een der conclusies 1 t/m 3, met <Desc/Clms Page number 10> het kenmerk dat per opening de eerste (6) en de tweede inslagdraad (7) een dikte hebben die dunner is dan de dikte van de derde inslagdraad (8).
6. Struktuur bestaande uit een bovenweefsel en tot een onderweefsel die door pooldraden samen verbonden zijn, met het kenmerk dat door het doorsnijden ervan twee weefsels volgens een der voorgaande conclusies bekomen worden.
7. Werkwijze voor de vervaardiging van een weefsel, volgens een van de voorgaande conclusies, - waarbij een bovenweefsel en een onderweefsel gevormd worden, door voor elk weefsel opeenvolgende groepen van drie inslagdraden (6, 7, 8) te voorzien, zodat in elke groep een eerste inslagdraad (6) zieh uitstrekt naast een tweede (7) en een derde inslagdraad (8) die, respectievelijk langs de poolzijde en langs de rugzijde van het weefsel, boven elkaar gelegen zijn, door voor elk weefsel naast elkaar gelegen kettingstelsels van twee bindkettingdraden (3, 4) te voorzien, dewelke elkaar herhaaldelijk kruisen om tussen hun kruispunten opeenvolgende openingen (49-55) te vormen waardoor zieh telkens een groep inslagdraden (6, 7, 8) uitstrekt, en door per kettingstelsel een spankettingdraad (9, 10) in te binden in elk weefsel ;

- waarbij, per kettingstelsel, minstens een poolkettingdraad (11-14) voorzien wordt, waarvan een gedeelte pool vormt doordat het, volgens een drieschotbinding, afwisselend in het bovenweefsel en het onderweefsel, afgebonden wordt over een derde inslagdraad (8), en waarvan een ander gedeelte, als dode poolkettingdraad ingebonden wordt in een weefsel.

- waarbij telkens drie inslagdraden gelijktijdig ingebracht worden <Desc/Clms Page number 11> en waarbij de poolvormende gedeelten van alle poolkettingdraden (11-14) tussen beide weefsels doorgesneden worden met het kenmerk dat per kettinggang zowel bij een overgang van een poolvormend gedeelte naar een ingebonden gedeelte, als bij een overgang van een ingebonden gedeelte naar een poolvormend gedeelte van een poolkettingdraad (11-14), deze poolkettingdraad (11-14) over een derde inslagdraad wordt afgebonden, alvorens hij ingebonden wordt, respectievelijk begint pool te vormen ; en dat de dode poolkettingdraden (11-16) per kettinggang verdeeld over bovenweefsel en onderweefsel ingebonden worden.
8. Werkwijze, volgens conclusie 7, met het kenmerk dat afwisselend, een tweede (7) en een derde inslagdraad (8) in het onderweefsel, en een eerste inslagdraad (6) in het bovenweefsel, gelijktijdig worden ingebracht, respectievelijk een tweede (7) en een derde inslagdraad (8) in het bovenweefsel, en een eerste inslagdraad (6) in het onderweefsel, gelijktijdig worden ingebracht.