<Desc/Clms Page number 1>
Rollift.
De uitvinding betreft een installatie welke het mogelijk maakt een laadlift aan een vrachtwagen te kunnen verplaatsen van de ene wand naar de andere, bijvoorbeeld van de achterwand naar de zijwand en terug.
Deze installatie maakt het mogelijk met een laadlif-c. op verschillende plaatsen of deuren aan de vrachtwagen te kunnen lossen en laden.
Een laadlift van een vrachtwagen is daarbij, in rijdende toestand van de vrachtwagen, opgehangen aan de achterzijde van de vrachtwagen-, aanhanger- of semi-aanhangeropbouw.
In deze toestand kan de laadlift gebruikt worden als een normale laadlift.
De ganse laadliftconstructie is bovenaan opgehangen door middel van rollen. Deze rollen kunnen ofwel rechtstreeks met de laadliftconstructie verbonden zijn, ofwel gemonteerd zijn op een rolgeleider.
<Desc/Clms Page number 2>
De constructie is in verschillende uitvoeringsvormen afgebeeld op de bijgevoegde tekeningen. Hierin toont Fig. l een achteraanzicht van een vrachtwagen voordat de laadlift is gemonteerd ; Fig. 2 een aanzicht overeenkomstig fig. l met een gedeeltelijk uitgeschoven rolgeleider ; Fig. 3 een bovenaanzicht van de vrachtwagen met de daaraan gemonteerde laadlift ; Fig. 4, 5 en 6 bovenaanzichten overeenkomstig fig. 3 maar met onderdelen in verschillende standen ; Fig. 7 een doorsnede over een geleidingsprofiel met daarin een rol en een rolgeleider met enkele door de rollen ondersteunde delen ; Fig. 8 een achteraanzicht van een vrachtwagen met de daaraan gemonteerde laadlift ; Fig. 9 een zijaanzicht van de vrachtwagen van fig. 8 ;
Fig. 10 een achteraanzicht van een vrachtwagen volgens de fig. 8 en 9 met de laadlift in een andere stand ;
<Desc/Clms Page number 3>
EMI3.1
Fig. een achteraanzicht van een vrachtwagen voorzien van een ander systeem voor het ophangen van de laadlift maar voor het monteren van de laadlift Fig. een achteraanzicht overeenkomstig fig. maar met de rolgeleider in een uitgeschoven stand t Fig. een zijaanzicht van de vrachtwagen met gemonteerde laadiift ineen gebruikspositie daarvan Fig. een achteraanzicht van een vrachtwagen met gemonteerde laadlift in een bepaalde stand daarvan Fig. een zijaanzicht van een vrachtwagen met gemonteerde laadlift in een bepaalde stand daarvan Fig. een achteraanzicht van een vrachtwagen met gemonteerde laadlift Fig. een zijaanzicht van een vrachtwagen met gemonteerde laadlift Fig.
een achteraanzicht van een vrachtwagen met de laadlift in een bepaalde stand Fig. een achteraanzicht van een vrachtwagen zonder laadlift met andere ondersteuningsmiddelen daarvoor
<Desc/Clms Page number 4>
11Fig. 20, 21 en 22 bovenaanzichten van de vrachtwagen van fig. 19 met gemonteerde laadlift in verschillende standen ; Fig. 23 een achteraanzicht van de vrachtwagen met gemonteerde laadlift ; en Fig. 24 een achteraanzicht van de vrachtwagen met de laadlift in een andere stand.
In de tekeningen is de laadliftconstructie aangeduid met H en deze is opgehangen door middel van rollen D, die lopen over een rolgeleider C, waarvoor in het bijzonder zij gewezen op de fig. 7,20 en 23. De rolgeleider C met de rollen D zijn gevat in de zwenkarmgeleidingsprofielen B, welke bevestigd zijn aan de achterbovenhoeken van de carrosserie-opbouw P door middel van scharnieren, en in het midden van de bovenregel Q van de achterwand van de carrosserie-opbouw P door middel van vergrendelingen G, zie fig. 3,8 en 9. In deze toestand kan de laadlift H vergrendeld zijn zodat zij niet kan wegrollen.
Een eerste constructieve uitvoering is aangeduid met a.
Om de laadlift H naar de zijwand te brengen vindt allereerst verschuiven van de laadlift H plaats. Hierbij
<Desc/Clms Page number 5>
kan de constructie al zijn toegepast.
Daarbij kan na ontgrendeling de laadlift H naar links of rechts verschoven worden tot over een lengte van circa de helft van haar eigen breedte. Hierdoor komen de helft van de rollen D vrij buiten het geleidingsprofiel B en de helft van de rollen D zijn nog gevat in het geleidingsprofiel B, zie fig. 14 en 4. In deze toestand kan de laadlift H vergrendeld worden zodat zij niet meer. kan verschuiven. Deze vergrendeling kan bijvoorbeeld gebeuren door de rolgeleider C te blokkeren in het zwenkarmprofiel B.
Bij de constructie a2 wordt door middel van hydraulisch of mechanisch opheffen van het zwenkarm-geleidingsprofiel in het scharnier F de laadlift H ontgrendeld en kan zij vrij naar links of rechts verschoven worden tot over een lengte van circa de helft van haar eigen breedte. Hierdoor komen de helft van de rollen D vrij buiten het geleidingsprofiel B en de helft van de rollen D zijn nog gevat in het geleidingsprofiel B, zie fig. 14 en 4. In deze toestand kan de laadlift H vergrendeld worden zodat zij niet meer kan verschuiven.
Deze vergrendeling kan bijvoorbeeld gebeuren door de rolgeleider C te blokkeren in het zwenkarm-geleidingsprofiel B.
<Desc/Clms Page number 6>
Na het bereiken van de hiervoor genoemde toestand kan het zwenkarm-geleidingsprofiel B worden ontgrendeld in G. Na deze ontgrendeling kan de laadlift H wegscharnieren in de scharnier F. De ganse massa van de laadlift H balanceert als het ware in scharnier F, zie fig. 5, 6,. 15 en 14. De laadlift H, welke via de helft van de rollen D nog gevat is in het zwenkarm-geleidingsprofiel B kan nu dus over een hoek van 900 worden weggedraaid, zodanig dat zij in de uiterste stand parallel komt te hangen met de zijwand van de carrosserie-opbouw P en het zwenkarm-geleidingsprofiel B in het verlengde komt van het geleidingsprofiel A, zie fig. 6,18 en 10.
Hierna kan de laadlift H langs de zijwand van de carrosserie-opbouw P worden verschoven.
Bij een constructie al kan het zwenkarm-geleidingsprofiel B vergrendeld worden en kan de blokkage van de rolgeleider C in het zwenkarm-geleidingsprofiel B opgeheven worden en komt de laadlift H vrij, waarna zij geschoven kan worden langs de zijwand van de carrosserie-opbouw P, met andere woorden de rolgeleider C kan nu in het geleidingsprofiel Aa verder geschoven worden naar en in het geleidingsprofiel A, zie fig. 6, 10, 13 en 15.
<Desc/Clms Page number 7>
Bij de constructie a2 komt door het hydraulisch of mechanisch laten zakken van het zwenkarm-geleidingsprofiel B in het scharnier F de vergrendeling van het zwenkarmgeleidingsprofiel B vrij en zakken de rollen D in het geleidingsprofiel A, Ab. Hierdoor wordt automatisch de stand van het zwenkarm-geleidingsprofiel B geblokkeerd of vergrendeld. Vervolgens kan de blokkage van de rolgeleider C in het zwenkarm-geleidingsprofiel opgeheven worden en kan de laadlift H vrij geschoven worden langs de zijwand van de carrosserie-opbouw P, met andere woorden de rolgeleider C kan nu verder in het geleidingsprofiel A geschoven worden, zie fig. 18, 6,13 en 15.
De laadlift H kan nu op diverse plaatsen langs de zijwand van de carrosserie-opbouw P gebruikt worden, zie fig. 13, mits zij wordt vergrendeld zodat zij niet kan weglopen op een hellend vlak. Deze vergrendeling kan gebeuren met diverse technieken, zoals o. a : asvergrendeling ; door uitschakelen of blokkeren van rollen D, automatische veervergrendeling op vaste plaatsen enz.
Om de laadlift H terug naar de achterwand te brengen kan deze na het ontgrendelen ervan terug naar achter van de carrosserie-opbouw P worden geschoven, tot aan het einde van het zwenkarm-geleidingsprofiel B
<Desc/Clms Page number 8>
dat nog steeds in het verlengde is van geleidingsprofiel A, zie fig. 15,13, 6,10 en 18. In deze toestand kan de rolgeleider C geblokkeerd worden in zwenkarmgeleidingsprofiel B, waardoor de laadlift H niet meer kan verschoven worden.
Nu wordt de laadlift H om de hoek gedraaid. Bij de constructie al kan het zwenkarm-geleidingsprofiel B uit zijn positie worden ontgrendeld en terug naar zijn oorspronkelijke positie gedraaid, met andere woorden de laadlift H kan om de hoek van de carrosserieopbouw P draaien. De vergrendeling G slaat in, de blokkage van de rolgeleider C in het zwenkarm-geleidingsprofiel B kan vervolgens worden opgeheven en de laadlift kan vervolgens in haar oorspronkelijke positie naar de achterkant van de carrosserie-opbouw P worden verschoven, zie fig. 3,4, 5,6, 9,10, 15,14, 17 en 18.
Bij de constructie a2 kan men het zwenkarm-geleidingsprofiel B hydraulisch of mechanisch opheffen. Hierdoor wordt het zwenkarm-geleidingsprofiel uit zijn positie ontgrendeld. Hierdoor kan men het zwenkarm-geleidingsprofiel B terug naar zijn oorspronkelijke positie draaien, met andere woorden men draait de laadlift H om de hoek van de carrosserie-opbouw P. Vervolgens kan men de blokkage van de rolgeleider C in het
<Desc/Clms Page number 9>
zwenkarm-geleidingsprofiel B opheffen. Hierdoor kan men de laadlift H terug in haar oorspronkelijke positie achteraan de carrosserie-opbouw P schuiven. Vervolgens laat men het zwenkarm-geleidingsprofiel B terugzakken, waardoor de laadlift H terug in haar vergrendelde positie komt te zitten, zie fig. 3,4, 5,6, 16,17 en 18.
Een tweede constructieve uitvoering is aangeduid met b.
Dit is een eenvoudiger systeem, waarin de laadlift H niet eerst half uit het zwenkarm-geleidingsprofiel wordt geschoven alvorens het om de hoek gedraaid wordt, zoals bij constructie a. Hier is het zwenkarm-gelei- 'dingsprofiel B uit een stuk, aan de ene zijde de"schar- nier F en aan de andere zijde een vergrendeling G, zie fig. 20.
Na het ontgrendelen van vergrendeling G kan het zwenkarm-geleidingsprofiel B samen met de daar aan hangende laadlift H onder een hoek van 900 weggescharnierd worden, totdat het zwenkarm-geleidingsprofiel in het verlengde van geleidingsprofiel A komt. Na het zwenkarm-geleidingsprofiel B in deze stand te hebben vergrendeld of geblokkeerd kan de blokkage of vergrendeling van de rolgeleider C in het zwenkarm-geleidings-
<Desc/Clms Page number 10>
profiel B opgeheven worden. Vervolgens kan de lift van het zwenkarm-geleidingsprofiel naar het geleidingsprofiel A geschoven worden, zodanig dat de laadlift H langs de zijwand van de carrosserie-opbouw P kan verschoven worden. In deze toestand kan de laadlift H op diverse plaatsen gebruikt worden, mits zij vergrendeld wordt om het wegschuiven op een hellend vlak tegen te gaan, zie fig. 20,21, 22,23 en 24.
Om de laadlift H terug naar de achterwand te brengen kan na het ontgrendelen van de laadlift H uit een gebruiksklare positie langs de zijwand van de carrosserieopbouw P de laadlift H verschoven worden tot op het zwenkarm-geleidingsprofiel B. In deze toestand kan de rolgeleider C geblokkeerd of vergrendeld worden in het zwenkarm-geleidingsprofiel B, zodat de laadlift H niet meer kan verschoven worden. Vervolgens kan het zwenkarm-geleidingsprofiel in haar stand worden ontgrendeld, zodat zij kan gescharnierd worden in haar oorspronkelijke toestand achter de carrosserieopbouw P en als zodanig komt de laadlift H weer te hangen op haar oorspronkelijke plaats achter de carrosserie-opbouw P. Vervolgens kan de vergrendeling G weer in werking treden, zie fig. 20, 21,22, 23 en 24.
Deze constructie b, kan ook gecombineerd worden met de constructie a2. Om een automatische vergrendeling
<Desc/Clms Page number 11>
mogelijk te maken van de laadlift H in transporttoestand en van het zwenkarm-geleidingsprofiel in open gescharnierde toestand, kan men deels constructie a2 toepassen door het zwenkarm-geleidingsprofiel mechanisch of hydraulisch op te kunnen heffen in scharnier F.
In de hiervoor vermelde beschrijving wordt onder het werkwoord"verschuiven"verstaan het rollen van de rollen D in de geleidingsprofielen , Aa, Ab, B. Deze rollen D zouden ook kunnen vervangen zijn door glijstukken. De aandrijving van dit verschuiven kan manueel zijn, maar ook motorisch, rechtstreeks op de rollen of door middel van ketting- of kabeloverbrenging, enz.
Door de zwaartekracht-inwerking blijft, in normale omstandigheden de laadlift H volledig tegenaan de carrosserie-opbouw P hangen. Het verschuiven van de laadlift H tegen de onderkant van de carrosserieopbouw P aan kan geschieden door middel van een schuifgeleiding of door middel van een rolgeleiding, eventueel een tweede geleidingssysteem in de zin van onderdelen A, B, C en D, aan de onderkant van de carrosserie-opbouw P gemonteerd.
Afmetingen, vorm en onderlinge opstelling der hiervoor beschreven onderdelen kunnen verschillen en zouden
<Desc/Clms Page number 12>
kunnen worden vervangen door andere onderdelen die hetzelfde doel nastreven. Zo ook zou de hiervoor beschreven inrichting kunnen worden aangevuld met andere onderdelen die er de praktische werking van zouden kunnen bevorderen.
De voordelen van de boven beschreven uitvinding zijn de volgende : - men kan de verschillende compartimenten van een carrosserie-opbouw P rechtstreeks bevrachten en ontladen ; - de laadlift H bevindt zich in transporttoestand aan de achterzijde van de vrachtwagen, hierdoor is er in de breedte geen ruimteverlies, zodat de carrosserie-opbouw P een optimale nuttige vracht- breedte houdt ;
en - een carrosserie-opbouw P van een vrachtwagen, aan- hangwagen, semi-aanhangwagen, container enz. moet maar een laadlift H bezitten om aan verschillende deuropeningen te laden en te lossen, wat resulteert in minder investeringskosten, minder onderhouds- kosten en minder taragewicht.
<Desc/Clms Page number 13>
Legende bij principetekeningen A - geleidingsprofiel B - zwenkarm-geleidingsprofiel C - rolgeleider D - rollen E - as F - scharnier G - vergrendeling H - laadlift K - wagenvloer L - cilinderkast laadlift M - glijbaan laadlift N - steunlat P - carrosserieopbouw Q - bovenregel carrosserieopbouw