BE1003916A3

BE1003916A3 - Werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geexpandeerde kunststof, en inrichting hiertoe aangewend.

Info

Publication number: BE1003916A3
Application number: BE9000236A
Authority: BE
Original assignee: Polysiertegels Nv
Priority date: 1988-03-07
Filing date: 1990-03-02
Publication date: 1992-07-14
Also published as: EP0332602A3; DE68906812D1; ATE90020T1; EP0332602B1; DE68906812T2; BE1005189A3; EP0332602A2

Abstract

Werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geëxpandeerde kunststof, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat in het verwarmen van een laag bekledingsmateriaal (4, 5) gevormd uit niet-geëxpandeerde kunststof en het tegen het te bekleden element (2) aandrukken van de warme laag (4, 5), zodanig dat door samensmelting aan hun samenwerkende oppervlakken na afkoeling een blijvende aanhechting ontstaat. De hiertoe gebruikte inrichting voorziet in het vastrollen van de bekleding tegen de te bekleden elementen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geëxpandeerde kunststof, en inrichting hiertoe aangewend. Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geëxpandeerde kunststof, ook wel schuimkunststof genaamd, alsmede op een inrichting om de werkwijze volgens de uitvinding te realiseren. 
 EMI1.1 
 



  J'. 



  Zoals bekend kennen geëxpandeerde kunststoffen, zoals CD bijvoorbeeld polystyreen, polyethyleen en andere materialen een groot aantal toepassingen. Voorbeelden hiervan 0 0 kan men in aantallen aantreffen in de isolatietechniek, c2 de verpakkingsindustrie en in de dekoratietechnieken. 



  Het is bekend dat voorwerpen en elementen die uit geëxpandeerde kunststof zijn vervaardigd zeer kwetsbaar zijn, weinig stevigheid vertonen en bij vervuiling moeilijk te reinigen zijn omwille van hun poreus karakter. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 
 EMI2.1 
 



  De huidige uitvinding voor het . en ander zodanig de bekomen produkten de voornoemde nadelen niet meer vertonen. Hierbij wordt aan het oppervlak van de elementen in geëxpandeerde kunststof een hardere kunststoflaag aangebracht en wel zodanig dat tussen de laag bekledingsmateriaal en het te bekleden element een hechte nagenoeg onverbreekbare verbinding, onstaat. 



  De bekomen produkten vertonen dan ook het voordeel dat zij steviger zijn dan de produkten die niet van de voornoemde bekleding zijn voorzien. De stevigte uit zich vooral door de 
 EMI2.2 
 grote oppervlaktehardheid, de breukvastheid en de 0 groteregrotere draagkracht. Dit heeft op zijn beurt als voordeel dat de bekomen produkten een langere levensduur kennen. 



    ...'   De huidige uitvinding heeft tevens een werkwijze tot doel waarbij het aanbrengen van de laag bekledingsmateriaal op het te bekleden element zodanig gebeurt dat de steeds voorkomende korrelvormige struktuur van de geëxpandeerde kunststof zich weinig of niet in de aangebrachte laag bekledingsmateriaal uit, waardoor deze zeer glad blijft, met als voordeel dat de bekomen produkten gemakkelijk afwasbaar zijn en dat vuil minder goed vasthecht aan het oppervlak van de bekleding. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



   De werkwijze volgens de uitvinding biedt bovendien het voordeel dat de elementen uit geëxpandeerde kunststof met een bekleding van een willekeurige kleur kunnen worden voorzien. 



     Tenslotte   wordt nog opgemerkt dat de uitvinding tevens tot doel heeft het aantal toepassingsmogelijkheden van geëxpandeerde kunststof, of zogenaamde schuimkunststof, te vergroten. Andere doelen en voordelen van de uitvinding zullen nog uit de verdere bescrhijving blijken. 



   De huidige uitvinding betreft dan ook een werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geëxpandeerde kunststof, met als   kenmerk dat deze werkwijze hoofdzakelijk   bestaat in het verwarmen van een laag bekledingsmateriaal   gevormd   uit niet-geëxpandeerde kunststof en het tegen het te bekleden element aandrukken van de warme laag, zodanig dat door samensmelting aan hun samenwerkende oppervlakken en na afkoeling een blijvende aanhechting ontstaat. 



   In het bijzonder beoogt de uitvinding hierbij het bekleden van laagvormige elementen, zoals platen en dergelijke., Een bijkomend doel bestaat erin dat de bekleding van dergelijke platen op zeer efficiënte wijze door middel van een kontinu proces kan worden gerealiseerd. In een bijzondere uitvoeringsvorm   gebeurt   het aandrukken van de laag 
 EMI3.1 
 bekledingsmateriaal tegen het te bekleden element dan ook door CD 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 de verwarmde laag door middel van een kontinu voortschrijdende beweging in kontakt te brengen met één of meerdere te bekleden elementen   uit geëxpandeerde kunststof.

   Heer speciaal   nog wordt volgens de uitvinding de   verwarmde laag   op deze elementen vastgerold, hetgeen het bijzondere voordeel biedt dat eindprodukten met een zeer glad oppervlak worden verkregen waarbij de korrelvormige struktuur van het geëxpandeerde materiaal vrijwel niet meer zichtbaar is in het buitenoppervlak. Ten einde in een kontinu proces te voorzien wordt de laag bekledingsmateriaal hierbij van een rol ontnomen, terwijl de   geëxpandeerde   elementen bestaan uit platen die opeenvolgend worden toegevoerd. 



   Volgens een   welbepaalde   uitvoeringsvorm worden de platen op voornoemde wijze aan weerszijden bekleed, hetgeen het voordeel 
 EMI4.1 
 biedt dat het gevormde eindprodukt, tevens volgens de huidige ' uitvinding, in willekeurig gewenste lengten kan worden verdeeld, ongeacht de plaatsen waar de erin verwerkte platen geëxpandeerd materiaal aan elkaar aansluiten. 



  In een bijzondere toepassing van de uitvinding wordt de aangebrachte laag bekledingsmateriaal breder gekozen dan de te bekleden elementen, respektievelijk platen, en wordt het bekledingsmateriaal terwijl het nog warm is over de randen van de te bekleden platen gebogen, zodanig dat het eindprodukt een afgewerkt uitzicht, alsmede stootvaste randen, verkrijgt. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 



   Volgens een variante van de werkwijze volgens de uitvinding worden gedurende het voornoemde kontinu proces tevens houten latten langs de randen van de te bekleden platen aangebracht,   een   en ander zodanig dat de laag bekledingsmateriaal hierover wordt omgeplooid en de latten hierdoor vast komen te zitten. 



   De huidige uitvinding biedt het voordeel dat dergelijke 
 EMI5.1 
 produkten zeer vlug in grote hoeveelheden kunnen worden c2 geproduceerd. 



  In alle voornoemde uitvoeringsvormen wordt de laag bekledingsmateriaal bij voorkeur opgewarmd tot zij week wordt, 
 EMI5.2 
 waarna zij het te bekleden element, c2 onmiddellijk tegenbijvoorbeeld een te bekleden plaat, wordt aangedrukt. Voor het materiaal van de te bekleden elementen wordt bij voorkeur een   geëxpandeerde   kunststof gekozen behorende tot het type van isolatiemateriaal, meer speciaal materiaal zoals   geëxpandeerd   polystyreen, geëxpandeerd polyethyleen of geëxpandeerd materiaal van gelijke aard.

   Het geniet bovendien de voorkeur dat voor de laag bekledingsmateriaal   hetzelfde   basismateriaal wordt gekozen als het materiaal waaruit het te bekleden element bestaat, aldus met het enige onderscheid dat het te bekleden element bestaat uit de kunststof in haar geëxpandeerde vorm, terwijl de laag bekledingsmateriaal bestaat uit dezelfde kunststof in niet-geëxpandeerde toestand. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 De   huidige   uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het volgens de voornoemde werkwijze bekleden 
 EMI6.1 
 van elementen die bestaan uit in CD geëxpandeerde kunststoffen,het bijzonder voor het bekleden van platen. 



  Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een   voorkeurdragende uitvoeringsvorm   van een 
 EMI6.2 
 dergelijke inrichting beschreven, met verwijzing naar de CD bijgaande 0 Figuur 1 schematisch de inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur   2   op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 met F2 is aangeduid ; 
 EMI6.3 
 figuren 3 en 4 doorsneden weergeven respektievelijk volgens ,. lijnen III-III en IV-IV in figuur   2 ;   figuur 5 een zicht weergeeft volgens pijl F5 in   figuur l ;   figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur   5 ;    figuren 7 en 8 doorsneden weergeven respektievelijk volgens lijnen VII-VII en VIII-VIII in figuur 6 ;

   figuur 9 schematisch een achteraanzicht weergeeft van de inrichting van figuur   1 ;   figuur 10 het aansluitschema van de elektrische 

 <Desc/Clms Page number 7> 

   verwarmingselementen weergeeft ;    figuur 11 een snijinrichting weergeeft die samen met de inrichting volgens figuur 1 kan worden aangewend ; figuren 12 en 13 zichten weergeven volgens pijl F12 in figuur 11 voor twee verschillende standen ; figuur 14 schematisch een variante van een inrichting volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 15 een bijzonder produkt bekomen volgens de 
 EMI7.1 
 werkwijze van de uitvinding 0 c2 figuur 16 een gedeelte van een inrichting weergeeft, zoals deze in kombinatie met de inrichting van figuur 1 kan worden aangewend, zulks speciaal voor het aan de randen doorzagen van het produkt volgens figuur 15. 



  De inrichting volgens de uitvinding bestaat hoofdzakelijk uit 
 EMI7.2 
 een baan 1, bij voorkeur een rollenbaan, voor de toevoer van . elementen in geëxpandeerde kunststof, hoofdzakelijk platen 2 middelen 3 voor het toevoeren van een of meer lagen bekledingsmateriaal, respektievelijk 4 en   5 ;   verwarmingsmiddelen 6 voor het respektievelijk verwarmen van de voornoemde lagen 4 en   5 ;   aandrukrollen 7 om de lagen verwarmd bekledingsmateriaal   4-5 -tegen   de platen 2 vast te rollen en aandrijfmiddelen dewelke hierna nog verder worden beschreven.

   Alhoewel in figuur 1 een inrichting is weergegeven waarbij langs weerszijden van de platen 2 een laag bekledingsmateriaal 4-5 wordt aangebracht, is het duidelijk 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 dat de werkwijze ook   met slechts één laag   4 of 5 kan worden uitgevoerd, zodanig dat volgens een variante de inrichting 
 EMI8.1 
 volgens de uitvinding ook kan bestaan uit uitsluitend het 0 bovenste of onderste van de machine die in figuur 1 CD c2 is afgebeeld. 



  De baan 1 voor de toevoer van de platen is bij voorkeur voorzien van in de breedte instelbare geleidingen 8. 



  De middelen 3 voor het toevoeren van de lagen 4-5 bestaan hoofdzakelijk uit rolhouders 9 en 10   waarin   rollen 11 en 12 met het betreffende bekledingsmateriaal 4-5 kunnen worden 
 EMI8.2 
 aangebracht, een aantal ombuigrollen 13 en aangedreven 0 geleidingsmiddelen 14. Elk van deze geleidingsmiddelen 14 2 ei bestaat zoals weergegeven in de figuren 1 tot 4 hoofdzakelijk uit een kontinue ketting   15   die over twee kamwielen 16 en 17 
 EMI8.3 
 ...' wordt geleid, waarvan het kamwiel 17 op een gedreven as 18 is geplaatst, en vrij draaiende kamwielen 19 die door middel van spanmiddelen 20 naar de vrije gedeelten van de ketting 15 toe worden gedrukt.

   Dergelijke geleidingsmiddelen 14 zijn aan de beide randen van de lagen 4 en 5 opgesteld   een   en ander zodanig dat de lagen tussen de ketting 5 en de vrij draaiende kamwielen 19 worden geleid, hiertussen worden ingeklemd en door de beweging van de ketting 15 langsheen de verwarmings- 
 EMI8.4 
 middelen 6 worden getransporteerd. De kamwielen 19 drukken de 0 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 lagen 4-5 plaatselijk in de openingen van de   schakels   van de 
 EMI9.1 
 . 15. 



  0 Zoals is weergegeven in de detailtekeningen volgens figuren 2 en 3 bestaan de spanmiddelen 20 hoofdzakelijk uit 
 EMI9.2 
 ni scharnierkoppelingen enerzijds op een vast 0 
21 dieframegedeelte 22 zijn gemonteerd en die anderzijds een beweegbaar framegedeelte 23 dragen waarop de vrij draaiende kamwielen 19 zijn gemonteerd, alsmede uit trekveren   24   die in de nodige spankracht voorzien. 



  De volledige inrichting is bij voorkeur voorzien van breedteinstelmiddelen zodanig dat platen en bekledingsmaterialen van verschillende breedten   kunnen'worden behandeld.   Zoals weergegeven in figuur 3 zijn de voornoemde framegedeelten   22   en 23 dan ook verschuifbaar en instelbaar in een steun 25 die 
 EMI9.3 
 ., verbonden is met het eigenlijke machineframe   26.   De kamwielen 16 en 17 zijn dan ook vrij verschuifbaar over hun assen 18 en 27 en worden bij de verplaatsing van het frame gedeelte 23 meegenomen door middel van een vork   28,   zoals afgebeeld in figuur 4. 



  De voornoemde aandrijfmiddelen voor het voortbewegen van het 
 EMI9.4 
 gevormde eindprodukt 2 van de voornoemde aandrukrollen 7, meer speciaal die rollen die zoals weergegeven in figuren 5 en 6 van een aandrijving 0 

 <Desc/Clms Page number 10> 

   worden eigenlijk gevormd uit een aantalzijn voorzien, bijvoorbeeld door middel van een rondlopende      ketting 29   die via kamwielen 30 de betreffende drukrollen 7 aandrijft en die op haar beurt wordt bewogen door middel van een gedreven as 31. Het is duidelijk dat zowel aan het 
 EMI10.1 
 onderste als aan het bovenste gedeelten en gelijkaardige c2 konstruktie is voorzien. 



  De eerste aandrukrollen 7 waartussen de platen 2 en de lagen 4 en 5 worden geleid funktioneren niet alleen als aandrukrol doch ook als ombuigrol. Op   een   van de volgende rollenparen wordt bij voorkeur langs weerszijden op elke aandrukrol hiervan een plooiring of plooikraag 32 voorzien om de lagen bekledingsmateriaal 4-5 over de randen van de platen 2 te plooien,   een   en ander zoals weergegeven in figuur 7, zulks uiteraard wanneer dit gewenst is voor het eindprodukt. Verder 
 EMI10.2 
 zijn bij voorkeur nog geleidingen, zoals houten latten 33 J' voorzien, waarmee de omgeplooide gedeelten 34 nog een tijdlang in kontakt worden gedrukt met de zijkant van de platen 2, tot dat de laag bekledingsmateriaal 4, respektievelijk 5, voldoende afgekoeld is en stevig aan de basisplaat 2 vasthangt.

   Het overtollige materiaal van de gedeelten 34 wordt 
 EMI10.3 
 achteraf afgesneden. 



  0 Zoals zichtbaar in de figuren 1 en 8 zijn respektievelijk het bovenste en onderste gedeelte van de inrichting ten opzichte van elkaar verplaatsbaar door middel van hefmiddelen 35, 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 bijvoorbeeld gevormd door een schroefstang   36,   voorzien van   een zwengel   37, waarbij enerzijds het onderste   uiteinde   van de schroefstang 36 vrij op het frame van het onderste gedeelte van de inrichting steunt en anderzijds deze schroefstang 36 doorheen een schroefvatting 38 aan het bovenste gedeelte van de inrichting passeert. Hierdoor kunnen platen 2 van verschillende dikte worden behandeld, zulks vanaf bijvoorbeeld een halve centimeter tot een halve meter. 



   Zoals weergegeven in figuur 9 worden de voornoemde gedreven assen 18 en 31, alsmede de kettingen 15 en   29,   aangedreven door middel van een ketting 39 die op haar beurt aangedreven wordt door een elektrische motor 40. Een langs een geleiding
41 verplaatsbaar kamwiel 42 laat toe dat de ketting 39 kan aangepast worden in funktie van de   instelling - van   de hefmiddelen 35. 



   Zoals schematisch in figuur 10 is weergegeven bestaan de verwarmingsmiddelen 6 bij voorkeur uit meerdere in de breedte naast elkaar   opgestelde   rijen infrarood lampen 43, dewelke afzonderlijk of groepsgewijs met regelmiddelen 44 voor het instellen van de stromen zijn gekoppeld,   een   en ander zodanig dat de gewenste temperaturen, meestal een konstante temperatuur, in de lagen 4 en 5 kunnen worden gehandhaafd. Het is duidelijk dat in het midden van de inrichting minder warmteverlies optreedt, met als gevolg dat aan de binnenste 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 rijen   43   minder energie moet worden toegevoerd dan aan de buitenste rijen. Achter de verwarmingsmiddelen 6 is bij voorkeur een reflektor 45 geplaatst, terwijl ervoor een wegneembare   arschermplaat   46 kan worden voorzien.

   Zoals weergegeven in figuren 1 en 10 wordt bij voorkeur tussen de bovenste verwarmingsmiddelen 6 en de betreffende laag bekledingsmateriaal 4 lucht 47 ingeblazen, naar onder toe, om een gelijkmatige verdeling van de warmte te verkrijgen. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door middel van een geperforeerde buis 48 die op een kompressor 49 is aangesloten. 



  De eerste aandrukrollen 7 worden bij voorkeur gekoeld door middel van blaasmiddelen 50, zoals ventilators, dit om te vermijden dat zij na verloop van tijd een te hoge temperatuur aannemen, waardoor de lagen 4 en 5 aan deze aandrukrollen 7 zouden vastkleven. 
 EMI12.1 
 



  -,' Bij voorkeur is de inrichting volgens de uitvinding aan de zijde waar het gevormde eindprodukt 51 wordt afgevoerd uitgerust met een zoals in figuur 11 weergegeven vrijwel automatisch werkende snijmachine 52, waarmee het eindprodukt 51, ongeacht de plaatsen 53 waar de platen 2 aan elkaar sluiten, in gewenste lengten L kan worden verdeeld. 



  De snijmachine 52 bestaat hoofdzakelijk uit een over een geleiding 54 verrolbaar gestel 55, dat door middel van een 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 verstelbare aanslag 56 en door middel van het aankomende . produkt 51 in de bewegingszin van dit laatste kan worden verplaatst, en waarbij het wordt terugbewogen door middel van een aan een katrol 57 opgehangen gewicht 58, dat door middel van een kabel 59 het gestel 55 steeds in   een   richting dwingt, tegengesteld aan de beweging van het produkt 51. 



   De eigenlijke snijmiddelen bestaan uit een gloeidraad 60, bijvoorbeeld aangesloten op een akku 61, waarbij deze gloeidraad 60 in een in het gestel 55 op en neer beweegbare kader 62 is aangebracht. In de beginstand volgens figuur 11 wordt de kader 62 in zijn hoogste stand gehouden door middel van aanslagmiddelen 63 bestaande uit een met de kader 62 verbonden steun 64, die door middel van een   rolletje   65 of dergelijke op een vaste aanslag 66 rust. 



  De werking van de snijmachine 52 kan eenvoudig uit de figuur worden afgeleid en bestaat erin dat het produkt 51 doorheen het gestel 55 schuift tot dit in kontakt komt met de aanslag 56. Vanaf dat moment wordt het gestel 55 meegenomen door de beweging van het produkt 51 en komt de steun 64 los van de aanslag 66, waardoor de kader 62 met de gloeidraad 60 tot op het eindprodukt 51 valt en hierdoorheen smelt, zulks terwijl het gestel 55 en het produkt 51 verder blijven bewegen. Wanneer het produkt 51 is doorgesneden ontstaat een plaat met een lengte L, die dan dient te worden weggenomen. De bedienaar 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 trekt dan het gestel 55 nog even vooruit en duwt de kader 62 met de gloeidraad 60 terug omhoog.

   De kader 62 haakt hierbij achter een elastisch verplaatsbare aanslag   67,   zoals weergegeven in figuur 12, waardoor bijvoorbeeld de voornoemde steun 64 hierachter   vasthaakt.   Wanneer het gestel 55 dan wordt losgelaten rolt dit onder invloed van het gewicht 58 terug in zijn beginstand, waarbij de verplaatsbare aanslag 67 door middel van een vaste aanslag 68 opzij   wordt gedrukt, een   en ander zoals weergegeven in figuur 13, waardoor de steun 64 met de rol 65 terug op de voornoemde aanslag 66 valt. De valbeweging van de kader 62 kan worden beperkt door een 
 EMI14.1 
 tegengewicht 69 te voorzien, waardoor de gloeidraad met een (2 CD zachte dalende beweging op het te snijden produkt 51 terechtkomt.    



  Zoals weergegeven in figuur 14 kunnen de 6   alsmede de niet in deze figuur weergegeven geleidingsmiddelen 14 zodanig staan opgesteld dat zij in een schuin verloop van de lagen 4 en/of 5 voorzien, waardoor deze laatsten minder 
 EMI14.2 
 scherp worden en bijzondere dikke lagen 4 en 5 kunnen c2 worden toegepast, die in dat geval hetzij vanaf rollen 9 en 10 of hetzij ook in de vorm van platen kunnen worden toegevoerd. 



  Figuur 15 geeft het in de inleiding besproken produkt weer, waarbij langs weerszijden van de platen 2 houten latten 70 zijn aangebracht, dewelke in het voornoemde kontinu proces 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 samen met de platen 2 aan de machine kunnen worden toegevoerd. 



  De latten 70 worden op hun plaats gehouden doordat de bekledingslagen 4 en 5 rond deze latten 70 zijn omgeplooid. 



   Het is duidelijk dat in dat geval bij voorkeur automatische zaagmachines 71 aan de afloopzijde van de inrichting staan geplaatst,   een   en ander zoals weergegeven in figuur 16. Deze zaagmachines 71 zagen dan de latten 70 door, waarna de uit kunststof bestaande gedeelten verder kunnen worden doorgesneden door middel van bijvoorbeeld de voornoemde gloeidraad 60. 



   De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijke werkwijze en inrichting voor het bekleden van elementen die bestaan uit ge xpandeerde kunststof, kunnen volgens allerlei varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims

Konklusies.

1. - Werkwijze voor het bekleden van elementen die bestaan uit geäxpandeerde kunststof, daardoar gekenmerkt dat zij bestaat in het verwarmen van een laag bekledingsmateriaal (4,5) gevormd Uit niet-geëxpandeerde kunststof en het tegen het te bekleden element (2) aandrukken van de warme laag (4,5), zodanig dat door samensmelting aan hun samenwerkende EMI16.1 oppervlakken na afkoeling een blijvende aanhechting onstaat.

(M i werkwijze volgens konklusie 1, daardoor gekenmerkt dat het aandrukken van de laag bekledingsmateriaal (4, 5), tegen het te bekleden element (2) gebeurt door de verwarmde laag (4,5) EMI16.2 . in een voortschrijdende beweging met het te bekleden element (2) samen te voegen. EMI16.3

3.-Werkwijze 0 dat de verwarmde laag bekledingsmateriaal (4, 5) tegen het oppervlak het te bekleden element wordt CP volgens konklusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt4.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat voor het materiaal van het te bekleden element <Desc/Clms Page number 17> (2) of de te bekleden elementen (2) een geëxpandeerde EMI17.1 kunststof wordt gekozen behorende tot van isolatieCD materiaal, meer speciaal materiaal zoals geëxpandeerd polystyreen, geëxpandeerd polyethyleen of geëxpandeerd materiaal van gelijke aard en dat voor de laag bekledingsmateriaal (4,5) hetzelfde basismateriaal wordt gekozen als het materiaal waaruit het voornoemd element (2) bestaat, doch in zijn niet geëxpandeerde vorm.

5.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, meer speciaal voor het vormen van beklede platen, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze in een kontinu proces wordt uitgevoerd waarbij het te bekleden element gevormd wordt door de opeenvolging van meerdere platen (2) uit geëxpandeerde kunststof, en waarbij de hiertegen aangedrukte laag, . J' respektievelijk lagen bekledingsmateriaal (4-5) vanaf een rol, respektievelijk rollen (9-10) worden ontnomen.

6.-Werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde elementen (2) aan weerszijden op de voornoemde wijze worden bekleed.

7.-Werkwijze volgens konklusie 5 of 6, daardoor gekenmerkt dat het bekledingsmateriaal (4-5) omheen de randen van de te bekleden platen (2) wordt omgebogen. <Desc/Clms Page number 18> 8.-Werkwijze volgens een der konklusies 5 tot 7, daardoor EMI18.1 . dat bij de kontinue toevoer van de platen (2) C > tevens aan weerszijden hiervan houten latten (70) worden toegevoerd, een en ander zodanig het bekledingsmateriaal 0 (4,5) hierrond wordt omgeplooid.

9.-erkwijze volgens een der konklusies 5 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het gevormde produkt (51) wordt verdeeld in willekeurig gewenste lengten (L) zulks ongeacht de plaatsen (53) waar de platen (2) uit geëxpandeerde kunststof aan elkaar sluiten.

10.-Inrichting voor het verwezenlijken van de werkwijze volgens een der voorgaande konklusies, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een baan (1) voor de toevoer van platen (2) ; middelen (3) voor het toevoeren van minstens een laag bekledingsmateriaal (4,5) ; per toegepaste laag (4,5) voorziene verwarmingsmiddelen (6) voor het op de gewenste temperatuur brengen van het bekledingsmateriaal ; aadrukrollen (7) om het bekledingmateriaal tegen de platen (2) aan te drukken ; en aandrijfmiddelen om het gevormde produkt voort te bewegen.

11.-Inrichting volgens konklusie 10, daardoor gekenmerkt dat zij bestaat uit een bovenste en onderste gedeelte die hoofdzakelijk symmetrisch aan elkaar zijn opgebouwd en die elk <Desc/Clms Page number 19> EMI19.1 in de toevoer (4, c2 5) voorzien, die gelijtijdig aan weerszijden van de toegevoerde platen (2) worden aangedrukt.

0 0 van een verwarmde laag bekledingsmateriaal12.-Inrichting volgens konklusie 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat elk van de middelen (3) voor het toevoeren van een laag bekledingsmateriaal (4,5) hoofdzakelijk bestaan uit enerzijds, een rolhouder (9,10) om een rol (11,12) van het betreffende bekledingsmateriaal in te plaatsen en anderzijds, geleidingsmiddelen 14 die de betreffende laag (4, 5) langsheen de voornoemde verwarmingsmiddelen (6) te transporteren, waarbij deze geleidingsmiddelen (14) hoofdzakelijk worden gevormd door langs beide randen van de toegevoerde laag bekledingsmateriaal (4,5) voorziene aangedreven kettingen (15) alsmede kamwielen (19) die door middel van spanmiddelen (20) naar de kettingen (15) toe worden gedwongen, waarbij de betreffende laag (4,5)

tussen de kettingen (15) en de kamwielen (19) wordt verplaatst.

13.-Inrichting volgens konklusie 11, daardoor gekenmerkt dat de aandrijfmiddelen hoofdzakelijk bestaan uit een aantal van de voornoemde aandrukrollen (7) dewelke door middel van een elektrische motor (40) zijn aangedreven.

14.-Inrichting volgens een der konklusies 11,12 of 13, daardoor gekenmerkt dat de verwarmingsmiddelen (6) <Desc/Clms Page number 20> hoofdzakelijk bestaan uit meerdere rijen infraroodlampen (43) die over de breedte staan verdeeld, uitgerust met EMI20.1 regelmiddelen (44) die toelaten dat op de verschillende 0 plaatsen volgens de breedte van de inrichting verschillende temperaturen kunnen worden toegepast.

15.- Inrichting volgens een der konklusies 11 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de inrichting is uitgerust met blaasmiddelen (50) voor het koelen van minstens de eerste aandrukrollen (7) waarmee de lagen bekledingsmateriaal (4,5) in kontakt komen.

16.-Inrichting volgens een der konklusies 11 tot 15, daardoor EMI20.2 gekenmerkt minstens een van de aandrukrollen (7) is 2 voorzien van plooiringen (32) voor het langs de randen van de platen ombuigen van de betreffende laag bekledingsmateriaal EMI20.3 (4, 5) en dat in de voortbewegingsrichting van het ..' produkt na deze plooiringen (32) geleidingsmiddelen (33) zijn voorzien die de omgeplooide gedeelten (34) nog gedurende een bepaalde tijd in kontakt drukken met het te bekleden element.

17.-Inrichting volgens een der konklusies 11 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de lagen bekledingsmateriaal (4,5) onder een schuine hoek ten opzichte van de te bekleden platen (2), aan deze platen worden toegevoerd. <Desc/Clms Page number 21>

18.-Inrichting volgens één der konklusies 11 tot 17, daardoor gekenmerkt dat zij is uitgerust met een snijmachine (52) die hoofdzakelijk bestaat uit een door middel van de beweging van het eindprodukt (51) tegen de kracht van een terugplaatsgewicht (58) in verplaatsbaar gestel (55) ; een met het gestel (55) verbonden en verplaatsbare aanslag (56) om de grootte van de af te snijden lengten in te stellen ; en een door middel van een kader (62) in het gestel (55) op een neer beweegbare gloeidraad (60) die in de beginpositie van het gestel (55) door middel van aanslagvormende middelen (63) in zijn omhooggeplaatste stand word gehouden en bij het verplaatsen van het gestel (55) van deze aanslagvormende middelen (63) loskomt waardoor de gloeidraad (60) in kontakt komt met het onderliggende eindprodukt (51).

19.-Inrichting volgens een der konklusies 11 tot 18, daardoor gekenmerkt dat zij aan de zijde waar de beklede elementen (2) EMI21.1 de inrichting minstens voor het gedeeltelijk doorzagen van het betreffende produkt (51).