NL9400813A - Bouwelement. - Google Patents

Bouwelement. Download PDF

Info

Publication number
NL9400813A
NL9400813A NL9400813A NL9400813A NL9400813A NL 9400813 A NL9400813 A NL 9400813A NL 9400813 A NL9400813 A NL 9400813A NL 9400813 A NL9400813 A NL 9400813A NL 9400813 A NL9400813 A NL 9400813A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
volume
building element
element according
top surface
studs
Prior art date
Application number
NL9400813A
Other languages
English (en)
Inventor
Franciscus A M Van Der Heijden
Original Assignee
Heijden Franciscus Anthonius Maria Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Heijden Franciscus Anthonius Maria Van Der filed Critical Heijden Franciscus Anthonius Maria Van Der
Priority to NL9400813A priority Critical patent/NL9400813A/nl
Priority to EP95201198A priority patent/EP0688915A1/en
Priority to CA002149450A priority patent/CA2149450A1/en
Priority to US08/443,287 priority patent/US5687530A/en
Priority to AU20084/95A priority patent/AU700016B2/en
Priority to JP7120187A priority patent/JPH0882025A/ja
Publication of NL9400813A publication Critical patent/NL9400813A/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04CSTRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
    • E04C1/00Building elements of block or other shape for the construction of parts of buildings
    • E04C1/40Building elements of block or other shape for the construction of parts of buildings built-up from parts of different materials, e.g. composed of layers of different materials or stones with filling material or with insulating inserts
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/02Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls built-up from layers of building elements
    • E04B2002/0202Details of connections
    • E04B2002/0204Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections
    • E04B2002/0215Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with separate protrusions
    • E04B2002/0223Non-undercut connections, e.g. tongue and groove connections with separate protrusions of cylindrical shape

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Toys (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Floor Finish (AREA)

Description

BOUWELEMENT
De uitvinding heeft betrekking op een bouwelement in hoofdzaak in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum, met een bovenvlak, een tegenoverliggend bodemvlak en telkens twee tegenover elkaar gelegen langsvlakken respectievelijk dwarsvlakken, waarbij het bovenvlak is voorzien van een aantal noppen en het tegenoverliggende bodemvlak voorzien is van uitsparingen voor het opnemen van de noppen van een gelijksoortig bouwelement.
Een dergelijk bouwelement is algemeen bekend vanuit de speelgoedwereld. Hierbij is het gebruikelijk om deze bouwelementen te vervaardigen uit één soort materiaal. In de praktijk zal een dergelijk bouwelement aan een aantal eisen moeten voldoen zoals weerstand tegen trek en druk, thermische en acoustische isolatie. Daardoor zal het in het algemeen moeilijk zijn om deze eigenschappen in een bouwelement te verenigen. Er zijn weliswaar materialen die een combinatie van eigenschappen mogelijk maken, maar dit heeft praktisch altijd bezwaren ten aanzien van de kostprijs.
De uitvinding stelt zich tot doel een bouwelement van het bovengenoemde type te verschaffen waarmede de bovengenoemde nadelen kunnen worden vermeden.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het bouwelement is samengesteld uit tenminste een volurne-element en tenminste een binnen het volume-element opgenomen steun-element, waarvan de dragende structuur zich uitstrekt van het bovenvlak tot het bodemvlak.
Door het bouwelement samen te stellen uit verschillende delen wordt het mogelijk om telkens de gewenste eigenschappen toe te vertrouwen aan een van de samenstellende delen, en deze delen dan ook voor de hun toegewezen functie te optimaliseren.
Andere kenmerken en voordelen worden duidelijk uit de hiernavolgende beschrijving waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen.
Hierin is:
Figuur 1 een zijaanzicht van een bouwelement volgens de uitvinding,
Figuur 2 een zijaanzicht van een volumedeel gebruikt in het bouwelement volgens figuur 1,
Figuur 3 een bovenaanzicht gedeeltelijk in doorsnede op het volumedeel weergegeven in figuur 2,
Figuur 4 een onderaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van het volumedeel weergegeven in figuur 2,
Figuur 5 een doorsnede volgens de lijn V-V van het volumedeel weergegeven in figuur 2,
Figuur 6 een zijaanzicht van het volumedeel zoals weergegeven in figuur 2,
Figuren 7-10, een weergave conform de figuren 2-5 van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een volumedeel,
Figuur 11 een weergave, in aanzicht van een steunelement, dat gecombineerd kan worden met een volumedeel volgens de figuren 2-6,
Figuur 12 een weergave, gedeeltelijk in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een koppelelement te combineren met het bouwelement volgens de uitvinding,
Figuur 13 een aanzicht in de richting van de pijl XIII van het koppelelement volgens figuur 12,
Figuur 14, een weergave, gedeeltelijk in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een ten opzichte van Figuur 12 en 13 gewijzigde uitvoeringsvorm van een koppelelement,
Figuur 15 een aanzicht in de richting van de pijl XV van het koppelelement volgens figuur 14,
Figuur 16, een weergave, gedeeltelijk in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een ten opzichte van figuur 12 en 14 gewijzigde uitvoeringsvorm van een koppelelement,
Figuur 17 een aanzicht in de richting van de pijl XVII van het koppelelement volgens figuur 16,
Figuur 18 een weergave gedeeltelijk in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede van een ten opzichte van de figuur 12, 13 en 14 gewijzigde uitvoeringsvorm van een koppelelement,
Figuur 19 een aanzicht in de richting van de pijl XIX van het koppelelement volgens figuur 18,
Figuur 20 een weergave in aanzicht van een verstevigingselement voor het koppelelement volgens de uitvinding,
Figuur 21 een aanzicht in de richting van de pijl XXI van het verstevigingselement volgens figuur 20,
Figuur 22 een weergave, in aanzicht van een verbindingselement,
Figuur 23 een weergave, gedeeltelijk in aanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, volgens de lijn XXII-XXII van het verbindingselement volgens figuur 22,
Figuur 24 een weergave, in aanzicht, van een ten opzichte van figuur 22 gewijzigde uitvoeringsvorm van een verbindingselement,
Figuur 25 een weergave in perspectief hoe de diverse delen, volumedeel, steunelement, koppelement en verstevigingselement en verbindingselement tot modulaire bouwelementen kunnen worden samengevoegd, en
Figuur 26 een schematische weergave van de wijze van koppelen van een sierplaat met een constructie gebaseerd op bouwelementen volgens de uitvinding,
Het bouwelement in de meest elementaire vorm is weergegeven figuur 1 en is samengesteld uit een volume-element 1 een aantal steunelementen 2 en een verstevigingselement 3. In de weergegeven uitvoeringsvorm omvat het volume-element 1 twee volume-delen 10 en 11, die identiek zijn en die spiegelsymmetrisch tegen elkaar zijn gepositioneerd. Een volumedeel 10 is meer gedetailleerd weergegeven in de figuren 2 tot en met 6. Het heeft in hoofdzaak de vorm van een rechthoekig parallellepipedum en is vervaardigd uit een materiaal met een klein soortelijk gewicht. Andere kenmerken van het materiaal kunnen naar gelang de omstandigheden gekozen worden in functie van isolerende eigenschappen, duurzaamheid enzovoort (eventueel nog aanvullen).
Materialen die hiervoor geschikt zijn, kunnen worden gekozen uit, polystyreen, polyethyleen, polypropyleen, polyacrylaten, polyvinylchloride, polyvinylacetaat, polyvinylalcohol, polyester (PET en PBT), alkydharsen, polyurethanen, acrylaatharsen, polyesterharsen, aroinoharsen, fenolharsen al dan niet in geschuimde vorm en epoxyharsen. Daarbij kunnen al dan niet vulstoffen worden gebruikt zoals vezels, al dan niet inert. Andere materialen die bruikbaar zijn, zijn gasbeton, geblazen klei, strocement, vezelcement en met hars geïmpregneerd en geperst glaswol en/of steenwol.
Voor een goede beschrijving van het volumedeel 10, worden hierna de zes vlakken op de volgende wijze benoemd (zie fig. 2 en 3).
Bovenvlak 12, bodemvlak 13, langsvlak of buitenvlak 14, binnenvlak of raakvlak 15 en dwarsvlakken 16 en 17, waarbij deze benamingen geen beperking inhouden ten aanzien van het gebruik van het volumedeel in een bouwconstructie, daar het bouwelement in een dergelijke constructie elke oriëntatie kan innemen. De grensranden tussen het bovenvlak en het bodemvlak enerzijds en de buiten- en binnenvlakken anderzijds worden langsranden genoemd, de grensranden tussen het bovenvlak en het bodemvlak enerzijds en de dwarsvlakken anderzijds worden dwarsranden genoemd en de vier resterende randen worden hoogteranden genoemd.
In de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm van het volumedeel 10 is het bovenvlak 12 voorzien van vier noppen 20, 21, 22, 23 die loodrecht uitsteken op het vlak 12 en die een half-cilindrische doorsnede hebben. De noppen 20-23 zijn regelmatig verdeeld op een lijn evenwijdig aan de langsranden aangebracht. In het bodemvlak 13 van het volumedeel 10 zijn vier uitsparingen 24, 25, 26 en 27 aangebracht die in vorm overeenstemmen met de noppen 20-23, zodanig dat de noppen 20-23 van een gelijksoortig volumedeel hierin volledig kunnen worden opgenomen.
De afstand hierna genoemd steek tussen de noppen 20 en 21 is gelijk aan de afstand tussen de noppen 21 en 22 enzovoort. De afstand tussen de nop 20 en het dwarsvlak 16 en tussen de nop 23 en het dwarsvlak 17 kan gelijk zijn aan de halve afstand of steek tussen de noppen 20 en 21, maar is in fig. 2 kleiner gekozen zodat wanneer twee volumedelen met hun dwarsvlakken tegen elkaar zijn geplaatst onder tussenschakeling van een koppelelement 3, de afstand tussen de naburige noppen op de twee volumedelen gelijk is aan de steek.
Loodrecht op het buitenvlak 14 zijn twee boringen 30 en 31 aangebracht, waarbij de boring 30 halfweg ligt tussen de noppen 20 en 21 en de boring 31 halfweg ligt tussen de noppen 22 en 23. Tevens zijn de boringen 30 en 31 halfweg tussen het bovenvlak 12 en het bodemvlak 13 aangebracht. Rondom de boring 30 zijn op het buitenvlak 14 vier verdikkingen 34, 35, 36 en 37 aangebracht zodanig dat twee loodrecht op elkaar staande groeven 38 en 39 worden ^gevormd. Daarbij strekt de groef 38 zich uit in een richting loodrecht op het bovenvlak 12 halfweg tussen de noppen 20 en 21, en strekt de groef 39 zich uit in een richting evenwijdig aan de langsranden. Elke verdikking 34, 35, 36 en 37 heeft gezien in de richting loodrecht op het buitenvlak 14 een rechthoekige vorm, waarbij het naar de boring 30 gerichte hoekpunt is weggesneden zodanig dat een rand ontstaat concentrisch met de boring 30. Op gelijke wijze zijn rond de opening 31 vier verdikkingen 40, 41, 42 en 43 gevormd met groeven 44 en 45, waarbij de groef 45 zich uitstrekt in het verlengde van de groef 39. Tussen de verdikkingen 35 en 40 en 37 en 42 wordt aldus een groef 46 gevormd, die evenwijdig is aan de groeven 38 en 44.
Op elk van de verdikkingen 34-37 en 40-43 is een tweede verdikking 48-55 aangebracht. Deze verdikkingen 48-55 hebben gezien in de richting van de breedteribben de vorm van een rechthoek, waarvan de lange zijde evenwijdig is aan de hoogteranden. In de richting van de langsvlakken zijn deze rechthoekige verdikkingen 48-55 centraal gelegen op de verdikkingen 34-37 en 40-43. De randen van de verdikkingen 34-37 en 40-43 evenwijdig met de langsranden zijn zoals weergegeven in fig. 3 en 4 afgeschuimd. Hierdoor hebben de groeven 38, 44 en 46 een doorsnede begrensd door telkens twee wanddelen met een richting loodrecht op het buitenvlak 14 en een wanddeel dat schuin staat ten opzichte van het buitenvlak 14. De groeven 38, 44 en 45 zijn daarbij in doorsnede identiek.
In elke verdikking 34-37 en 40-43 is een cilindrische uitsparing 80-87 aangebracht, waarvan de aslijn loodrecht staat op het buitenvlak 14 van het volumedeel. De diameter van de uitsparingen 80-87 is in hoofdzaak gelijk aan de diameter van de noppen 20-23.
De uitsparingen 80-83 respectievelijk 84-87 bevinden zich op een lijn evenwijdig aan de langsranden, terwijl de paren uitsparingen 80,84; 81,85; 82,86 en 83,87 telkens op een lijn liggen evenwijdig aan de hoogteranden. Daarbij is de afstand tussen twee naburige uitsparingen op een lijn gelijk aan de steek.
Een U-vormige groef 60 en 61 strekt zich uit door de verdikkingen 35 en 36, zodanig dat de aslijn van de groeven 60 respectievelijk 61 door het centrum van de uitsparingen 81 respectievelijk 84 lopen. Daarbij liggen de groeven 60 en 61 in eikaars verlengde. Op gelijke wijze zijn er groeven 62 en 63 gevormd in de verdikkingen 34 en 36, groeven 64 en 65 in de verdikkingen 42 en 41 en groeven 66 en 67 in de verdikkingen 40 en 43.
Rondom de boringen 30 respectievelijk 31 zijn telkens in de groeven 39, 38, 39, 38 respectievelijk 45, 42, 45, 42 boringen 70, 71, 72, 73 respectievelijk 74, 75, 76, 77 gevormd die zich uitstrekken loodrecht op het buitenvlak 14. In de groef 46 zijn twee gelijkaardige boringen 78, 79 gevormd, waarbij de boring 79 op een lijn ligt met de boringen 71, 75 en de boring 79 op een lijn ligt met de boringen 73, 77.
Het raakvlak 15 van het volume-element is voorzien van een aantal groeven 110, 111, 112, 113 met in hoofdzaak een half cirkelvormige doorsnede die zich uitstrekken vanaf het bovenvlak 12 tot het bodemvlak 13. Daarbij zijn de groeven 110-113 evenwijdig aan elkaar en evenwijdig met de hoogteranden, en aangebracht ter hoogte van de noppen 20-23. Op het raakvlak 15 is tevens een aantal nokken 88-103 aangebracht, welke nokken in de in figuur 2 weergegeven uitvoeringsvorm een cirkelvormige doorsnede hebben. Andere vormen zijn echter eveneens bruikbaar.
De nokken 88-103 zijn zodanig gepositioneerd dat wanneer twee volumedelen met hun raakvlakken naar elkaar toe gekeerd dekkend op elkaar worden geplaatst, de nokken van het ene volume-deel tegen de nokken van het andere volumedeel aanliggen.
De afmeting van de nokken 88-103 in de richting loodrecht op het raakvlak 15 is daarbij zodanig dat wanneer twee volumedelen aldus tegen elkaar zijn geplaatst de groeven 110-113 van het ene volumedeel met de groeven 113-110 aan het andere volumedeel in hoofdzaak cilindrische kanalen vormen.
De diameter van deze cilindrische kanalen is daarbij gelijk aan de diameter van de boringen 70-79.
Het is ook mogeli jk de nokken 88-103 zodanig te positioneren op het raakvlak dat wanneer twee volume-delen met hun raakvlak naar elkaar toegekeerd dekkend op elkaar worden geplaatst, de nokken van het ene volumedeel naast de nokken van het andere volumedeel zijn gelegen. De afmeting van de nokken in de richting loodrecht op het raakvlak 15 moet dan zodanig gekozen worden dat het bovenbeschreven effect met betrekking tot de cilindrische kanalen wordt verkregen.
In elk dwarsvlak van het volumedeel 10 zijn telkens twee half-cirkelvormige uitsparingen 116, 117 respectievelijke 118, 119 gevormd. Wanneer twee volumedelen 10 met hun raakvlakken 15 tegen elkaar zijn geplaatst dan vormen de uitsparingen 116, 118 en 117, 119 twee cirkelvormige uitsparingen met afmetingen corresponderend met de uitsparingen 80-87.
Nabij de dwarsvlakken 16 en 17 worden telkens trapranden 121, 122 gevormd door de randen van de verdikkingen 41, 43 respectievelijk 34, 36, wanneer twee volumedelen met hun raakvlak 15 tegen elkaar zijn geplaatst dan is de afstand tussen de buitenvlakken, in dat geval al gedefinieerd door de bodem van de groeven, 38, 39, 44, 45 en 46 gelijk aan de breedte van die groeven. Hetzelfde geldt voor de delen 125, 126, tussen de trapranden 121, 122 en de dwarsvlakken zijn gelegen.
Desgewenst kunnen ter hoogte van de groeven 38 en 44 in het raakvlak halfcylindrische groeven zijn aangebracht, die in afmetingen oriëntatie overeenstemmen met de groeven 110-113. Voorts kan zoals weergegeven in fig. 2 centraal tussen de boringen 72, 74, 78 en 79 een identieke boring 106 zijn aangebracht, welke boring aan de buitenvlakzijde concentrisch is voorzien van een cylindrische uitsparing 107 met een diameter corresponderend met de diameter van de uitsparingen 24-27 respectievelijk 80-87.
Zoals eveneens weergegeven in fig. 2 is een aantal boringen 131-146 gevormd in de verdikkingen 36, 37 en 40-43 telkens twee per verdikking en wel aan weerszijden van de verdikkingen 48-55, waarbij de boringen 131-138 nabij het bovenvlak 12 en de boringen 139-141 nabij het bodemvlak 13 zijn gelegen. De diameter van de boringen 131-146 is daarbij in hoofdzaak gelijk aan de dwarsafmeting van de groeven 60-67.
Het steunelement volgens de uitvinding kan de vorm hebben van cilindrische staven, met een diameter gelijk aan de binnendiameter van de in hoofdzaak cilindrische groeven 110-113 die ontstaan wanneer twee volumedelen met hun raakvlakken 15 naar elkaar toe gericht dekkend tegen elkaar zijn geplaatst. Deze staven zijn bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal met een behoorlijke weerstand tegen trek en druk. Geschikte materialen zijn bijvoorbeeld hout, metalen zoals staal, aluminium, kunststoffen in het bijzonder met vezelversterkte kunststoffen. De lengte van deze staven kan gelijk zijn aan de afstand tussen bodemvlak en bovenvlak.
Anderzijds kan de lengte van de staven gelijk zijn aan een veelvoud van deze afstand.
Gelijksoortige staven maar met aangepaste lengte kunnen eveneens worden gebruikt als verbindingelement. Dit geldt zowel voor het verbinden van twee volume-delen tot een volume-element als voor het onderling verbinding van naast elkaar geplaatste volume-elementen, waarbij de staven zich kunnen uitstrekken door de boringen 70-79 en 106.
Daarbij kan de diameters van de boringen 70-79, en 106 en de diameter van de staven zodanig op elkaar zijn afgestemd dat een klempassing ontstaat. Dit effekt kan ook worden verkregen door een geschikte keuze van het materiaal van het volume-element, zodat dit elastisch vervormbaar is.
Een andere uitvoeringsvorm van het steunelement is weergegeven in fig. 11. Het hier weergegeven steunelement bestaat uit een in hoofdzaak rechthoekige plaat 200 uit een geschikt materiaal, zoals bijvoorbeeld beschreven met betrekking tot de als steunelement te gebruiken cilindrische staven. De plaat 200 heeft een dikte die bepaald is in functie van de gewenste stevigheid en die uiteraard correspondeert met de afmeting van de nokken 85-103 op het raakvlak 15 van het volumedeel 10. De hiernavolgende beschrijving zal zich beperken tot beschrijven van de twee dimensies loodrecht op de dikte van de plaat 200. De plaat 200 heeft een bovenrand 201, een bodemrand 202 en twee dwarsranden 203 en 204, waarbij aan de termen boven, bodem en dwars dezelfde betekenis moet worden toegekend als met betrekking tot de beschrijving van het volumedeel 10, met dien verstande dat de terminologie consistent is ten aanzien van de relatieve plaats van de delen bij het samenvoegen van volumedelen en steunelementen. De afmeting van de plaat 200 correspondeert met de afmeting van het raakvlak van het volumedeel.
De bovenrand 201 is voorzien van vier uitsteeksels 205-208, overeenkomstig de noppen 20-23 in het volumedeel. Op gelijke wijze is de bodemrand 202 voorzien van uitsparingen 209-212 corresponderend met de uitsparingen 24-27 in het bodemvlak van het volume-deel.
Het steunelement 200 is verder voorzien van boringen 214-224 corresponderend met de boringen 70-79 en 106 in het volumedeel. Daarnaast is een aantal boringen 225-241 aangebracht geschikt voor het opnemen van de nokken 82-103 op het raakvlak 14 van de volume-delen 10, 11. Voorts zijn er nog boringen 246-249 corresponderend met de boringen 132, 133, 136 en 137 in het volumedeel. Het is evenwel duidelijk dat meerdere boringen kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld corresponderend met alle boringen 131-146 in het volumedeel 10.
De bovenrand 201 is in het midden voorzien van een uitstekend deel 250 met een cirkelvormige rand, terwijl de bodemrand 202 is voorzien van een hiermede corresponderende uitsparing 251. In het uitstekende deel 250 is een boring 252 aangebracht. Wanneer het steunelement 200 is aangebracht tussen twee volumedelen, dan zal het uitstekende deel 250 uitsteken boven het bovenvlak van de volumedelen. De funktie van het uitstekende deel 250 met boring 252 zal later worden verklaard.
Elke dwarsrand 203 en 204 is voorzien van twee rechthoekige uitsparingen 260,261 respectievelijk 262,263, die in afmetingen onderling gelijk. De uitsparingen 260 en 262 zijn aangebracht op een zodanige hoogte dat in een samenstel bestaande uit twee volumedelen en een steunelement, de uitsparingen 260 en 262 samenvallen met de uitsparingen 116, 118 in de volumedelen.
De functie van de uitsparingen 261,263 zal later meer gedetailleerd worden beschreven.
De hoeken 265,266 op de verbinding tussen de dwarsranden 203 en 203 met de bodemrand 202 hebben een zodanige vorm dat, twee naast elkaar geplaatste steunelementen, zodanig dat een zijrand 204 aanligt tegen een zijrand 203, de hoeken 265 en 266 samen een uitsparing conform de uitsparing 251 vormen.
Het koppelelement 301 zoals weergegeven in figuur 12 en 13 dient voor het met elkaar koppelen van een dwarsvlak 16 of 17 aan een volume-element met het dwarsvlak 17 respectively 16 van een naburig volume-element.
Het koppelingselement 301 heeft de vorm van een profiel met een lengte die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van een volumedeel 10. Het profiel heeft in doorsnede een vorm zoals in hoofdzaak weergegeven in fig. 13 en omvat een centraal deel 302 met rechthoekige doorsnede. Op het vlak corresponderend met de korte zijden is telkens een plaatvormig deel 303 en 304 aangebracht, dat aan weerszijden uitsteekt, zodanig dat twee groeven 305 en 306 worden gevormd. Het niet met het deel 302 in aanraking zijnde vlak van de delen 303 en 304 heeft de vorm van een cirkelvormig gebogen concaaf vlak, waarbij de diameter van deze cirkel gelijk is aan de diameter van de noppen 20-23. Overigens correspondeert de breedte van de groeven 304 en 305 met de breedte van de verdikkingen 48-55 op het volumedeel 10, en de ook met de breedte van de groeven 38, 39, 44, 45 en 46.
Elk eindvlak 310, 311 van het koppelingselement is voorzien van een gleuf 312 respectievelijk 313. In het eindvlak 311 is bovendien nog een extra uitsparing 314 aangebracht, met een kleinere diepte dan de gleuf 311, welke uitsparing zich uitstrekt vanaf de gleuf tot aan het grensvlak tussen het eventuele deel 302 en het plaatvormige deel 303.
Een boring 315 strekt zich uit over de volledige dikte van het koppelingsdeel 301 in een richting loodrecht op de gleuf 313, waarbij de boring 315 ongeveer ter hoogte is van de halve diepte van de gleuf 313. Aan de zijde van het plaatvormig deel 303 is in het koppelingselement 301 een rechthoekige uitsparing 316 aangebracht. Gemeten vanaf het eindvlak 310 is de afstand tot de eerste rand van de uitsparing 316 gelijk aan de afstand vanaf het bovenvlak 12 tot de dichtsbi jgelegen rand van de groef 44. De breedte van de uitsparing 316 is daarbij gelijk aan de halve breedte van groef 44.
Het koppelelement 350 weergegeven in figuur 14 en 15 dient niet alleen voor het met elkaar koppelen van de ene dwarsvlak 16/17 van een volume-element met het dwarsvlak 16/17 van het naburige volume-element, maar is tevens geschikt voor het met elkaar koppelen van twee volume-elementen, die met hun buitenvlakken evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst.
Het koppelingselement 350 heeft de vorm van een profiel met een lengte die in hoofdzaak gelijk is aan de hoogte van een volume-element. Het profiel heeft een doorsnede zoals weergegeven in figuur 15 dat kan worden opgevat als twee elementen 351 en 352 onderling verbonden door een centraal deel 353. De vorm van het centrale deel 353 is daarbij zodanig gekozen dat wanneer het koppelingselement tegen een buitenvlak 14 van een volumedeel 10 is geplaatst, twee naburige verdikkingen 48-55 in de groeven van de elementen 351 en 352 vallen. De onderlinge afstand tussen de elementen 351 en 352 is daarbij zodanig gekozen, dat het centrale deel 353 past in de tussenliggende groef 38, 44, 46 in het buitenvlak 14. In het centrale deel 353 en over de volledige lengte hiervan is een boring 354 aangebracht, waarvan de diameter correspondeert met de diameter van de uitsparingen 24-27.
Daarnaast zijn de breedte van de groeven in de elementen 351 en 352 uiteraard geschikt voor het opnemen van de delen 125/126 van twee met hun raakvlak tegen elkaar geplaatste volumedelen 10, 11 zodat door middel van het koppelelement 351 twee volume-elementen 1 evenwijdig aan elkaar kunnen worden gepositioneerd. De onderlinge fixering kan daarbij op verschillende manieren plaatsvinden, en zal later meer gedetailleerd worden besproken.
In de figuren 16 en 17 is een derde uitvoeringsvorm van een koppelelement 321 weergegeven. In feite bestaat het koppelelement 321 uit vier elementen 322-325 corresponderend met het koppelelement 301. De vier elementen 322-325 zijn twee aan twee verbonden door middel van centrale delen 326-328, corresponderend met het centrale deel 353 van het koppelelement 350, en voorzien van boringen 329-331. Met behulp van het koppelelement 321 kunnen tot maximaal vier volume-elementen evenwijdig aan elkaar worden gepositioneerd, maar is het ook mogelijk om twee volume-elementen evenwijdig aan elkaar, maar op grotere afstand dan met behulp van het koppelelement 350 evenals het koppelelement 321 worden gebruikt voor het onderling verbinden van de dwarsvlakken van twee en eikaars verlengd gepositioneerde volume-elementen. Bovendien is het daarbij mogelijk om de volume-elementen ten opzichte van elkaar inspringend te positioneren.
Een gewijzigde uitvoeringsvorm van het koppelelement is weergegeven in de figuren 18 en 19. Het hierin weergegeven koppelelement 360 bestaat in feite uit een deel overkomt met het centrale deel 353 van het koppelelement 350. In feite is het koppelelement 360 geschikt om twee volume-elementen via hun buitenvlakken met elkaar te verbinden, waarbij ribben 361 en 362, die zijn aangebracht op het koppelelement 360 kunnen worden opgenomen in een van de groeven 38, 44 of 46. Daarbij is het koppelelement 360 voorzien van een langsboring 363, geschikt voor diverse doeleinden, zoals het opnemen van een cilindrisch steunelement. Loodrecht op de langsboring 363 en zich uitstrekkend van de ene ribbe 311 tot de andere ribbe 312 zijn drie boringen 364, 365 en 366 aangebracht, corresponderend met de boringen 78, 79 en 106 in het volume-element. Deze boringen 364, 365 en 366 zijn aldus geschikt voor het opnemen van een culindrisch verbindingselement.
In de figuren 20 en 21 is een steunelement 371 weergegeven dat geschikt is om aangebracht te worden in de langsboring 363 van het koppelelement 360, of in de langsboringen 354 van de koppelelementen 350 respectievelijk de langsboring 329, 330 of 331 van het koppelelement 321. Het steunelement 371 bestaat uit een cilindrische pijp met een centrale langsboring 372 met loodrecht daarop drie dwarsboringen 373, 374 en 375. De langsboring 372 heeft een diameter gelijk aan de diameter van bijvoorbeeld de boring 71 in het vol urne-element. De boringen 373, 374 en 375 corresponderen met de boringen 78, 106 en 79 in het volume-element, zodat hierin cilindrische verbindingen kunnen worden opgenomen.
Verschillende naast elkaar gelegen volume-elementen kunnen op een starre wijze met elkaar worden verbonden door middel van trekstangen. Teneinde twwe naburige met hun buitenvlak in hetzelfsde vlak gelegen volume-elementen mat elkaar te verbinden wordt gebruik gemaakt van verbindingselementen, die dan op hun beurt door middel van trekstangen verder met elkaar kunnen worden verbonden, zoals hierna zal worden beschreven.
Een eerste uitvoeringsvorm van een dergelijk verbindingselement is weergegeven in de figuren 22 en 23. Het verbindingselement 381 bestaat uit een metalen plaat 382, met een lengte gelijk aan de lengte van de lengte van het volume-deel 10. De breedte van de plaat 382 is gelijk aan de breedte van de groeven 39 respectievelijk 45. Loodrecht op de langsrichting van de plaat 382 en corresponderend met de groeven 38 en 44 zijn aan weerszijden van de plaat 382 aanzetstukken 383, 384, 385 en 386 zijn de afmetingen zodanig dat de afstanden van de snijpunten van de aslijnen tot de vrije uiteinden onderling gelijk zijn. Rondom elk snijpunt van genoemde aslijnen is op de plaat 382 een verdikking 387, 388 gevormd. Elke verdikking 387, respectievelijk 388 bestaat in feite uit vier verdikkingen met een doorsnede in de vorm van een cirkelsector, die van elkaar gescheiden zijn door kanalen 389, 390, 391 en 392. Op het snijpunt van de aslijnen zijn in de plaat 382 twee boringen 393 en 394 aangebracht. Verder zijn in de plaat 382 en de aanzetstukken 383, 384, 385 en 386 boringen aangebracht die corresponderen met de boringen 70, 71, 73, 72, 106, 74, 75, 77 en 76 in het volume-element.
Het verbindingselement 401 weergegeven in figuur 24 kan worden beschouwd als zijnde opgebouwd uit twee delen 402 en 403 die elk gelijk zijn aan een hulpstuk 381, waarbij van elk deel 402 de twee aan dezelfde zijde gelegen aanzetstukken verbonden zijn met twee aan dezelfde zijde gelegen aanzetstukken van het eerdere deel door middel van twee plaatdelen 403 en 404.
In gebruik kunnen de verbindingselementen worden opgenomen in de groeven van het buitenvlak van de volume-elementen, waarna in een van de kanalen van elk van de verdikking 387 of 388 een uiteinde van de trekstand kan worden opgenomen, terwijl het andere uiteinde in een kanaal een andere verdikking is opgenomen, waardoor een trekkracht in diagonale richting kan worden opgewekt voor het samenhouden van verschillende bouwlementen.
In fig. 25 is weergegevenhoe de diverse hierboven in detail beschreven onderling kunnen samenwerken teneinde tot een modulaire opbouw te komen van bouwelementen. De verwijzigingscijfers in de tekening corresponderen met de hiervoor gebruikte verwijzingscijfers en het geheel is op zichzelf voldoende duidelijk voor de vakman.
In het bijzonder is in deze figuur zichtbaar hoe door een geschikte vormgeving van het koppelelenient 350 en het volumedeel 10 een systeem wordt gevormd voor het monteren van sierpanelen of afwerkpanelen. Zoals reeds weergegeven in fig. 14 is het element 351 voorzien van een uitsparing 356 corresponderend met de uitsparing 316 in het koppelelement 301. In de voluraedelen zijn de dwarsvlakken voorzien van rechthoekige uitsparingen 150, 151 die zich bevinden op de halve hoogte van het volumeelement en die overigens corresponderen met de uitsparingen 261, 263 in het steunelement 200. De hoogte van de uitsparing 356 is gelijk aan de helft van de hoogte van deuitsparing 150, 151, waarbij de uitsparing 351 zich uitstrekt vanaf de halve hoogte naar boven toe. In fig. 26 is verder weergegeven hoe een sierplaat 410 aan de achterzijde is voorzien van twee L-vormige lippen 411 en 412, met een hoogte gelijk aan de hoogte van de uitsparing 356. Deze lippen 411 en 412 vormen samen een geleiding die past over de plaatvormige delen 303 of 304 van koppeleraent 301 of een overeenkomstig koppelelement 321, 350. De sierplaat 410 kan aldus met haar lippen 411 en 412 door de uitsparing 351 worden gestoken en vervolgens langs het plaatvormig deel naar beneden glijden over om tenslotte op de onderzijde van de uitsparing 150 te rusten. Bij een juiste keuze van de positionering van de lippen 411, 412 kan aldus een sierplaat in een keer op verschillende plaatsen met een constructie verkregen met bouwelementen volgens de uitvinding worden vastgehecht. Het moge ook duidelijk zijn dat het niet beperkt is tot sierplaten, maar dat talrijke andere voorzieningen op deze wijze kunnen worden gekoppeld met het bouwelement.
Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de beschreven en weergegeven uitvoeringsvormen, maar dat binnen het kader van de conclusies talrijke wijzigingen kunnen worden aangebracht. In het bijzonder is het mogelijk om in het volumedeel uitsparingen te vervangen door noppen en omgekeerd, voorzover hierdoor een consistent bouwelement wordt verkregen. Daarnaast is het mogelijk om ribben te vervangen door groeven en omgekeerd ook kunnen talrijke variaties worden aangebracht in de vorm en de aard van het steunelement, verbindingselement en koppelelement zonder de uitvindingsgedachte te verlaten.

Claims (28)

1. Bouwelement in hoofdzaak in de vorm van een rechthoekig parallellepipedum, met een bovenvlak, een tegenoverliggend bodemvlak en telkens twee tegenover elkaar gelegen langsvlakken respectievelijk dwarsvlakken, waarbij het bovenvlak is voorzien van een aantal noppen en het tegenoverliggende bodemvlak voorzien is van uitsparingen voor het opnemen van de noppen van een gelijksoortig bouwelement, met het kenmerk, dat het bouwelement is samengesteld uit tenminste een volume-element en tenminste een binnen het volume-element opgenomen steun-element, waarvan de dragende structuur zich uitstrekt van het bovenvlak tot het bodemvlak.
2. Bouwelement volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat een volurne-element aanwezig is dat is voorzien van tenminste een kanaal die zich uitstrekt vanaf het bovenvlak tot het bodemvlak, en het dragend element is opgenomen in deze opening.
3. Bouwelement volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een aantal kanalen is aangebracht die zich uitstrekken vanaf het eindvlak van de noppen tot het eindvlak van de uitsparingen.
4. Bouwelement volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat het kanaal de vorm heeft van een rechthoekig parallellepipedum en dat het steunelement bestaat uit een in hoofdzaak rechthoekige plaat die zich uitstrekt van het bovenvlak tot het bodemvlak.
5. Bouwelement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat een rand van de plaat een vorm heeft die in hoofdzaak aansluit op de vorm van het bovenvlak van het volume-element en een tegenoverliggende rand die in hoofdzaak aansteunt op de vorm van het bodemvlak van het volume-element.
6. Bouwelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de langsvlakken en de dwarsvlakken zijn voorzien van uitsparingen voor het opnemen van noppen van een gelijksoortig bouwelement.
7. Bouwelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het bovenvlak is voorzien van een aantal noppen die op onderling gelijke afstand zijn gelegen op een lijn evenwijdig aan de gemeenschappelijke langrand van het bovenvlak en een langsvlak, en dat de uitsparingen op het bodemvlak overeenkomstig zijn geplaatst.
8. Bouwelement volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het bovenvlak is voorzien van noppen die zijn gelegen op twee onderlinge evenwijdige lijnen die op hun beurt evenwijdig zijn aan de gemeenschappelijke langsrand van het bovenvlak en een langsvlak, waarbij de afstand tussen elk paar naburige noppen gelegen op dezelfde lijn gelijk is aan de afstand tussen twee naburige noppen op verschillende lijnen, en dat de uitsparingen op het bodemvlak overeenkomstig zijn geplaatst.
9. Bouwelement volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat per lijn twee of vier noppen zijn aangebracht.
10. Bouwelement volgens conclusie 6 en een der conclusies 7-9, met het kenmerk, dat de uitsparingen op elk langsvlak zijn gelegen op een lijn of twee lijnen.
11. Bouwelement volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afstand van het bovenvlak tot het bodemvlak gelijk is aan of een veelvoud is van de afstand tussen twee noppen.
12. Bouwelement volgens conclusie 6 en een der conclusies 7-9 of volgens een der conclusies 10 of 11, met het kenmerk, dat de uitsparingen in de dwarsvlakken zijn gelegen op een lijn of op twee lijnen.
13. Bouwelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het volume-element is opgebouwd uit twee identieke volumedelen, elk met in hoofdzaak de vorm van een rechthoekig parallellepipedum, die met een raakvlak naar elkaar toe gericht tegen elkaar kunnen worden geplaatst.
14. Bouwelement volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het raakvlak van elk volumedeel is voorzien van in doorsnede half-cirkelvormige groeven, die zich uitstrekken van het bovenvlak tot het bodemvlak.
15. Bouwelement volgens een der conclusies 13 of 14, met het kenmerk, dat het raakvlak van elk volumedeel is voorzien van af standsnokken.
16. Bouwelement volgens een der conclusies 13-15, met het kenmerk, dat loodrecht op het raakvlak openingen zijn aangebracht, met behulp waarvan twee volumedelen met elkaar kunnen worden verbonden.
17. Bouwelement volgens een der conclusies 13-16, met het kenmerk, dat het steunelement tussen de twee volumedelen wordt bevestigd.
18. Bouwelement volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat een koppelingselement is aangebracht waarmede een dwarsvlak van een bouwelement met een dwarsvlak van een ander bouwelement kan worden gekoppeld.
19. Bouwelement volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat elk dwarsvlak een ribvormige verdikking heeft dit zich uitstrekt van bovenvlak tot bodemvlak, en dat het koppelingselement een spiegelsymmetrisch element is met een hoogte gelijk aan de afstand tussen bovenvlak tot bodemvlak van het volumeelement waarbij elke spiegel symmetrische helft voorzien is van een groef die zich uitstrekt over de hoogte en geschikt is voor het opnemen van de ribvormige verdikking.
20. Bouwelement volgens conclusie 19, met het kenmerk, dat elk langsvlak van het volume-element is voorzien van een aantal ribvormige verdikkingen die zich uitstrekken van bovenvlak tot bodemvlak en die in afmetingen overeenkomen met de ribvormige verdikking op het dwarsvlak.
21. Bouwelement volgens conclusie 20, met het kenmerk, dat de ribvormige verdikkingen op de langsvlakken zijn aangebracht ter hoogte van elke nop.
22. Bouwelement volgens een der conclusies 19-21, met het kenmerk, dat elke spiegelsymmetrische helft van het koppelingselement is voorzien van een aantal groeven elk geschikt voor het opnemen van een volume-element.
23. Volume-element geschikt voor gebruik in een bouwelement volgens een der conclusies 1-22.
24. Steunelement geschikt voor gebruik in een bouwelement volgens een der voorgaande conclusies 1-22.
25. Koppelingselement geschikt voor gebruik in een bouwelement volgens een der conclusies 18-22.
26. Volumedeel geschikt om samengevoegd te worden met een gelijksoortig volumedeel tot een volume-element volgens conclusie 23.
27. Verbindingselement geschikt voor het verbinden van volume-delen volgens een der conclusies 13-17.
28. Verbindingselement geschikt voor het verbinden van volume-elementen volgens een der conclusies 1-22.
NL9400813A 1994-05-18 1994-05-18 Bouwelement. NL9400813A (nl)

Priority Applications (6)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400813A NL9400813A (nl) 1994-05-18 1994-05-18 Bouwelement.
EP95201198A EP0688915A1 (en) 1994-05-18 1995-05-10 Composite building unit
CA002149450A CA2149450A1 (en) 1994-05-18 1995-05-16 Composite building unit
US08/443,287 US5687530A (en) 1994-05-18 1995-05-17 Composite building unit
AU20084/95A AU700016B2 (en) 1994-05-18 1995-05-17 Composite building unit
JP7120187A JPH0882025A (ja) 1994-05-18 1995-05-18 複合建築物ユニット

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL9400813A NL9400813A (nl) 1994-05-18 1994-05-18 Bouwelement.
NL9400813 1994-05-18

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL9400813A true NL9400813A (nl) 1996-01-02

Family

ID=19864208

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL9400813A NL9400813A (nl) 1994-05-18 1994-05-18 Bouwelement.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US5687530A (nl)
EP (1) EP0688915A1 (nl)
JP (1) JPH0882025A (nl)
AU (1) AU700016B2 (nl)
CA (1) CA2149450A1 (nl)
NL (1) NL9400813A (nl)

Families Citing this family (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6658808B1 (en) 1999-08-09 2003-12-09 Scae Associates Interlocking building module system
IT1403798B1 (it) * 2011-01-13 2013-10-31 Caboni Sistema costruttivo modulare per l armatura di fondamenta, pilastri, setti antisismici per cassaforma a geometria variabile.
JP6850951B2 (ja) * 2014-08-01 2021-03-31 ジャスト バイオファイバー ストラクチュラル ソリューションズ コーポレイション 耐荷重連動構造ブロックおよび張力システム
CA3033298A1 (en) * 2019-03-20 2020-09-20 Bowers, Dustin T. Six sided interlocking construction blocks and corresponding components made from recycled material
EP4204638A4 (en) * 2020-08-31 2024-02-14 Plaex Building Systems Inc. INTERLOCKING BUILDING BLOCKS AND MORTARLESS INTERLOCKING CONSTRUCTION SYSTEM

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1288212A (fr) * 1961-02-10 1962-03-24 Panneau blindé en matière plastique
DE2111907A1 (de) * 1971-03-12 1972-12-07 Oplaender Louis Baustein aus Kunststoff
EP0069428A2 (en) * 1981-07-03 1983-01-12 Van der Heijden, Fransiscus Anthonius Marie A building unit
EP0153291A1 (fr) * 1984-02-15 1985-08-28 N.V. Maatschappij Voor Studie, Bijstand En Onderzoek Ii M.S.B.O. Ii Panneau isolant en matériau composite

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2194047A (en) * 1938-10-13 1940-03-19 Sidney H Markle Building block
US2647392A (en) * 1950-03-15 1953-08-04 Howe E Wilson Building block with spaced walls
US3855751A (en) * 1971-05-17 1974-12-24 B Struthers Building block
US4142338A (en) * 1975-11-24 1979-03-06 Becker Otto A Construction unit
US4107894A (en) * 1976-10-29 1978-08-22 Mullins Wayne L Interlocking cementitious building blocks
FR2508956A1 (fr) * 1981-07-06 1983-01-07 Lacoste Andre Elements constructifs isothermes prefabriques en beton vibre, pour construction de murs, et procede de montage correspondant
GB2113741A (en) * 1982-01-12 1983-08-10 Frederick Richard Edwar Wilson Building bricks and methods of building
EP0189415A4 (en) * 1983-11-08 1987-03-16 Rivermill Invest Pty Ltd CONSTRUCTION BLOCKS.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1288212A (fr) * 1961-02-10 1962-03-24 Panneau blindé en matière plastique
DE2111907A1 (de) * 1971-03-12 1972-12-07 Oplaender Louis Baustein aus Kunststoff
EP0069428A2 (en) * 1981-07-03 1983-01-12 Van der Heijden, Fransiscus Anthonius Marie A building unit
EP0153291A1 (fr) * 1984-02-15 1985-08-28 N.V. Maatschappij Voor Studie, Bijstand En Onderzoek Ii M.S.B.O. Ii Panneau isolant en matériau composite

Also Published As

Publication number Publication date
AU2008495A (en) 1995-11-23
CA2149450A1 (en) 1995-11-19
AU700016B2 (en) 1998-12-17
JPH0882025A (ja) 1996-03-26
EP0688915A1 (en) 1995-12-27
US5687530A (en) 1997-11-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2251619C (en) Shaped bar and clamping section for a shaped bar
US5806268A (en) Building skeleton of profiled bars
KR20020037043A (ko) 개선된 콘크리트폼 벽 시공 시스템
NL8802915A (nl) Demontabele wand- of plafondkonstruktie, vrijdragend rechthoekig paneel voor een wand- of plafondbekleding en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.
NL9400813A (nl) Bouwelement.
NL8403490A (nl) Rechthoekig vloerpaneel me een honingraatconstructie en werkwijze voor de vervaardiging daarvan.
JPH08333891A (ja) 型枠用中空パネルおよびこれを用いた型枠システム
KR101222320B1 (ko) ㄷ자형 부재와 역티자형 부재를 조립한 강재 보와 데크플레이트를 이용한 합성보
KR200168537Y1 (ko) 파티션 연결구조
CA2077798A1 (en) Wooden suspended ceiling system
JP2002081022A (ja) 吸音材収納ケース
US6176472B1 (en) Element for connecting and covering a joint and handrail or the like comprising at least one such element
JP2003508658A (ja) 改良されたコンクリート型壁建築システム
KR20180132283A (ko) 거푸집용 조인트 장치
KR100500055B1 (ko) 방음유닛, 방음판넬 및 이를 구비한 방음벽
US20030140592A1 (en) Stud device for wall constructions
NL1008226C2 (nl) Wandafwerkingssysteem.
BE1017194A5 (nl) Constructie-element en samenstel van dergelijke constructie-elementen.
CA2318698A1 (en) Constructional element
CA2095759C (en) Offset forming of structural components
JPH1150649A (ja) 床暖房用パネル
NL193090C (nl) Geluidsabsorberend plafond.
NL9202038A (nl) Verbindings/bevestigingsinrichting.
JP2542980B2 (ja) Alcパネルを用いたタイル壁面の施工方法及びタイル取付用基板
NL8105597A (nl) Coulisse voor een coulissen-geluiddemper, evenals werkwijze voor de vervaardiging daarvan.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
BV The patent application has lapsed