NL9500517A - Multi-functioneel baggervaartuig. - Google Patents

Description

Multi-functioneel baggervaartuig.

De uitvinding heeft betrekking op een multi-functio-neel baggervaartuig, welk vaartuig een langgerekte bagger-ponton omvat die bij de voorste kopkant een baggerwerkvoor-ziening met een ontgravingswerktuig draagt en welke bagger-ponton wordt ondersteund door ten minste twee langgerekte zijpontons die zijdelings naast de baggerponton zijn aangebracht en met elkaar zijn verbonden, waarbij is voorzien in ten minste één, in verticale richting op en neer beweegbare, spudpaal en in het geval van meer spudpalen er ten minste één nabij de achterste kopkant van de baggerponton is aangebracht zodanig dat de afstand tussen de baggerponton en deze spudpaal variabel is.

Een dergelijk baggervaartuig wordt in de praktijk toegepast en is bekend onder de aanduiding "IHC Beaver Cutter Suction Dredger".

Bij dit bekende baggervaartuig zijn de zijpontons door middel van de baggerponton met elkaar verbonden en zij kunnen daarvan worden losgenomen zodat de zijpontons en de baggerponton op een wegvoertuig kunnen worden geplaatst. Het gehele baggervaartuig kan dan in delen over de weg worden vervoerd en naderhand weer worden gemonteerd. Hierdoor kan het baggervaartuig ook gebruikt worden op plaatsen die geen geschikte verbinding hebben met open vaarwater, zoals grachten en meren.

Wanneer de naast de baggerponton aangebrachte zijpontons te lang zouden zijn voor transport over de weg kunnen twee pontons in lengterichting van elkaar worden aangebracht en met elkaar en met de baggerponton worden verbonden.

Voor het variëren van de afstand tussen de baggerponton en een nabij de achterste kopkant daarvan aanwezige spudpaal is deze laatste aangebracht aan een zogenaamde paalwagen, die zich achter de baggerponton en de zijpontons bevindt en daarmee is verbonden. De spudpaal strekt zich uit door een in lengterichting van de pontons lopende sleuf in de paalwagen en is door bedieningsmiddelen in deze sleuf verplaatsbaar. Telkens nadat een bepaald oppervlak is afgegraven wordt het vaartuig door middel van een andere spudpaal en verdere middelen min of meer aan de bodem verankerd. Vervolgens wordt de spudpaal in de paalwagen omhoog gebracht, naar het voorste einde van de sleuf verplaats en weer omlaag in de grond gebracht. Het baggervaar-tuig kan dan weer ten opzichte van de spudpaal worden verplaatst.

Deze spudpaal en uiteraard ook de eventueel verder aanwezige spudpalen, moeten tijdens het bedrijf een nagenoeg verticale stand in blijven nemen daar anders te grote buigmomenten op de palen zullen worden uitgeoefend. Wanneer gewerkt zou worden met een spudpaal die direct maar wel enigszins kantelbaar met een ponton is verbonden kan het vaartuig slechts een zeer beperkte verplaatsing ten opzichte van een dergelijke spudpaal uitvoeren. Dit houdt in dat de baggerwerkzaamheden zeer vaak moeten worden onderbroken in verband het verplaatsen van de spudpaal.

Het is duidelijk dat het gebruik van een paalwagen weliswaar voordelen oplevert, maar dat het vaartuig moet worden voorzien van een extra onderdeel. Dit onderdeel moet, om het transport van het vaartuig over de weg mogelijk te maken, worden gedemonteerd en naderhand weer gemonteerd. Verder zal de totale lengte van het vaartuig er door worden verlengd wat bezwaren bij het manoeuvreren er mee kan opleveren.

De uitvinding beoogt nu deze bezwaren op te heffen en voorziet er daartoe in, dat de baggerponton ten opzichte van de, ter weerszijden ervan aanwezige, zijpontons in lengterichting verplaatsbaar is en de op afstand van elkaar aangebrachte zijpontons met elkaar zijn verbonden door middel van over de baggerponton heen en/of er achterlangs dan wel er onderdoor lopende dwarsbalken, waarbij middelen aanwezig zijn voor het verplaatsen van de baggerponton ten opzichte van de zijpontons.

Hierdoor kunnen de spudpalen op de bekende wijze op een vaste plaats van de zijpontons worden aangebracht en kan de baggerponton ten opzichte van de vaststaande spudpaal dan wel spudpalen over een aanmerkelijke afstand worden verplaatst. Dit betekent dat afgezien kan worden van het gebruik van een paalwagen. De ondersteunings-construc-ties van de aanwezige spudpalen zijn direct met de pontons verbonden zodat tijdens het bedrijf van het baggervaartuig een goede afsteuning van de pontons door de spudpaal of spudpalen wordt verkregen. Ook kan de ondersteunings-con-structie van een spudpaal op eenvoudige wijze zodanig worden uitgevoerd dat de spudpaal gemakkelijk naar de horizontale stand kan worden gekanteld zodat het baggervaartuig een brug of dergelijk obstakel snel kan passeren.

Voor het verkrijgen van een voldoend stevige verbinding tussen de baggerponton en de zijpontons kunnen tussen de baggerponton en de zijpontons zijgeleiders aanwezig zijn en kan de baggerponton zijn voorzien van wielen die lopen tussen rails die paarsgewijs boven elkaar op de zijpontons zijn aangebracht.

Er zal dus op elke zijponton een onder- en een bovenrail aanwezig zijn zodat de door de baggerponton op de pontons uitgeoefende belastingen, ook die in verticale richting, kunnen worden opgenomen. De horizontale krachten worden opgenomen door de zijgeleiders.

Zoals uit het bovenstaande blijkt zal op een bepaald moment het baggervaartuig, na het omhoog brengen van de spudpaal dan wel -palen, moeten worden verhaald. Daarbij wordt in het algemeen gebruik gemaakt van een hulp-spudpaal en van lieren voorzien van kabels waarvan de vrije einden op de een of andere wijze op de oever van het water worden vastgezet dan wel op afstand van het vaartuig in het water verankerd.

Volgens de uitvinding wordt er nu in voorzien, dat onder de bodem van het baggervaartuig een scharnierbaar met het voorste deel van deze bodem verbonden hulpladder is aangebracht die in een verticaal vlak verzwenkbaar is zodanig dat deze zich, wanneer hij niet in gebruik is, naar achteren toe in lengte richting van het vaartuig onder de bodem daarvan uitstrekt en aan zijn vrije einde is voorzien van een, in hoofdzaak dwars op de lengte richting ervan staand, aangrijporgaan dat na het naar beneden toe verzwenken van de hulpladder met de bodem van het water in aangri jping kan komen.

Hierdoor wordt een hulp-spudpaal overbodig.

Bij het hiervoor beschreven baggervaartuig, waarbij de baggerponton ten opzichte van de zijpontons in lengte richting verplaatsbaar is, zal de hulpladder verzwenkbaar aan de baggerponton zijn aangebracht.

Wanneer nu de baggerponton zijn stand heeft bereikt waarbij hij zover mogelijk naar buiten is geschoven ten opzichte van de zijpontons zal de hulpladder naar beneden toe worden gezwenkt zodat het aangrijporgaan ervan min of meer vast in de bodem van het water komt te zitten en de baggerponton nagenoeg op zijn plaats zal worden gehouden. Dit in samenwerking met de hiervoor beschreven verankerde kabels of wel met de baggerwerkvoorziening, zoals in de vorm van een ladder, die men op de grond heeft laten zakken. Daarna kunnen de zijpontons, na het ophalen van de spudpaal of spudpalen, ten opzichte van de baggerponton worden verplaatst.

Om het baggervaartuig zo universeel mogelijk te kunnen gebruiken, kan er in worden voorzien dat de baggerponton bij de voorste kopkant is voorzien van middelen waardoor deze kan worden verbonden met een zwenkbare ladder die ook als een zogenaamde backhoe-arm kan worden gebruikt en die aan zijn vrije einde zowel kan worden voorzien van een verzwenkbaar ermee verbonden bak als van een graafwiel of een ander ontgravingswerktuig met de daarbij behorende zuiglei-ding, waarbij de arm door middel van een om een verticale as draaibare steunconstructie met de baggerponton is verbonden zodanig dat de arm zowel in een horizontaal als in een verticaal vlak verzwenkbaar is.

Om te kunnen cutteren wordt de ladder in gestrekte positie gehouden zodat hij de functie van de conventionele ladder vervult. Daarbij kan voor normaal cutteren de ladder in het horizontale vlak gefixeerd zijn ten opzichte van de baggerponton. Ook bestaat de mogelijkheid de ladder als zwaailadder te gebruiken waarbij deze dus in het horizontale vlak verzwenkbaar is.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld, getoond in de tekening, waarin:

Fig. 1 een zijaanzicht toont van een baggervaartuig volgens de uitvinding waarbij de baggerponton is voorzien van een 1adder/backhoe-arm die in enkele standen is getoond als voorzien van een bak en in enkele andere standen als voorzien van een graafwiel met daarop aansluitende zuiglei-ding;

Fig. 2 een eindaanzicht toont van het baggervaartuig van fig. 1 waarbij de arm is voorzien van een bak, met schematisch daarnaast een hoppervaartuig voor het opnemen van het slib dat door de als backhoe-arm werkende ladder omhoog is gebracht;

Fig. 3 een bovenaanzicht toont van het vaartuig van fig. 1 waarbij in getrokken lijnen de ladder/backhoe-arm is getoond voorzien van een graafwiel en met streeplijnen de ladder/backhoe-arm is aangegeven in enkele standen bij zwaailadderbedrijf; en

Fig. 4 schematisch een bovenaanzicht toont van alleen de baggerponton met weglating van bepaalde delen.

Het baggervaartuig volgens de uitvinding omvat de baggerponton 1, die zich bevindt tussen de twee zijpontons 2, die met elkaar zijn verbonden door de dwarsbalken 3, waarvan er zich, zoals in het bijzonder blijkt uit fig. 3, twee over de baggerponton 1 heen uit kunnen strekken en, zoals blijkt uit fig. 1, één onder de baggerponton 1 door.

De baggerponton 1 is voorzien van wielen 4 die lopen tussen rails 5, die paarsgewijs boven elkaar zijn aangebracht aan de zijpontons 2. Aan de voorste kopkant is de baggerponton 1 voorzien van een steunconstructie 6 die draaibaar is om een verticale as 7 en die een om een horizontale as verzwenkbare ladder/backhoe-arm 9 draagt. De baggerponton 1 kan ten opzichte van de zijpontons 2 worden verplaatst door middel van een hydraulische cilinder 10.

De ladder/backhoe-arm 9 kan zowel worden voorzien van een bak 11 als van een graafwiel 12 of een ander ontgra-vings-werktuig dat op bekende wijze kan worden aangedreven door een motor en waarbij een zuigleiding 13 aanwezig is voor afvoer van het losgemaakte slib. De zuigleiding 13 sluit aan op een in de baggerponton 1 opgestelde zuig/pers-pomp 14. Daar bij het werken met de bak 11 aanzienlijk minder energie nodig is dan bij het werken met het bagger- wiel en de zuig/perspomp is in de baggerponton 1 een aparte installatie 14A opgesteld voor het leveren van hydraulisch medium onder druk. Deze installatie 14A zal tijdens het bedrijf van het baggervaartuig altijd zijn ingeschakeld. Wanneer echter met het graafwiel 12 en de zuigleiding 13 wordt gewerkt zal niet slechts de hydraulische installatie 14A in bedrijf zijn maar wordt een motor ingeschakeld voor het aandrijven van de zuig/perspomp 14.

De zijpontons 2 zijn voorzien van drie spudpalen en wel twee voorste spudpalen 15 en een achterste spudpaal 16, die kan zijn aangebracht aan de dwarsbalk 3. Voor elke spudpaal is een steunconstructie 17 aanwezig, die verzwenk-baar is ten opzichte van de zijpontons 2 zodat de spudpaal in een horizontale stand kan worden gebracht zoals met streeplijnen aangegeven in fig. 1. Om de zijpontons 2 aan de grond te verankeren worden de spudpalen in verticale stand gebracht en dan in verticale richting versteld zodat zij in de waterbodem 18 worden opgenomen als getoond in de figuren 1 en 2.

In de stand van de spudpalen 15 en 16 als getoond in de figuren 1 en 2 kan met de arm 9 worden gewerkt waarbij deze zowel in het verticale als in het horizontale vlak kan worden verzwenkt. Voor het verzwenken kunnen op zich bekende middelen aanwezig zijn. Door het naar voren toe bewegen van de baggerponton 1 ten opzichte van de zijpontons 2 door middel van de hydraulische cilinder 10 kan een bepaald gebied van de bodem 18 worden bewerkt. Daarna moeten de spudpalen 15 en 16 weer uit de bodem worden getrokken om de zijpontons 2 te kunnen verplaatsen.

Om daarbij de baggerponton 1 op zijn plaats te houden is deze voorzien van een hulpladder 19 die door middel van de horizontale as 20 zwenkbaar is verbonden met de bodem 21 van de baggerponton 1. De hulpladder 19 is aan zijn vrije einde voorzien van een plaat 22 die in hoofdzaak haaks op de lengterichting van de hulpladder 19 staat. Deze hulpladder 19 kan naar de stand worden gebracht als met getrokken lijnen aangeduid in fig. 1. Verder kan op de bekende wijze gebruik gemaakt worden van de, met lieren verbonden, kabels of van de ladder/backhoe-arm 9 die tot op de bodem kan zakken, voor het op zijn plaats houden van de baggerponton 1. Dan kunnen de spudpalen 15 en 16 worden opgetrokken en kunnen de zijpontons 2 ten opzichte van de baggerponton 1 worden verplaatst, waarna de spudpalen weer naar beneden toe in de bodem kunnen worden gebracht. Daarna kan de hulpladder 19 weer naar zijn stand tegen de bodem 21 van de baggerponton 1 aan worden gezwenkt.

Voor de bediening van de verschillende onderdelen kan de baggerponton 1 zijn voorzien van een bedieningsruimte 23, die zich gedeeltelijk onder het bovendek van de baggerponton bevindt om de totale hoogte daarvan zo klein mogelijk te houden. De baggerponton 1 kan verder op bekende wijze zijn voorzien van niet nader aangeduide lieren voor kabels die naar de wal toe kunnen lopen zoals hiervoor reeds beschreven.

Fig. 2 toont een hoppervaartuig 24 dat naast het baggervaartuig kan worden gelegd voor het opnemen van het naar boven gehaalde slib. Dit zal in de meeste gevallen noodzakelijk zijn wanneer gebruik wordt gemaakt van de arm 9 met de bak 11. Wanneer een graafwiel 12 met zuigleiding 13 en pomp 14 wordt gebruikt zal het naar boven gehaalde slib in de meeste gevallen via een persleiding naar de wal worden gebracht.

Het zal duidelijk zijn, dat slechts een mogelijke uitvoeringsvorm van een baggervaartuig volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

Claims (5)

1. Multi-functioneel baggervaartuig, welk baggervaartuig een langgerekte baggerponton (1) omvat die bij de voorste kopkant een baggerwerkvoorziening (9) met een ontgravings-werktuig (11,12,13) draagt en welke baggerponton (1) wordt ondersteund door ten minste twee langgerekte zijpontons (2) die zijdelings naast de baggerponton (1) zijn aangebracht en met elkaar zijn verbonden, waarbij is voorzien van ten minste één, in verticale richting op en neer beweegbare, spudpaal (16) en in het geval van meer spudpalen (15,16) er ten minste één (16) nabij de achterste kopkant van de baggerponton (1) is aangebracht zodanig dat de afstand tussen de baggerponton (1) en deze spudpaal (16) variabel is, met het kenmerk, dat de baggerponton (1) ten opzichte van de, ter weerszijden ervan aanwezige, zijpontons (2) in lengterichting verplaatsbaar is en de op afstand van elkaar aangebrachte zijpontons (2) met elkaar zijn verbonden door middel van over de baggerponton (1) heen en/of er achterlangs dan wel er onderdoor lopende dwarsbalken (3), waarbij middelen (10) aanwezig zijn voor het verplaatsen van de baggerponton (1) ten opzichte van de zijpontons (2).

2. Baggervaartuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen de baggerponton (1) en de zijpontons (2) zijge-leiders aanwezig zijn en dat de baggerponton (1) is voorzien van wielen (4) die lopen tussen rails (5) die paarsgewijs boven elkaar op de zijpontons (2) zijn aangebracht.

3. Baggervaartuig dat een langgerekte baggerponton (1) omvat die bij de voorste kopkant een baggerwerkvoorziening (9) met een ontgravingswerktuig (11,12,13) draagt en welke baggerponton (1) wordt ondersteund door ten minste twee langgerekte zijpontons (2) die zijdelings naast de baggerponton (1) zijn aangebracht en met elkaar zijn verbonden, waarbij is voorzien in ten minste één, in verticale richting op en neer beweegbare, spudpaal (16) en in het geval van meer spudpalen (15,16) er ten minste één (16) nabij de achterste kopkant van de baggerponton (1) is aangebracht zodanig dat de afstand tussen de baggerponton (1) en deze spudpaal (16) variabel is, met het kenmerk, dat onder de bodem (21) van het baggervaartuig een zwenkbaar met het voorste deel van deze bodem verbonden hulpladder (19) is aangebracht die in een verticaal vlak verzwenkbaar is zodanig dat deze zich, wanneer hij niet in gebruik is, naar achteren toe in lengte richting van het vaartuig onder de bodem (21) daarvan uitstrekt en aan zijn vrije einde is voorzien van een, in hoofdzaak dwars op de lengte richting ervan staand, aangrijporgaan (22) dat na het naar beneden toe verzwenken van de hulpladder (19) met de bodem (18) van het water in aangrijping kan komen.

4. Baggervaartuig volgens conclusie 1 of 2 en conclusie 3, met het kenmerk, dat de hulpladder (19) verzwenkbaar aan de baggerponton (1) is aangebracht.

5. Baggervaartuig zoals bijvoorbeeld volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de baggerponton (1) bij de voorste kopkant is voorzien van middelen waardoor deze kan worden verbonden met een zwenkbare ladder (9) die ook als een zogenaamde backhoe-arm kan worden gebruikt en die aan zijn vrije einde zowel kan worden voorzien van een verzwenkbaar ermee verbonden bak (11) als van een graafwiel (12) of ander ontgravingswerktuig met de daarbij behorende zuigleiding (13), waarbij de arm (9) door middel van een om een verticale as (7) draaibare steunconstructie (8) met de baggerponton (1) is verbonden zodanig dat de arm (9) zowel in een horizontaal als in een verticaal vlak verzwenkbaar is.