BE1001885A3 - Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels. - Google Patents

Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels. Download PDF

Info

Publication number
BE1001885A3
BE1001885A3 BE8801276A BE8801276A BE1001885A3 BE 1001885 A3 BE1001885 A3 BE 1001885A3 BE 8801276 A BE8801276 A BE 8801276A BE 8801276 A BE8801276 A BE 8801276A BE 1001885 A3 BE1001885 A3 BE 1001885A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
arms
weaving
thread
desc
stop
Prior art date
Application number
BE8801276A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE8801276A priority Critical patent/BE1001885A3/nl
Priority to DE1989604631 priority patent/DE68904631T2/de
Priority to EP19890202776 priority patent/EP0368402B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1001885A3 publication Critical patent/BE1001885A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C7/00Leno or similar shedding mechanisms
    • D03C7/06Mechanisms having eyed needles for moving warp threads from side to side of other warp threads

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding heeft als voorwerp een inrichting voor het vormen van zelfkanten waarbij de aandrijving gebeurt door middel van de weefkaders zelf, en waarbij gebruik gemaakt wordt van een kantelmekanisme voor het afwisselend zijdelings verplaatsen van de slingerdraden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  "Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels". --------------------------------------------------------Deze uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels. In het bijzonder betreft de uitvinding een inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels waarbij gebruik gemaakt wordt van slingerdraden en naalddraden. 



  Het vormen van een zelfkant aan een weefsel is reeds lang gekend. Versohillende zelfkantapparaten zijn dan ook bekend. 



  Zelfkantapparaten kunnen voor wat betreft hun aandrijving hoofdzakelijk in twee typen ingedeeld worden. Het eerste type betreft zelfkantapparaten waarbij de beweging van de onderdelen verkregen wordt door middel van afzonderlijke, of althans niet rechtstreeks met de weefkaders samenwerkende aandrijfmiddelen, die bijvoorbeeld bestaan in een nokkenmekanisme, zoals bijvoorbeeld bekend uit het 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Zwitsers oktrooi nr   564. 114, of een   mekanisme dat in een verbinding met de lade voorziet. 



  Het tweede type betreft zelfkantapparaten waarvan de respektievelijke onderdelen rechtstreeks in de weefkaders gemonteerd zijn en door de beweging van deze weefkaders worden aangedreven. 



  Verder kunnen inrichtingen voor het vormen van zelfkanten ingedeeld worden volgens het type van middelen dat wordt aangewend om in de verplaatsing van de slingerdraden, met andere woorden het kruisen ervan, te voorzien. Om deze verplaatsing te bekomen kunnen bijvoorbeeld kantelmekanismen, nokkenmekanismen of roteerbare elementen worden aangewend. 



  De huidige uitvinding heeft als voorwerp een inrichting voor het vormen van zelfkanten van het voornoemde tweede type, met andere woorden waarbij de aandrijving ervan gebeurt door middel van de weefkaders zelf, waarbij bovendien gebruik gemaakt wordt van een kantelmekanisme voor het afwisselend zijdelings verplaatsen van de slingerdraden. 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 



  Een doel van de uitvinding bestaat erin een   konatruktief   zo eenvoudig mogelijke en bijgevolg een zo goedkoop mogelijke inrichting te bieden. 



  Nog een doel van de uitvinding bestaat erin een inrichting te bieden waardoor de zelfkantbinding ook bevolen wordt tijdens het terugdraaien van de weefmachine gedurende het schotzoeken   m. a. w.   gedurende het terugdraaien van de kaderaandrijving. 



  Tevens heeft de uitvinding een inrichting tot doel die een grote bedrijfszekerheid biedt, in het bijzonder een inrichting die ook bij hoge weefmachinetoerentallen weinig onderhevig is aan slijtageversohijnselen. 



  De inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels bestaat volgens de uitvinding hiertoe hoofdzakelijk uit een aan een eerste weefkader bevestigd gedeelte gevormd door twee wentelbare armen, die naar elkaar geriohte uiteinden vertonen die voorzien zijn van draadogen bedoeld voor het geleiden van de slingerdraden,   waarbij   de armen toelaten dat de draadogen afwisselend en tegengesteld tussen twee posities heen en weer verplaatst worden, middelen die de wentelbare armen onderling koppelen zodanig dat uitsluitend de simultane verplaatsing ervan mogelijk is en vergrendelingsmiddelen die de wentelbare 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 armen in hun laatst ingenomen stand dwingen ;

   een met een tweede weefkader verbonden draadgeleidingselement dat bedoeld is voor het geleiden van minstens   één   naalddraad, hetwelke voornamelijk bestaat uit minstens   één   naald die, door de kaderbeweging van de voornoemde twee weefkaders, tussenin de slingerdraden presenteerbaar is ; en kantelmiddelen gevormd door, enerzijds, een geprofileerd gedeelte dat deel uitmaakt van een van de wentelbare armen, bestaande uit een wig die aan weerszijden een steungedeelte vertoont, en, anderzijds, een vast gemonteerde, elastisch vervormbare aanslag die in één van de uiterste standen van de weefkaders afwisselend met   één   van de naast de wig   gesitueerde   steungedeelten samenwerkt. 



  Volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding wordt om de kantelmiddelen te bevelen gebruik gemaakt van een aanslag die een tussenstuk uit elastisch materiaal vertoont, zodanig dat niet uitsluitend de verbuigbaarheid van de aanslag die nodig is voor de werking van de inrichting, wordt bekomen, doch dat tevens een   schokdemping   plaatsvindt waardoor bij het in kontakt komen van het geprofileerde gedeelte met de aanslag piekbelastingen en ten gevolge hiervan onstane slijtageverschijnselen beperkt blijven. 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 Met het   inzioht   de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen zijn hierna, als voorbeelden zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :

   figuur 1 schematisch een weefmachine weergeeft, zulks om de uitvinding beter te situeren ; figuur 2 de inrichting volgens de uitvinding weergeeft, waarbij duidelijkheidshalve de weefkaders verder uit elkaar getekend zijn dan in werkelijkheid ; figuur 3 een zieht weergeeft volgens pijl F3 in figuur   2 ;    figuur 4 een achteraanzicht weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 is weergegeven ; figuur 5 een zieht weergeeft volgens pijl F5 in figuur 
 EMI5.1 
 2 figuur 6 de aanalag weergeeft voor het kantelmekanisme ; figuur 7 een doorsnede weergeeft volgens lijn VII-VII in figuur   6 ;   figuur 8 een variante weergeeft van het gedeelte dat in figuur 3 is afgebeeld ; figuur 9 de binding weergeeft waarvoor de inrichting volgens de uitvinding is bedoeld ; figuren 10-16 stapsgewijs de werking van de inrichting weergeven ;

   

 <Desc/Clms Page number 6> 

 figuur 17 een inrichting volgens de uitvinding weergeeft voor het gelijktijdig vormen van twee zelfkanten aan twee weefsels dewelke naast elkaar op   eenzelfde   weefmachine worden gefabriceerd. 



  Ten einde de huidige uitvinding te situeren, worden in figuur 1 schematisch het weefproces en de belangrijkste onderdelen van een weefmachine weergegeven die zoals bekend gevormd worden door een kettingboom 1, een doekboom 2,   aandrijfmiddelen   3 om beide bomen aan te drijven, de ketting 4, de weefkaders 5 waarvan er twee, respektievelijk 6 en 7, zijn weergegeven, de aandrijving 8 voor de weefkaders, de lade   9,   de lade-aandrijving 10, de door de weefkaders 5 gevormde gaap 11, de aanslaglijn 12, en het weefsel 13. De   huldige   uitvinding betreft een inrichting 14 voor het vormen van minstens   een   zelfkant 15 die, zoals is weergegeven in figuur 2, gemonteerd is op twee van de voornoemde weefkaders 6 en 7. 



  Zoals weergegeven in figuren 2 tot 5 bestaat deze inrichting 14 hoofdzakelijk uit een aan een eerste weefkader 6 bevestigd gedeelte 16 gevormd door twee wentelbare armen 17 en 18, die naar elkaar gerichte uiteinden 19 en 20 vertonen dewelke voorzien zijn van draadogen 21 en 22 die bedoeld zijn voor het geleiden van de slingerdraden 23 en 24, middelen 25 die de wentelbare 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 armen 17 en 18 onderling koppelen en vergrendelingsmiddelen 26 die de wentelbare armen 17-18 in hun laatst ingenomen stand   dwingen ;

   een   met een tweede weefkader 7 verbonden draadgeleidingselement 27 dat   bedoeld is   voor het geleiden van minstens één naalddraad   28 ;   en kantelmiddelen 29 gevormd door, enerzijds, een geprofileerd gedeelte 30 dat deel uitmaakt van de wentelbare arm 17, bestaande uit een wig 31 die aan weerszijden een   steungedeelte, respektievelijk   32 en   33,   vertoont, en, anderzijds, een vast gemonteerde, elastisch vervormbare aanslag 34. 



  Het voornoemde gedeelte 16 is opgebouwd langs een   vlak   basisprofil 35 dat bij zijn uiteinden door middel van bevestigingselementen 36, die slechts schematisch zijn weergegeven, aan de ophangprofielen 37 van het eerste weefkader 6 is bevestigd. De bevestigingselementen 36 bezitten dezelfde vorm als de   bevest1g1ngselementen   38 waarmee het draadgeleidingselement 27 bevestigd is aan het ophangprofiel 39 van het tweede weefkader 7 (zie figuur 5). In het midden, ter hoogte van de draadogen 21 en 22, is het profiel 35 voorzien van een opening 40 die een doorgang vormt voor de slingerdraden 23 en 24.

   De voornoemde armen 17 en 18   zijn verdraaibaar bevestigd   aan het basisprofil 35, respektievelijk door middel van een boven de opening 40 gesitueerd draaipunt 41 en een onder 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 de opening 40 gesitueerd draaipunt 42. De armen 17 en 18, die voornamelijk de vorm van hefbomen vertonen, zijn hoofdzakelijk in   een   vlak gelegen zodanig dat de door de inrichting 14 ingenomen plaats tot een minimum beperkt blijft. 



  De voornoemde middelen 25 die de wentelbare armen 17 en 18 onderling koppelen, maken dat uitsluitend de simultane verplaatsing van de twee armen mogelijk is zodanig dat door het kantelen van een arm automatisch de andere arm in tegengestelde richting gekanteld wordt. Deze middelen 25 bestaan in de uitvoeringsvorm volgens figuren 2 tot 5 uit samen met de armen 17 en 18 wentelbare elementen 43 en 44 die op een bepaalde straal ten opzichte van de draaipunten 41 en 42 verbonden zijn door middel van stangen 45, zodanig dat de verdraaiing van het element 43 automatisch resulteert in de verdraaiing van het element 44 en de daarmee verbonden arm 18. Zoals zichtbaar in figuren 4 en 5 bevinden de elementen 43 en 44 en de stangen 45 zieh bij voorkeur aan de achterzijde van het basisprofil 35. 



  De vergrendelingsmiddelen 26 werken bij voorkeur in op het uiteinde 46 van de arm 18 dat zieh tegenovergelegen bevindt aan het uiteinde 20 waarin het draadoog 22 is aangebracht. De vergrendelingsmiddelen 26 dwingen de arm 18, en dus ook de hiermee gekoppelde arm 17, hetzij in de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 ene, of hetzij in de andere uiterste positie. De uiterste posities van de armen 17 en 18 worden bepaald door   een   of meerdere aanslagen, waartoe in de weergegeven uitvoeringsvorm, zoals zichtbaar in figuren 3 tot 5, gebruik gemaakt wordt van een in de tweede arm 18 bevestigde pen 47 die met een bepaalde speling S past   1n   een opening 48 in het basisprofil 35 dewelke een grotere diameter vertoont dan de pen 47. Het is duidelijk dat de door de armen 17 en 18 uitgevoerde hoekverplaatsing afhankelijk is van de voornoemde speling. 



  De vergrendelingsmiddelen 26 bestaan zoals weergegeven in de figuren 2,3 en 5, uit een tussen het voornoemde uiteinde 46 van de arm 18 en een op het basisprofiel 35 gemonteerd draaipunt 49, aangebracht drukmekanisme bestaande twee steunelementen 50 die door middel van een drukveer 51 zo ver mogelijk uit elkaar worden gedrukt. 



  Het voornoemde geprofileerde gedeelte 30 is bij voorkeur gevormd door het hefboomsuiteinde 52 van de eerste arm 17 dat zich tegengesteld bevindt aan het voornoemde uiteinde 19 dat het draadoog 21 bevat. Door het geprofileerde gedeelte 30 aan   een   arm 17 te voorzien terwijl de vergrendelingsmiddelen 26 met de andere arm 18 samenwerken wordt bekomen dat vrijwel alle onderdelen die op het basisprofil 35 zijn aangebracht zieh in   een   vlak 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 bevinden, waardoor het gedeelte 16 in de richting dwars op de weefkaders weinig plaats inneemt. Hierdoor kunnen de weefkaders 6 en 7 onmiddellijk naast elkaar worden gemonteerd. 



  De voornoemde aanslag 34 is vast gemonteerd bij voorkeur op een gedeelte 53 van het   maehinefreem   dat zieh boven de weefkaders 6 en 7 bevindt. De aanslag 34 is zodanig opgesteld dat het geprofileerde gedeelte 30 in de hoogste stand van het eerste weefkader 6 hiermee in kontakt komt. 



  Zoals weergegeven in figuren 2,5 en 6, vertoont de aanslag 34 een kontaktgedeelte 54 dat door de beweging van het eerste weefkader 6 afwisselend in kontakt komt met de zijden 55 en 56 van de wig 31 en de steungedeelten 32 en 33. De aanslag 34 vertoont verder middelen die zowel de zijdelingse   verbuiging   als de elastische indrukking toelaten, waarbij deze middelen bij voorkeur bestaan uit een elastisch tussenstuk 57 dat gemonteerd is tussen een bovenste gedeelte 58 en een onderste gedeelte 59 van de aanslag 34, één en ander zoals weergegeven in figuren 6 en 7.

   Het elastische tussenstuk 57 bestaat bij voorkeur uit een blokje rubber dat vastgezet is op twee   steunplaatjes   60 en 61 die op hun beurt voorzien zijn van draadstangen 62,63, die, in de tegenover elkaar gelegen uiteinden van de voornoemde gedeelten 58 en 59 kunnen worden geschroefd. 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 Volgens een variante kan het voornoemde blokje rubber rechtstreeks gekleefd worden tussen de voornoe, de gedeelten 58 en 59. 



  De eenvoudige opbouw van de aanslag 34 laat toe dat hij doorheen het tweede weefkader 7 in de baan van het geprofileerde gedeelte 30 kan worden gepresenteerd, zonder de weefkaders 6 en 7 in hun beweging te storen. Hierdoor kunnen eveneens de weefkaders 6 en 7 onmiddellijk naast elkaar worden gemonteerd. 



  Zoals zichtbaar in figuren 2 en 5 bestaat het draadgeleidingselement 27 uit een naald 64, die aan haar bovenste uiteinde is voorzien van een draadoog 65 dat bedoeld is voor het geleiden van een naalddraad 28. Het draadgeleidingselement 27 is door middel van een bevestigingselement 38 aan het ophangprofiel 39 van de tweede weefkader 7 bevestigd en wel zodanig dat de naald 64 tussenin de slingerdraden 23 en 24 kan gepresenteerd worden. De naald 64 kan tussenin de slingerdraden gepresenteerd worden door middel van de kaderbeweging van de voornoemde weefkaders 6 en 7. De naald 64 bevindt zieh tussenin de slingerdraden 23 en 24 als de eerste weefkader 6 zieh in zijn onderste stand bevindt en de tweede weefkader 7 zieh in zijn bovenste stand bevindt.

   Ten einde de naalddraad 28 zodanig te geleiden dat deze niet in 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 kontakt komt met het eerste gedeelte 16, m. a. w. niet in kontakt komt met de slingerdraden 23 en   24,   is het draadgeleidingselement 27 voorzien van draadgeleidingsmiddelen gevormd door een opening of draadoog 66 dat zioh in de basis van het draadgeleidingselement 27 bevindt en een tweede naaldvormig element 67 met een draadoog 68 dat zieh op dezelfde hoogte doch zijdelings verplaatst ten opzichte van het draadoog 65 bevindt. De naalddraad 28 wordt opeenvolgend doorheen het draadoog 68, langs het naaldvormig element 67 naar beneden, dan doorheen het draadoog 66 en vervolgens terug omhoog langs de naald   6   en via het draadoog 65 naar het weefsel 13 geleid. 



  Figuur 8 geeft een variante weer voor de voornoemde middelen 25, evenals voor de   vergrendelingsm1ddelen   26. De koppeling van de twee armen 17 en 18 is gevormd uit aan weerszijden van deze armen gesitueerde en in geleidingen 69 verplaatsbare stangen 70 die gevat zitten tussen zijdelings op de armen 17 en 18 gemonteerde aanslagen 71 en 72. De vergrendelingsmiddelen 26 bestaan uit een onder veerdruk in een zitting 73 aangebracht kogeltje 74 in het uiteinde 46 van de arm 18, dat in de uiterste standen van de armen in passende uitsparingen 75 in een met het basisprofil 35 verbonden steun 76 wordt gedrukt. 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 



  De hiervoor beschreven inrichting laat toe een binding voor een zelfkant 15 te vormen zoals weergegeven in figuur 9. De werking wordt hierna stapsgewijs uiteengezet aan de hand van figuren 10 tot 16 waarin duidelijkheidshalve uitsluitend de voor de weergegeven posities belangrijkste onderdelen zijn afgebeeld. Hierbij worden de weefkaders 6 en 7 door middel van de kaderaandrijving 8 afwisselend en tegengesteld op en neer bewogen tussen hun hoogste en laagste positie. 



  Volgens figuur 10 bevindt het eerste weefkader 6 zieh in zijn laagste positie, terwijl het tweede weefkader 7 in de hoogste stand staat. Hierdoor strekt de naald 64 zieh tussen de slingerdraden 23 en 24 uit. Na het inbrengen van een inslagdraad 77A tussen de naalddraad 28 en de slingerdraden 23 en 24, en na het aanslaan hiervan neemt deze een positie in zoals weergegeven in figuur 10. Ten einde de inslagdraad 77A in te binden worden de weefkaders van positie verwisseld waardoor een toestand ontstaat zoals afgebeeld in figuur 11. Uiteraard wordt op het gepaste ogenblik wederom een inslagdraad 77B in de gaap 11 ingebracht, waarbij het inbrengen van de inslagdraad zoals bekend reeds kan gebeuren vanaf het ogenblik dat de gaap 11 voldoende geopend is en aldus reeds vooraleer de weefkaders 6 en 7 hun uiterste standen hebben bereikt. 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 



  Wanneer het eerste weefkader 6 zijn hoogste stand nadert, worden de armen 17 en 18 gekanteld doordat het kantelmekanisme, zoals weergegeven in figuren 12 tot 15, wordt   bekrachtigd.   



  Bij het omhoog bewegen van het eerste weefkader 6 komt zoals afgebeeld in figuren 12 en 13 het kontaktgedeelte 54 van de aanslag 34 op de linkse zijde 55 van de wig 31 terecht. Het elastisch tussenstuk 57 verbuigt en het onderste gedeelte 59 wordt zijdelings verplaatst. Wanneer het kontaktgedeelte 54 in kontakt komt met het steungedeelte 32 en hierop een druk uitoefent zoals afgebeeld in figuur 14, worden de armen 17 en 18 gekanteld tegen de werking van de vergrendelingsmiddelen 26 in waardoor tenslotte een toestand zoals in figuur 15 ontstaat. 



  Het is duidelijk dat door het gebruik van een elastisch tussenstuk 57 dat ook in de hoogterichting kan samengedrukt worden de voordelen worden geboden dat, enerzijds, dit tussenstuk een dempende werking uitoefent waardoor slijtageverschijnselen en trillingen gering blijven en, anderzijds, de precisie waarmee het kontaktgedeelte 54 ten opzichte van de steungedeelten 32 en 33 moet gepositioneerd zijn, relatief grote toleranties biedt. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 Het is eveneens duidelijk dat het opstellen van de aanalag 34, zodat het omkantelen van de wentelbare armen 17 en 18 gebeurt in een van de uiterste standen van de weefkaders 6 en 7, het voordeel biedt dat de steungedeelten 32 en 33 van de wig 31 met een kleine snelheid in kontakt komen met de aanslag 34 gezien de weefkaders in hun uiterste standen een snelheid gelijk aan nul hebben.

   Hierdoor is de inrichting zelfs bij hoge weefmachinetoerentallen weinig onderhevig aan slijtageverschijnselen. 



  Wanneer de slingerdraden van positie zijn verwisseld ontstaat een toestand zoals in figuur 16 waarbij duidelijkheidshalve de kruising 78 naast de aanslaglijn 12 is getekend. De inslagdraad 77B wordt door de naar voor gaande beweging van de lade door het riet 79, die in figuur 2 voorgesteld werd, aangeslagen, waarna de voornoemde oyolus zieh kan   herhalen.   



  Bij het terug naar beneden bewegen van het weefkader 6 glijdt het kontaktgedeelte 54 eerst langsheen de zijde 55. 



  De elasticiteit van het   tusaenstuk   57 en de kracht uitgeoefend door de drukveer 51 zijn uiteraard zodanig gekozen dat de zijwaarts gerichte kracht die door het kontaktgedeelte 54 op de zijde 55 of 56 wordt uitgeoefend niet voldoende   ia om   het   kantelmeohan1sme   te bevelen. 

 <Desc/Clms Page number 16> 

 Het is duidelijk dat de toevoer van de slingerdraden 23 en 24 en van de naalddraad 28 hetzij   vanaf   de kettingboom kan gebeuren of hetzij van speciaal daartoe voorziene niet in de figuren weergegeven bobijnen. 



  In figuur 17 wordt nog een gedeelte van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven die gelijktijdig twee zelfkanten 15 en 80 aan naast elkaar gefabrioeerde weefsels vormt. Het enige verschil met de aan de hand van figuren 2 tot 5 uiteengezette uitvoering bestaat erin dat het draadgeleidingselement 27 twee naalden 81 en 82 bezit en dat de armen 17 en 18 elk aan hun uiteinden voorzien zljn van twee naast elkaar gesitueerde draadogen, respektievelijk 83-84 en 85-86 voor de geleiding van de slingerdraden 87 tot 90. Elke naald 81 en 82 vertoont een draadoog 91 en 92 voor de geleiding van de respektievelijke naalddraden 93 en 94. De twee naalddraden 93 en 94 worden langs   6en   gemeenschappelijk naaldvormig element 95 geleid. 



  De positie van de draadogen 91 en 92 van het draadgeleidingselement 27 in figuur 17 ten opzichte van de plaats die de draadogen 83 tot 86 van het voornoemde gedeelte 16 kunnen innemen, kan   eenvoudig   uit de figuur worden afgeleid en de werking 1s analoog aan de inrichting van figuur 2. Hierbij bevinden de naalden 81 en 82 zieh 

 <Desc/Clms Page number 17> 

 tussenin de respektievelijke slingerdraden 87 tot 90, meer speciaal bevindt de naald 81 zieh tussenin de slingerdraden   81   en 89 en bevindt de naald 82 zieh tussenin de slingerdraden 88 en 90. 



  De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeelden beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader der uitvinding te treden.

Claims (1)

  1. Conclusies. EMI18.1 ----------- 1.-Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels, daardoor gekenmerkt dat zij hoofdzakelijk bestaat uit een aan een eerste weefkader (6) bevestigd gedeelte (16) gevormd door twee wentelbare armen (17, 18) die naar elkaar gerichte uiteinden (19, 20) vertonen die voorzien zijn van draadogen (21, 22-83, 84, 85, 86) bedoeld voor het geleiden van slingerdraden (23, 24-87, 88, 89, 90), waarbij de armen (17, 18) toelaten dat de draadogen (21, 22-83, 84, 85, 86) afwisselend en tegengesteld tussen twee posities heen en weer verplaatst worden, middelen (25) die de wentelbare armen (17, 18) onderling koppelen zodanig dat uitsluitend de simultane verplaatsing ervan mogelijk is en vergrendelingsmiddelen (26) die de wentelbare armen (17, 18) in hun laatst ingenomen stand dwingen ;
    een aan een tweede weefkader (7) bevestigd draadgeleidingselement (27) dat bedoeld is voor het geleiden van minstens een naalddraad (28-93, 94), hetwelk voornamelijk bestaat uit minstens een naald (64-81, 82) die tussenin de respektievelijke slingerdraden (23, 24-87, 88, 89, 90) presenteerbaar is ;
    en kantelmiddelen (29) gevormd door, enerzijds, een geprofileerd gedeelte (30) dat deel uitmaakt van een van de wentelbare armen (17), bestaande uit een wig (31) die aan weerszijden een <Desc/Clms Page number 19> steungedeel te (32, 33) vertoont en, anderzijds, een vast gemonteerde, elastisch vervormbare aanslag (34) die in één van de uiterste standen van de weefkaders (6, 7) afwisselend met één van de aan weerszijden van de wig gesitueerde steungedeelte (32, 33) samenwerkt. EMI19.1 c 2. volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de aanslag (34) middelen bezit die zowel het elastisch verbuigen als het elastisch indrukken van minstens het gedeelte (54) van de aanslag (34) dat kontakt maakt met de steungedeelten (32, 33) toelaten.
    3.-Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de aanslag (34) een tussenstuk (57) uit elastisch materiaal bezit.
    4.-Inriohting volgens oonclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het elastisch materiaal bestaat uit rubber.
    5.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de aanslag (34) doorheen het voornoemde tweede weefkader (7) gepresenteerd wordt tot in de ten gevolge van de kaderbeweging door het voornoemde geprofileerde gedeelte (30) gevolgde baan. <Desc/Clms Page number 20>
    6.-Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, EMI20.1 daardoor gekenmerkt dat de twee armen (17, in eenzelfde vlak wentelbaar zijn.
    7.-Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de middelen (25) die de wentelbare armen (17, 18) onderling koppelen hoofdzakelijk bestaan uit wentelbare elementen ze die samen met de armen (17, 18) verdraaibaar zijn en die op een zekere straal van hun draaipunten (41, 42) met elkaar verbonden zijn door middel van minstens één aan zijn uiteinden scharnlerbaar hiertussen aangebrachte stang (45).
    8.- Inrichting volgens één der voorgaande oonolusies, daardoor gekenmerkt dat de twee armen (17, 18) gemonteerd zijn op een basisprofiel (35) dat bij zijn uiteinden aan de ophangprofielen (38, 39) van het eerste weefkader (6) is bevestigd en dat in zijn midden een opening (40) vertoont die een doorgang voor de slingerdraden (23, 24-87, 88, 89, 90) vormt.
    9.-Inrichting volgens oonelusie 8, daardoor gekenmerkt dat minstens een van de armen (17, 18) samenwerkt met aanslagen (47, 48) die de bewegingen van de armen (17, 18) begrenzen. <Desc/Clms Page number 21>
    10.-Inrichting volgens 66n der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de armen (17, 18) zijn uitgevoerd in de vorm van rond draaipunten (41, 42) wentelbare hefbomen, waarbij één van de meest uit elkaar gelegen uiteinden (52, 46) van de armen (17, 18) van het voornoemde geprofileerde gedeelte (30) is voorzien.
    11.-Inrichting volgens conolusie 10, daardoor gekenmerkt dat de vergrendelingsmiddelen (26) hoofdzakelijk bestaan uit spanmiddelen die de armen (17, 18) hetzij in hun ene, hetzij in hun andere uiterste stand dwingen, waarbij deze spanmiddelen inwerken op een van de twee verst uit elkaar gelegen uiteinden (46, 52) van de armen (17, 18), meer speoiaal het uiteinde (46) dat zieh het verst van het geprofileerde gedeelte (30) bevindt.
    12.-Inriohting volgens één der voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat elk van de twee armen (17, 18) ein draadoog (21, 22) bezit, terwijl het met het tweede weefkader (7) verbonden draadgeleidingselement (27) een naald (64) met 66n draadoog (65) vertoont die bedoeld is tussen de slingerdraden (23, 24) verplaatst te worden.
    13.-Inrichting volgens een der conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat elk van de twee armen (17, 18) twee draadogen (83, 64-85, 86) bezit, terwijl het <Desc/Clms Page number 22> draadgeleidingselement (27) twee parallelle naalden EMI22.1 (81, voorzien van een draadoog (91, vertoont verplaatsbaar zijn tussen de door de draadogen van de armen geleide slingerdraden (87, 88, 89, 90).
BE8801276A 1988-11-09 1988-11-09 Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels. BE1001885A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8801276A BE1001885A3 (nl) 1988-11-09 1988-11-09 Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels.
DE1989604631 DE68904631T2 (de) 1988-11-09 1989-11-06 Vorrichtung zur kantenbildung an geweben.
EP19890202776 EP0368402B1 (en) 1988-11-09 1989-11-06 Device for forming selvedges on cloths

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE8801276A BE1001885A3 (nl) 1988-11-09 1988-11-09 Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1001885A3 true BE1001885A3 (nl) 1990-04-03

Family

ID=3883714

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE8801276A BE1001885A3 (nl) 1988-11-09 1988-11-09 Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0368402B1 (nl)
BE (1) BE1001885A3 (nl)
DE (1) DE68904631T2 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT1271950B (it) * 1993-02-11 1997-06-10 Nuovopignone Ind Meccaniche Ef Perfezionamenti in un telaio tessile
CN103774332A (zh) * 2012-10-18 2014-05-07 王娃 一种双绞纺织方法和绞织钢筘

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1137356A (fr) * 1954-08-30 1957-05-28 Vyzk Ustav Tvarecich Stroju Procédé et dispositif pour la formation de bords perlés sur les tissus
DE2329302A1 (de) * 1972-06-12 1974-01-03 Vyzk Ustav Bavlnarsky Vorrichtung zur gewebekantenbildung an webmaschinen
FR2315556A1 (fr) * 1975-06-25 1977-01-21 Egelhaaf C C Dispositif permettant de former des torsades dans un tissu

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1137356A (fr) * 1954-08-30 1957-05-28 Vyzk Ustav Tvarecich Stroju Procédé et dispositif pour la formation de bords perlés sur les tissus
DE2329302A1 (de) * 1972-06-12 1974-01-03 Vyzk Ustav Bavlnarsky Vorrichtung zur gewebekantenbildung an webmaschinen
FR2315556A1 (fr) * 1975-06-25 1977-01-21 Egelhaaf C C Dispositif permettant de former des torsades dans un tissu

Also Published As

Publication number Publication date
EP0368402A1 (en) 1990-05-16
DE68904631D1 (de) 1993-03-11
DE68904631T2 (de) 1993-06-03
EP0368402B1 (en) 1993-01-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN1084809C (zh) 开口机构可动竖钩的选择方法和装置以及提花型织机
BE1001885A3 (nl) Inrichting voor het vormen van zelfkanten aan weefsels.
BE1016753A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een leno-weefsel bij een weefmachine.
US5323518A (en) Dropper separating and positioning mechanism
JPH03185148A (ja) 織布側縁部のからみ織り装置
US3741256A (en) Device for the production of intermediate selvages in fabric webs
BE1013285A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het steunen van een schaar kettingdraden bij een weefmachine.
US5694982A (en) Weft thread selection device
US4108213A (en) Method and apparatus for a weaving machine for forming a fabric selvedge
US4589450A (en) Leno attachment for a weaving machine
US5857495A (en) Device for forming a doup fabric edge
US3720236A (en) Arrangement for forming a selvage for use on a loom
BE1002081A3 (nl) Inrichting voor het presenteren van inslagdraden bij weefmachines.
US4299257A (en) Selvage forming device
US4337801A (en) Device for shedding warp yarns in a weaving loom
US4667705A (en) Weft change system with a weaving machine
EP0066655A1 (en) Frame-driving unit for weaving looms
BE1015419A6 (nl) Inrichting voor het vormen van een zelfkant aan een weefsel.
US3261361A (en) Attachment for needle loom
BE906126A (nl) Werkwijze en inrichting voor het geleiden van de inslagdraden bij weefmachines.
US4869297A (en) Device for forming a selvedge or selvedges on woven cloth
US1094424A (en) Loom.
US3026911A (en) Method of adjusting amplitude of sheds while weaving
BE1006952A6 (nl) Werkwijze en inrichting voor het doortrekken van knopen.
US614390A (en) hutchins

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 19931130