NL9400726A - Voorafwikkelinrichting voor toepassing bij een spoelloos weefgetouw en weefgetouw voorzien van een dergelijke inrichting. - Google Patents

Description

Titel: Voorafwikkelinrichting voor toepassing bij een spoelloos weefgetouw en weefgetouw voorzien van een derqeliike inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een voorafwikkelinrichting voor toepassing bij een weefgetouw, meer in het bijzonder bij een spoelloos weefgetouw werkend met een inslagdraad-injecteur.

Weefgetouwen, in het bijzonder van de laatstgenoemde soort, zijn vaak voorzien van een voorafwikkelinrichting waarbij de inslagdraad voor het te fabriceren weefsel afgenomen wordt van een voorraadklos en van een tussen de voorraadklos en een orgaan, in het bijzonder een met vloeistof of lucht werkende injecteur voor het inbrengen van de inslagdraad tussen de kettingdraden, gelegen opwikkellichaam.

Op dit opwikkellichaam wordt de draad door een relatieve rotatie van de draad en opwikkellichaam, in naast elkaar liggende, al dan niet van elkaar gescheiden, wikkelingen opgelegd. Algemeen gebruikelijk is dat het opwikkellichaam stilstaat en de draad door een roterende, meestal holle, arm daarop gewikkeld wordt.

De draad wordt van het opwikkellichaam afgetrokken door het bovengenoemde orgaan, bijvoorbeeld de injecteur en tussen de kettingdraden gebracht.

Na het aftrekken van de gewenste lengte van de draad, welke ongeveer gelijk is aan de breedte van het stelsel van de naast elkaar gelegen kettingdraden, wordt het aftrekken van de draad gestopt en de draad doorgesneden.

Om het stoppen van de draad te bewerkstelligen, waarmee de lengte van de inslagdraad wordt bepaald, bevindt zich in een opvangcilinder die het opwikkellichaam omgeeft een stoporgaan dat zodanig gevormd en geplaatst is dat het op het moment waarop de draadafloop vanaf het opwikkellichaam gestopt moet worden binnen de opvangcilinder in aktie kan komen en het verder lopen van de draad verhindert.

Het stoporgaan is bijvoorbeeld een pen welke bijvoorbeeld elektromagnetisch aangedreven wordt en ongeveer loodrecht op de as van het opwikkellichaam kan bewegen.

Tussen het opwikkellichaam en de omgevende cilinder beweegt de draad zich naar de cilinder toe en van daar naar het orgaan, bijvoorbeeld de injecteur, voor het inbrengen van de inslagdraad tussen de kettingdraden.

De omgevende cilinder heeft meestal een koepelvormige verlenging met een stroomafwaarts gelegen centrale uitvoeropening voor de draad.

Door een geschikte dimensionering van het opwikkellichaam en de omgevende opvangcilinder en juiste plaatsing van het stoporgaan, kan men er voor zorgen dat de van het opwikkellichaam naar buiten aflopende draad weinig 'knikt', waaronder verstaan wordt dat de draad een glad verloop heeft waardoor ook bij dunne en kwetsbare draden geen onnodige wrijving, welke zou kunnen leiden tot kluwenvorming, draadbeschadiging en eventueel zelfs breuk optreedt.

Een dergelijke juiste dimensionering en plaatsing is vrijwel onmogelijk indien het opwikkellichaam een variabele instelbare diameter en de opvangcilinder een niet variabele diameter heeft.

Inrichtingen van deze soort zijn bekend en bijvoorbeeld beschreven in E.P. Application 9 111 27 45.4.

Bij een instelling van het opwikkellichaam op een kleinere diameter wordt bij gelijkblijvende diameter van de opvangcilinder de ringvormige ruimte tussen deze beide delen groter, waardoor de draad een grotere 'knik' zou kunnen krijgen.

Men zou dit probleem kunnen oplossen door ook de diameter van de opvangcilinder te verkleinen. Dit zou in de praktijk betekenen dat men verschillende opvangcilinders met verschillende diameter zou moeten gebruiken of een opvangcilinder met variabele diameter. Beide oplossingen zijn omslachtig en/of complex en dus duur.

Het doel van de uitvinding is tegemoet te komen aan deze bezwaren en verdere voordelen te verkrijgen.

Een voorafwikkelinrichting volgens de uitvinding voor toepassing bij een spoelloos weefgetouw, in het bijzonder werkend met een inslagdraad-injecteur, met een centrale, in een huis gelegen as, waarbij de draad van een voorraadklos afgenomen wordt en door relatieve rotatie van de centrale as en een opwikkellichaam, op dat lichaam in naast elkaar liggende al dan niet van elkaar gescheiden wikkelingen opgewikkeld wordt, welk opwikkellichaam, in een vlak loodrecht op de centrale as een instelbare variabele diameter heeft en gelegen is binnen een omgevende opvangcilinder voor de van het opwikkellichaam aflopende draad en waarbij een stoporgaan aanwezig is dat zodanig is gevormd en geplaatst dat het, op het moment waarop de draadafloop vanaf het opwikkellichaam gestopt moet worden, binnen de opvangcilinder in aktie kan komen, heeft het kenmerk, dat de opvangcilinder en het stoporgaan verplaatsbaar zijn in een vlak praktisch loodrecht op de hartlijn van het opwikkellichaam.

Bij een inrichting volgens de uitvinding wordt de verplaatsing van de opvangcilinder en het stoporgaan aangepast aan de verandering van de diameter van het opwikkellichaam en bij voorkeur zodanig dat bij elke " instelling van de diameter van het opwikkellichaam de ruimte tussen het opwikkellichaam en de opvangcilinder, ongeveer ter plaatse van het stoporgaan, gelijk is. De 'knik' van de draad zal dan steeds ongeveer gelijk zijn. Het stoporgaan kan, doordat het ook verschoven wordt, steeds ongeveer in een ruimte van dezelfde grootte in aktie komen.

Een doeltreffende konstruktie volgens de uitvinding is die waarbij de opvangcilinder en het stoporgaan vast met elkaar verbonden zijn. Dan is namelijk automatisch, bij elke verandering van de diameter van het opwikkellichaam en een daaraan aangepaste verschuiving, een gelijkblijvende situatie ter plaatse van het stoporgaan gewaarborgd.

De verandering van de diameter van het opwikkellichaam en de daarbij passende verschuiving van de opvangcilinder zal in het algemeen, bij stilstaande inrichting, apart met de hand plaatsvinden. Denkbaar is echter dat door een geschikt gekozen konstruktie beide veranderingen aan elkaar gekoppeld worden.

Bij een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding bevindt zich binnen de opvangcilinder, stroomafwaarts ten opzichte van het opwikkellichaam, een schijf- of ringvormig, praktisch loodrecht op de hartlijn van het opwikkellichaam staand, orgaan met een diameter kleiner dan de diameter van de opvangcilinder en tenminste gelijk aan de grootste instelbare diameter van het opwikkellichaam.

Dit schijf- of ringvormige orgaan heeft als funktie het verbeteren van het verloop van de draad na aftrekken van het opwikkellichaam. De draad wordt daarbij geleid over de rand van de schijf.

Het schijf- of ringvormige orgaan kan een vaste positie innemen ten opzichte van het opwikkellichaam, maar bij voorkeur wordt het tezamen met de opvangcilinder en het stoporgaan zijdelings verplaats. Dan is namelijk de situatie bij elke verandering van de diameter van het opwikkellichaam ter plaatse van het stoporgaan gelijk en kan met één schijf of ring volstaan worden, hetgeen niet het geval is wanneer de schijf een vaste positie ten opzichte van het opwikkellichaam inneemt.

Bij toepassing van een schijf- of ringvormig orgaan, zoals hier beschreven, kan het stoporgaan zodanig zijn geplaatst dat het in aktie kan komen in de ruimte tussen de opvangcilinder en de schijf of ring en deze ruimte plaatselijk afsluiten. Indien het stoporgaan penvormig is, kan het daarbij ingrijpen in een uitsparing in de rand van de schijf of ring.

Opgemerkt wordt dat in U.S.P. 5133388 een schijf met opstaande rand beschreven is waarbij de van het opwikkellichaam aflopende draad in een nauwe spleet tussen deze opstaande rand en de binnenkant van de opvangcilinder doorloopt. Daar ter plaatse kan zich dan het stoporgaan bevinden.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een schematische tekening. In de tekening toont figuur 1 een langsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van een voorafwikkelinrichting volgens de uitvinding en figuur 2 een verbeterde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens figuur 1.

In figuur 1 is [1] een centrale as, die gelagerd is in een huis [2], door middel van het lager [3]. Deze as draait in de pijlrichting. Vast verbonden aan het huis [2] is de grondplaat [4] die het stationaire opwikkellichaam [5] draagt. Door een, aan de as [1] verbonden draadtoevoerorgaan [6] wordt de draad [7] opgewikkeld op het opwikkellichaam [5]. Om de draadwikkelingen in de asrichting te verschuiven zijn de vingers [8] en [9] aanwezig. Deze vingers grijpen bijvoorbeeld door openingen in het opwikkellichaam [5]. De vingers zijn verbonden aan een %andrijforgaan [10] met een lager [11], dat op bekende wijze excentrisch t.o.v. de hartlijn van de aandrijfas is opgesteld en daarmee een kleine hoek insluit. Door deze lagering bewegen de vingers [8] en [9] volgens een ongeveer elliptisch patroon met een component evenwijdig aan de centrale as en een component radiaal daarop. Een dergelijke konstruktie van het aandrijforgaan is onder andere beschreven in U.S.P. nr. 4.632.154 en het

Japanse octrooi nr. 43377/91. In dit laatstgenoemde octrooi bestaat het opwikkellichaam uit over een cilinderoppervlak, waarvan de as samenvalt met de aandrijfas, verdeeld opgestelde sektorvormige elementen. Deze sektorvormige elementen zijn radiaal verstelbaar, waardoor het omhullende vlak van deze elementen een grotere of kleinere diameter krijgt. Ook andere konstrukties voor het wijzigen van de diameter van het opwikkellichaam zijn mogelijk.

In figuur 1 is met [15] een omwentelingslichaam aangeduid met een praktisch cilindisch deel [16] gelegen naast het opwikkellichaam [5] en een daaraan aansluitend ballonvormig deel [17] met een draaduitvoerorgaan [18]. Met [19] is een stoporgaan aangeduid dat de van het opwikkellichaam afgetrokken draad [20] op het juiste moment blokkeert.

Het is duidelijk dat bij verschillende diameters van het opwikkellichaam [5], bijvoorbeeld gerealiseerd met een konstruktie volgens het Japanse octrooi nr. 43377/91, de ruimte tussen dat lichaam en het deel [16] varieert.

Ter plaatse van het stoporgaan [19] is dit een groot bezwaar omdat dan, zoals hierboven reeds vermeld, de van het opwikkellichaam [5]afgetrokken draad daar gemakkelijk een te grote "knik" krijgt, waardoor de hierbovengenoemde bezwaren zouden kunnen optreden.

Aan dit bezwaar wordt volgens de uitvinding tegemoet gekomen door de opvangcilinder [16] en het stoporgaan te verplaatsen in een richting ongeveer loodrecht op de as van het opwikkellichaam [5], zoals met de pijl [21] aangeduid.

Men kan zodoende de ruimte tussen het lichaam [5] en het deel [16] ter plaatse van het stoporgaan [19] steeds ongeveer gelijk houden.

Weliswaar wordt aan de tegenover het stoporgaan gelegen zijde de ruimte tussen het lichaam [5] ende opvangcilinder [16] groter of kleiner, maar daar is dit niet storend omdat daar geen stoporgaan aanwezig is.

Hoewel het mogelijk is het stoporgaan [19] en de opvangcilinder [16] onafhankelijk van elkaar te verplaatsen verdient het de voorkeur, ter vereenvoudiging van de konstruktie en de instelling, het stoporgaan [19] en de opvangcilinder [16] vast met elkaar te verbinden.

In figuur 1 is met [13] en [14] nog een positioneerorgaan aangeduid, zoals beschreven in de ter visie gelegde Nederlandse octrooi-aanvraag nr. 920 1436. (Ter visie gelegd op 1 maart 1994). Dit orgaan vormt echter geen essentieel deel van de onderhavige uitvinding.

In figuur 2 is met 25 een schijfvormig orgaan aangeduid dat ongeveer loodrecht staat op de as van het opwikkellichaam en daarmee verbonden is. Het stoporgaan [19] komt hierbij in aktie in de ruimte tussen de opvangcilinder of de ballonvormige verlenging [17] daarvan en de schijf [25]. Daardoor wordt een nog vloeiender verloop van de draad [20] verkregen.

De schijf [25] eventueel verbonden zijn aan de opvangcilinder [16] en het stoporgaan [19].

In figuur 2 zijn met dezelfde verwijzingscijfers delen aangeduid welke overeenkomen met de betreffende delen in figuur 1.

Het stoporgaan [19] is bij voorkeur penvormig en zodanig gevormd en geplaatst dat het in de stoppositie in een uitsparing in het randgedeelte van de schijf [25] valt.

De schijf [25] wordt bij voorkeur tezamen verschoven met de opvangcilinder [16] en stoporgaan [19].

Claims (7)

1. Voorafwikkelinrichting voor toepassing bij een spoelloos weefgetouw, in het bijzonder werkend met een inslagdraad-injecteur, met een centrale, in een huis gelegen as, waarbij de draad van een voorraadklos afgenomen wordt en door relatieve rotatie van de centrale as en een opwikkellichaam, op dat lichaam in naast elkaar liggende, al dan niet van elkaar gescheiden wikkelingen opgewikkeld wordt, welk opwikkellichaam, in een vlak loodrecht op de centrale as een instelbare variabele diameter heeft en gelegen is binnen een omgevende opvangcilinder voor de van het opwikkellichaam aflopende draad en waarbij een stoporgaan aanwezig is dat zodanig is gevormd en geplaatst dat het, op het moment waarop de draadafloop vanaf het opwikkellichaam gestopt moet worden, binnen de opvangcilinder in aktie kan komen, met het kenmerk, dat de opvangcilinder en het stoporgaan verplaatsbaar zijn in een vlak praktisch loodrecht op de hartlijn van het opwikkellichaam.

2. Voorafwikkelinrichting volgens konklusie 1, met het kenmerk, dat het stoporgaan en de opvangcilinder vast met elkaar zijn verbonden.

3. Voorafwikkelinrichting volgens konklusie 1 of 2, met het kenmerk, dat zich binnen de^opvangcilinder, stroomafwaarts t.o.v. het opwikkellichaam, een schijf-of ringvormig, praktisch loodrecht op de hartlijn van het opwikkellichaam staand, orgaan bevindt met een diameter kleiner dan de diameter van de opvangcilinder en tenminste gelijk aan de grootste instelbare diameter van het opwikkellichaam.

4. Voorafwikkelinrichting volgens konklusie 3, met het kenmerk dat het schijf- of ringvormige orgaan tezamen met de opvangcilinder en het stoporgaan verplaatsbaar is.

5. Voorafwikkelinrichting volgens 3 of 4, met het kenmerk dat het stoporgaan in aktie kan komen in de ruimte tussen de opvangcilinder en het schijf- of ringvormige orgaan en deze ruimte plaatselijk kan afsluiten.

6. Voorafwikkelinrichting volgens konklusie 3, 4 of 5/ met het kenmerk, dat het stoporgaan penvormig is en in de stoppositie in een uitsparing in het randgedeelte van het verplaatsbare schijf- of ringvormige orgaan valt.

7. Weefgetouw voorzien van een voorafwikkelinrichting volgens konklusie 1, 2, 3, 4, 5 of 6.