NL8005392A - Strookgeleidingsinrichting, in het bijzonder voor machines voor het vervaardigen van sigaretten. - Google Patents

Description

\ 1' i 1 -- N.O. 29.487

Strookgeleidingsinrichting, in het bijzonder voor machines voor het vervaardigen van sigaretten.

De uitvinding heeft betrekking op een strookgeleidingsinrichting die het mogelijk maakt materiaalstroken, in het bijzonder papierstroken, om ten minste een rol te plaatsen.

Hoewel in hierna volgende beschrijving de uitvinding wordt be-5 schreven aan de hand van de machine voor het vervaardigen van sigaretten, zal het duidelijk zijn dat de strookgeleidingsinrichting volgens de uitvinding op al die machines kan worden toegepast waarbij een materiaalstrook, in het bijzonder een papierstrook, kan worden voortbewogen langs een niet rechte baan, die moeilijk toe-10 gankelijk is voor een bedienend persoon.

Ben machine voor het vervaardigen van sigaretten omvat gewoonlijk een toevoersamenstel waarin een strook papier vanaf een spoel wordt toegevoerd via een aantal werkzame samenstellen, totdat de strook een afleidrol bereikt waarom hij wordt geslagen om vervolgens 15 zijn horizontale beweging te vervolgen op een tafel waarlangs hij progressief wordt gebogen in transversale richting voor het vormen van een continue cilinder.

Babij de afleidrol ontvangt de strook of baan papier, die zich voortbeweegt langs genoemde tafel een continue laag gesneden tabak 20 die dan wordt opgesloten binnen genoemde continue cilinder voor het vormen van een continue sigarettenstang.

Als gedurende de werking van de machine voor het vervaardigen van sigaretten de papierstrook bovenstrooms ten opzichte van genoemde afleidrol breekt, stopt een taster, die gewoonlijk in de 25 baan gevolgd door de papierstrook is aangebracht, de machine auto-. matisch zodat een bedieningspersoon kan ingrijpen. Van de verschil lende handelingen die de bedienende persoon moet uitvoeren om de machine weer in bedrijf te stellen is een van de meest gecompliceerde die van het weerplaatsen van de strook papier om de afleid- QX·— 30 rol en het laten voortbewegen van in de ruimte, die gewoonlijk nauw is, tussen genoemde tafel en het einde van een transportband, die genoemde laag tabak toevoert.

Een dergelijke handeling die moeilijk kan worden uitgevoerd zelfs op een machine voor het vervaardigen van sigaretten, die met 35 een enkele sigarettenstang werkt, wordt bijna onmogelijk als hij moet worden uitgevoerd op een machine die werkt met een dubbele sigarettenstang, dat wil zeggen met een machine die tegelijkertijd 80 05 39 2 2 twee sigarettenstangen kan vervaardigen. In de machine van het laatstgenoemde type zijn twee stroken papier aanwezig die moeten worden geplaatst om betreffende afleidrollen die coaxiaal zijn geplaatst, voordat voortbeweging langs de tafel plaats heeft waarop 5 de sigarettenstangen worden gevormd. Dienovereenkomstig is één van de twee afleidrollen volledig bedekt door de andere ten opzichte van de bedienende persoon die moet ingrijpen, en is daardoor in hoofdzaak ontoegankelijk.

Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een strook-10 geleidingsinrichting die het mogelijk maakt om automatisch een strook om een rol te plaatsen zonder dat enige handeling met de hand behoeft te worden uitgevoerd. Een bijzonder doel van de uitvinding is het verschaffen van een strookgeleidingsinrichting die kan worden aangebracht in een sigarettenmachine, in het bijzonder 15 een sigarettenmachine die met twee sigarettenstangen werkt, om het mogelijk te maken ten minste een strook papier automatisch om een betreffende afleidrol te plaatsen die direct bovenstrooms van een tafel is geplaatst die dient voor het vormen van ten minste één sigarettenstang. Genoemd doel wordt volgens de uitvinding, 20 die betrekking heeft op een strookgeleidingsinrichting, in het bijzonder voor de automatisch voorwaartse beweging van ten minste een strook papier langs een in hoofdzaak ïï-vormige baan bereikt, welke inrichting een eerste en een tweede einddeel bezit die met elkaar zijn verbonden door een tussenligggend gebogen deel, waarbij 25 ten minste genoemde tweede deel, geplaatst benedenstrooms van genoemd gebogen deel gezien in voortbewegingsrichting zich ten . minste gedeeltelijk uitstrekt langs een transportinrichting voor het voorwaarts bewegen van genoemde stroom, welke strookgeleidingsinrichting is gekenmerkt doordat hij ten minste een geperforeerde 30 rol bezit die draaibaar is aangebracht om een hartlijn gaande door het krommingsmiddelpunt van genoemd gebogen deel, ten minste een kamer, met een geperforeerde wand, geplaatst langs ten minste een tweede deel in aanraking met de transportinrichting, en zuig-middelen die in verbinding staan met het inwendige van genoemde 35 rol en genoemde kamer; waarbij een deel van de omtrek van genoemde . geperforeerde rol het genoemde gebogen deel van de baan bepaald en het resterende deel van de omtrek van genoemde geperforeerde rol op medium-dichte wijze samenwerkt met een vast cilindrisch oppervlak waarbij genoemde transportinrichting een voor luchtdoor-40 laatbare eindloze bandtransporteur omvat.

80 05 39 2 *: i 3

Aan de hand van een tekening, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, wordt de uitvinding hierna nader beschreven.

Fig. 1 toont schematisch een axiale doorsnede van een eerste uitvoering van de strookgeleidingsinrichting volgens de uitvinding.

5 lig. 2 toont een bovenaanzicht van een tweede uitvoering van de strookgeleidingsinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 3 toont een doorsnede over de lijn III-III in fig.'2.

Fig. 4 toont een bovenaanzicht van een derde uitvoering· van de strookgeleidingsinrichting volgens de uitvinding.

10 Fig. 5 toont een doorsnede over de lijn V-Y in fig. 4·

Fig. 6 toont schematisch een axiale doorsnede van de vierde uitvoering van de strookgeleidingsinrichting volgens de uitvinding.

Fig. 1 toont een inlaateinde van een stangvormtafel 1 van een machine voor het vervaardigen van sigaretten. De tafel 1 is in een 15 in hoofdzaak horizontale stand op een gestel (niet weergegeven) van de sigarettenmachine bevestigd en ondersteunt glijdend de bovenparten 2 van twee bandtransporteurs 3 die naast elkaar zijn geplaatst en op zodanige wijze zijn gevormd dat zij doorlaatbaar zijn voor lucht. Eén van deze bandtransporteurs is in de tekening 20 weergegeven.

Aan de tegenover elkaar liggende einden van de tafel ondersteunt het gestel roteerbaar twee rollen, waarvan er één, geplaatst aan de inlaat van de tafel 1 en aangegeven met 4 in de tekening is weergegeven en waarom de bandtransporteurs 3 zijn geleid zodat zij 25 elk een eindloze band vormen waarvan de onderpart, aangegeven met 5» zich onder de tafel 1 uitstrekt.

De bovenparten 2 van de bandtransporteurs 3 zijn zo uitgevoerd dat zij langs het bovenoppervlak van de tafel 1 de betreffende papierstroken 6 en 7 verplaatsen, boven elk waarvan een laag 30 gesneden tabak (niet weergegeven) wordt toegevoerd door middel van een bekende toevoerinrichting waarvan het einddeel 8 in de tekening is weergegeven.

Als weergegeven in. fig, 1 worden de papierstroken 6 en 7 geleid boven de inlaateinden van de bovenparten 2 van de betreffende 35 transportbanden 3 door middel van een strookgeleidingsinrichting die in het algemeen met 9 is aangegeven en die, zoals hierna nader besproken, het bijzondere kenmerk heeft dat hij gedurende het starten of in het geval van een breuk van één of beide stroken 6 en 7 de automatische toevoer mogelijk maakt van het einde van deze 40 stroken boven genoemde parten 2, zonder dat enige handeling met de 80 05 39 2 4 hand "behoeft te worden uitgevoerd door de bedienende persoon.

De inrichting 9 omvat een rol 10 gevormd door een pijpstuk 11, met een aantal op onderling gelijke afstand liggende radiale gaten 12 die horizontaal zijn geplaatst in een stand nabij de rol 4 5 aan de tegenover liggende zijde van laatstgenoemde ten opzichte van het inlaateinde van de tafel 1.

De rol 10 is roteerbaar ondersteund door het gestel (niet weergegeven) van de sigarettenmachine zodat hij onder invloed van aandrijfmiddelen (niet weergegeven) kan roteren om een horizontale 10 hartlijn evenwijdig met de rotatiehartlijn van de rol 4. Iet pijp-stiik 11 begrenst een cilindrische kamer 13 die aan de ene kant in verbinding staat met het uitwendige via gaten 12 en aan de andere kant met een zuiginrichting (niet weergegeven) waarvan de inlaat-leiding 14 zich axiaal uitstrekt naar het uitwendige vanaf de 15 hamer 13· In het inwendige van laatstgenoemde in een vaste stand ten opzichte van genoemd gestel van de sigarettenmachine is een scherm 15 geplaatst dat uitwendig wordt begrensd door een cilindrisch oppervlak 16 dat zich uitstrekt over een hoek van ten minste 180°.

Set oppervlak 16 is coaxiaal met de rol 10 en werkt op luchtdichte 20 wijze samen ten minste met het oppervlak van de twee helften van het cilindrische binnenoppervlak van het pijpdeel 11, dat naar de rol 4 is gedraaid.

De inrichting 9 omvat ook een kast 17 die in hoofdzaak als een rechthoekig parallellepipedum is gevormd en in vaste stand is 25 geplaatst tussen het inlaateinde van de tafel 1 en de rol 4· De kast 17 bezit een binnenste kamer 18 die aan zijn bovenste deel wordt begrensd door een in hoofdzaak horizontale vlakke wand 19, die is voorzien van een aantal op gelijkmatige afstand van elkaar liggende doorgaande gaten 20, en die een buitenoppervlak 21 bezit 30 dat in hoofdzaak coplanair is met het bovenoppervlak van de tafel 1 en in aanraking is met het onderoppervlak van de bovenparten 2 van de bandtransporteurs 3·

De kamer 18 staat enerzijds in verbinding met het uitwendige via de gaten 20 en anderzijds met genoemde zuiginrichting (niet weerge-35 geven), waarbij een verdere inlaatleiding 22 van laatstgenoemde zich axiaal uitstrekt naar het uitwendige vanaf de zijwand van de kast 17·

In een vaste stand tussen de rollen 4 en 10 is een verbindings-plaat 23 geplaatst die aan zijn bovenste einde wordt begrensd door een horizontaal vlak oppervlak dat coplanair is met het bovenopper-40 vlak van de bovenparten 2 van de bandtransporteurs 3 en een raaklijn 80 05 39 2 5 vormt met het buitenoppervlak van de rol 10. Op de buitenzijde van laatstgenoemde is een aantal ringvormige groeven 24 aanwezig waarvan elk glijdend samenwerkt met een betreffend uitsteeksel 25 dat zich in horizontale richting uitstrekt vanaf de plaat 23 naar 5 de rol 10.

Als weergegeven in fig. 1 wordt elk van de twee papierstroken 6 en 7 vanaf het onderste deel toegevoerd naar een betreffende .afleidrol 26 en dienovereenkomstig boven de bovenparten 2 van de betreffende bandtransporteur langs een in hoofdzaak ïï-vormige baan, 10 Deze baan omvat een gebogen deel dat zich uitstrekt in aanraking met een deel van het buitenoppervlak van de rol 10 en een eerste rechthoekig deel verbindt dat zich tussen de rollen 26 en 10 uitstrekt, naar een tweede rechtlijnig deel, dat zich boven en in aanraking met de plaat 23 uitstrekt en het bovenoppervlak van het 15 part 2 van de betreffende bandtransporteur 3· In het bijzonder strekt het gebogen deel van genoemde ïï-vormige baan zich langs dat deel van de omtrek van de rol 10 uit waarin de gaten 12 aan de binnenzijde niet zijn gesloten door het scherm 15 en als gevolg daarvan in directe verbinding staan met de leiding 14.

20 Tijdens gebruik, als de papierstroken 6 en 7 moeten worden aangebracht o de rol 10 en boven de tafel 1 bij het begin van de werking of volgend op een breuk van één of beide stroken 6 en 7» nadat de werking is gestart, worden de stroken 6 en 7 met verlaagde snelheid voortbewogen totdat hun vrije einden zijn geplaatst boven 25 de rollen 26 en nabij de rol 10 die met gereduceerde snelheid roteert samen met de rol 4 van de bandtransporteurs 3· Door op dit punt genoemde zuiginrichting (niet weergegeven) te starten is het mogelijk een onderdruk te veroorzaken in het inwendige van de kamers 13 en 18, en als gevolg daarvan wordt lucht aangezogen 30 door de gaten 20 en door de gaten 12 die vrij zijn gebleven van het scherm 15.

Dienovereenkomstig worden de einden van de stroken 6 en 7 in aanraking gebracht met het buitenoppervlak van de rol 19, die, als hij roteert, genoemde einden plaatst boven de uitsteeksels 25 35 en aanleiding geeft tot de voortbeweging van de stroken 6 en 7 boven de plaat 23 en een begindeel van de bovenparten 2 van de betreffende brandtransporteurs 3· De verbinding tussen deze laatstgenoemde en de stroken 6 en 7 wordt verzekerd door genoemde zuiginrichting (niet weergegeven), die lucht aanzuigt door de band-40 transporteurs 3 bij de gaten 20, de hechting van de stroken 6 en 7 flil 05 39 2 6 veroorzaakt op de betreffende bandtransporteurs 3 boven de kast 17 en aldus de juiste voorwaartse beweging veroorzaakt van de stroken 6 en 7 langs de tafel 1. Natuurlijk wordt, nadat de stroken 6 en 7 zijn geplaatst om de rol 10 en in voortbeweging zijn gebracht kangs 5 de tafel 1, de luchtzuiging door de leiding 14 en 22 onderbroken.

In dit verband wordt opgemerkt dat het starten en stoppen van deze zuiginrichting met de hand kan worden geregeld door de bedienende persoon of automatisch door middel van een regelcircuit (niet weergegeven) dat nadat de sigarettenmachine is gestart de aanwezig-10 heid of de afwezigheid van de stroken 6 en 7 kan aangeven boven-strooms van het inlaateinde van de tafel 1.

De uitvoering weergegeven in fig. 2 en 3 heeft betrekking op een strookgeleidingsinrichting 28 overeenkomstig de inrichting 9 waarvan hij in hoofdzaak afwijkt doordat hij een kast 29 bezit, die 15 overeenkomt met de kast 17» maar heeft, behalve de geperforeerde wand 19 een onderwand 30 die wordt doorlopen door gaten 31 en aan de buitenzijde is begrwnsd door een vlak oppervlak 32 dat hellend naar de wand 19 en de rol 4 en in hoofdzaak een raaklijn vormt op laatstgenoemde en op de rol 10..

20 Bij de inrichting 28 wordt de onderste part van de bandtranspor teurs 3 afgeleid door een paar rollen 33 zodat zij in aanraking komen met het oppervlak 32 en de twee rollen 26 zijn in hoofdzaak onder de rollen 33 geplaatst en raken in hoofdzaak een vlak gaande door het oppervlak 32. Tenslotte is bij de inrichting 28 de plaat 23 25 van de inrichting 9 vervangen door een dubbele plaat 34, die geplaatst is tussen de rollen 4 en 10 en in het bovenste deel wordt begrensd door een vlak oppervlak 35 dat in hoofdzaak coplanair is met het oppervlak 32 van de wand 30· Tijdens gebruik werkt de inrichting 28 op een ongeveer dezelfde wijze als de inrichting 9, 30 met het enige verschil dat in het geval van de inrichting 28 de stroken 6 en 7 worden toegevoerd haar de rol' 10 de bandtransporteurs 3 die hechten op de stroken 6 en J in een stand overeenkomend met de wand 30 van de kast 29. De uitvoering weergegeven in fig. 4 en -5 heeft betrekking op een strookgeleidingsinrichting 37 die vrijwel 35 overeenkomt met de inrichting 28 en daarvan daarin verschilt dat hij geen dubbele plaat 34 en geen rol 4 bezit, en dat laatstgenoemde is vervangen door de rol 10 waarom de bandtransporteurs direct zijn geleid. Met andere woorden in het geval van de inrichting 37 heeft de rol 10 de dubbele functie van het aandrijven van 40 de bandtransporteurs3 en het afleiden van de stroken 6 en 7 over de 80 05 392 7 tafel 1. De uitvoering weergegeven in fig. 6 heeft "betrekking op een strookgeleidingsinrichting 38 waarbij de uitvoering en de vorm van de tafel, de rol 4» ie bandtransporteurs 3» ie plaat 23 eh de kast 17 in hoofdzaak identiek zijn met die van dezelfde elementen 5 van de inrichting 9, ten opzichte waarvan de inrichting 38 daarin verschilt dat de rol 10 is geplaatst op een andere wijze en een andere functie bezit.

Bij de inrichting 38 is de rol op een bepaalde afstand vanaf de plaat 23 geplaatst en vormt hij de aandrijfrol van de band-10 transporteur die in het algemeen is aangegeven met 39·

Laatstgenoemde omvat een band 40, die op ringvormige wijze is geplaatst om de drie rollen die op de hoekpunten van een driehoek zijn geplaatst waarvan een eerste zijde in hoofdzaak coplanair met het oppervlak 21 van de wand 19 van de kast 17 en zich uit-15 strekt tussen de rol 10 en de rol 41 nabij de plaat 23, een tweede zijde naar beneden helt en zich uitstrekt tussen de rol 41 en een tweede rol 42, en een derde zijde helt naar boven en strekt zich uit tussen de rol 42 en de rol 10 in een vlak in hoofdzaak rakend aan de afleidrollen 26.

20 De band 40 is op zodanige wijze vervaardigd dat hij voor lucht doorlatend is en een kast 45 omgeeft waarop twee wanden, aangegeven met 44 en 45, zich uitstrekkend langs respectievelijk de eerste en derde zijde van genoemde driehoek.

Bij voorkeur is de band 40 gevormd uit een geperforeerde staal-25 band en zijn de banden 44 en 45 voorzien van doorgaande gaten 46 en 47 door middel waarvan een binnenste kamer 48 aan de kast 49 in verbinding staat met het uitwendige. De kamer 48 bezit een leiding 49 waardoor hij in verbinding staat met de genoemde zuiginrichting (niet weergegeven).

30 De werking van de strookgeleidingsinrichting 38 kan gemakkelijk worden afgeleid van die van de strookgeleidingsinrichtingen die boven zijn beschreven zodat geen verdere uitleg noodzakelijk is.

Het zal duidelijk zijn dat de hierboven beschreven strookgeleidingsinrichtingen, hoewel zij in het bijzonder voor een 35 machine voor het vervaardigen van sigaretten zijn beschreven, waarbij twee papierstroken worden voortbewogen langs een tafel 1 voor het tegelijkertijd verkrijgen van twee sigarettenstangen, kan worden aangepast aan het voortbewegen van een enkele strook papier door eenvoudigweg de axiale afmetingen van de rollen 4 en 10 40 te reduceren alsmede die van alle andere elementen van de transporteur.

O Λ Λ C 70 9

Claims (5)

1. Strookgeleidingsinrichting in het "bijzonder voor het automatisch voorwaarts bewegen van ten minste een papierstrook langs een in hoofdzaak ïï-vormige haan omvattende een eerste en een 5 tweede einddeel, die met elkaar zijn verbonden door een gebogen tussendeel, waarbij ten minste genoemde tweede deel, geplaatst benedenstrooms van het gebogen deel in de richting van de voortbeweging gezien, zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt langs een transportinrichting voor het voorwaarts bewegen van genoemde strook, 10 met het kenmerk, dat de inrichting ten minste een geperforeerde rol omvat die draaibaar is aangebracht om een hartlijn gaande door het krommingsmiddelpunt van genoemde gebogen deel, waarbij ten minste een kamer met een geperforeerde rand ten minste langs genoemde tweede deel is geplaatst in aanraking met genoemde 15 transportinrichting, en zuigmiddelen aanwezig zijn die in verbinding staan met het inwendige van genoemde rol en genoemde kamer, terwijl een deel van de omtrek van de genoemde geperforeerde rol genoemde gebogen deel van de baan begrensd en het resterende deel van de omtrek van de geperforeerde rol op medium-dichte wijze samenwerkt 20 met een vast cilindrisch oppervlak waarbij de transporteurinrich-ting een voor lucht-doorlatende eindloze bandtransporteur omvat.

2. Inrichting volgens conclusie 1,met het kenmerk, dat de kamer een tweede geperforeerde wand bezit, die zich uitstrekt langs het eerste deel van genoemde baan. 25

3· Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het ken merk, dat genoemde geperforeerde rol een aandrijfrol vormt voor de luchtdoorlatende bandtransporteur.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de tweede rol is geplaatst tussen de kamer en de ge- 30 perforeerde rol welke tweede rol een aandrijfrol is voor de bandtransporteur waarbij de geperforeerde rol buiten de gesloten baan is geplaatst begrensd door de bandtransporteur.

5. Inrichting volgens conclusie J, i e t het kenmerk, dat deze een tweede transportinrichting omvat die is voorzien van 35 een tweede voor lucht-doorlatende eindloze bandtransporteur, en een tweede kamer, die in verbinding staat met de zuigorganen en een geperforeerde band bezit die is aangebracht langs deze tweede bandtransporteur, welke laatste en genoemde eerste bandtransporteur ten opzichte van elkaar op één lijn liggen. 80 05 39 2