NL9500310A - Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in de bodem. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in de bodem.

Beschrijving

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in de bodem en op een machine voor het uitvoeren daarvan.

In vele gevallen is het nodig een waterdicht of nagenoeg waterdicht scherm in de bodem aan te brengen, bijvoorbeeld voor het vormen van een barrière tegen het weglekken van schadelijke stoffen uit een gebied, waarin men deze opgesloten wil houden. Men kan hierbij aan velerlei toepassingen en velerlei vormen van verontreiniging denken, bijvoorbeeld aan opslaggebieden voor vervuild rivierslib of industriëel afval, aan vervuiling van het oppervlakte- en/of grondwater door fosfaten, nitraten of wat dan ook, enz.

Het is bekend om zulke schermen te bouwen als zelfdragende betonnen of metalen wanden, bijvoorbeeld als in te heien of in te trillen dam-wanden. Het aanbrengen daarvan is veelal duur, maar daar staat een grote sterkte ook dwars op het vlak van de wand tegenover, wat speciaal van nut kan zijn als een deel van de wand aan één zijde niet of nauwelijks door de bodem wordt gesteund.

De uitvinding beoogt nu een goedkopere en snellere wijze van aanbrengen van zulk een scherm aan te geven, die vele aantrekkelijke toepas singen heeft, speciaal in gevallen, waarin de wand aan beide zijden over vrijwel de gehele hoogte door de bodem gesteund wordt.

Hiertoe is een werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in de bodem volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat vanaf het bovenoppervlak een smalle sleuf wordt gegraven en dat in de sleuf een verticale waterdichte wand uit panelen of als doorgaande flexibele wand wordt aangebracht, zich uitstrekkend langs en tussen de zijwanden van de sleuf.

Men kan dit doen zonder dat de sleuf met dikspoeling of zelfs met water behoeft te worden gevuld, al is het gedeeltelijk vollopen met water, slib of andere specie uit de omringende bodem geen bezwaar.

Het is praktisch meestal onmogelijk om een sleuf te graven, even breed als de in te brengen wand, daar deze wand smal kan zijn, dus zal men de uitvinding meestal zo toepassen, dat de sleuf breder is dan de wand en dat de wand bij het inbrengen in de sleuf door de graafmachine wordt geleid en in de gewenste stand in de sleuf wordt gehouden, waarna de ruimte tussen die wand en één of beide zijwanden van de sleuf wordt opgevuld, bijvoorbeeld met zojuist voor het maken van de sleuf weggegraven materiaal.

Past men voor de verticale wand afzonderlijke panelen toe, dan kunnen deze, op dezelfde wijze als bij damwandelementen bekend, in elkaar grijpen met bijvoorbeeld zwaluwstaartvormige, of eenvoudiger complementair gevormde delen, bijvoorbeeld als messing en groef uitgevoerd, zodat een praktisch waterdicht scherm wordt gevormd, waarbij de naden tussen de panelen met een hechtende en hardende lijm waterdicht gemaakt kunnen worden. Zulke wanddelen behoeven echter niet de grote krachten op te nemen, die bij het heien optreden, zodat zij veel lichter dan in te heien of te trillen damwanddelen kunnen zijn en bijvoorbeeld uit slagvast PVC kunnen bestaan. Wordt de wand door chemicaliën bedreigd, die PVC kunnen aantasten, dan kan uiteraard ander, daartegen bestand materiaal worden gekozen. De panelen kunnen zo licht zijn, dat zij zelfs bij een lengte, dus hoogte in ingebrachte stand, van bijvoorbeeld 10 m gemakkelijk door twee mensen gehanteerd en ingébracht kunnen worden, waarbij zij bijvoorbeeld 40 cm breed en 3 cm dik kunnen zijn. Er zouden verticale of schuin-geplaatste geleidingen aan de sleufgraafmachine aangebracht kunnen worden om de panelen in de sleuf te geleiden, zowel bij handmatig als bij machinaal inbrengen.

Grijpen zulke panelen met zulk een messing- en groefverbinding in elkaar, dan kunnen zij gemakkelijk in lengterichting van de wand tegen elkaar worden geschoven. De hardende lijm tussen zulke panelen kan automatisch of met de hand op de randen der panelen worden aangebracht.

Een praktische breedte van de sleuf gezien het graven is bijvoorbeeld 10 cm. De diepte hangt uiteraard van de gewenste hoogte van het scherm af. De sleufgraafmachine heeft bij voorkeur direct achter de graaforganen twee verticale metalen platen, die elk een zijwand van de sleuf steunen en die tevens middelen dragen voor de geleiding van de panelen. Men kan ook zulke panelen direct achter de graafmachine schuin van boven in de gleuf brengen en zulke steunwanden dan weglaten. De panelen kunnen als gezegd 3 cm dik zijn. In een sleuf van 10 cm houdt men dan 7 cm over, die met een groot deel van de bij het maken van de sleuf weggegraven specie gevuld kan worden. Men kan de sleufgraafmachine de specie in een opneemruimte daarvan doen werpen, of in een erachter rijdend voertuig, vanwaar die specie dan voor dat vullen afgegeven kan worden.

In plaats van panelen kan men ook een doorlopende waterdichte folie in de sleuf brengen, waarvan bijvoorbeeld het begin goed in de sleuf wordt vastgezet en die dan van een rol op de graafmachine wordt getrokken en met zijn onderrand tot cnderin de sleuf geleid. De sleuf kan dan, gezien die geleidingsproblemen, waarschijnlijk niet smaller zijn dan bij starre kunststofpanelen.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Daarin is:

Fig. 1 een perspectivisch aanzicht en dwarsdoorsnede van een bodem-gedeelte, waarin een scherm volgens de uitvinding wordt aangebracht; en

Fig. 2 een verticale langsdoorsnede door de bodem ter plaatse van de sleuf voor het scherm.

Beide figuren zijn sterk schematische weergaven.

Een bodemgedeelte 1 wordt met een sleufgraafmachine 2, bij voorkeur op rupsbanden, bewerkt om met het eindloze graaforgaan 3 daarvan van een smalle sleuf ^ te worden voorzien. De diepte van de sleuf hangt van de te stellen eisen af. De breedte kan gering zijn, bijvoorbeeld 10 cm.

Aan de machine 2 bevinden zich twee verticale steunplaten 5, die elk een overstaande wand van de zojuist gegraven sleuf tegen instorten en afkalven beschermen. Nabij de linker eindrand, in Fig. 2 gezien, van deze platen 5 bevindt zich aan elke plaat een paneelgeleider 6. Hebben de platen 5 een onderlinge afstand ongeveer gelijk aan de breedte van de sleuf minus tweemaal hun eigen dikte, bij voorkeur iets kleiner, zo liggen de twee paneelgeleiders 6 dichter bij elkaar, zodat zij een ruimte tussen elkander vrijlaten, iets breder dan de dikte der panelen, bijvoorbeeld van 3 cm. De panelen 7 kunnen verticaal van boven worden ingeschoven zodra voldoende ruimte tussen het graaforgaan 3 en het zojuist ingebrachte paneel is ontstaan. Voor paneel 7' is dit in Fig. 2 getekend. De panelen schuiven bij voorkeur passend met complementaire randdelen in elkaar, bijvoorbeeld met messing en groef, niet in de tekening weergegeven, terwijl op die paneelranden, bijvoorbeeld automatisch bij het dalen als in Fig. 2 getekend, een hardende, af dichtende lijm zoals een epoxyhars wordt aangebracht.

Het door het graaforgaan 3 verwijderde materiaal van de dijk wordt bijvoorbeeld door de graafmachine 2 opgevangen en bijvoorbeeld op een niet-getekende transportband gebracht, die het naar achter (naar links in Fig. 2) voert, waar het voor het opvullen van de sleuf ter weerszijden van de panelen wordt gebruikt. Het daarbij overblijvende materiaal kan worden afgevoerd.

De panelen kunnen aan één of beide zijden extra ruw worden uitgevoerd om glijden van specie erlangs te bemoeilijken. De sleuf kan ook desgewenst aan één zijde met ander materiaal worden gevuld dan aan de andere zijde, bijvoorbeeld aan één zijde met die weggegraven specie en aan de andere zijde met een massieve of schuimende verhardende kunststof.

De steun- en geleidingsdelen 5 en 6 zouden ook aan een afzonderlijke machine kunnen zijn aangebracht, of aan een links in Fig. 2 over de bodem rijdende machine, die dan aan zijn voorzijde de sleufgraafinrichting 3 draagt of duwend met zulk een inrichting is gekoppeld.

Men kan een dwarse afscherming ter afscherming van de uit de sleuf naar boven bewegende graaforganen direct achter de graafinrichting 3 aanbrengen en daaraan een geleiding voor de panelen bevestigen, zodat deze direct achter de graafinrichting schuin van boven ingebracht kunnen worden, waardoor de platen 5 overbodig kunnen worden. De panelen kunnen in hun bovenvlak een niet-platte vorm hebben, bijvoorbeeld met één of twee opstaande randen, om desgewenst, eventueel later, het scherm gemakkelijk te kunnen verhogen.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een scherm in de bodem, met het kenmerk, dat vanaf het bovenoppervlak een smalle sleuf wordt gegraven en dat in de sleuf een verticale waterdichte wand uit panelen of als doorgaande flexibele wand wordt aangebracht, zich uitstrekkend langs en tussen de zijwanden van de sleuf.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de in de sleuf aan te brengen waterdichte wand veel smaller is dan de sleuf en door geleiders aan de machine, die de sleuf graaft, in de gewenste stand in de sleuf wordt gehouden, waarna de ruimte tussen die wand en één of beide zijwanden van de sleuf wordt opgevuld.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij voor het maken van de sleuf uit de bodem verwijderde specie na het aanbrengen van de wand als zulk opvulmateriaal in de sleuf wordt teruggebracht.

4. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de ruimte tussen de waterdichte wand en althans één der wanden van de sleuf met een kunststof wordt volgespoten.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met uit afzonderlijke vaste panelen op te bouwen waterdichte wand, waarbij de panelen met complementair-passende delen langs hun staande, aan elkaar grenzende randen in elkaar grijpen.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies onder toepassing van afzonderlijke panelen, waarbij de naden tussen de panelen door een verhardende, aan de panelen hechtende lijm waterdicht worden gemaakt.

7. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de panelen een niet-platte bovenrand hebben, waarop gemakkelijk andere paneel-delen gecentreerd aangebracht kunnen worden.

8. Machine voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat deze een sleuvengraafinrichting heeft en een geleider om van boven aan dé sleuf toe te voeren delen van de veel smallere waterdichte wand binnen de sleuf te geleiden ten aanzien van hun horizontale afstand tot die staande sleufwanden.

9. Machine volgens conclusie 8, waarbij de sleuvengraafmachine twee staande steunplaten heeft om de staande wanden van de sleuf direct na het graven te steunen.