<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Epileerapparaat. ---------------Deze uitvinding heeft betrekking op een epileerapparaat, met andere woorden een apparaat voor het ontharen van de huid.
Meer speciaal betreft zij een epileerapparaat dat bedoeld is voor de schoonheidszorg, met andere woorden een apparaat van relatief kleine omvang dat gemakkelijk met één hand kan worden gehanteerd.
Epileerapparaten zijn reeds in verschillende vormen bekend. Hierbij wordt onder andere gebruik gemaakt van draaiende wieltjes met aan hun randen een vertanding die met een vaste steun samenwerkt, gebogen spiralen die volgens hun lengteas worden gewenteld, open-en dichtgaande bekken die door een zijdelingse beweging de haartjes zijdelings kunnen uitrukken, enz.
<Desc/Clms Page number 2>
De meeste van deze bekende apparaten vertonen het nadeel dat het ontharen hiermee relatief pijnlijk is, waarbij dit nadeel wordt veroorzaakt doordat de haartjes ofwel niet bij hun basis worden vastgenomen en te ver van de huid worden gegrepen, en/of doordat de huid niet voldoende wordt gesteund rond het haartje en/of doordat het ontharen niet precies in de richting van de haargroei gebeurt.
EMI2.1
1 Het is inderdaad zo dat om bij het epileren de pijn vrijwel uit te sluiten, het strikt noodzakelijk is dat de haartjes bij hun basis, met andere woorden zo dicht mogelijk tegen de huid, worden vastgenomen ; dat de omliggende huid goed wordt gesteund ; en dat de haartjes worden uitgerukt in de richting van de haargroei, aldus volgens een richting vrijwel loodrecht op de huid.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een epileerapparaat dat de voornoemde nadelen niet vertoont en dat aan de voornoemde drie vereisten volledig tegemoet komt.
Hiertoe betreft de uitvinding een epileerapparaat, meer speciaal voor de schoonheidszorg, daardoor gekenmerkt dat het hoofdzakelijk bestaat uit minstens een paar klemgedeelten ; minstens een bewegingsmechanisme dat aan minstens een van beide klemgedeelten van elk paar een
<Desc/Clms Page number 3>
alternerende beweging oplegt zodanig dat minstens één van de klemgedeelten heen en weer, naar het vlak toe dat bedoeld is kontakt te maken met de huid en terug ervan weg, wordt bewogen, waarbij de klemgedeelten eerst van elkaar worden verwijderd, vervolgens bij het naderen van het voornoemde vlak naar elkaar toe worden bewogen, en bij het zieh terug van het voornoemde vlak weg bewegen zieh grotendeels in tegen elkaar gesloten toestand bevinden ;
en een elektrische aandrijfmotor voor het aandrijven van het bewegingsmechanisme, waarbij het geheel is aangebracht in een behuizing dewelke geschikt is met één hand te worden gehanteerd.
Tijdens de uittrekbeweging worden de klemgedeelten met een welbepaalde kracht tegen elkaar gedrukt. Dit wordt bereikt doordat minstens één van de klemgedeelten op een elastisch vervormbaar deel is gesitueerd, hetwelke gedurende de periode dat de klemgedeelten met elkaar samenwerken elastisch wordt verbogen en zodoende de nodige klemkracht levert.
In de eenvoudigste uitvoeringsvorm vertoont het epileerapparaat een klemgedeelte dat volgens de voornoemde alternerende beweging wordt aangedreven, terwijl het andere klemgedeelte hetzij vast is, of hetzij uitsluitend
<Desc/Clms Page number 4>
een heen-en weergaande rechtlijnige verplaatsing kan uitvoeren.
De voornoemde bewegingsmiddelen bestaan hierbij hoofdzakelijk uit een excentriek, een arm die door het excentriek is aangedreven en die van het zoals vernoemd verplaatsbare klemgedeelte is voorzien, en geleidingsmiddelen die op een welbepaalde plaats in een geleiding van de arm voorzien.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm voeren beide klemgedeelten een beweging zoals voornoemd uit. Hiertoe wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van twee excentrieken die in tegengestelde zin worden aangedreven ; twee armen die door de excentrieken worden bewogen en elk respektievelijk van één der klemgedeelten zijn voorzien, waarbij beide armen elastisch verbuigbare pineetvormige uiteinden bezitten ;
en geleidingsmiddelen die de bewegingsvrijheid van de armen beperken, een en ander zodanig dat de rotatiebewegingen van de excentrieken resulteren in bewegingen van de klemgedeelten die bestaan uit een deel van een cirkel of ellips bij het bewegen in de richting naar de huid toe, gevolgd, tijdens de uittrekbeweging, door een rechtlijnige beweging, bekomen doordat de klemgedeelten elkaars bewegingen beperken en
<Desc/Clms Page number 5>
elastisch op elkaar inwerken, waarbij de pincetvormige uiteinden van de armen worden verbogen.
Het gebruik van het voornoemde bewegingsmechanisme biedt het voordeel dat de klemgedeelten raaklijnig aan de huid naar elkaar toe worden bewogen, waardoor de haartjes bij hun basis worden vastgenomen, waarna zij precies in de groeirichting worden uitgetrokken.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 het epileerapparaat volgens de uitvinding weergeeft, meer speciaal in een uitvoeringsvorm waar- bij slechts een van de klemgedeelten door het bewe- gingsmechanisme wordt aangedreven ; figuur 2 het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met
F2 is aangeduid, voor een andere stand ; figuur 3 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 2 is afgebeeld ; figuur 4 nog een epileerapparaat volgens de uitvinding weergeeft ; figuren 5 en 6 het gedeelte weergeven dat in figuur 4
<Desc/Clms Page number 6>
met F5 is aangeduid, respektievelijk voor twee verschillende standen ;
figuren 7 en 8 zichten weergeven respektievelijk volgens pijlen F7 en F8 in figuur 4 ; figuur 9 nog een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 5 is afgebeeld ; figuur 10 het epileerapparaat volgens de uitvinding weergeeft in het geval dat beide klemgedeelten volgens de voornoemde alternerende beweging worden aangedreven ; figuur 11 het gedeelte weergeeft dat in figuur 10 met F11 is aangeduid, voor een andere stand ; figuur 12 een doorsnede weergeeft volgens lijn XII-XII in figuur 11 ; figuur 13 een zieht weergeeft volgens pijl F13 in figuur 11 ; figuur 14 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 11 is afgebeeld ; figuur 15 een zieht weergeeft volgens pijl F15 in figuur 14 ; figuur 16 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 14 is afgebeeld ; figuur 17 in een gelijkaardig zieht als figuur 12 nog een variante weergeeft ;
figuren 18 tot 21 nog verschillende varianten weergeven van het gedeelte dat in figuur 11 is afge-
<Desc/Clms Page number 7>
beeld.
Zoals weergegeven in figuur 1 bestaat het epileerapparaat volgens de uitvinding uit minstens een paar klemgedeelten, respektievelijk 1 en 2 ; minstens één bewegingsmechanisme 3 dat minstens aan een van beide klemgedeelten van elk paar, in dit geval uitsluitend het klemgedeelte 1, een alternerende beweging oplegt zodanig dat dit klemgedeelte 1 heen en weer, van het vlak 4 weg dat bedoeld is kontakt te maken met de huid en er terug naar toe wordt bewogen, waarbij gedurende het naar dit vlak 4 toe bewegen, de klemgedeelten eerst van elkaar worden verwijderd en bij het verder naderen van het voornoemde vlak 4 terug naar elkaar worden bewogen, en bij het terugtrekken, aldus bij de uittrekbeweging, grotendeels zieh in tegen elkaar gesloten toestand bevinden ; een elektrische aandrijfmotor 5 verbonden met een aansluiting 6 voor een snoer ;
en een behuizing 7 waarin voornoemde onderdelen zijn ingebouwd, dewelke geschikt is om met één hand te worden gehanteerd.
In deze meest eenvoudige uitvoeringsvorm wordt aldus gebruik gemaakt van slechts een beweegbaar klemgedeelte 1.
Het tweede klemgedeelte 2 bestaat uit een glad plaatje, bijvoorbeeld in hard metaal, waarlangs het eerste klemgedeelte 1 gedurende de uittrekbeweging verschuifbaar
EMI7.1
is.
<Desc/Clms Page number 8>
Het bewegingsmechanisme is in de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 gevormd uit een excentriek 8 die gekoppeld is met de motor 5, bijvoorbeeld doordat het excentriekwiel 9 is uitgevoerd in de vorm van een konisch tandwiel, hetwelke met een tandwieltje 10 samenwerkt dat op de as van de motor 5 is geplaatst ; een arm 11 die bij een uiteinde aan het excentriek 8 is verbonden en bij zijn andere uiteinde van het klemgedeelte 1 is voorzien, waarbij dit klemgedeelte 1 aan het uiteinde van een elastisch vervormbaar deel 12, in de vorm van een verbuigbare lamel is gesitueerd ;
en geleidingsmiddelen 13 die de bewegingsvrijheid van de arm 11 zodanig beperken dat de arm 11 als een hefboomsarm funktioneert, waardoor het
EMI8.1
klemgedeelten 1 door de verdraaiing van het excentriek 8 eveneens een kringvormige beweging beschrijft. Deze geleidingsmiddelen 13 bestaan hiertoe uit tussen het excentriek 8 en het klemgedeelte 1 langs beide zijden van de arm 11 gesitueerde vaste steunen 14 en 15.
Het voornoemde klemgedeelte 1 vertoont bij voorkeur een getand grijpvlak 16. Overigens zijn ter hoogte van het vlak 4 waarbij het apparaat bedoeld is aan de huid te worden gepresenteerd, steunmiddelen 17 naast de klemgedeelten 1 en 2 voorzien, voor het steunen van de huid, bijvoorbeeld gevormd doordat de behuizing 7 tot aan het betreffende vlak 4 doorloopt.
<Desc/Clms Page number 9>
De werking van de inrichting kan eenvoudig uit figuren 1 en 2 worden afgeleid. Door de motor 5 in te schakelen, wordt het excentriek 8 aangedreven. Als gevolg hiervan voert het klemgedeelte 1 een kringvormige beweging 18 uit zoals aangeduid in figuur 1. Tijdens het naar het vlak 4 toe bewegen verwijdert het klemgedeelte 1 zieh eerst van het klemgedeelte 2 om vervolgens er terug naar toe te worden verplaatst, zodanig dat, zoals weergegeven in figuur 1 de klemgedeelten raaklijnig aan de huid tegen elkaar komen, zodanig dat zieh eventueel hiertussen bevindende haartjes aan hun basis worden ingeklemd.
Vanaf dat ogenblik is het klemgedeelte 1 gedwongen over het klemgedeelte 2 te verschuiven, waarbij, zoals weergegeven in figuur 2, het elastisch vervormbare deel 12 wordt verbogen, zodat een welbepaalde klemkracht ontstaat waarmee zieh tussen de klemgedeelten 1 en 2 bevindende haartjes worden naar beneden getrokken. De haartjes zijn geneigd met het beweegbare klemgedeelte 1 mee te bewegen, vermits dit een getand grijpvlak 16 vertoont dat in de haartjes ingrijpt.
In figuur 3 is een variante weergegeven waarbij het tweede klemgedeelte 2 rechtlijnig verschuifbaar is in een zitting 19 volgens een richting loodrecht op het vlak 4, waarbij elastische middelen 20 het klemgedeelte 2 naar het vlak 4 drukken, een en ander zodanig dat tijdens de
<Desc/Clms Page number 10>
uittrekbeweging dit tweede klemgedeelte 2 tegen de kracht van de elastische middelen 20 in door het eerste klemgedeelte 1 wordt meegenomen.
In figuur 4 is een variante weergegeven waarbij het tweede klemgedeelte 2 door het bewegingsmechanisme 3 van het eerste klemgedeelte 1, rechtlijnig heen en weer wordt verplaatst, meer speciaal verschuifbaar is in een zitting 21, waarbij dit klemgedeelte 2 op een arm 22 is gemonteerd die scharnierbaar gekoppeld is met de arm 11 van het klemgedeelte 1. Deze konstruktie biedt het voordeel dat geen afzonderlijke steunen 14 en 15 hoeven te worden voorzien. De werking van het epileerapparaat van figuur 4 kan eenvoudig worden afgeleid uit figuren 4 tot 6, waarin verschillende standen zijn weergegeven. Het is duidelijk dat in dit geval beide klemgedeelten 1 en 2 van getande grijpvlakken 16 kunnen zijn voorzien.
Het is duidelijk dat het epileerapparaat slechts een paar klemgedeelten kan bezitten, doch ook meerdere naast elkaar geplaatste paren klemgedeelten kan bezitten.
Figuren 7 en 8 geven buitenzichten weer in het geval dat het epileerapparaat slechts een paar klemgedeelten bezit.
<Desc/Clms Page number 11>
In figuur 9 is nog een variante weergegeven waarbij de voornoemde vertikaal verschuifbare arm 22 rechtstreeks met het excentriek 8 is verbonden, door middel van een loodrecht op de arm 22 geplaatste vork 23, een en ander zodanig dat de arm 22 uitsluitend een rechtlijnige heenen weergaande beweging uitvoert.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm worden beide klemgedeelten 1 en 2 door middel van het bewegingsmechanisme 3 volgens kringvormige bewegingen 18 verplaatst. Een praktische uitvoeringsvorm van zulk epileerapparaat is weergegeven in figuur 10. Het bewegingsmechanisme 3 bestaat hierbij uit twee excentrieken 24 en 25 die volgens tegengestelde draaizin werkzaam zijn ; armen 26 en 27 die elk bij een uiteinde met een van de excentrieken 24 en 25 zijn gekoppeld en bij hun andere uiteinden de respektievelijke klemgedeelten 1 en 2 dragen, waarbij deze armen elastisch vervormbare delen 28 en 29 bezitten ; en geleidingsmiddelen 13 die de bewegingsvrijheid van de armen 26 en 27 beperken, en die in deze uitvoeringsvorm in een geleiding tussen de excentrieken 24 en 25 en de klemgedeelten 1 en 2 voorzien.
Het is duidelijk dat de kringvormige bewegingen 18 verschillende vormen kunnen hebben, afhankelijk van de onderlinge positie van de excentrieken en de
<Desc/Clms Page number 12>
geleidingsmiddelen 13. In het geval dat de geleidingsmiddelen 13 zieh precies halverwege tussen de excentrLeken en de klemgedeelten 1 en 2 bevinden, zijn de bewegingen 18 cirkelvormig, althans toch gedurende de perioden dat de klemgedeelten 1 en 2 geen kontakt maken.
Wanneer de geleidingsmiddelen 13 niet in het midden staan, gebeuren de bewegingen 18 eerder in de vorm van een ellips of dergelijke. De keuze van de onderlinge positie van de excentrieken en de geleidingsmiddelen 43 is afhankelijk van het door de constructeur gewenste resultaat.
De excentrieken 24 en 25 bezitten bij voorkeur excentriekwielen 30,31, gevormd uit tandwielen die in elkaar ingrijpen, waarbij een tandwiel, eventueel via tussentandwielen 32, door middel van de elektrische motor 5 wordt aangedreven. De geleidingsmiddelen 13 kunnen van verschillende vorm zijn. In de uitvoeringsvorm van figuur 10 zijn zij gevormd uit een gemeenschappelijke as 33 waarrond de armen 26 en 27 in hun midden scharnierbaar zijn, waarbij deze as 33 volgens de uittrekbeweging verschuifbaar is in een zitting 34 in de wand van de behuizing 7.
De werking van het epileerapparaat kan eenvoudig uit de figuren 10 en 11 worden afgeleid. Door de motor 5 in te schakelen, beschrijven beide klemgedeelten 1 en 2
<Desc/Clms Page number 13>
bewegingen 18 zoals aangeduid, waarbij de door de excentrieken 24 en 25 opgelegde kringvormige bewegingen bij het kontakt maken van beide klemgedeelten 1 en 2 worden omgezet in een rechtlijnige beweging van het vlak 4 weg, gedurende hetwelke het uittrekken van de haartjes plaatsvindt. Tijdens deze uittrekbeweging worden, zoals weergegeven in figuur 11, de klemgedeelten 1 en 2 tegen elkaar gedrukt onder invloed van de elastische vervorming van de pincetvormige delen 28 en 29.
Zoals weergegeven in figuren 12 en 13 kunnen meerdere paren klemgedeelten 1 en 2 naast elkaar worden voorzien, teneinde een groter oppervlak met het epileerapparaat te bestrijken. De excentrieken 24 en 25 vertonen hierbij voor elke reeks klemgedeelten, respektievelijk 1 en 2, een gemeenschappelijke krukas, respektievelijk 35 en 36. Het is duidelijk dat de paren klemgedeelten symmetrisch naast elkaar staan opgesteld, zodanig dat het vastgrijpen van haartjes op één lijn gebeurt. De steunmiddelen 17 voor het steunen van de huid bestaan uit tussen elk paar klemgedeelten 1-2 aangebrachte vaste plaatvormige steunen.
Het is duidelijk dat ook andere vormen van steunmiddelen 17 kunnen worden aangewend. Volgens een bijzondere uitvoeringsvorm bestaan de steunmiddelen 17 uit elastisch verbuigbare kamvormige elementen, die hetzij zoals
<Desc/Clms Page number 14>
weergageven in de figuren 14 en 15 aan een zijde naast de klemgedeelten 1-2 met de behuizing 7 zijn verbonden, of hetzij zoals weergegeven in figuur 16 centraal door middel
EMI14.1
van elastisch verbuigbare stangen 37 zijn gesteund, een en C > ander zodanig dat het epileerapparaat, mits verbuiging van de steunmiddelen 17, gemakkelijk onder hoek aan de huid kan worden gepresenteerd, zulks om de richting van het epileerapparaat aan de richting van de haargroei aan te passen.
In figuur 17 is een bijzondere uitvoeringsvorm weergegeven waarbij elk van de voornoemde krukassen 35 en 36 is opgesplitst in verschillende gedeelten, dewelke uit fase ten opzichte van elkaar zijn geplaatst, waarbij minstens twee fasen worden gerespekteerd, zodanig dat de naast elkaar liggende paren klemgedeelten 1-2 afwisselend aktief zijn waardoor een meer gelijkmatige belasting van de motor 5 wordt verkregen en waardoor het gebruik van het apparaat minder pijnlijk is.
Figuren 18 en 19 tonen varianten van het apparaat uit figuur 10, waarbij gebruik is gemaakt van verschillende geleidingsmiddelen 13. In figuur 18 bestaan deze geleidingsmiddelen uit vaste steunen 14 en 15 per arm 26 en 27, terwijl zij in figuur 19 bestaan uit een vaste as
<Desc/Clms Page number 15>
38 en gleuven 39 dezulke in de armen 26 en 27 zijn aangebracht.
In figuur 20 is een variante weergegeven waarbij de excentrieken 24 en 25 in het midden van de armen 26 en 27 zijn gesitueerd, met andere woorden tussen, enerzijds, de klemgedeelten 1 en 2 en, anderzijds, de geleidingsmiddelen 13.
In figuur 21 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de beide bewegingen 18 van de klemgedeelten 1 en 2 door middel van éénzelfde excentriek 40 worden verkregen. Het bijzondere bestaat erin dat de geleidingsmiddelen 13 van de ene arm 26 tussen het excentriek 40 en het klemgedeelte 1 is gesitueerd, terwijl voor de andere arm 27 geldt dat het excentriek 40 op deze arm 27 ingrijpt op een plaats tussen het klemgedeelte 2 en de bijhorend geleidingsmiddelen 13. Het is duidelijk dat ook in de uitvoeringsvormen van figuren 20 en 21 de betreffende excentrieken op een of andere wijze met de motor 5 zijn gekoppeld.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk epileerapparaat kan in
<Desc/Clms Page number 16>
allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.