NL9401380A - Bedieningsinrichting voor een hydraulische rem bij tweewielers. - Google Patents

Description

Titel: Bedieningsinrichting voor een hydraulische rem bij tweewielers. Beschrijving

De uitvinding betreft een bedieningsinrichting voor een hydraulische rem bij tweewielers met een stuurstang, een handgreephuis, een in het handgreephuis geïntegreerde hydraulische overbrengcilin- der met een zuiger en een vulling van remvloeistof, een remhandgreep waarmee de zuiger beweegbaar is voor het opwekken van druk in de overbrengcilinder via de remvloeistof, een remslang en een ontluchtingsleiding.

Uit GB 700.591 is een hydraulische rem voor een rijwiel bekend, welke rem een overbrengcilinder heeft, die in een handgreephuis is aangebracht en waarvan de middenas een rechte hoek vormt met die ene stuurstang, waaraan het handgreephuis bevestigd is. Tegenover een remslang, die coaxiaal ten opzichte van de stuurstang is aangebracht, ligt een ontluchtingsschroef bij de tegenover de remleiding gelegen zijde van het remhuis.

De volgens de uitvinding voorgestelde aanbrenging van een bedieningsinrichting voor een hydraulische rem heeft daarentegen een doelbewuste plaatsing van de aanbrenging van de ontluchtingsschroef bij de remslang met het doel, de remslang ook te kunnen aansluiten daar waar de ontluchtingsschroef zit, en omgekeerd de leiding, waarop de remslang aangesloten was, als ontluchtingsleiding te kunnen gebruiken en met de ontluchtingsschroef te kunnen afsluiten.

De aldus voorgestelde aanbrenging van de beide leidingeinden voor het aansluiten van de remslang en de ontluchtingsschroef hebben een door de vormgeving bepaalde grotere afstand tot de bevestigingsklem van het handgreephuis, dan de in GB 700.591 beschreven oplossing. Dit heeft tot gevolg, dat het verplaatsen van een remslang bij gekromde stuurstangen moeilijk wordt, wanneer deze stuurstangen ter hoogte van de bevestigingsklem al een kromming hebben.

Remleidingen kunnen niet willekeurig gekromd worden aangebracht, waardoor zich de behoefte voordoet deze onder een andere hoek aan het handgreephuis te kunnen aansluiten.

Het doel van de uitvinding is aldus de remslang zoveel mogelijk zonder meerkosten zodanig op het handgreephuis aan te sluiten, dat het verloop van het begin van de remslang zich al aan de kromming van een gebogen stuurstang aanpast.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt, doordat in het handgreephuis een remleiding en een ontluchtingsleiding zijn aangebracht, die met de overbrengcilinder verbonden zijn en onder een hoek ten opzichte van elkaar staan, en doordat bij het respectieve eind van de remleiding en van de ontluchtingsleiding voor het aansluiten naar keuze een holle schroef voor een remslang en een ontluchtingsschroef met identieke schroefdraad zijn aangebracht.

De uitvinding wordt hierna aan de hand van een met tekeningen veraanschouwelijkt uitvoeringsvoorbeeld van een bedieningsinrichting voor een hydraulische rem nader toegelicht. Hierin toont:

Fig. 1 een zijaanzicht van een bedieningsinrichting met stuurstang;

Fig. 2 een deelaanzicht op de bedieningsinrichting met aansluitingen voor een remleiding en een ontluchtingsschroef in hartlijnrichting van de stuurstang;

Fig. 3 een afbeelding van de stand van de aansluitingen ten opzichte van elkaar voor een rechte stuurstang;

Fig. 4 een afbeelding van de stand van de aansluitingen ten opzichte van elkaar voor een gekromde stuurstang.

De bevestigingsinrichting volgens de uitvinding voor een hydraulische rem omvat een handgreephuis 2 en een remhandgreep 3, waarbij het handgreephuis 2 via een bevestigingsklem 13 met een stuurstang 1 is verbonden.

Het handgreephuis 2 heeft een scharnier 12, waarop de remhandgreep 3. die een uitsteeksel 14 heeft, scharnierend is aangebracht, waarbij het uitsteeksel 14 met een zuiger 8 samenwerkt, die in een overbrengcilinder 7 op en neer kan glijden. In de overbrengcilinder 7 bevindt zich een remvloeistof 15, die via een eerste leiding 4a in de remslang 4 kan stromen. De remslang 4 is met een hier niet verder getoonde afneemcilinder in de rem van een wiel verbonden en legt hieraan aldus via de remvloeistof de bewegingen van de overbrengcilinder 7 op. Dit hydraulische stelsel functioneert slechts perfect wanneer de cilinder, slang en leidingen uitsluitend met niet samendrukbare remvloeistof 15 gevuld zijn. De afwezigheid van samendrukbare lucht is dus absoluut noodzakelijk en dus is het ontluchten van het hydraulische stelsel vereist. Dit gebeurt via een ontluchtingsschroef 5 waarmee de tweede met de eerste leiding 4a verbon- den leiding 5a is af te sluiten, nadat ook het kleinste restant aan lucht hierdoor ontweken is.

De stand van de remleiding 4a ten opzichte van de stand van de ont-luchtingsleiding 5a is zodanig gekozen, dat beide leidingen ten opzichte van elkaar een hoek α vormen. De reden hiervoor is gelegen in de verscheidenheid aan stuurstangen, die verschillende krommingen hebben. Als voorbeeld hiervoor is in fig. 3 een rechte stuurstang la en in fig. 4 een gekromde stuurstang lb afgeheeld. Daar de remslang 4 tegen de stuurstang wordt gelegd, is het doelmatig de remslang 4 zodanig in het handgreephuis 2 te laten eindigen, dat de remslang 4 zonder wezenlijke extra krommingen tegen de stuurstang lb aanligt, zoals in het voorbeeld volgens fig. 4 getoond wordt. Remslangen kunnen niet met willekeurig sterke krommingen worden aangebracht, zoals dit bijvoorbeeld bij koperen buisleidingen mogelijk is. De aansluiting van de remslang 4 voor de rechte stuurstang la is volgens fig. 3 voorzien bij de eerste leiding 4a door middel van een holle schroef 6, terwijl de tweede leiding 5a door de ontluchtings-schroef 5 wordt afgesloten. Wordt nu volgens fig. 4 een gekromde stuurstang lb gebruikt, dan wordt de remslang 4 eenvoudigweg op de tweede leiding 5a aangesloten, waarbij de holle schroef 6 in een schroefdraad 10 wordt gedraaid, die identiek is aan de schroefdraad 10 van de eerste leiding 4a. Om deze reden doen zich geen moeilijkheden voor, wanneer het stelsel door de eerste leiding 4a wordt ontlucht en deze leiding 4a door de ontluchtingsschroef 5» die in de schroefdraad 10 wordt gedraaid, af wordt gesloten.

Daar hydraulische stelsels hun stuurbevelen en stuurkrachten nagenoeg zonder wrijving overdragen, zijn bovendien kleinere remkrachten nodig. De gevolgen hiervan zijn een kortere remhefboom 3 en de mogelijkheid het handgreephuis 2 zo uit te voeren, dat het zich gedeeltelijk over de handgreep en de hand van de bestuurder uitstrekt. Hieruit volgt het schuin plaatsen van het handgreephuis 2 onder een hoek β, waarmee eveneens de overbrengcilinder schuin wordt geplaatst. Een dergelijk ergonomisch gunstig geconstrueerd handgreephuis 2 heeft in deze hoek β omtreks-lijnen 11a en 11b, die ten opzichte van elkaar evenwijdig liggen en waaraan de middenas van de overbrengcilinder in hoofdzaak evenwijdig loopt.

Bij verdere ontwikkeling van de ten opzichte van elkaar in functie verwisselbare leidingen 4a en 5a is vanzelfsprekend ook een aanbrenging van een verdere tweede leiding 5a aan de ten opzichte van de stuurstang evenwijdige eerste leiding 4a tegenoverliggende zijde denkbaar, zodat drie aansluitingen ter beschikking staan, voorzover dit wordt verlangd door de vereisten van de vormgeving van de stuurstang.

Claims (4)

1. Bedieningsinrichting voor een hydraulische rem bij tweewielers met een stuurstang (1), een handgreephuis (2), een in het handgreephuis (2) geïntegreerde hydraulische overbreng-cilinder (7) met een zuiger (8) en een vulling van remvloeistof (15), een remhandgreep (3) waarmee de zuiger (8) beweegbaar is voor het opwekken van druk in de overbrengcilinder (7) via de remvloeistof (15), een remslang (4) en een ontluchtingsleiding (5a), met het kenmerk, dat in het handgreephuis (2) een remleiding (4a) en een ontluchtingsleiding (5a) zijn aangebracht, die met de overbrengcilinder (7) verbonden zijn en onder een hoek (a) ten opzichte van elkaar staan, en dat bij het respectieve eind van de remleiding (4a) en van de ontluchtingsleiding (5a) voor het aansluiten naar keuze een holle schroef (6) voor een remslang (4) en een ontluchtingsschroef (5) met identieke schroefdraad (10) zijn aangebracht.

2. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de hoek (a) tussen 25° en 50° ligt.

3. Bedieningsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het handgreephuis (2) met zijn omtrekslijnen (11a) en (11b) ten opzichte van de middenas van de stuurstang (1) een hoek (β) maakt, waarvan de grootte in een gebied tussen 45° en 70° ligt.

4. Bedieningsinrichting volgens één van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de middenas van de bedieningscilinder (7) in het inwendige van het handgreephuis (2) in hoofdzaak evenwijdig aan de omtrekslijnen (11a) en (11b) verloopt.