NL9301009A - Werkwijze voor het verbinden van op elkaar liggende wapeningsstaven, alsmede inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Werkwijze voor het verbinden van op elkaar liggende wapeningsstaven, alsmede inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het verbinden van cp elkaar liggende wapeningsstaven, waarbij vanaf één zijde een gebogen binddraadstuk over de op elkaar liggende staven wordt geplaatst en de staven vervolgens op elkaar worden vastgetrrikken door aan de tegenoverliggende zijde een vervorming van de vrije einden van het gebogen draadstuk te bewerkstelligen.

Sedert de introductie van gewapend beton wordt een dergelijke werkwijze algemeen toegepast voor het verbinden van cp elkaar liggende (in dezelfde richting verlopende, dan wel elkaar kruisende) staven in wapeningsnetwerken van gewapende-betonccaistructies.

Gebruikelijke benamingen voor deze nog steeds als handwerk uitgevoerde werkwijze zijn "ijzervledhten" en "betoπvlechten,,. Volgens de tot nu toe gangbare 'Vlechttechniék" wordt door de betonvlechter het beginstuk van een tot een voorraadrol gewikkelde binddraad lusvormig rond cp elkaar liggende staven geslagen, waarna het korte lusbeen en het doorlopende (nog met de draadvoorraad verbonden) lusbeen met behulp van een "vlechttang" ineen worden gedraaid. Tenslotte wordt het aldus rond de staven samengetrbkken draadstuk met behulp van dezelfde tang van de voorraadrol losgeknipt.

Het gaat hierbij in de regel cm grote aantallen verbindingen, die door de betonvlechter cp de bouwplaats in een ongemakkelijke, gebukte hcoding moeten worden gemaakt en waarvoor een specifieke vaardigheid vereist is.

Het enige tot nu toe voorgestelde alternatief is het verbinden van de wapeningsstaven door puntlassen. Deze alternatieve werkwijze wordt met name toegepast bij fabriekmatig samengestelde wapeningsnetwerken en vooral bij wapeningsmatten. Voor het "vlechten" cp de bouwplaats is deze verbindingsmethode echter moeilijk uitvoerbaar.

De uitvinding nu beoogt een werkwijze te verschaffen die vooral aan de met het vlechten cp de bouwplaats verbonden bezwaren tegemoet kont.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door het binddraadstuk in de vorm van een voorgevormde, uit een sterk en stug metaal bestaande kram aan te brengen en de krambenen daarbij te leiden in leidgroeven aan de binnenzijde van de benen en het lijf van een aan de tegenoverliggende zijde ever de op elkaar liggende staven geplaatst, in hoofdzaak U-vormig vormstuk, een en ander zodanig, dat de einden van de kranibenen in het lijf gedeelte van het vonnstuk langs elkaar over de van het lijfgedeelte van de kram afgèkeerde staaf worden geleid.

Bij de door de uitvinding voorgestelde werkwijze heeft de traditionele vlechttang dus plaatsgemaakt voor een eenvoudiger te hanteren vonnstuk, terwijl de einden van de draadlusbenen niet meer in elkaar worden gedraaid doch langs elkaar kernen te lopen en rond de van het lijfgedeelte van de kram afgekeerde staaf geklemd komen te liggen.

De werkwijze volgens de uitvinding vertoont gelijkenis met de wijze van verbinden van vellen papier met behulp van de alom bekende "nietmachine". Een essentieel verschil is dat het bij de traditionele nietmachine gaat om vlak cp elkaar liggende dunne buigzame materiaal-vellen en dat de vrije beeneinden van de niet daarbij in het vlak van de niet worden ongekruld in plaats van, zoals bij de werkwijze volgens de'uitvinding, langs elkaar heen worden geleid.

De uitvinding beoogt voorts een praktische inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze te verschaffen.

De door de uitvinding voorgestelde inrichting wordt gekenmerkt door een in hoofdzaak U-vormig vonnstuk en een aan de zijde van de opening daarvan gelegen houderdeel met een cpneemkamer voor kram-vormige binddraad, waarbij vormstuk en houderdeel ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een geopende, het van opzij opnemen van twee op elkaar liggende staven in de ruimte tussen de benen van het vormstuk toelatende stand en een gesloten stand, waarin de epgenemen staven rondom opgesloten liggen, waarbij het houderdeel een stempel-element bevat dat door de cpneemkamer heen in de richting van het lijf van het U-vormige vormstuk beweegbaar is om de kram - met de benen daarvan naar voren gericht - vanuit de cpneemkamer in de ruimte van het vormstuk rond het zich daarin bevindende paar staven te drukken, en waarbij aan de binnenzijde van de benen en het lijf van het vormstuk leidgroeven aanwezig zijn, die de einden van de kranibenen in het lijfgedeelte van het vormstuk langs elkaar heen leiden.

In een praktische uitvoeringsvorm is het U-vormige vormstuk volgens zijn middenlangsas gedeeld, waarbij het ene deel vast met het houderdeel is verbonden en het andere deel om een dwarsas uitzwerik-baar ten opzichte van het eerste deel is gemonteerd.

In de uitgezwenkte positie van het tweede deel van het vormstuk is dit vormstuk aan de zijde van het lijf daarvan epen en kan de inrichting dus eenvoudig over de beide te verbinden staven worden geplaatst, waarna het beweegbare deel van het vormstuk wordt gesloten en de inrichting gereed is voor het maken van de gewenste verbinding.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Fig. 1 is een aanzicht in perspectief, waarin het principe van de werkwijze en van de inrichting volgens de uitvinding wordt geïllustreerd; fig. 2 is een zijaanzicht van een praktische uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding; fig. 3 is een aanzicht gezien van rechts in fig. 2; fig. 4 is een aanzicht volgens de lijn IV-IV in fig. 2 en 3 en fig. 5 is een doorsnede volgens de lijn V-V in fig. 2.

In fig. 1 zijn met streep-puntlijnen W twee elkaar kruisende en cp elkaar liggende wapeningsstaven aangegeven. Met 1 is een in hoofdzaak U-vormig vormstuk of matrijsdeel aangeduid, waarvan de benen 2 van benedenaf door twee overstaande hoeken tussen de elkaar kruisende wapeningsstaven heen naar boven reiken. De benen 2 gaan volgens een cirkelboog in het lijf 3 van de U over en zijn aan de randen 2a afgeschuind. De naar elkaar toegekeerde flanken van de benen 2 zijn voorzien van leidgroeven 4. Deze leidgroeven zetten zich voort in het lijf 3 en buigen daarbij tegelijkertijd ten opzichte van het vlak van de ü af naar cpzij. De in het lijf 3 aanwezige leidgroefdelen 4a lopen daardoor cp een afstand langs elkaar heen.

De in doorsnede bijvoorbeeld half-cirkelvormige leidgroeven 4, 4a dienen voor het geleiden van de benen KL van een in hoofdzaak U-vormige kram K. Deze kram wordt, met zijn vrije teeneinden naar beneden gericht, van boven af met behulp van een cp het lijf K2 van de kram K aangrijpend stempelelement 5 van bovenaf (zie pijl) in de ruimte tussen de benen 2 van het vormstuk 1 gedrukt. In de laatste fase van de neerwaartse slag van het stempelelement 5 buigen de kram-benen KL, terwijl zij door de leidgroefdelen 4a bewegen, geleidelijk naar binnen en buigen zij daarbij tegelijkertijd zijdelings ten opzichte van het vlak van de kram K uiteen. Tenslotte kcmt de aldus vervormde kram K met het lijf K2 cp de bovenste van de beide cp elkaar liggende staven W aangedrukt te liggen terwijl de cmgebogen einddelen van de benen KL van de kram K aan weerszijden van het kruispunt om de onderste van de beide staven aangedrukt komen te zitten.

In de praktische uitvoering volgens fig. 2-5 is het U-vormige vormstuk 1 volgens het middenlooc3vlak van de U gedeeld en bestaat het vormstuk derhalve uit twee J-vormige helften of bekken 6 en 7. Deze békken 6, 7 zijn cm een in het middenloodvlak van de U, op een afstand boven het lijf van de ü gelegen as 8 scharnierend met elkaar verbonden. Hierdoor kunnen de békken 6, 7 ten opzichte van elkaar bewegen tussen een gesleten, met de positie van het U-vormige vormstuk 1 in fig. 1 corresponderende stand en een geopende stand, waarin het vormstuk 1 met geopende békken van bovenaf cm een tweetal op elkaar liggende wapeningsstaven W kan worden aangebracht. In de gesloten stand grijpen de beide békken met een centreerholte en een daarmede corresponderend centreer-uittréksel 9 respectievelijk 9a in elkaar.

De bék 6 is een vaste bék, in die zin, dat deze bék aan zijn boveneinde doorloopt en vastzit aan de onderste eindwand 11 van een met 10 aangegeven pneumatische bedieningscilinder, waarvan de bovenste eindwand 12 vastzit aan een draagstang 13 met handgreep 14.

Met 15 is een kramvoorraad-magazijn aangegeven, voorzien van beven- en benedenwanden 16, zijwanden 17 en een eindwand 18, die eveneens vastzit aan de cilinder-eindwand 11. De eindwand 18 draagt voorts de schamieras 8, waaromheen de tweede bék 7 door middel van een zijdelings enigszins versprongen liggende arm 19 draaibaar is gemonteerd.

De persluchtaansluiting voor het bedienen van de zuiger 20 is niet nader weergegeven. De persluchttoevoer kan bijvoorbeeld worden bestuurd door middel van een cp of nabij de handgreep 14 aangebracht stuurventiel met bedieningsknop.

De tegen de werking van een drukveer 21 in beweegbare zuiger 20 is bij 22 scharnierend verbanden met het stempelelement 5, dat met zijn benedeneinde door een sleuf 23 in de onderste cilinder-eindwand 11 heen tot in een kamer aan het einde van het magazijn 15 reikt. Deze kamer, waarvan de dwarsdoorsnedeafmefcingen overeenkomen met die van de doorlaatsleuf 23 in de cilinder-eindwand 11, wordt begrensd door de eindwand 18 en de zijwanden 17 van het magazijn en heeft aan de onderzijde een met de doorlaatsleuf 23 in de cilinder-eindwand 10 corresponderende doorgangsspleef 24 naar de ruimte tussen de benen (békken) van het U-vormige vormstuk 1.

Voor het openen en sluiten van de békken 6 en 7 is in het weergegeven voorbeeld een bedieningselement 25 van het Bowden-kabeltype toegepast. Van deze bedieningskabel is de stationaire mantel 26 bij 27 en 28 aan de draagstang 13 respectievelijk de bovenste cilinder eind- wand 12 bevestigd, terwijl de kemkabel 29 enerzijds bij 30 aangrijpt qp een bij 31 scharnierend aan de handgreep 14 gemonteerde knijp-hefbocm 32 en anderzijds bij 33 aangrijpt cp het vrije einde van de arm 19, waaraan de beweegbare bek. 7 vastzit. Normaal, d.w.z. bij niet toegeknepen krdjphefbocm 32, wordt de bek: 7 onder invloed van de met 34 aangegeven drukveer in zijn geopende stand gehouden. In deze geopende stand kan de inrichting dus over een paar cp elkaar liggende, met elkaar te verbinden wapeningsstaven heen worden aangebracht. Vervolgens kunnen de bekken 6, 7 en daarmede het U-vormige vormstuk 1 rond de met elkaar te verbinden wapeningsstaven worden gesloten door het toeknijpen van de knijphefbocm 32. Terwijl de zuiger 20 zich daarbij nog in zijn bovenste stand bevindt, is het stempelelement 5, dat met zijn benedeneinde cp het lijf van de zich in de kamer bevindende voorste kram van de magazijnvoorraad aanligt, gereed cm een werkzame slag uit te voeren. Terwijl de knijphefbocm 32 toegeknepen wordt gehouden en het vormstuk daarmede gesloten wordt gehouden wordt de zuiger 20 en daarmede het stempelelement 5 door het toevoeren van perslucht naar beneden bewogen. Daarbij wordt de kram K cp de bovenbeschreven wijze door de kamer aan het einde van het magazijn heen tot in de ruimte tussen de benen van het U-vormige vormstuk 1 geperst, waarbij de krambenen op de hierboven reeds beschreven wijze worden vervormd tot een de beide wapeningsstaven cp elkaar bevestigende binddraad.

Bij onderbreken van de persluchttoevoer keert de zuiger 20 en daarmede het stempelelement 5 naar zijn bovenste uitgangspositie terug en kan onder druk van de magazijnveer 35 een volgende, aan het voorste einde van de magazijnvoorraad gelegen kram in de kamer worden gedrukt.

Het loslaten van de knijphefbocm doet de bekken 6, 7 openen, waarna de inrichting weer van de staven kan worden afgelicht cm naar een volgende bindplaats te worden overgebracht.

cp het in het bovenstaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld zijn uiteraard verschillende varianten mogelijk wat betreft de middelen voor het bedienen van het stenpelelement en het openen en sluiten van de bekken van het vormstuk.

Claims (9)

1. Werkwijze voor het verbinden van cp elkaar liggende wapenings-staven, waarbij vanaf één zijde een gebogen birddraadstuk over de cp elkaar liggende staven wordt geplaatst en de staven vervolgens cp elkaar worden vastgetrokken door aan de tegenoverliggende zijde een vervorming van de vrije einden van het gebogen draadstuk te bewerkstelligen, met het kenmerk, dat het binddraadstuk in de vorm van een voorgevormde, uit een sterk en stug metaal bestaande kram wordt aangebracht en de kraambenen daarbij worden geleid in leidgroeven aan de binnenzijde van de benen en het lijf van een aan de tegenoverliggende zijde over de cp elkaar liggende staven geplaatst, in hoofdzaak U-vormig vormstuk, een en ander zodanig, dat de einden van de krambenen in het lijfgedeelte van het vormstuk langs elkaar over de van het lijf gedeelte van de kram afgekeerde staaf worden geleid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, gekenmerkt door een in hoofdzaak U-vormig vormstuk en een aan de zijde van de opening daarvan gelegen houderdeel met een cpneemkamer voor kramvormige binddraad, waarbij vormstuk en houderdeel ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een geopende, het van cpzij cpnemen van twee cp elkaar liggende staven in de ruimte tussen de benen van het vormstuk toelatende stand en een gesloten stand, waarin de cpgenomen staven rondom opgesloten liggen, waarbij het houderdeel een stempelelement bevat dat door de cpneemkamer heen in de richting van het lijf van het U-vormige vormstuk beweegbaar is om de kram - met de benen daarvan naar voren gericht - vanuit de cpneemkamer in de ruimte van het vormstuk rond het zich daarin bevindende paar staven te drukken, en waarbij aan de binnenzijde van de benen en het lijf van het vormstuk leidgroeven aanwezig zijn, die de einden van de krambenen in het lijfgedeelte van het vormstuk langs elkaar heen leiden.

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het U- vormige vormstuk volgens zijn middenloodvlak is gedeeld, waarbij het ene deel vast met het houderdeel is verbonden en het andere deel cm een dwarsas uitzwehkbaar ten opzichte van het eerste deel is gemonteerd.

4. Inrichting volgens conclusies 2-3, met het kenmerk, dat het houderdeel met cpneemkamer wordt gevormd door het einde van een kramvoorraad-magazijn.

5. Inrichting volgens conclusies 2-4, met het kenmerk, dat het stenpelelement de zuigerstang vormt van een met een drukmedium werkende bedieningscilinder.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het stempelelement via een doorlaatsleuf in de cilindereindwand in de kamer van het houderdeel en vanuit deze kamer via een tweede doorlaatsleuf in de ruimte tussen de benen van het vormstuk beweegbaar is.

7. Inrichting volgens conclusies 3 en 6, met het kenmerk, dat het (de) beweegbare deel (bék) van het vormstuk door middel van een zijdelings versprongen arm cm een door de eindwand van bet houderdeel gedragen as draaibaar is gemonteerd.

8. Inrichting volgens conclusies 3-7, met ket kenmerk, dat de beide delen of bekken van het vormstuk vanuit de normaal geopende stand door middel van een bedieningselement van het Bcwdenkabeltype sluitbaar zijn.

9. Inrichting volgens conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de bedieningscilinder met zijn van het houderdeel en het vormstuk afgekeerde eindwand vastzit aan een draagstang met handgreep.