NL9400746A - Inrichting voor het, gebufferd opeenvolgend, ritmisch bewerken van voertuigen of dergelijke voorwerpen. - Google Patents

Description

Titel: Inrichting voor het, gebufferd opeenvolgend, ritmisch bewerken van voertuigen of dergelijke voorwerpen.

De uitvinding betreft een inrichting voor het, gebufferd opeenvolgend, ritmisch bewerken bij de demontage van voertuigen of dergelijke voorwerpen.

Om voor de schroot rijpe voertuigen voor het effectief terugwinnen van de waardevolle stoffen te verwerken is het vereist, die voertuigen met behulp van geschikte inrichtingen en daar speciaal voor bestemde en ingerichte werkplaatsen uit elkaar te nemen.

Tot dusverre bekende demontageconcepten van voertuigen of dergelijke voorwerpen gaan uit van afzonderlijke stations daarvoor.

Elk afzonderlijk systeem werkt apart en kan slechts in geringe mate worden geautomatiseerd.

De toepassing van klassieke montagelijnen voor het demontagegeval is weliswaar mogelijk, doch het komt, op grond van de onnauwkeurige demontagetijden steeds tot stilstand-tijden van de gehele demontagelijn.

Doel van de uitvinding is nu, een inrichting voor het, gebufferd opeenvolgend ritmisch bewerken van voertuigen of dergelijke inrichtingen te ontwikkelen, welke op voordeel-biedende wijze de automatiseerbaarheid van een verwerking in een montagelijn paart aan de flexibiliteit van de bewerking in afzonderlijke stations.

Volgens de uitvinding wordt dit overeenkomstig de uitvinding aan de orde gestelde probleem opgelost, doordat de modulair opgebouwde takt-, dat wil zeggen in een zeker ritme werkende, lijn uit een centreereenheid, ten minste één transporteenheid en ten minste twee omleidmodulen bestaan, en in het midden van die taktlijn door basismodulen willekeurig kan worden uitgebreid. Door de modulaire opbouw van de inrichting vindt, op voordeelbiedende wijze de verbinding van automatische bewerking volgens een bepaalde lijn met de flexibele bewerking aan afzonderlijke stations plaats. Door de keuze van de geschikte modulen is de inrichting op zeer uiteenlopende situaties aan te passen.

De basismoduul bestaat, volgens een voorkeurskenmerk van de uitvinding, uit een bovenste en onderste frameconstructie, waarin een aandrijfsysteem voor de transporteenheid is geïntegreerd.

De basismoduul doet dienst als moduul voor het gereed houden van de voertuigen en als demontagewerkplaats.

Aan de bovenzijde zijn op de frameconstructie geleidings-rails aangebracht en het aandrijfsysteem bestaat uit een omlopende transportketting, waarvan de transportrichting in de bovenste en onderste frameconstructie onderling tegengesteld is.

De transporteenheid is, volgens een verder kenmerk van de uitvinding een paliet-achtige frameconstructie, op welks bovenzijde opneemelementen voor de te demonteren voertuigen zijn aangebracht. De onderzijde bevat inrichtingen ter vermindering van de transportweerstanden alsmede een los-neembare verbinding met het transportsysteem.

Volgens een voorkeurskenmerk van de uitvinding is de losneembare verbinding met het transportsysteem een heugel, welke wat de tandregelmaat ervan betreft overeenkomt met de transportketting en in vorm aansluitend in de transportketting ingrijpt.

Volgens een bijzonder de voorkeur verdienend kenmerk van de uitvinding komt de losneembare verbinding met het aandrijfsysteem tot stand via een zwenkbare meenemer, welke agn cle transporteenheid is aangebracht en in de aangezwenkte toestand in de transportketting ingrijpt.

De omleidmoduul bestaat, volgens een verder kenmerk van de uitvinding, uit een bovenste en onderste frameconstructie, waarbij aan één bereik van de bovenste frameconstructie aan het einde van de moduul een kantelinrichting is aangebracht.

De omleidmoduul doet dienst voor het gereed houden en terug-brengen van de transportpallets of -laadborden. De kantelinrichting vormt een deel van de bovenste frameconstructie, welk deel aan het einde van de moduul draaibaar gelegerd is en over het door de zwenkbeweging gevormde, schuine vlak de transporteenheden van de bovenste naar en tot in de onderste frameconstructie of omgekeerd worden geleid.

Een bijzonder kenmerk van de uitvinding bestaat hierin, dat de kantelinrichting is voorzien van een omlopende trans-portketting met omkeerbare aandrijving. Volgens een voorkeurs-kenmerk van de uitvinding is de inrichting uitgerust met een centreereenheid. Die centreereenheid bestaat uit een in een verplaatsingsbed geleide aanslag met verstelinrichting. Door aanraking met een aanslag boven het oplegvlak met bijvoorbeeld een voertuig, dat met een hef-transportsysteem naar de takt-lijn wordt getransporteerd, is een gepositioneerd deponeren van de last op het oplegvlak aan de taktlijn mogelijk. Dit systeem is ten opzichte van de wijze waarop tot dusverre te werk werd gegaan (optisch-manueel) automatiseerbaar.

In hetgeen volgt wordt de uitvinding aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader toe-gelicht.

Fig. 1 laat een algemeen overzicht van de taktlijn zien; fig. 2 toont de taktlijn met centreereenheid; en fig. 3 laat een transporteenheid zien.

De taktlijn volgens fig. 1 is modulair van opbouw en bestaat uit een basismoduul 1, twee omleidmodulen 3, de transporteenheid 2 en de in fig. 2 weergegeven centreereenheid l.

De basismoduul 4 bestaat op zijn beurt weer uit een tweetal met elkaar verbonden frameconstructies, op welker bovenzijde geleidingsrails 5 voor de transportpallets 2 zijn gemonteerd. De onderste frameconstructie doet dienst voor het terugbrengen van de lege en de bovenste frameconstructie voor het transport en voor het positioneren van de met de personenautomobielen belaste transportlaadborden of -pallets.

Zowel in de onderste als de bovenste frameconstructie is een omlopende transportketting met afzonderlijke aandrijving ingebouwd. Die transportkettingen 7 zijn in het midden aangebracht en hebben onderling tegengestelde transport- richtingen. De kettingwielen worden aangedreven met een constant toerental.

Op de overgangsplaatsen van de basismoduul 4 is een montagestootverbinding naar de volgmoduul en een verbinding van het stuursysteem aangebracht. De moduul wordt met fundamentschroeven op de grond (op niet weergegeven wijze) bevestigd.

De omleidmoduul 3 is wat de uitwendige maten daarvan en de aansluitmogelijkheden betreft op dezelfde wijze geconstrueerd als de basismoduul 4.

De constructie onderscheidt zich door de kantelinrichting 11 aan één moduuleinde. Deze bestaat uit een deelstuk van de bovenste frameconstructie, en is aan het einde van de moduul draaibaar gelegerd. Door middel van een zwenkinrichting worden de transportpallets over het zich vormende, schuine vlak uit de onderste tot in de bovenste frameconstructie overgenomen resp. omgekeerd. Midden in de zwenkbare frameconstructie is een omlopende transportketting 12 met omkeerbare aandrijving ingebouwd.

De bovenste frameconstructie van de basismoduul en van de omkeermoduul kunnen als werkvlakken zijn uitgevoerd om te worden belopen door het bewerkingspersoneel.

De transporteenheid 2 is een laadbord- dat wil zeggen pallet-achtige, torsiestijve frameconstructie. In de bovenste hoekpunten zijn rubber potten 8 voor het opnemen van de te demonteren automobielen aangebracht. In de laadborden zijn de transportwielen ingebouwd. De legers moeten bestand zijn tegen naar verhouding hoge drukbelastingen. Over de volle onderzijde van het laadbord is in het midden een heugel 10 bevestigd.

Deze past wat de tandverdeling daarvan betreft nauwkeurig in de schakels van de transportketting. De combinatie uit ketting en heugel is bestemd en ingericht voor het in vorm aansluitend positioneren en het transport van de belaste en onbelaste laadborden.

Met behulp van de centreereenheid 1 worden de voertuigen op de transporteenheid gepositioneerd. De centreereenheid 1 bestaat uit een, in een verplaatsingsbed geleide aanslag 13 met verstelinrichting.

De aanslag is een verticale constructie, welke de positie van de voertuigen ten opzichte van het oplegvlak vastlegt. Het verplaatsingsbed doet dienst voor het opnemen en voor het positioneren van de aanslag 13. De verstelinrichting is bestemd en ingericht voor het instellen van de positie van de aanslag 13 op het verplaatsingsbed ten opzichte van het oplegvlak resp. het transportlaadbord 2.

Door aanraking van de aanslag 13 boven het oplegvlak 2 met een voertuig, dat met een heftransportsysteem wordt getransporteerd is het gepositioneerd deponeren van de last op het laadbord 2 mogelijk.

Claims (10)

1. Inrichting voor het, gebufferd opeenvolgend, ritmisch taktsgewijs bewerken van voertuigen of dergelijke voorwerpen, waarbij de taktlijn modulair is opgebouwd, met het kenmerk, dat die taktlijn een centreereenheid (1), ten minste één transporteenheid (2) en ten minste twee omleidmodulen (3) bevat en in het midden door basismodulen (4) willekeurig kan worden uitgebreid.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de basismoduul (4) bestaat uit een bovenste en onderste fraudeconstructie met aan de bovenzijde aangebrachte geleidingsrails (5), waarin een aandrijfsysteem (6) voor de transporteenheid (2) is aangebracht.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het aandrijfsysteem (6) bestaat uit een omlopende transportketting (7), welks transportrichting in de onderste of bovenste fraudeconstructie tegengesteld is.

4. Inrichting volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de transporteenheid (2) bestaat uit een laadbord-achtige fraudeconstructie, op welks bovenzijde opneemelementen (8) zijn aangebracht voor de te bewerken voertuigen of voorwerpen, terwijl op de onderzijde inrichtingen (9) zijn aangebracht ter vermindering van de transportweerstanden alsmede een losneembare verbinding (10) met het aandrijfsysteem (6).

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de losneembare verbinding (10) met het aandrijfsysteem (6) wordt gevormd door een heugel, welke wat de tandindeling en -opeenvolging betreft correspondeert met de transportketting (7) en in vorm aansluitend ingrijpt in de transportketting (7).

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de losneembare verbinding (10) met het aandrijfsysteem (6) tot stand komt via een zwenkbare meenemer, welke is aangebracht aan een transporteenheid (12) en in uitgezwenkte toestand ingrijpt in de transportketting (7).

7. Inrichting volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat de omleidmoduul (3) bestaat uit een onderste en bovenste frameconstructie, terwijl aan het bereik van de bovenste frameconstructie aan het einde van de moduul een kantel-inrichting (11) is aangebracht.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de kantelinrichting (11) een deelstuk vormt van de bovenste frameconstructie en aan het einde van de moduul (3) draaibaar is gelegerd en over het door zwenking gevormde, schuine vlak de transporteenheden (2) van de bovenste naar en tot in de onderste frameconstructie of omgekeerd worden geleid.

9. inrichting volgens conclusies .7 en 8, met het kenmerk, dat de kantelinrichting (11) is voorzien van een omlopende transportketting (12) met omkeerbare aandrijving.

10. Inrichting volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat de centreereenheid (l) bestaat uit een in een verplaatsingsbed geleide aanslag (13) met verstelinrichting.