NL9401553A - Werkwijze en inrichting voor het openen van een enveloppe. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het openen van een enveloppe

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze volgens de aanhef van conclusie 1.

Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Zwitserse oc-trooischrift 648 794. Bij deze bekende werkwijze worden de enveloppen in het gebied waar de incisie moet worden gemaakt verhit door middel van een gloeispiraal, teneinde een eventuele coating op het te snijden papier te verwijderen of te verzwakken, zodat de incisie met een grotere betrouwbaarheid kan worden gemaakt. Deze oplossing compliceert de constructie van de enveloppenopener echter aanzienlijk, omdat speciale materialen nodig zijn, teneinde in het gebied van de gloeispiraal de vereiste hittebestendigheid te verkrijgen en te vermijden dat de enveloppenopener in een groot gebied rondom de gloeispiraal een zodanig hoge temperatuur bereikt, dat gevaar voor brandwonden ontstaat. Een verder nadeel van deze oplossing is, dat in geval een enveloppe blijft steken ter hoogte van de gloeispiraal, het gevaar bestaat dat de inhoud wordt geschroeid of verbrand. Doordat de mogelijkheid bestaat dat de enveloppe vlam vat, gaat van het apparaat bovendien een niet onaanzienlijk brandgevaar uit.

De uitvinding heeft als doel een enveloppenopener met een roterende snijrand te verschaffen, welke verbeterde snij-eigenschappen biedt wat betreft de betrouwbaarheid waarmee een incisie wordt gemaakt en wat betreft de nauwkeurigheid waarmee de diepte van de incisie kan worden beheerst.

Dit doel wordt volgens de onderhavige uitvinding bereikt door een werkwijze van het in de aanhef beschreven type uit te voeren als beschreven in het kenmerkende deel van conclusie 1.

Doordat het verplaatsen van de enveloppe wordt uitgevoerd met een vooraf bepaalde transportsnelheid die verschilt van de omloopsnelheid van de snijrand, beweegt de snijrand in langsrichting langs het in te snijden materiaal van de enveloppe, waardoor een betere snijdende werking wordt verkregen.

Een verder voordeel van de beweging van de snij rand in langsrichting langs het in te snijden materiaal is, dat elke deel van het in te snijden materiaal met een relatief groot gedeelte van de snij rand in aanraking komt. Hierdoor wordt de snijwerking en insnij-diepte minder sterk beïnvloed door eventuele onrondheid, excentriciteit of lokale beschadiging van de snijrand.

De snij schijf vertoont een gelijkmatig slijtagebeeld, omdat gedeeltes van de snijrand sneller slijten naarmate deze verder van de rotatie-as uitsteken.

De uitvinding kan ook zijn belichaamd in een enveloppen-opener volgens conclusie 6, welke speciaal ingericht is voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.

Bijzondere uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn beschreven in de afhankelijke conclusies.

Navolgend wordt de uitvinding nader toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvormen van de uitvinding, waarbij wordt verwezen naar de tekening. Daarbij toont:

Fig. 1 een schematisch opengewerkt zijaanzicht van een enveloppenopener volgens de uitvinding,

Fig. 2 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn Il-ll in Fig. 1,

Fig. 3 een schematisch opengewerkt zijaanzicht van een tweede enveloppenopener volgens de uitvinding, en

Fig. 4 een aanzicht in doorsnede volgens de lijn IV-iv in Fig. 3.

Overeenkomende delen van de getoonde uitvoeringsvormen zijn in de tekeningen met dezelfde verwijzingsnummers aangeduid.

De in de Fign. 1 en 2 getoonde inrichting voor het openen van een enveloppe 23, omvat een transportbaan l voor het transporteren van een enveloppe 23 en een cirkelvormige snij -rand 2 die roteerbaar is om een dwars op de transportbaan 1 gerichte as 3. In het getoonde voorbeeld is de snij rand 2 uit-gevoerd als buitenomtrek van een ronde snij schijf 4. Een in hoofdzaak evenwijdig aan de transportbaan 1 gericht deel van de snijrand 2 steekt in de transportbaan l uit. De snij schijf 4 is door middel van snaarschijven 16, 17 en een aandrijfsnaar 5 gekoppeld met een uitgaande as van een motor 6 voor het met een omloopsnelheid doen roteren van de snij schijf 4. De snaar-schijven 16, 17 zijn onverdraaibaar gekoppeld met de snij-schijf 4 resp. de uitgaande as van de motor 6. De rotatie-richting van de motor is aangeduid met een pijl 20.

De transportbaan 1 is voorzien van bovengelegen en ondergelegen omlopende transportbanden 7 resp. 8 die over keer-wielen 9, 10 resp. 11, 12 lopen voor het in bedrijf handhaven van een vooraf bepaalde transportsnelheid waarmee de enveloppen worden getransporteerd. Een van de ondergelegen keerwielen 12 is onverdraaibaar verbonden met een snaarschijf 13 die via een aandrijfsnaar 14 en een snaarschijf 15 eveneens is gekoppeld met de motor 6, waarbij de overbrengingsverhoudingen tussen enerzijds de motor 6 en de snijschijf 4 en anderzijds de motor 6 en de keerwielen 9-11 zodanig is gekozen, dat in be-drij f de omloopsnelheid van de transportbanden 7, 8, en der-halve de transportsnelheid van de enveloppen, verschilt van de omloopsnelheid van de snij rand 2. De keerrollen 9, 10 van de bovengelegen transportband 7 zijn verticaal verplaatsbaar opgehangen, zodat de afstand tussen de transportbanden 7, 8 zich aan kan passen aan de dikte van de langs de snijrand 2 gevoerde enveloppen.

In bedrijf worden de enveloppen verplaatst in een met een pijl 18 aangeduide richting langs een raaklijn met de in een vlak evenwijdig aan deze raaklijn en met een bepaalde omloopsnelheid in een met pijl 19 aangeduide richting roterende snijrand 2 en maakt de snij rand 2 in ten minste één wand van elke enveloppe 23 een incisie. Het verplaatsen van de enveloppen geschiedt daarbij met een vooraf bepaalde transportsnelheid die verschilt van de omloopsnelheid van de snij rand 2.

Doordat de snelheid van de enveloppe 23 verschilt van de omloopsnelheid van de snijrand 2, beweegt de snij rand 2 tijdens het snijden in zijn langsrichting langs het in te snijden materiaal van de enveloppe 23. Hierdoor wordt een betere snij -dende werking verkregen.

Tijdens het snijden komt het enveloppe-materiaal grenzend aan de voortschrijdende incisie met een groot gedeelte van de passerende snijrand 2 in aanraking, doordat telkens een groot deel van de snijrand elk deel van de enveloppe 23 langs de snijrand passeert, gelijkmatige snijwerking en in het bijzonder insnij-diepte verkregen, ondanks eventuele onrondheid en excentriciteit van de snijrand 2.

De snijschijf 2 slijt bovendien in omtreksrichting gelijkmatig, omdat gedeeltes van de snijrand 2 sneller slijten naarmate deze verder van de rotatie-as 3 uitsteken.

De transportbanden 7, 9 voor het in bedrijf beheersen van de snelheid waarmee de enveloppe 23 wordt getransporteerd zijn zodanig gekoppeld met de motor 6, dat de enveloppen worden getransporteerd in dezelfde richting 18 als de richting (voortzetting van door pijl 19 aangegeven richting) waarin het in de transportbaan 1 uitstekende deel van de snijrand 2 beweegt, waarbij de transportsnelheid van de enveloppen lager is dan de omloopsnelheid van de snijrand 2.

De snijrand 2 beweegt ter plaatse waar de incisie wordt gemaakt ten opzichte van de enveloppe 23 in de richting 18 waarin de enveloppe 23 wordt verplaatst. Hierdoor beweegt het snijdende deel van de snijrand 2 voortdurend met een component naar de enveloppe 23 toe en wordt vermeden, dat de enveloppe 23 door de werking van de snijrand 2 naar de snijrand 2 toe wordt getrokken en de incisie dieper uitvalt dan beoogd wordt. Doordat de enveloppe 23 relatief langzaam beweegt in vergelij-king met de snijrand 2, wordt ieder te snijden deel van de enveloppe 23 relatief lang aan de snijdende werking van de snij -rand blootgesteld, hetgeen bevorderlijk is voor een effectieve werking van de snijrand 2, Voorts ondersteunt de door de snijrand 2 op de enveloppen uitgeoefende wrijvingskracht het transport van de enveloppen en zijn grote snelheidsverschillen haalbaar, zonder dat de enveloppen met een hoge snelheid hoeven te worden getransporteerd.

De snelheid van de transportbanden 7, 8 is bij voorkeur zo gekoppeld aan de omloopsnelheid van de snijrand, dat de transportsnelheid van de enveloppe 23 hoogstens twee-derde be- draagt van de omloopsnelheid van de snij rand 2. Hierdoor passeert per lengte-eenheid te maken incisie een snijrandlengte die anderhalf keer die lengte-eenheid bedraagt, zodat een goede snijdende werking wordt bereikt.

Bij de getoonde enveloppenopener zijn de overbrengings-verhoudingen in de aandrijving van de snij schijf 4 en van de transportbanden 7, 8 zodanig gekozen, dat de omtrekssnelheid van de snijrand 2 ongeveer zes keer zo groot is als de omloopsnelheid van de transportbanden 7, 8. Ook grotere snelheids -verschillen zijn mogelijk.

Het is ook mogelijk, de middelen voor het in bedrijf beheersen van de snelheid waarmee de enveloppe 23 wordt getransporteerd in te richten voor het zodanig beheersen van de transportsnelheid, dat de enveloppe 23 wordt getransporteerd in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het in de transportbaan uitstekende deel van de snijrand. Wanneer de snij rand ter plaatse waar de incisie wordt gemaakt ten opzichte van de enveloppe 23 beweegt in een richting tegengesteld aan de richting waarin de enveloppe 23 wordt verplaatst, passeert per lengte-eenheid te maken incisie, bij een bepaalde omloopsnelheid, een relatief groot snijrandgedeelte de enveloppe 23.

Bij voorkeur wordt de incisie uitsluitend in een naar de snijrand 2 toe gekeerde wand van de enveloppe 23 wordt gemaakt. Bij de werkwijze volgens de uitvinding is dit goed mogelijk, omdat dankzij de relatieve beweging van de snij rand 2 ten opzichte van het te snijden enveloppe-materiaal een lage aandrukkracht van de enveloppe 23 tegen de snijrand volstaat om een effectieve snijwerking te bereiken.

De snijrand 2 is in omtreksrichting glad uitgevoerd. Dit biedt ten opzichte van bijvoorbeeld een gekartelde of vertande snijrand het voordeel, dat weinig materiaal van de enveloppen los wordt gesneden, zodat weinig stof wordt gevormd.

Direct naast en coaxiaal met de snijrand 2 verloopt een omlopend steunoppervlak 21. De afstand waarover de snijrand 2 in radiale richting uitsteekt ten opzichte van het steunoppervlak 21 bepaalt de diepte van de incisie. Deze afstand is ge- makkelijker te beheersen dan de afstand waarover de snijrand 2 uitsteekt ten opzichte van een steunoppervlak 22 van de transportbaan 1. Aldus kan een nauwkeurige beheersing van de in-snij-diepte worden bereikt, zonder dat nauwkeurige toleranties betreffende de positie van de snijrand 2 ten opzichte van het steunoppervlak 22 van de transportbaan l nodig zijn of de positie van de snij schijf 4 verticaal instelbaar hoeft te zijn. Indien een andere insnij-diepte gewenst is, kan eenvoudig de snij schijf 4 worden vervangen.door een snij schijf waarvan de snijrand 2 meer of minder uitsteekt ten opzichte van het omlopende steunoppervlak 22.

Het steunoppervlak 22 is onverdraaibaar gekoppeld met de snijrand 2, waardoor de constructie zeer eenvoudig wordt gehouden en de mate waarin de snijrand 2 uitsteekt ten opzichte van het omlopende steunoppervlak 22 eenvoudig te beheersen is. In bedrijf glijdt het omlopende steunoppervlak 22 onder de enveloppe 23 door. Teneinde de wrijving tussen het omlopende steunoppervlak 22 en de enveloppe 23 te beperken kan het omlopende steunoppervlak 22 bijvoorbeeld zijn gepolijst en of verchroomd .

Zoals blijkt uit Fig, 2 heeft het omlopende steunoppervlak 22 aan de zijde van de snijrand 2 een grotere diameter dan aan de van de snijrand 2 af gelegen zijde. Dit biedt het voordeel, dat gewaarborgd is, dat de enveloppe 23 dicht bij de snijrand 2 wordt ondersteund. Hierdoor is op zijn beurt de insnij -diepte goed beheersbaar, ongeacht of de enveloppe 23 in het gebied van de te maken incisie een naar de enveloppe-rand toe meer of minder sterk afnemende dikte heeft.

De inrichting getoond in de Fign. 3 en 4 representeert de uitvoeringsvorm van de uitvinding de meeste voorkeur geniet.

Bij deze uitvoeringsvorm is tegenover de snij schijf 4 een steunrol 24 aangebracht. De steunrol 24 is vrij draaibaar om een as 25, die evenwijdig aan de rotatie-as 3 van de snij-schijf 4 is gericht. De steunrol 24 heeft een vormvaste buitenomtrek 26, welke de door de snijrand 2 in bedrijf op een enveloppe tussen de snijrand 2 en de steunrol 24 uitgeoefende druk kan weerstaan zonder zodanig mee te geven, dat niet ten minste een wand van de enveloppe volledig wordt doorgesneden.

In bedrijf wordt de steunrol 4 door daarover passerende enveloppen meegenomen.

Doordat de vormvaste steunrol 24 tegenover de snijrand 2 is aangebracht, kan een grote snijdruk op de te openen enveloppen worden uitgeoefend, zodat een betrouwbare snijwerking wordt verkregen. De afstand tussen de snijrand 2 en de buitenomtrek 26 van steunrol 24 is bij voorkeur zo ingesteld, dat van een dunne enveloppe (bijvoorbeeld een luchtpost-enveloppe) nog juist één wand wordt opengesneden. Bij het verwerken van enveloppen uit dikker materiaal wordt dan de van de snijrand 2 af gekeerde wand wel enigszins ingesneden, maar niet opengesneden, zodat toch geen materiaal van de enveloppe los wordt gemaakt en derhalve geen losgemaakt materiaal ontstaat dat afzonderlijk afgevoerd moet worden.

Telkens wanneer een enveloppe in transportrichting zodanig ver getrsnporteerd is, dat de stroomopwaartse transportrollen 9 en ll niet meer op de enveloppe aangrijpen, wordt de desbetreffende enveloppe minder meer stabiel in zijwaartse richting geleid. Doordat de enveloppe door de snij rand 2 en de transportrollen 10 en 12 vooral aan één kant wordt aangedreven in de transportrichting 18, neigt de enveloppe ertoe zo roteren, dat de incisie afbuigt van de rand waarlangs deze wordt aangebracht. Hierdoor wordt het risico van insnijden van delen van de inhoud van de enveloppe vergroot. Teneinde dit ongewenste neveneffect tegen te gaan is op een geringe afstand (bij voorkeur 0,6 - 1,0 mm) naast de snij rand 2 een zijgeleiding 27 aangebracht. Hierdoor wordt verhinderd dat een achterlopend deel van de enveloppe zijwaarts naar de snij rand 2 toe uit kan zwenken en wordt derhalve gewaarborgd, dat de door de snij rand 2 gevormde incisie niet verder dan genoemde geringe afstand van de rand van de enveloppe wordt aangebracht. Het risico, dat met een van de enveloppe-wanden tevens delen van de inhoud in worden gesneden wordt hiermee tot een minimum beperkt.

Voor het transporteren van de enveloppen zijn twee paar transportrollen 9, 11 en 10, 12 aangebracht waartussen de te openen enveloppe wordt geklemd en getransporteerd in de met een pijl 18 aangegeven richting.

De snij schijf 4 is rechtstreeks op een uitgaande as 28 van de motor 6 gemonteerd, evenals twee vertande riemschijven 15 a, 15b waarover getande aandrijfriemen 14a resp. 14b lopen. Deze getande aandrijf riemen 14a, 14b lopen tevens over vertande riemschijven 13a resp. 13b, die elk onverdraaibaar en in een coaxiale positie met één van de transportrollen 9 resp. 10 zijn verbonden. De overbrenging tussen de riemschijven 13a, 13b, 15a, 15b is zodanig gekozen, dat de omtrekssnelheid van de snij schijf 4 circa zes keer zo groot is als de omtrekssnelheid van de transportrollen 9, 10, d.w.z. tevens zes keer zo groot is als de transportsnelheid van de te openen enveloppen.

De inrichting en de werkwijze volgens de uitvinding kunnen worden toegepast als stand-alone opener uitsluitend ingericht voor het maken van enkele incisies of als snij-eenheid in een inrichting voor het uitpakken van poststukken. Een dergelijke inrichting is beschreven in het Amerikaanse octrooi-schrift 5 175 979.

Binnen het kader van de uitvinding zijn vele afwijkingen van de voorgestelde uitvoeringsvorm mogelijk. Zo kan de snij-schijf bijvoorbeeld zijn gekoppeld met een andere motor dan de middelen voor het transporteren van de enveloppen. De enveloppen kunnen tegen de snijrand worden gedrukt door flexibele vingers of door een achter het steunoppervlak van de transportbaan aangebrachte onderdruk. Het in de Fign. 1 en 2 getoonde omlopende steunoppervlak 21 direct naast de snij rand kan zijn aangedreven teneinde als transportrol te fungeren en/of met een andere omloopsnelheid bewegen dan de snij rand.

Claims (14)

1. Werkwijze voor het openen van een enveloppe, waarbij de enveloppe (23) in een transportrichting (18) wordt verplaatst langs een cirkel vormige, in een vlak evenwijdig aan genoemde transportrichting (18) en met een bepaalde omloopsnelheid roterende snij rand (2) en de snij rand (2) in ten minste één wand van de enveloppe (23) ten minste één incisie maakt, met het kenmerk, dat het verplaatsen van de enveloppe (23) wordt uitgevoerd met een vooraf bepaalde transportsnel-heid die verschilt van de omloopsnelheid van de snijrand (2).

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de snijrand (2) ter plaatse waar de incisie wordt gemaakt ten opzichte van de enveloppe (23) beweegt in de transportrichting (18) waarin de enveloppe (23) wordt verplaatst.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de omloopsnelheid van de snijrand (2) ten minste anderhalf keer zo groot is als de transportsnelheid van de enveloppe.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de snijrand (2) ter plaatse waar de incisie wordt gemaakt ten opzichte van de enveloppe (23) beweegt in een richting tegengesteld aan de richting waarin de enveloppe (23) wordt verplaatst.

5. Werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de incisie uitsluitend in een naar de snijrand (2) toe gekeerde wand van de enveloppe (23) wordt gemaakt.

6. Inrichting voor het openen van een enveloppe, omvattende een transportbaan (1) voor het transporteren van een enveloppe (23), een om een dwars op de transportbaan (l) gerichte rotatie-as (3) roteerbare, cirkelvormige snijrand (2) waarvan een in hoofdzaak evenwijdig aan de transportbaan (1) gericht deel in de transportbaan (1) uitsteekt, welke snijrand (2) is gekoppeld met een motor (6) voor het met een omloopsnelheid doen roteren van de snijrand (2) , met het kenmerk, dat de transportbaan (l) is voorzien van middelen (7-15) voor het in bedrijf handhaven van een vooraf bepaalde transportsnelheid waarmee de enveloppe (23) wordt getransporteerd, welke transportsnelheid verschilt van de omloopsnelheid van de snij rand (2).

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de middelen (7-15) voor het in bedrijf beheersen van de snelheid waarmee de enveloppe (23) wordt getransporteerd zijn ingericht voor het zodanig beheersen van de transportsnelheid, dat de enveloppe (23) wordt getransporteerd in een zelfde richting (18) als de richting waarin het in de transportbaan (1) uitstekende deel van de snijrand (2) beweegt en met een snelheid lager dan de omloopsnelheid van de snij rand (2).

8. Inrichting volgens conclusie 7, waarbij de middelen (7-15) voor het in bedrijf beheersen van de snelheid waarmee de enveloppe (23) wordt getransporteerd zijn ingericht voor het zodanig beheersen van de transportsnelheid, dat de transportsnelheid van de enveloppe (23) hoogstens twee-derde bedraagt van de omloopsnelheid van de snij rand (2).

9. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de middelen (7-15) voor het in bedrijf beheersen van de snelheid waarmee de enveloppe (23) wordt getransporteerd zijn ingericht voor het zodanig beheersen van de transportsnelheid, dat de enveloppe (23) wordt getransporteerd in een richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van het in de transportbaan (l) uitstekende deel van de snijrand (2).

10. Inrichting volgens één der conclusies 6-9, waarbij de snij rand (2) in omtreksrichting glad is.

11. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, omvattende een direct naast en coaxiaal met de snijrand (2) verlopend omlopend steunoppervlak (21).

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het steunoppervlak (21) on verdraaibaar is gekoppeld met de snij rand (2).

13. inrichting volgens één der conclusies 6-10, verder voorzien van een steunrol (24) tegenover de snijrand (2) , welke steunrol (24) is voorzien van een omtreksoppervlak (26) , dat op een kleine radiale afstand langs de snijrand (2) verloopt .

14. Inrichting volgens één der conclusies 6-13, verder omvattende een zijgeleiding (27) op een geringe axiale afstand naast een gedeelte van de snijrand (2) in het gebied van de transportbaan (1).