NL9301990A - Bodembedekkingselement, werkwijze voor de vervaardiging daarvan en werkwijze voor de vervaardiging van een vorm toe te passen bij de vervaardigingswerkwijze. - Google Patents

Description

Bodembedekkingselement, werkwijze voor de vervaardigingdaarvan en werkwijze voor de vervaardiging van een vorm toete passen bij de vervaardigingswerkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een bodembedekkingsele¬ment, bestaande uit een aantal deelelementen met tussendergelijke deelelementen verbindingen.

Een dergelijk bodembedekkingselement is bekend uit hetEuropese octrooischrift EP-B-0 004 364. Dit bekende elementbestaat uit deelelementen, met daar tussen starre verbin¬dingselementen, alsmede een netwerk van dunne draden, datin de bodem van de deelelementen is aangebracht en dezeonderling verbindt.

De starre verbindingselementen zorgen voor voldoende ver¬band tussen de deelelementen om grotere uit een aantaldeelelementen bestaande elementen te kunnen leggen, hetgeenbij voorkeur machinaal gebeurt. De verbinding tussen dedeelelementen kan vervolgens door trillen verbroken worden,waarbij ook het netwerk ter plaatse van deze verbindings¬elementen wordt doorgesneden.

Dit bekende bodembedekkingselement heeft evenwel voor veletoepassingen een aantal nadelen. Een eerste daarvan is, datde hantering van een dergelijk in principe stijf elementzonder daartoe geschikte machines, zoals bijvoorbeeld bijhet aar.leggen van tuinen en parken veelal het geval is,moeilijk is, vooral omdat de verschillende deelelementengelijkmatig op de ondergrond moeten steunen. Een verdernadeel is, dat de elementen betrekkelijk moeilijk aanpas¬baar zijn aan bepaalde ontwerpen van de gewenste bodembe-dekking, temeer omdat de verbindingen niet gemakkelijk metde hand verbroken worden. Wanneer men bijvoorbeeld eenhalve cirkel vóór een boom wil leggen en daarbij bij eendikkere boom een binnenste rij deelelementen kan missen, ishet een moeizaam werk deze deelelementen stuk voor stuk afte breken en los te maken. Ook kan zich het geval voordoen, dat een oppervlak bekleed moet worden en dat het daarbijgewenst is verschillende elementen, door aan de rand afwis¬selend deelelementen te verwijderen, in elkaar te latengrijpen. De belangrijkste moeilijkheid bij het in tuinenverwerken van de boven geschetste bodembedekkingselementenbestaat evenwel daarin, dat het zeer moeilijk is hen aaneen min of meer golvend profiel van de bodem aan te passen.

De uitvinding beoogt deze moeilijkheden op te heffen endaarbij in een bodembedekkingselement te voorzien, datgemakkelijk gelegd kan worden, betere aanpassingsmogelijk-heden geeft aan verschillende gewenste te bedekken opper¬vlakken en aanmerkelijk geschikter is voor een min of meergolvend terrein.

De bovengenoemde doeleinden worden bereikt door er in tevoorzien, dat de verbindingen flexibel zijn.

Bij voorkeur bestaan daarbij de verbindingen uit één ofmeer flexibele koorden of draden van niet voor rot vatbarestof. Geschikte stoffen zijn in dit verband vooral kunst¬stof, die nagenoeg steeds rot bestendig zijn en in ver¬schillende mate elastisch zijn en betrekkelijk hoge trek¬sterkte kunnen hebben, zonder dat slijtage of vermoeid-heidsbreuken te verwachten zijn.

Het is bij toepassing van de uitvinding niet van wezenlijkbelang op welke hoogte de verbindingen liggen. Om evenweleen voldoende buigbaarheid in twee richtingen, dus bijwijze van spreken naar boven en naar beneden te verkrijgen,verdient het de voorkeur, dat de flexibele verbindingen op2/3 tot 1/3 van de hoogte, gemeten vanaf de benedenzijdevan de deelelementen, zijn aangebracht.

In het algemeen kan een voldoende flexibiliteit gecombi¬neerd worden met een voldoende vormbestendigheid van deelementen door er in te voorzien, dat de verbindingentussen de zijvlakken van de deelelementen een lengtehebben van 0,5 - 2 cm.

Verbindingen in de vorm van koorden of draden worden bijvoorkeur ingebed in het materiaal, waaruit de deelelementenbestaan, dat daarna wordt uitgehard.

Een belangrijke toepassing van de uitvinding bestaat uithet zo natuurgetrouw mogelijk imiteren van natuursteen.

Niet alleen kan daarbij van echte stukken natuursteen,zoals basalt, een afgietsel worden gemaakt met dezelfdevorm en de typische breuk- en reliëf-eigenschappen van denatuursteen, maar ook de kleur kan worden geïmiteerd doorhet uit te harden materiaal te kleuren. Die zijn in hetalgemeen zeer kleurbestendig en hoewel het resultaat nietvolledig de kleur van de natuursteen toont, is de benade¬ring toch wel echt verrassend.

Bij de uitvinding kunnen de deelelementen plaveiselelemen-ten zijn, maar het is ook mogelijk hen als palissade ofdergelijke bij het bekleden van schuine of verticale wandente gebruiken of zelfs hen rechtop te zetten om op die wijzebijvoorbeeld een bloembak te vormen. In de laatste gevallenzullen de deelelementen de vorm van rechte of gebogenpaaltjes kunnen hebben.

Bij de vervaardiging van de elementen volgens de uitvindingis het gunstig gebleken een en ander volgens conclusie 9uit te voeren. Verrassend is daarbij, dat in het algemeenhet niet moeilijk is de spleten af te schermen met lossekapjes, maar in het bijzonder dat bij gebruik van eenelastisch vormmateriaa1 het mogelijk is de koorden in despleten te drukken en bij het verwijderen van het gegotenbodembedekkingselement dit eenvoudig in de richting van despleten uit de vorm te trekken.

Tenslotte omvat de uitvinding ook een werkwijze voor hetvervaardigen van een vorm voor toepassing van de bovengeschetste werkwijze, die daarin bestaat dat van een aantalvoorbeeldelementen in de gewenste onderlinge rangschikkingeen elastische vorm wordt gemaakt, dat van die vorm eenafgietsel wordt gemaakt van een uithardend materiaal, dat dit afgietsel aan de voetzijde wordt bijgewerkt tot eengewenst beneden oppervlak van het afgietsel is verkregen endat van dit bijgewerkte afgietsel een eindvorm wordt gego¬ten, waarbij op de gewenste plaatsen spleten in de wandenvan de eindvorm worden aangebracht, die geschikt zijnflexibele koorden of draden op te nemen. Het is bij toepas¬sing van deze werkwijze mogelijk van het bijgewerkte af¬gietsel een aantal eindvormen te gieten, die uiteraard ookonder de onderhavige uitvinding vallen.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan dehand van de tekening, waarin: fig. 1 schematisch een bovenaanzicht van een deel vanelement volgens de uitvinding toont; fig. 2 een bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm vande uitvinding toont; fig. 3 schematisch een verticale doorsnede van een elementop een glooiend terrein toont; fig. 4 een bovenaanzicht van een uitvoeringsvorm toont;fig. 5 een doorsnede over de lijn V-V van fig. 4 is;fig. 6 een vooraanzicht van fig. 4 is; fig. 7 een aanzicht van een aantal elementen volgens fig. 4toont in een praktische toepassing;fig. 8 een andere uitvoeringsvorm toont; enfig. 9a t/m 9d vier verschillende fasen van de vervaardi¬ging van een vorm voor het gieten van een element volgensde uitvinding tonen.

In fig. 1 zijn een aantal willekeurig dan wel regelmatiggevormde deelelementen 1 door middel van koorden 2 in deene richting en koorden 3 in een loodrecht daarop gerichterichting met elkaar verbonden. De koorden zijn soepel enstaan kleine verschuivingen in een horizontaal vlak, kleinehoeken in een horizontaal vlak en hoeken in een verticaalvlak toe.

Fig. 2 toont een uitvoeringsvorm, die bij voorkeur geschiktis om een bodembedekkingselement voor een boom te leggen.

Bij een betrekkelijk dunne boom gebruikt men de drie rijen4,5 en 6, maar bij een dikkere boom laat men rij 4 weg enhet is zelfs mogelijk ook alleen de rij 6 te leggen.

In de verticale doorsnede, die in fig. 3 getoond is zijn deelementen 1 door met 3 aangeduide koorden met elkaar ver¬bonden. Dit geeft de mogelijkheid van het volgen van glooi¬ingen in het terrein, hetgeen vooral bij tuinaanleg eenzeer belangrijk voordeel is.

Fig, 4 t/m 8 tonen een uitvoeringsvorm, waarin de deelele-menten in principe uit paaltjes bestaan. Er zijn zeshoekigepaaltjes, die min of meer met de vorm van basalt overeen¬stemmen in bovenaanzicht getekend in fig. 4 en in doorsnedeover de lijn V-V in fig. 5. Deze paaltjes hebben een vlakkeonderzijde 8 en aan de bovenzijde een afschuining 9 met eenbovenvlak 10. Deze paaltjes kunnen bijvoorbeeld op driehoogten met een koord 11,12,13 met elkaar zijn verbonden,zoals ook in het aanzicht van fig. 6 zichtbaar is.

Uiteraard behoeven dergelijke paaltjes geen zeshoekigedoorsnede te hebben, maar kunnen zij ook elliptisch ofcirkelvormig zijn, dan wel ruitvormig enzovoorts.

In fig. 7 is een uitvoeringsvorm getekend, waarin uitpaaltjes samengestelde elementen volgens de uitvindingworden gebruikt om een aarden wand van oplopende hoogte afte schermen. Links in fig. 7 is er een betrekkelijk lagehoogte, die door kleine paaltjes van het element 14 wordtafgeschermd; dan is er een oplopende hoogte met een elementmet oplopende paaltjes 15 en tenslotte een element metbetrekkelijk gladde paaltjes van gelijk blijvende hoogte16.

In fig. 8 is een bovenaanzicht getekend van een met depaaltjes volgens de uitvinding vervaardigde bloembak ofdergelijke. Gebleken is, dat op deze wijze gevormde bloem¬bakken, wanneer daarin aarde is gedaan geen uitlekken vanaarde geven en bijgevolg zeer bevredigende bloembakken geacht kunnen worden.

In fig. 9a t/m 9d zijn de opeenvolgende stappen weergegevenom een vorm te verkrijgen die geschikt is voor het gietenvan elementen, waarvan de vorm aan de zichtzijde volledigovereenstemt met die van daartoe uitgekozen voorbeelden.

Fig. 9a toont een dergelijk voorbeeld 17, bijvoorbeeld vannatuursteen. Met 18 is een vorm aangegeven, die daarop isaangebracht en bijvoorbeeld van elastisch, opspuitbaarmateriaal bestaat.

In fig. 9b is de vorm 18 omgekeerd en is daarin een kunste¬lement 19 gegoten. Wanneer dit element uit de vorm isgenomen wordt daaraan eventueel een voetstuk 20 aange¬bracht, waarmede de bovenzijde van 19 een gewenste hoogteboven het grondvlak 21 van het toevoegsel 20 verkrijgt.

Over een aantal naast elkaar geplaatste elementen 19,20wordt een vorm 22 gespoten, zoals fig. 9d toont. Nadat dezevorm van deze voorbeelden verwijderd is kan zij als vormvoor elementen volgens de uitvinding worden gebruikt, nadatin de vorm inkepingen 23 zijn aangebracht, op de bodemwaarvan een koord 3 gelegd wordt, alvorens de verschillendeholten van de vorm worden vol gegoten. Wanneer dit gebeurdis en het ingegoten materiaal uitgehard, kunnen de ver¬schillende elementen verwijderd worden door uitneming in derichting van de spleten 23.

Gebleken is, dat bij een elastisch materiaal een dergelijkespleet 22 uit een eenvoudige insnijding kan bestaan en,omdat deze insnijding zich bij de benedenzijde van het tevormen element bevindt, zijn eventuele onregelmatighedenbij deze insnijding van geen enkel belang. Hetgeen nietwegneemt dat deze onregelmatigheden weggewerkt kunnenworden door een insnijding af te dekken, terwijl bovendienbij een geschikte keuze van het elastische materiaal nauwe¬lijks oneffenheden ter plaatste van de insnijding optreden.

Claims (10)

1. Bodembedekkingselement, bestaande uit een aantal deel-elementen met tussen dergelijke deelelementen verbindingen,met het kenmerk, dat de verbindingen flexibel zijn.

2. Bodembedekkingselement volgens conclusie 1, met hetkenmerk, dat de verbindingen uit één of meer flexibelekoorden of draden van niet voor rot vatbare stof bestaan.

3. Bodembedekkingselement volgens conclusie 1 of 2, met hetkenmerk, dat de flexibele verbindingen op 2/3 tot 1/3 vande hoogte, gemeten vanaf de benedenzijde van de deelelemen¬ten, zijn aangebracht.

4. Bodembedekkingselement volgens één of meer van de voor¬afgaande conclusies, met het kenmerk, dat de vrije lengtevan de verbindingen tussen de zijvlakken van de deelelemen¬ten 0,5 - 2 cm bedraagt.

5. Bodembedekkingselement volgens conclusie 2 en mogelij¬kerwijs conclusie 3 en/of 4, met het kenmerk, dat de koor¬den of draden in een uitgehard materiaal, zoals beton ofkunststof, zijn ingebed.

6. Bodembedekkingselement volgens één of meer van de voor¬afgaande conclusies, met het kenmerk, dat het uitgehardemateriaal is gekleurd.

7. Bodembedekkingselement volgens één of meer van de voor¬afgaande conclusies, met het kenmerk, dat de deelelementenplaveiselelementen zijn.

8. Bodembedekkingselement volgens één of meer van de con¬clusies 1-6, met het kenmerk, dat de deelelementen de vormvan rechte of gebogen paaltjes hebben.

9. Werkwijze voor het vervaardigen van een bodembedekkings¬element volgens één of meer van de conclusies 1-8, met het kenmerk, dat een hardhaar materiaal in een vorm wordtgegoten met holten, die met de gewenste deelelementen inonderlinge rangschikking overeenstemmen en tussen de holtenwanden, waarbij op de gewenste hoogten flexibele koorden ofdraden door de holten en spleten in de wanden zijn gevoerd,dat het hardhaar materiaal althans gedeeltelijk wordtuitgehard en dat daarna het geheel uit de vorm wordt ge¬haald door een relatieve beweging tussen vorm en element inde richting van de genoemde spleten.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van een vorm voortoepassing van de werkwijze volgens conclusie 9, met hetkenmerk, dat van een aantal voorbeeldelementen in de ge¬wenste onderlinge rangschikking een elastische vorm wordtgemaakt, dat van die vorm een afgietsel wordt gemaakt vaneen uithardend materiaal, dat dit afgietsel aan de voetzij-de wordt bijgewerkt tot een gewenst beneden oppervlak vanhet afgietsel is verkregen en dat van dit bijgewerkteafgietsel een eindvorm wordt gegoten, waarbij op de gewens¬te plaatsen spleten in de wanden van de eindvorm wordenaangebracht, die geschikt zijn flexibele koorden of dradenop te nemen.