NL1020674C2 - Inrichting en werkwijze voor het aan land brengen of vlot brengen van een drijflichaam. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het aan land brengen of vlot brengen van een drijflichaam

De uitvinding betreft het verplaatsen van een drijfliphaaxn in zodanig ondiep 5 water dat de romp daarvan de waterbodem raakt. Het kan daarbij gaan om eèn schip of ponton en dergelijke dat doelbewust aan de grond wordt gezet, bijvoorbeeld in verband met het laden en lossen van goederen, het aan land brengen van strijdkrachten, zwaar materieel enz..

In dat verband is bekend om de bodem direct onder en naast het vaartuig dieper te 10 maken, zodanig dat het drijvend vermogen van het drijflichaam wordt hersteld, en/of behouden blijft en het drijflichaam al drijvende kan worden verplaatst of zich kan verplaatsen. Het drijflichaam kan daarbij worden voortgestuurd door een eigen aandrijving, dan wel worden voortgesleept door bijvoorbeeld een sleper, of door een combinatie daarvan. Verder kan een gestrand drijflichaam aldus naar open zee worden 15 gesleept. Het dieper maken van de bodem kan slechts geschieden bij eb, zodanig dat mobiele graafmachines het vaartuig kunnen bereiken.

Nadeel daarvan is dat het op die wijze verdiepen van de bodem niet altijd mogelijk is. Vooral bij slechte weersomstandigheden zoals storm en een hoge waterstand is het ónmogelijk om op die manier het drijflichaam aan te landen of vlot te brengen.

20 Uit EP-A-214683 is een inrichting bekend die verrijdbaar is over een waterbodem in verband met het uitvoeren van werkzaamheden, zoals het ingraven van een leiding. Deze bekende inrichting kan in verbinding staan met een vaartuig dat zich in de nabijheid ophoudt. Dat vaartuig blijft in voldoende diep water, terwijl de inrichting zich kan begeven in ondieper water en in de branding.

25 Deze bekende inrichting is eveneens minder geschikt voor het aanlanden dan wel vlot brengen van een gestrand vaartuig. Allereerst brengt het rijden over de waterbodem, die meestal een onbekende contour heeft, problemen mee. Verder is de inrichting nogal omvangrijk en zwaar, hetgeen het manoeuvreren bemoeilijkt en het risico van wegzakken in de waterbodem meebrengt. De golfslag en verslechterende 3 0 weersomstandigheden kunnen de werking van de inrichting negatief beïnvloeden.

Doel van de uitvinding is een oplossing te bieden voor dit probleem. De uitvinding betreft daartoe, in combinatie, een van een romp voorzien drijflichaam, een grondverzetinrichting, alsmede middelen voor het op de romp ondersteunen van de 1020674 \ 2 grondverzetinrichting en voor het in de langsrichting langs de buitenzijde van de romp verplaatsen van de grondverzetinrichting in verband met het uitvoeren van werkzaamheden op de waterbodem.

Volgens de uitvinding wordt de grondverzetinrichting ondersteund op het 5 drijflichaam zelf, zodat de nadelen van het rijden over de waterbodem zich niet meer voordoen. Aangezien verder geen verrijdbaar onderstel meer nodig is, kan de grondverzetinrichting tevens eenvoudiger en lichter zijn. Hij kan bovendien vrijwel continu werken, omdat de ondersteuning door het drijflichaam zeer stabiel is. Het gebied dat met deze grondverzetinrichting kan worden bereikt strekt zich rondom het 10 vaartuig uit, zodat een voldoend brede sleuf in de waterbodem kan worden gevormd waarin het vaartuig verplaatsbaar is. De inrichting kan continu in bedrijf zijn.

De grondverzetinrichting is bij voorkeur een zandzuiginstallatie, voorzien van een pomp die aandrijfbaar is door een motor, een zuigleiding die in fluïdumverbinding staat met de pomp voor het opzuigen van een zand/watermengsel van de waterbodem, 15 alsmede een afvoer voor het opgezogen zand/watermengsel.

De grondverzetinrichting kan op verschillende manieren zijn opgehangen aan het drijflichaam. Volgens een eerste mogelijkheid is daartoe op het drijflichaam een starre geleiding voorzien, bijvoorbeeld een rail. Deze rail kan zich om de gehele romp van het drijflichaam uitstrekken. De grondverzetinrichting is opgehangen aan een dergelijke 20 starre geleiding, en door middel van een aandrijfinrichting daarlangs verplaatsbaar. Deze aandrijfinrichting kan zijn aangebracht op de grondverzetinrichting, maar kan ook zijn aangebracht op de romp.

Als alternatief kan de grondverzetinrichting door middel van tenminste een kabel, ketting en dergelijke zijn opgehangen aan de romp, en door middel van die kabel, en 25 ketting ook verplaatsbaar zijn langs de romp. In dat verband is tenminste één hijsinrichting voorzien voor het vieren of inhalen van de kabel of ketting.

Bij voorkeur is tevens een tweede hijsinrichting voorzien en een daarmee samenwerkende tweede kabel of ketting voor het vieren of inhalen van de tweede kabel of ketting. Door middel van deze hijsinrichtingen kan de zandzuiginstallatie zowel 30 omhoog als in langsrichting van het vaartuig worden bewogen. Ook kan de zandzuiginstallatie om de voorzijde en de achterzijde van de romp worden bewogen.

1020674 t 3

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het verplaatsen van een drijflichaam in een waterlichaam dat een diepte heeft die kleiner is dan de diepgang van het drijflichaam, omvattende de stappen van: - het verschaffen van een inrichting voor het uitvoeren van werkzaamheden op de 5 bodem van het waterlichaam; - het ophangen van de inrichting aan de buitenzijde van het drijflichaam; - het verplaatsen van de inrichting langs het drijflichaam; - het uitvoeren van de werkzaamheden op de bodem van het waterlichaam op meerdere posities langs het drijflichaam in verband met het herstellen en/of behouden 10 van het drijfvermogen daarvan.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een vaartuig met de grondverzetinrichting volgens de uitvinding, ' in zijaanzicht.

15 Figuur 2 toont het vaartuig met de grondverzetinrichting in vooraanzicht.

Figuur 3 toont een bovenaanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm.

Figuur 4 toont het vooraanzicht van de uitvoeringsvorm van figuur 3.

Het in figuur 1 weergegeven vaartuig heeft op gebruikelijke wijze een romp 2 voorzien van een opbouw 3. Aan de achterzijde 4 van de romp 2 bevinden zich op be-20 kende wijze een schroef 5 en roer 6.

In het in figuur 1 weergegeven voorbeeld bevindt het vaartuig 1 zich in een waterlichaam 7 waarvan de diepte tot de bodem 8 kleiner is dan de normale diepgang van het vaartuig 1. Het ligt derhalve met de kiel 9 op de bodem 8.

Teneinde het drijfvermogen van het vaartuig 1 te herstellen en/of te behouden, 25 moet de diepte van het waterlichaam 7 worden vergroot, hetgeen betekent dat de bodem 8 plaatselijk moet worden verdiept. Daartoe is volgens de uitvinding een grondverzetinrichting 10 aangebracht aan de buitenzijde van de romp 2. Deze grondverzetinrichting omvat in het onderhavige voorbeeld een zandzuiginstallatie 11 met een zuigbuis 12 voor het aanzuigen van een zand/watermengsel, een pomp 13 en 30 een afvoerbuis 14. Deze afvoerbuis 14 kan in verschillende richtingen worden georiënteerd, bijvoorbeeld rond een verticale hartlijn, zodanig dat het zand/watermengsel in de gewenste richting kan worden afgevoerd.

*020674 4

De grondverzetinrichting 10 omvat verder een gestel 15, dat door middel van de kabels 16, 17 is opgehangen aan het vaartuig 1. Aan het gestel 15 is een tweetal schamierbare armen 21 verbonden, aan het vrije einde waarvan zich een hijsinrichting 18, 19 bevindt. De kabels 16, 17 kunnen door deze hijsinrichtingen 18, 19 worden 5 ingehaald respectievelijk gevierd, zodanig dat de gewenste horizontale veiplaatsing en/of verticale verplaatsing van de zandzuiginstallatie kan worden bewerkstelligd.

Door de hijsinrichtingen 18, 19 op de juiste wijze te bedrijven, kan de grondverzetinrichting 10 op en neer worden bewogen en ook van voor naar achter langs de romp worden bewogen. Daardoor kan plaatselijk een verdiept bodemgedeelte 20 worden ge-10 vormd, dat zich op den duur rondom het hele vaartuig 1 uitstrekt. Door de hijsinrichtingen 18, 19 kunnen zo worden gepositioneerd, dat de grondverzetinrichting ook om de voorzijde en de achterzijde 4 van het vaartuig 1 kan worden bewogen. Door het vaartuig 1 vervolgens te verplaatsen en de grondverzetwerkzaamheden voort te zetten, kan aldus de open zee weer bereikt worden.

15 De pomp 13 met zuigbuis 12 kan rond een verticale hartlijn worden geroteerd in verband met het loswoelen van het bodemmateriaal.

De grondverzetinrichting kan zowel worden toegepast voor het vlot brengen als voor het aanlanden of doelbewust doen stranden van een vaartuig op een zandkust. Dat kan bijvoorbeeld worden toegepast in die gevallen waarin geen haven in de buurt is, 20 zoals bijvoorbeeld in verband met het afzetten van zwaar materieel, strijdkrachten, enz..

Tevens kan de zandzuiginstallatie uitgerust worden met een zandpomp die met een zodanige druk werkt dat er met een beperkte lengte persbuis gewerkt kan worden. Door de hogere druk wordt het water/zandmengsel, indien aan het uiteinde van de perspijp een persmondstuk is voorzien, 25 tot 50 meter bij het schip weggespoten.

25 In de uitvoeringsvorm van de figuren 3 en 4 is aan de buitenzijde van de romp 2 van het drijflichaam 1 een starre geleiding in de vorm van een rail 20 aangebracht.

Deze rail 20 kan zich geheel rondom de romp 2 uitstrekken.

De grondverzetinrichting 10 is verplaatsbaar langs deze rail 20 opgehangen.

Zoals weergegeven in figuur 3 bevindt de grondverzetinrichting 10 zich bij het 30 aanlanden van het drijflichaam 1 aan de voorzijde daarvan. Tevens is weergegeven dat ook meer dan één grondverzetinrichting 10 op het drijflichaam 1 kan worden toegepast.

1020674

Claims (16)

1. In combinatie, een van een romp (2) voorzien drijflichaam (1), een grond-verzetinrichting (10), alsmede middelen (16-19; 20) voor het op de romp (2) 5 ondersteunen van de grondverzetinrichting (1) en voor het in de langsrichtiilg langs de buitenzijde van de romp (2) verplaatsen van de grondverzetinrichting (1) in verband met het uitvoeren van werkzaamheden op de waterbodem (8).

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij de inrichting tenminste een zandzuiginstallatie (10) omvat.

3. Combinatie volgens conclusie 2, waarbij de zandzuiginstallatie (10) is voorzien van een pomp (13) die aandrijfbaar is door een motor, een zuigleiding (11) die in fluïdumverbinding staat met de pomp voor het opzuigen van een zand/watermengsel, alsmede een afVoer (14) voor het opgezogen zand/watermengsel.

4. Combinatie volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 15 grondverzetinrichting (10) door middel van tenminste een kabel (16,17) is opgehangen aan, en verplaatsbaar is langs, de romp (2).

5. Combinatie volgens conclusie 4, waarbij een hijsinrichting (18,19) is voorzien voor het vieren of inhalen van de kabel.

6. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij een tweede 20 hijsinrichting (18, 19) is voorzien en een daarmee samenwerkende tweede kabel (16, 17. voor het vieren of inhalen van de tweede kabel (16,17).

7. Combinatie volgens conclusie 5 of 6, waarbij ten minste een hijsinrichting (18, 19. is aangebracht op de grondverzetinrichting (10).

8. Combinatie volgens een van de voorgaande conclusies 5-7, waarbij ten minste 25 een hijsinrichting (18,19) is aangebracht op het drijflichaam (1).

9. Combinatie volgens conclusie 8, waarbij ten minste een hijsinrichting (18, 19) verplaatsbaar is langs de romp (2) van het drijflichaam (1).

10. Combinatie volgens conclusie 5 of 6, waarbij de inrichting ten minste een arm (21) omvat aan het vrije eind waarvan zich een hijsinrichting (18,19) bevindt.

11. Combinatie volgens conclusie 10, waarbij de grondverzetinrichting (10) een gestel (15) omvat, en elke arm (21) schamierbaar is bevestigd aan het gestel. 10206T4 *

12. Combinatie volgens een van de conclusies 1-3, waarbij de grondverzetinrichting (10) door middel van een starre geleiding (20), zoals een rail, is opgehangen aan, en verplaatsbaar is langs, de romp (2).

13. Grondverzetinrichting (10) bestemd voor een combinatie volgens een van de 5 voorgaande conclusies, voorzien van een deel van de ophangmiddelen (16-19; 20).

14. Werkwijze voor het verplaatsen van een drijflichaam (1) in een waterlichaam (7) dat een diepte heeft die kleiner is dan de diepgang van het vaartuig (1), omvattende de stappen van: - het verschaffen van een grondverzetinrichting (10) voor het uitvoeren van 10 werkzaamheden op de bodem (8) van het waterlichaam (7); - het ophangen van de inrichting (10) aan de buitenzijde van het drijflichaam; - het verplaatsen van de inrichting (10) langs het drijflichaam (1); - het uitvoeren van de werkzaamheden op de bodem (8) van het waterlichaam (7) ' op meerdere posities langs het drijflichaam voor het herstellen en/of behouden van het 15 drijfvermogen daarvan.

15. Werkwijze volgens conclusie 14, omvattende het vormen van een verdiepte bedding (20) naast en/of onder het drijflichaam (1).

16. Werkwijze volgens conclusie 15, omvattende het vlot brengen of aanlanden van het drijflichaam (1). 1020674