NL9500241A - Transportinrichting voor stortgoed, alsmede nestenschijf en transportschijf daarvoor. - Google Patents

Description

Transportinrichting voor stortgoed, alsmede nestenschi.if en transportschiif daarvoor

De uitvinding betreft een transportinrichting voor stortgoed, omvattende tenminste een rond zijn hartlijn roteerbare nestenschijf die is voorzien van een uitwendig loopvlak waaromheen een eindloos orgaan, zoals een kabel of ketting, is geleid dat regelmatig verdeelde transportschijven draagt die opneembaar zijn in de nesten van de nestenschijf, welk eindloos orgaan aandrijfbaar is door de nestenschijf zodanig dat in aandrijftoestand telkens tenminste een der transportschijven van het eindloze orgaan aanligt tegen een aanslagvlak behorende bij het nest waarin die transportschijf is opgenomen.

Een dergelijke transportinrichting is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage NL-A-7307^91· Bij deze bekende inrichting zijn zowel het halende als het dalende part van het eindloze orgaan met de transportschijven geleid in een koker welke een inlaat en een uitlaat voor het stortgoed bezit. In bedrijf van de transportinrichting voeren de transportschijven in het halende part het te transporteren stortgoed van de inlaat naar de uitlaat.

Bij deze transportbeweging wordt het eindloze orgaan blootgesteld aan trekbelastingen, waardoor rek optreedt. Gevolg daarvan is dat de steek tussen twee opeenvolgende transportschijven groter wordt. Vermeden moet worden dat de steekaf stand van de transportschi jven zodanig groot wordt ten opzichte van de steekafstand van de nesten in de nestenschijf dat de transportschijven niet meer op de juiste wijze kunnen worden opgenomen in de nesten en daardoor omhoog kan gaan lopen. Zodra dat laatste toch gebeurt, loopt het eindloze orgaan van de nestenschijf af.

Dit probleem zou kunnen worden opgevangen door de afmeting van elk nest in omtreksrichting van de nestenschijf relatief groot te kiezen. Door een dergelijke grote uitvoering van de nesten zou de grotere steekafstand van de transportschijven kunnen worden gecompenseerd. Nadeel van deze uitvoering is echter dat het eindloze orgaan dan kan gaan slippen ten opzichte van de nestenschijf, waardoor onaanvaardbare slijtageverschijnselen optreden.

Doel van de uitvinding is daarom een transportinrichting van het hiervoor genoemde soort te verschaffen die deze nadelen niet bezit. Dat doel wordt bereikt doordat in radiale doorsneden door de hartlijn van de nestenschijf het loopvlak schuin afloopt van een loopvlakdeel met een relatief grote omtrek naar een loopvlakdeel met een relatief kleine omtrek, en dat het aanslagvlak zodanig is uitgevoerd dat de daarmee samenwerkende transportschijf in aandrijftoestand voortdurend aangedrukt wordt in de richting naar het loopvlakdeel met relatief grote omtrek.

De nestenschijf van de inrichting volgens de uitvinding bezit een loopvlak met verschillende omtreksafmetingen. Ook de steekafstand tussen de nesten verschilt, afhankelijk van de positie op het loopvlak. Het eindloze orgaan kan afhankelijk van de rek die daarin optreedt, en derhalve afhankelijk van de steekafstand tussen de transportschijven daarvan, steeds een juiste, op de steekafstand van de transportschijven afgestemde omtreksafstand vinden op het loopvlak van de nestenschijf, en daarmee ook een juiste steekafstand van de nesten vinden. Het eindloze orgaan met de transportschijven wordt naar het juiste loopvlakdeel, dat wil zeggen naar het loopvlakdeel met de juiste omtreksafmeting, gedrongen onder invloed van het effect dat het aanslagvlak heeft op de transportschijven.

Dat effect kan op verschillende manieren worden bereikt; volgens een zeer eenvoudige uitvoering kan dit bereikt worden indien elk aanslagvlak met betrekking tot een door de hartlijn van de nestenschijf bepaald radiaal vlak een aanzethoek insluit gezien in een tangentiaal vlak, zodanig dat het aanslagvlak is gekeerd naar de zijde van de nestenschijf grenzend aan het loopvlakdeel met relatief grote omtrek.

Het schuin gerichte aanslagvlak oefent op de transportschijven een kracht uit, afhankelijk van de belasting op de transportschijven, die een ontbondene bezit in de richting naar de zijde van de nestenschijf grenzend aan het loopvlakdeel met relatief grote omtrek. Daardoor verplaatst het eindloze orgaan op het loopvlak zich naar die zijde van de schijf zodra rek optreedt in het eindloze orgaan en dientengevolge de steekafstand tussen de transportschijven toeneemt.

De genoemde ontbondene van de door het aanslagvlak op de transportschijven uitgeoefende kracht overwint daarbij de ontbondene van de door het loopvlak op het eindloze orgaan uitgeoefende kracht, welke ontbondene tracht om het eindloze orgaan naar het loopvlakdeel met relatief kleine omtrek te verplaatsen.

Zodra de belasting op het eindloze orgaan afneemt, en dus ook de rek daarin afneemt, overwint de laatste ontbondene echter de eerste, waardoor het eindloze orgaan verplaatst naar dat loopvlakdeel met relatief kleine omtrek.

Bij de transportinrichting volgens de uitvinding is derhalve steeds verzekerd dat het eindloze orgaan met de transportschijven op de juiste wijze kan samenwerken met. de nestenschijf, zonder dat hij omhoog gaat lopen.

Bij voorkeur sluit elk aanslagvlak met betrekking tot een door de hartlijn van de nestenschijf bepaald radiaal vlak een kantelhoek in gezien in vlak loodrecht op de hartlijn van de nestenschijf.

Elk aanslagvlak kan zijn bepaald door het oppervlak van een correctieblok dat telkens is aangebracht aan een tand van de nestenschijf. Een dergelijk correctieblok kan bijvoorbeeld door lassen bevestigd worden aan de bijbehorende tand.

Teneinde de gewenste ondersteuning voor de transportschijven te kunnen bieden, steekt elk correctieblok bij voorkeur uit aan weerszijden van de nestenschijf, en is hij aan zijn buitenomtrek gevormd overeenkomstig het loopvlak daarvan.

Elke transportschijf is aan zijn naar een aanslagvlak gekeerde contactvlak bij voorkeur bol gekromd; als alternatief kan hij aan zijn naar een aanslagvlak gekeerde contactvlak kegelvormig zijn. Een dergelijk bol gekromd kan bij scheefstand van de transportschijf afrollen over het aanslagvlak, waardoor het aangrijpingspunt van de door het aanslagvlak op de transportschijf uitgeoefende kracht kan worden verplaatst. Aldus kan een niet-lineaire toename van de ontbondene welke het eindloze orgaan naar het loopvlakdeel met relatief grote omtrek dringt, worden teweeggebracht.

De uitvinding zal onderstaand aan de hand van de bijgaande tekeningen waarin een uitvoeringsvoorbeeld is uitgewerkt, nader worden geïllustreerd.

Figuur 1 geeft een gedeeltelijke transportinrichting of schijvenelevator weer.

Figuur 2 geeft een aanzicht van de nestenschijf volgens de uitvinding in perspectief weer.

Figuur 3 geeft een zijaanzicht van de nestenschijf met eindloos transportorgaan volgens de uitvinding weer.

Figuur k geeft een detail weer betreffende het ontstaan van een terugstelmoment, volgens aanzicht IV-IV van figuur 3·

De in figuur 1 weergegeven transportinrichting of schijvenelevator omvat een buisvormige behuizing 27 uit een buis 28 waarin zich het halende part 29 van het soepele transportorgaan 30 bevindt, en een buis 31 waarin zich het dalende part 32 bevindt. Aan hun onderzijde zijn de buizen 28, 30 verbonden door een U-vormig buisstuk 33, waarin zich inlaat 3^ voor het stortgoed bevindt.

Het transportorgaan 30 is verder geleid over nestenschijf 19· Onder nestenschijf 19 bevindt zich een opvangbek 35 voor het stortgoed, met uitlaat 3b. Bij het kantelen van de transportschi jven 5. die zijn aangebracht op de kabel 7. ter hoogte van de nestenschijf 19. valt het stortgoed in die opvangbek.

In figuur 2 is een deel van een nestenschijf weergegeven zoals die volgens de uitvinding voor bijvoorbeeld de aandrijving van een schijvenelevator dient. Deze nestenschijf omvat een schijflichaam 1 dat in het midden een opening 2 heeft waarin een rotatieas met hartlijn 26 kan worden aangebracht. Aan de omtrek van de nestenschijf 1 bevinden zich schijftanden 3. waartussen nesten 4 aanwezig zijn waarin transportschijven 5 van de schijvenelevator kunnen worden opgenomen. De omtrekskant van elke schijftand 3 vormt een loopvlak 6 voor een kabel of ketting 7· Verder omvat de nestenschijf geleidingspennen 8 als noodvoorziening om de kabel op de nestenschijf 19 te houden indien tijdens bedrijf een vreemd voorwerp in de elevator terecht komt.

Aan elke schijftand 3 is een correctieblok 9 aangebracht, dat een loopvlak 10 omvat, dat samenvalt met het loopvlak 6 van de schijftand 3. en een aanslag 11 aan de zijde van het correctieblok 9 die is afgekeerd van de schijftand 3 waaraan het correctieblok 9 is aangebracht.

Het loopvlak 6 van de nestenschijf is schuin aflopend uitgevoerd, en bezit een loopvlakdeel 24 met een relatief kleine omtreksafmeting, alsmede een loopvlakdeel 25 met een relatief grote omtreksafmeting, zoals ook te zien is in de detailweergave van figuur 4.

Elk aanslagvlak 11 maakt een aanzethoek α met betrekking tot een door de hartlijn 26 van de nestenschijf 19 bepaald radiaal vlak, gezien in een tangentiaal vlak, zodanig dat het aanslagvlak 11 is gekeerd naar de zijde 23 van de nestenschijf 19 grenzend aan het loopvlakdeel 25 met relatief grote omtrek. Bovendien maakt elk aanslagvlak 11 met betrekking tot een door de hartlijn 26 van de nestenschijf 19 bepaald radiaal vlak een kantelhoek β gezien in een vlak loodrecht op de hartlijn 26 van de nestenschijf 19-

De hoek waaronder het loopvlak 6 met betrekking tot de hartlijn 26 van de nestenschijf 19 loopt is aangeduid met γ.

De schijftand 3 kan losneembaar zijn aangebracht aan het schijflichaam 1 door middel van een bevestigingsmiddel 13-

Zoals uit figuur 3 blijkt is het loopvlak 6 van de schijftand 3 bekleed met een bekledingsmateriaal 12. De kabel 7 loopt over het met dit bekledingsmateriaal 12 beklede loopvlak 6 van de schijftand 3· De bevestigingsbus 1^4 ligt met een punt van zijn zijde 15 aan tegen het correctieblok 9. De transportschijf 5 bevindt zich in de uitholling of het nest 4 tussen twee opeenvolgende schijftanden 3·

Uit figuur 4 blijkt duidelijk het ontstaan van een terugstelmoment dat werkt op de kabel 7· Een transportschijf 5 is door middel van een bevestigingsbus 14 aangebracht aan de kabel 7· De zijde 15 van deze bevestigingsbus die aanligt tegen het contactvlak 11 van het correctieblok 9 is schotelvormig. Naarmate de kabel naar de laagst gelegen rand 16 van van het loopvlak beweegt, verplaatst het contactpunt tussen de genoemde zijde van de bevestigingsbus en het contactvlak 11 van het correctieblok 9 naar een lokatie 17 die ligt buiten de lijn 18 tussen het middelpunt van de nestenschijf 1 en de hartlijn van de kabel ter plaatse van het contactvlak 11 van het correctieblok 9 (zie situatie die met doorgetrokken lijnen is weergegeven). In de situatie volgens figuur *4 ontstaat hierdoor een terugstelmoment die linksom gericht is en die op de kabel werkt. De kabel 7 wordt hierdoor naar links gedwongen (zie situatie die met onderbroken lijnen is weergegeven).

Claims (13)

1. Transportinrichting voor stortgoed, omvattende tenminste een rond zijn hartlijn roteerbare nestenschijf (19) die is voorzien van een uitwendig loopvlak (6) waaromheen een eindloos orgaan (7). zoals een kabel of ketting, is geleid dat regelmatig verdeelde transportschijven (5) draagt die opneembaar zijn in de nesten (4) van de nestenschijf (19), welk eindloos orgaan (7) aandrijfbaar is door de nestenschijf (19) zodanig dat in aandrijftoestand telkens tenminste een der transportschijven (5) van het eindloze orgaan (7) aanligt tegen een aanslagvlak (11) behorende bij het nest (4) waarin die transportschijf (5) is opgenomen met het kenmerk dat in radiale doorsneden door de hartlijn (26) van de nestenschijf (19) het loopvlak (6) schuin afloopt van een loopvlakdeel (25) met een relatief grote omtrek naar een loopvlakdeel (2k) met een relatief kleine omtrek, en dat het aanslagvlak (11) zodanig is uitgevoerd dat de daarmee samenwerkende transportschijf (5) in aandrijftoestand voortdurend aangedrukt wordt in de richting naar het loopvlakdeel (25) met relatief grote omtrek.

2. Transportinrichting volgens conclusie 1, waarbij elk aanslagvlak (11) met betrekking tot een door de hartlijn van de nestenschijf (19) bepaald radiaal vlak een aanzethoek α insluit gezien in een tangentiaal vlak, zodanig dat het aanslagvlak (11) is gekeerd naar de zijde (23) van de nestenschijf (19) grenzend aan het loopvlakdeel (25) met relatief grote omtrek.

3· Transportinrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij elk aanslagvlak (11) met betrekking tot een door de hartlijn (26) van de nestenschijf (19) bepaald radiaal vlak een kantelhoek β insluit gezien in een vlak loodrecht op de hartlijn (26) van de nestenschijf (19)·

4. Transportinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3. waarbij elk aanslagvlak (11) is bepaald door het oppervlak van een correctieblok (9) dat telkens is aangebracht aan een tand (3) van de nestenschijf (19)·

5- Transportinrichting volgens conclusie 9, waarbij elk correctieblok (9) uitsteekt aan weerszijden van de nestenschijf (19), en aan zijn buitenomtrek is gevormd overeenkomstig het loopvlak (6) daarvan.

6. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het door elke tand (3) bepaalde loopvlakstuk een krommingsstraal bezit die kleiner is dan de straal van een de nestenschijf (19) omhullende cirkel.

7. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de nestenschijf (19) is voorzien van geleidingsmiddelen (8) aan zijn beide zijden (22, 23).

8. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke tand (3) losneembaar is bevestigd aan het schijflichaam (1).

9· Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij elke transportschip f (5) aan zijn naar een aanslagvlak (11) gekeerde contactvlak (15) bol gekromd is.

10. Transportinrichting volgens een der conclusies 1-8, waarbij elke transportschijf (5) aan zijn naar een aanslagvlak (11) gekeerde contactvlak (15) kegelvormig is.

11. Transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het loopvlak (11) tussen beide zijden (22, 23) van de nestenschijf (19) bol gekromd is.

12. Nestenschijf (19) voor een inrichting volgens een der voorgaande conclusies.

13· Transportschijf (5) voor een transportinrichting volgens een der voorgaande conclusies.