NL9500628A - Drukwerkoppervlak-meetinrichting. - Google Patents

Description

DRUKWERKOPPERVLAK-MEETINRICHTING

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het meten van eigenschappen van een drukwerkoppervlak. Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld een densitometer waarmee de dichtheid van het drukbeeld en/of van de afzonderlijke basiskleuren kan worden gemeten.

Inrichtingen van deze soort omvatten een vizier dat over het te meten oppervlakdeel wordt geplaatst. Bij bekende inrichtingen bevindt dit vizier zich aan de van de gebruiker afgekeerde zijde, zodat dit moeilijk te zien is en lastig over het te meten drukwerkoppervlak te plaatsen. Bekende inrichtingen zijn gewoonlijk voorzien van een infor-matievenster waarop de meetwaarden worden getoond. Wanneer de gebruiker op een enigszins van hem verwijderde positie wil meten, is het venster niet voldoende zichtbaar, om de meetwaarden af te kunnen lezen. Voor elke meting moet de gebruiker dan de inrichting oppakken om het venster te kunnen bekijken.

Een ander bezwaar van de bekende inrichtingen is dat daarmee niet een overzicht verkregen kan worden van alle belangrijke gegevens. Voor elke te meten grootheid, moet een afzonderlijke meetinrichting worden gebruikt.

De uitvinding beoogt nu een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen waarmee deze bezwaren worden weggenomen. Dit doel wordt bereikt met de in conclusie 1 gekenmerkt inrichting volgens de uitvinding. Hierbij bevindt het vizier zich aan de naar de gebruiker toe gekeerde zijde van de inrichting, zodat dit zeer goed zichtbaar is, ook op grotere afstand, en nauwkeurig op het te meten oppervlakdeel geplaatst kan worden. Het uit de positi-oneerstand in de meetstand bewegen van het huis gebeurt zeer comfortabel met een enkele polsbeweging.

Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Hierdoor wordt bereikt dat bij het in de meet-stand zwenken van het huis, het informatievenster in een voor aflezing zeer geschikte stand zwenkt, zodat dit informatievenster ook op grote afstand goed afleesbaar is.

Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 3 toegepast.

Een verdere gunstige ontwikkeling is gekenmerkt in conclusie 4. Door de plaatsing van het vizier aan het uitsteeksel, is het vanuit verschillende richtingen zeer goed waarneembaar.

Een verdere gunstige ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 5. De bedieningstoetsen bevinden zich hierdoor op een plaats, direct nabij de vingers van de gebruiker, wanneer deze de inrichting vasthoudt voor het positioneren van het vizier en het vanuit de positioneerstand in de meetstand zwenken van het huis.

Bij voorkeur wordt daarbij de maatregel van conclusie 6 toegepast. Wanneer de inrichting eenmaal is gepositioneerd, dat wil zeggen, het vizier op het te meten oppervlak is geplaatst, kunnen door het indrukken van de meting-soort-keuzetoets eenvoudig verschillende metingen achter elkaar worden verricht. Een zeer geschikte uitvoeringsvorm is daarbij gekenmerkt in conclusie 7. De inrichting kan daardoor in twee verschillende afdelingen van een drukkerij worden gebruikt, te weten de afdeling waar de drukplaten worden vervaardigd en de fotozetterij of de lithografische reproduktie.

Een zeer geschikte verdere ontwikkeling van de uitvinding is gekenmerkt in conclusie 8. Bij voorkeur wordt daarbij de inrichting zoals gekenmerkt in conclusie 9 gebruikt. Het polarisatiefilter dat nodig is om glans te elimineren voor de densiteitsmeting, hindert de glansmeting niet, omdat de bij de glansmeting te meten reflecties dit filter kunnen passeren, omdat de banen van de lichtstralen voor de glansmeting in het over 90* verdraaide vlak liggen ten opzichte van het vlak van de banen van de lichtstralen voor de densiteitsmeting.

Het is daarom inogelijk het polarisatiefliter ten minste enige van de verbindingslijnen tussen de eerste en de tweede lichtbron en de glansopnemmer enerzijds en het vizier anderzijds te laten snijden, indien dit voor de constructie of de werking van de inrichting gewenst is.

Volgens de verdere ontwikkeling wordt de maatregel van conclusie ll toegepast. In één meting kunnen dan bijvoorbeeld de densiteiten in de verschillende basiskleuren worden gemeten of een balansmeting van deze densiteiten worden uitgevoerd.

Bij toepassing van de maatregel van conclusie 12 wordt het op gunstige wijze mogelijk om de glans onder verschillende hoeken te meten, teneinde een indicatie te krijgen van het al dan niet diffuse karakter van de glans.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

Figuur 1 toont een inrichting volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding in perspectivisch aanzicht in de positioneringsstand.

Figuur 2 toont het gebruik van de inrichting van figuur 1.

Figuur 3 toont een zij-aanzicht van de inrichting van figuur 1.

Figuur 4 toont een met figuur 3 overeenkomend zijaanzicht, met de inrichting in de meetstand.

Figuur 5 toont schematisch de opnemereenheid van de inrichting.

De in figuur 1 getoonde inrichting 1 omvat een voetstuk 2 dat voorzien is van een vizier 3. Voor het meten van de eigenschappen van het drukwerkoppervlak wordt de inrichting 1 met zijn voetstuk 2 op het drukwerkoppervlak geplaatst. Daarbij zorgt men ervoor dat het vizier 3 samenvalt met het te meten oppervlakdeel.

De inrichting 1 omvat verder een huis 4 dat schar-nierbaar om een scharnieras 5 met het voetstuk 2 is verbonden. Het huis 4 kan vanuit de in figuur 1 en 3 getoonde positioneerstand, waarin het vizier 3 zichtbaar is, naar beneden geklapt worden in een in figuur 4 getoonde meetstand, waarin een nog nader te omschrijven opnemereenheid 12 nauwkeurig boven het vizier is gepositioneerd, teneinde de meting te verrichten.

In de inrichting 1 is een niet nader getoonde ver-werkingsinrichting opgenomen, die de signalen van de opne-mer-eenheid 12 verwerkt tot meetinformatie. Deze meetinfor-matie wordt getoond op een aan het huis 4 aangebracht infor-matievenster 6, in de vorm van een aantal meetinformatieka-rakters 7.

Zoals de figuren laten zien, strekt de scharnieras 5 zich in hoofdzaak evenwijdig aan een dwarsrichting van de karakters 7 uit en aan de boven de karakters liggende zijde van het huis.

Het zal duidelijk zijn bij de zij-aanzichten van figuur 3 en 4 de bovenkant van de karakters zich links bevindt en de onderkant rechts. Zoals deze zij-aanzichten tonen bevindt de scharnieras 5 zich dus aan de bovenkant van de karakters en het vizier 3 aan de onderkant daarvan.

Door deze relatieve opstelling van de componenten van de inrichting 1, zal de gebruiker zijn hand 10 op het huis 4 van de inrichting kunnen leggen, waarbij het vizier 3 zich aan de naar de gebruiker toegekeerde zijde van het huis bevindt. Deze gebruiker heeft daardoor zeer goed zicht op het vizier 3 en kan zelfs op armlengte-afstand het vizier 3 nog nauwkeurig boven een te meten plek manoeuvreren. Wanneer het vizier 3 juist is gepositioneerd, hoeft de gebruiker slechts zijn hand 10 naar beneden te drukken, teneinde het huis 4 om de scharnieras 5 te laten zwenken vanuit de posi-tioneerstand in de meetstand.

Zoals de figuren 3 en 4 tonen is het informatie-venster 6 zodanig aan het huis 4 aangebracht dat in de in figuur 4 getoonde meetstand dit zich onder een hoek van ongeveer 25° ten opzichte van het drukwerkoppervlak 11 uitstrekt. De gebruiker heeft hierdoor een zeer goed zicht op het venster 6 en op de daarin vertoonde informatiekarak-ters 7, ook wanneer de meting op armlengte-afstand wordt verricht.

Bij het getoonde voorkeursuitvoeringsvoorbeeld is een uitsteeksel 9 aan de inrichting gevormd, waarin het vizier 3 is opgenomen. Hierdoor is het vizier 3 extra goed zichtbaar. In de positioneerstand is een maximale tussenruimte tussen het voetstuk en het huis ter hoogte van het vizier 3 aanwezig, zodat een goed zicht op het vizier 3 wordt verkregen.

Opgemerkt wordt dat de scharnieras 5 niet een doorlopende as hoeft te zijn, doch ook bepaald kan worden door twee scharnierpunten.

Aan het huis 4 is aan de boven de karakters liggende zijde van het huis een aantal bedieningstoetsen 8 aangebracht. Deze bedieningstoetsen 8 kunnen op zeer geschikte wijze worden bediend door de gebruiker aangezien deze zich in de positie bevinden waar de gebruiker zijn vingers zal laten rusten bij het vasthouden van het huis 4.

De toetsen 8 kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden, doch bij de hier getoonde voorkeursuitvoeringsvorm is ten minste één van deze toetsen 8 een meting-soort-keuzetoets waarmee de verwerkingsinrichting in verschillende verwerkingsmodi voor de meetsignalen geschakeld kan worden. De inrichting volgens de uitvinding kan worden uitgevoerd voor het combineren van verschillende soorten metingen. Een zeer geschikte combinatie is bijvoorbeeld de densiteitsmeting van een drukplaat en een densiteitsmeting van een drukwerkoppervlak. Door de bedieningstoetsen 8 op geschikte wijze te activeren, wordt één van deze soorten metingen gekozen. De densiteitsmeting kan alleen voor zwart/wit waarden worden uitgevoerd, maar ook, of in plaats daarvan voor de basiskleuren. Naast een densiteitsmeting van de afzonderlijke basiskleuren en/of zwart/wit kan de verwerkingsinrichting bijvoorbeeld ook een balans van de gemeten densiteiten bepalen en in het informatievenster 6 tonen.

Bij de in de figuren getoonde voorkeursuitvoeringsvorm zijn de opnemereenheid, de verwerkingseenheid en het informatievenster zodanig uitgevoerd dat zowel een densiteitsmeting als een glansmeting kan worden verricht.

Bij een densiteitsmeting moet elke glans worden geèlimi- neerd, terwijl bij een glansmeting juist de glans bepalend is. Om aan deze tegenstrijdige voorwaarde te kunnen voldoen is de opnemereenheid van de inrichting 1 op een bijzondere wijze uitgevoerd, welke schematisch getoond is in figuur 5.

In figuur 5 is met 11 het drukoppervlak 11 aangeduid en met 3 het punt van het drukoppervlak dat in het vizier is opgenomen en waarvan de densiteiten en de glans bepaald moeten worden.

De opnemereenheid 12 omvat een hoofdopnemer 14 die recht boven het punt 3 en dus recht boven het vizier is aangebracht en een eerste lichtbron 13 die onder een hoek op het vizier 3 is gericht.

Een lens 17 zorgt voor het focusseren van het licht van de lichtbron 13 op het punt 3 en een lens 16 zorgt voor het op de hoofdopnemer 14 focusseren van het van het punt 3 teruggekaatste licht. Voor de hoofdopnemer 14 is nog een filter 15 aangebracht, dat de voor het menselijke oog niet-zichtbare lichtcomponenten uitfiltert, zodat de meetwaarde van de opnemer 14 indicatief is voor het zichtbare beeld.

De hoofdopnemer 14 is hier als één element weergegeven, doch kan bijvoorbeeld vier lichtgevoelige cellen omvatten, die elk respectievelijk gevoelig zijn voor één van de basiskleuren (rood, groen en blauw) en het hele spectrum.

De hoofdopnemer 14 is bestemd voor het meten van de densiteiten in het meetpunt 3. Om een meetfout door glans te vermijden, is een polarisatiefilter 18 aangebracht met een doorlaatrichting 19 die samenvalt met het vlak door de eerste lichtbron 13, het vizier 3 en de hoofdopnemer 14.

De meetsignalen van de hoofdopnemer 14 ofwel van elk van de elementen daarvan, worden door de verwerkingsin-richting verwerkt tot meetinformatie die in het informatie-venster 6 wordt getoond.

Door het bedienen van één van de bedieningstoetsen 8 kan in plaats van de hierboven beschreven densiteitsmeting een glansmeting worden uitgevoerd. Deze wordt bijvoorbeeld direct aansluitend aan de densiteitsmeting gedaan.

Voor deze glansmeting omvat de opnemereenheid 12 een tweede lichtbron 20 en een opnemer 21, die hier glansop-nemer wordt genoemd. De lichtbron 20 en de glansopnemer 21 zijn tegenover elkaar onder een hoek op het vizier 3 gericht, zodat de speculaire reflectie van de lichtbron 20 in het meetpunt 3 door de glansopnemer 21 kan worden gemeten. Ook hier is voor de lichtbron 20 een lens 24 aangebracht teneinde het licht op het meetpunt 3 te focusseren en is voor de glansopnemer 21 een lens 23 aangebracht die het gereflecteerde licht op de glansopnemer 21 focusseert. Een filter 22 filtert weer de niet-zichtbare lichtcomponenten uit.

Voor het meten van de glanswaarde wordt het meet-signaal van de glansopnemer 21 gecorrigeerd met het gelijktijdige meetsignaal van de hoofdopnemer 14. Deze meet de diffuse reflectie van het licht van de lichtbron 20. Het resultaat van de verwerking is de werkelijke glanswaarde. Deze wordt weer op het informatievenster 6 getoond.

Het polarisatiefilter 18 is in elk geval opgenomen in de lichtbaan tussen het meetpunt 3 en de hoofdopnemer 14. Het filter 18 kan echter zodanig zijn aangebracht dat alle lichtbanen het filter 18 snijden. Doordat de lichtbron 20 en de glansopnemer 21, met de hoofdopnemer 24 in een vlak zijn aangebracht dat loodrecht staat op het vlak door de hoofdopnemer 14, het vizier 3 en de lichtbron 13, zal de speculaire reflectie het filter 18 vrij passeren.

De lichtbronnen 13 en 20 zijn bij voorkeur onder 45* ten opzichte van de normaal op het meetvlak, dat wil zeggen de lijn tussen het de hoofdopnemer 14 en het meetpunt 3 gepositioneerd. De glansopnemer 21 kan onder een hoek tussen 45 en 75* ten opzichte van deze normaal zijn aangebracht. Zoals eerder opgemerkt kan de glansopnemer 21 ook een reeks opnemerelementen omvatten die alle in het door de lichtbron, het meetpunt 3 en de hoofdopnemer 14 bepaalde vlak liggen. Met deze opnemerreeks kan een indicatie worden verkregen van de spreiding van de hoek waaronder de glans zichtbaar is.

De hier getoonde en beschreven inrichting is een voorkeursuitvoeringsvorm. De uitvinding kan op veel verschillende wijzen worden uitgevoerd. De verwerking van de signalen van de opnemereenheid 12 zijn op zichzelf bekend, zodat daarop in deze beschrijving niet nader is ingegaan.

Claims (12)

1. Inrichting voor het meten van eigenschappen van een drukwerkoppervlak omvattende een van een vizier voorzien voetstuk, een om een scharnieras scharnierend aan het voetstuk gemonteerd huis, dat beweegbaar is tussen een omhoog gezwenkte positioneerstand en een neergezwenkte meetstand, ten minste een opnemereenheid die in een zodanige positie in het huis is gemonteerd, dat deze in de meetstand op het vizier is gericht, een in het huis opgenomen verwerkingsinrichting die signalen van de opnemereenheid ontvangt en tot meetinformatie verwerkt en een aan het huis aangebracht informatievenster voor het vertonen van een aantal meetin-formatiekarakters, waarbij de scharnieras zich in hoofdzaak evenwijdig aan een dwarsrichting van de karakters en aan de boven de karakters liggende zijde van het huis uitstrekt en het vizier aan de beneden de karakters liggende zijde van het voetstuk is aangebracht.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het informatievenster zodanig aan het huis is aangebracht dat dit zich in de meetstand onder een hoek tussen 10“ en 40“ ten opzichte van een door het voetstuk bepaald vlak en in hoofdzaak evenwijdig aan de scharnieras uitstrekt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de hoek in hoofdzaak 25* bedraagt.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het vizier gevormd is aan een zich ten opzichte van de karakters naar links en beneden uitstrekkend uitsteeksel.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan de boven de karakters liggende zijde van het informatievenster een aantal bedieningstoetsen is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij ten minste één van de bedieningstoetsen een metingsoort-keuze-toets is, waarmee de verwerkingsinrichting in verschillende verwerkingsmodi voor de meetsignalen geschakeld kan worden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de verwerkingsmodi omvatten een densiteitsmeting van een drukplaat en een densiteitsmeting van een afbeeldingoppervlak.

8. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de verwerkingsmodi omvatten een densiteitsmeting van een druk-werkoppervlak en een glansmeting van het drukwerkoppervlak.

9. Inrichting volgens conclusie 8, waarbij de opnemereenheid omvat een hoofdopnemer die recht boven het vizier is aangebracht en een eerste lichtbron die onder een hoek op het vizier is gericht, een tweede lichtbron en een glansopnemer die tegenover elkaar onder een hoek op het vizier zijn gericht, waarbij de hoofdopnemer, de eerste lichtbron en het vizier een eerste vlak bepalen en de hoofdopnemer, de glansopnemer, de tweede lichtbron en het vizier in een loodrecht op het eerste vlak staand tweede vlak liggen en waarbij tussen ten minste de hoofdopnemer en het vizier een polarisatiefilter is aangebracht, waarvan de doorlaatrichting evenwijdig aan het eerste vlak is.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij het polarisatiefilter bovendien ten minste enige van de verbindingslijnen snijdt tussen de eerste en tweede lichtbron en de glansopnemer enerzijds en het vizier anderzijds.

11. Inrichting volgens één van de conclusies 9 -10, waarbij de hoofdopnemer deelopnemers omvat die voor respectievelijk de basiskleuren en zwart/wit gevoelig zijn.

12. Inrichting volgens één van de conclusies 9 -10, waarbij de glansopnemer een opnemerreeks omvat waarvan de opnemerelementen in het tweede vlak liggen en elk op het vizier zijn gericht.