NL9401542A - Afdekmateriaal voor land- en tuinbouwgrond. - Google Patents

Description

Afdekmateriaal voor land- en tuinbouwgrond

De uitvinding heeft betrekking op een onkruid-remmend afdekmateriaal voor landbouwgrond, dat een polymeer koolhydraat en een plantaardig vulmiddel bevat.

Een dergelijk afdekmateriaal is bekend uit de Nederlandse octrooiaanvrage 8402655 · Dit bekende materiaal bestaat uit een suspensie van bij voorbeeld celstof-afval (papier) als vulmiddel, carboxymethylcellulose of polyvinylacetaat als bindmiddel en verder een lichtabsorberend middel zoals roet, en remt de groei van grassen.

Volgens het Zwitserse octrooischrift 678478 kan men park- en tuingrond beschermen tegen onkruid door het aanbrengen van een laag materiaal bestaande uit vervilte papierresten, eventueel vermengd met polystyreenschuim.

De beschermende werking van de bekende afdekmaterialen is echter van betrekkelijk korte duur. Verder bevatten deze ook slecht afbreekbare bestanddelen (polyvinylacetaat, polystyreen), en treedt er dikwijls na verloop van tijd schimmelvorming in het materiaal op.

Gevonden is nu een afdekmateriaal dat goedkoop is, een langdurige (vele maanden) bescherming tegen onkruidgroei levert, de grond beschermt tegen afstuiving en verder gemakkelijk kan worden opgebracht en volledig biologisch afbreekbaar is.

Het afdekmateriaal voor landbouwgrond volgens de uitvinding bevat derhalve een polymeer koolhydraat als bindmiddel en een fijnverdeeld plantaardig vulmiddel en heeft als kenmerken dat het bindmiddel zetmeel of een fractie of derivaat daarvan is, en/of dat het materiaal tevens 0,4-2 gew.% van een anorganisch of organisch zuur bevat, in welk geval het bindmiddel ook een ander polymeer koolhydraat of derivaat, zoals cellulose, kan zijn.

Verrassenderwijs bleek dat de wateropname, zelfs bij hoge RV (relatieve luchtvochtigheid), minder is en mede daardoor de beschermende werking van het afdekmateriaal aanzienlijk beter is, wanneer als polymeer koolhydraat zetmeel of een fractie of derivaat daarvan wordt toegepast.

Verder bleek dat zowel de samenhang van het afdekmateriaal als de onkruidwerende werking ervan, zowel bij gebruik vein cellulose en derivaten als zetmeel sterk worden verbeterd door de toevoeging van het zuur. Als zuur gebruikt men in het afdekmateriaal volgens de uitvinding een zuur dat niet snel uitspoelt. Voorbeelden van dergelijke zuren zijn fosforzuur, oxaalzuur, barnsteenzuur, appelzuur, citroenzuur en glucon-zuur, waarbij de voorkeur naar citroenzuur en fosforzuur, en de meeste voorkeur naar fosforzuur gaat. Combinaties met deze en andere zuren zijn ook goed mogelijk. De totale hoeveelheid zuur is in het bijzonder 1-1,5 gew.X op basis van het gehele droge mengsel.

Onder landbouwgrond wordt hier verstaan elke grond waarop gewassen kunnen worden geteeld, hetzij in de volle grond op het open veld, hetzij in kassen, al of niet in bakken of potten. Daaronder vallen derhalve ook bij voorbeeld tuinbouwgrond, (boom) kwekerij grond, tuingrond en potgrond. Het gaat daarbij vooral om natuurlijke, eventueel bewerkte, teelaarde, maar ook om geheel of gedeeltelijk kunstmatige teelaarde.

Het bindmiddel kan bestaan uit een polymeer koolhydraat, zoals zetmeel en cellulose en fracties en derivaten daarvan. Onder fracties en derivaten worden verstaan scheidingsprodukten zoals amylose en amylo-pectine en gedeeltelijk gedepolymeriseerde produkten, en fysisch en chemisch gemodificeerde produkten, zoals geëxtrudeerde, gedroogde, geoxideerde, gecarboxymethyleerde en geacetyleerde zetmelen en celluloses. Geschikt gebleken zijn onder meer carboxymethylcellulose, natief (niet gemodificeerd) zetmeel, geëxtrudeerd zetmeel, en vooral gewals-droogd zetmeel, dat in koud water verstijfselbaar is en onder meer onder de aanduiding Flocgel lvw verkrijgbaar is. Bij voorkeur heeft het koolhydraat een hoog molecuulgewicht (weinig depolymerisatie).

Als vulmiddel voldoen vrijwel alle fijnverdeelde plantaardige vulmiddelen, zoals kaf, stro, hooi, hennep, papier en hout. De deeltjesgrootte van het vulmiddel blijkt van belang. Bij te grote deeltjes wordt de laag afdekmateriaal te dik en kan deze moeilijker worden aangelegd. Bij voorkeur is de deeltjesgrootte zodanig dat het vulmiddel een zeef met mazen van 2,5 mm passeert, met meer voorkeur passeert het een zeef van 1 mm. De deeltjes dienen echter ook niet al te klein te zijn, omdat dan de drogende eigenschappen van het vulmiddel onvoldoende worden. Bij voorkeur passeren zij een zeef van 0,1 mm niet, en in het bijzonder passeren zij een zeef van 0,25 mm niet. Uitstekende resultaten zijn geboekt met fijnverdeeld stro met een gemiddelde deeltjesgrootte van 0,5~1 mm. Het fijnmaken van het plantaardige vulmiddel kan op elke gewenste wijze plaatsvinden, bij voorbeeld met een hamermolen, penmolen of snijmolen. Met een slagmolen worden in geval van stro de beste resultaten verkregen.

De gewichtsverhouding tussen vulmiddel en bindmiddel kan variëren van bij voorbeeld 10 : 1 tot 1 : 2, in het bijzonder van 4 : 1 tot 1:1, op basis van droge stof.

Met voordeel bevat het afdekmateriaal verder nog een plantaardige olie, die de droging van de laag, wanneer deze eenmaal is aangebracht, bevordert. Bruikbaar zijn bij voorbeeld lijnolie, raapolie, zonnebloemolie, kokosolie, palmolie en palmpitolie. Bij voorkeur heeft de olie een smelttraject boven omgevingstemperatuur, en in bijzonder tussen 25eC en 50°C. De meeste voorkeur gaat naar palmolie, omdat deze een gunstig smelttraject heeft en weinig wordt gehydrolyseerd. Ook mengsels van oliën komen in aanmerking. De te gebruiken hoeveelheid plantaardige olie is bij voorbeeld 1-25 gew.%, bij voorkeur 5~20 gew.% en met bijzondere voorkeur 8-15 gew.%, betrokken op het droge afdekmateriaal.

Zo nodig kan het afdekmateriaal andere bestanddelen bevatten, bij voorbeeld om ongewenste plantengroei en/of schimmelgroei verder tegen te gaan. Zo kan het materiaal een lichtabsorberende stof, bij voorbeeld koolstof, of een schimmelbestrijdingsmiddel bevatten. Bij toepassing buiten, in het open veld, zal in het algemeen geen schimmelbestrijdingsmiddel nodig zijn, in geval van toepassing in een kas vaak wel. Voorbeelden van aanvaardbare en werkzame schimmelbestrijdingsmiddelen zijn imazalil (vooral voor zetmeel), azaconazol en propiconazol (vooral voor cellulose) en cycloheximide. Andere mogelijke toevoegsels zijn bij voorbeeld weekmakers zoals ureum of glycerol. Alle bestanddelen van het afdekmateriaal dienen biologisch afbreekbaar te zijn, d.w.z. binnen een tijdvak van bij voorbeeld 6 maanden tot een jaar onder invloed van in de grond aanwezige organismen te zijn ontleed tot onschadelijke stoffen.

De bereiding van afdekmateriaal kan geschieden door mengen van alle droge bestanddelen, eventueel met uitzondering van het zuur. Ter plaatse waar de afdeklaag wordt aangebracht wordt het droge mengsel vermengd met een geschikte hoeveelheid water, zodanig dat een gemakkelijk verspreidbare suspensie of brij wordt verkregen. In het algemeen wordt hierbij 5~Ï0 delen droog mengsel in 90-95 delen water gebracht. Hieraan worden de vloeibare bestanddelen, waaronder zo nodig het zuur, toegevoegd en het geheel wordt vermengd. De suspensie wordt vervolgens in een hoeveelheid van 100-1000 g/m2 (10-100 kg/are), in het bijzonder 300-700 g/m2, over de grond verspreid en langzaam (bij voorbeeld in 1-4 dagen) gedroogd. Aldus ontstaat een stevige laag van 1-6 mm, die enkele (2-24) maanden intact blijft en voor een doeltreffende onkruidremming zorgt.

Voor het opbrengen van de brij of suspensie kan gebruik worden gemaakt van elke giet-, spuit- of vernevelinrichting. Een voorbeeld is een vemevelapparaat dat een aan een verticale as roterende schijf bevat, waarop de suspensie wordt gegoten en waardoor deze vervolgens met hoge snelheid in vernevelde vorm wordt rondgeslingerd en gelijkmatig over de grond wordt verspreid.

Voorbeeld

Er werd een mengsel bereid van 58»7 gew.% fijnverdeeld stro met een gemiddelde deeltjesgrootte van 0,5-1 mm, 29,3 gew.JK gewalsdroogd aardappelzetmeel (flocgel lvw) en 10,6 gew.# palmolie. Het mengsel werd in een gewichtsverhouding 1:10 met water vermengd en er werd 1,4 gev.% (ten opzichte van het totale droge mengsel) &5% fosforzuur toegevoegd.

De verkregen suspensie werd met behulp van het hierboven beschreven vernevelingsapparaat in een hoeveelheid van 500 g/m2 (droge stof) over teelgrond verspreid en vormde na 3 ongeveer drie dagen drogen een stevige laag van ongeveer 3 mm dikte, die zelfs bij stortbuien niet wegspoelde en daarmee de grond langdurig beschermde tegen afstuiving en verder de groei van grassen en andere ongewenste planten tegenhield.

Claims (10)

1. Afdekmateriaal voor landbouwgrond dat een polymeer koolhydraat als bindmiddel en een fijnverdeeld plantaardig vulmiddel bevat, met het kenmerk dat het materiaal zetmeel of een derivaat of fractie daarvan als bindmiddel bevat.

2. Afdekmateriaal voor landbouwgrond dat een polymeer koolhydraat als bindmiddel en een fijnverdeeld plantaardig vulmiddel bevat, met het kenmerk dat het materiaal tevens 0,2-4 gew.% van een zuur bevat.

3· Afdekmateriaal volgens conclusie 2, waarbij het bindmiddel cellulose of zetmeel of een derivaat daarvan is.

4. Afdekmateriaal volgens conclusie 2 of 3> waarbij het zuur fosfor-zuur of citroenzuur is.

5. Afdekmateriaal volgens een der conclusies 1-4, waarbij het bindmiddel in koud water verstijfselbaar zetmeel daarvan is.

6. Afdekmateriaal volgens een der conclusies 1-5, waarbij het vulmiddel stro, hennep, papier of kaf is.

7· Afdekmateriaal volgens conclusie 6, waarbij het vulmiddel stro met een gemiddelde deeltjesgrootte van 0,25 mm tot 1 mm is.

8. Afdekmateriaal volgens een der conclusies 1-7, waarbij het materiaal tevens 5~20 gevi.% van een olie, in het bijzonder palmolie, berekend op droge stof, bevat.

9. Afdekmateriaal volgens een der conclusies 1-8, waarbij het materiaal tevens een schimmelbestrijdingsmiddel bevat.

10. Werkwijze voor het beschermen van gewassen tegen onkruid, waarbij men op de aarde waarop op de gewassen groeien een afdekmateriaal volgens een der voorgaande conclusies aanbrengt in een hoeveelheid van 300-700 g/m2, berekend op droge stof.