NL9300900A - Houder-dekselsamenstel. - Google Patents

Description

Houder-Dekselsamenstel

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houder-dekselsamenstel, waarbij de houder omvat een rand bij de mond daarvan, waartegen een afdichtingspakking steunt die ligt in een rand van het deksel, die naar boven toe convex gebogen is, terwijl zowel de houder als het deksel voorzien zijn van complementaire in elkaar grijpende vasthoudmiddelen voor het verkrijgen van een sluiting, omvattende in de houder op afstand van de rand liggend een hoekvormig kanaal, en omvattend in het deksel op afstand van de bovenrand daarvan langs de omtrek gelegen verscheidene uitsteeksels, waarbij de buitenwand van het deksel zich in hoofdzaak evenwijdig aan de binnenwand van de houder uitstrekt.

Een dergelijk houder-dekselsamenstel is bekend uit de Franse octrooipublicatie 2.580.258. Daarbij is de monding van het vat taps uitlopend uitgevoerd. Het deksel heeft een overeenkomstige vorm. Dit betekent dat bij het inbrengen van het deksel de buitenwand van het deksel pas nabij het punt van aangrijpen in contact komt met de binnenwand van het vat. Na het vergrendelen ligt de buitenwand van het deksel volledig aan tegen de binnenwand van het vat. Dit betekent dat indien op de buitenwand van het vat een stootkracht uitgeoefend wordt op een plaats liggende tussen de vasthoudmiddelen en de bovenrand deze stoot direkt overgebracht wordt naar het aangrenzende deel van het deksel. Daardoor is bijzonder weinig weerstand aanwezig bij het vallen en voldoet een dergelijk vat niet meer aan de eisen die thans in valproeven gesteld worden. Bovendien bestaat als nadeel dat dit vat afwijkt van de standaard doordat de monding taps uitlopend is uitgevoerd.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding deze nadelen te vermijden en in een houder-dekselsamenstel te voorzien dat deze nadelen niet heeft.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven houder-dekselsamenstel verwezenlijkt doordat de buitenwand van het deksel en de binnenwand van de houder in hoofdzaak cilindrisch zijn, dat de vasthoudmiddelen omvatten een op het hoekvormige kanaal aan de zijde van de rand van de houder aansluitend naar binnen gericht uitsteeksel en dat de diameter van de buitenwand van het deksel kleiner is dan de diameter van de binnenwand van de houder. Door de aanwezigheid van het naar binnen gerichte uitsteeksel in de wand van het vat ontstaat niet het probleem van het langs elkaar heen wrijven van de buitenwand van het deksel en de binnenwand van het vat bij het aanbrengen-van het deksel. Slechts bij het over elkaar bewegen van de vasthoudmiddelen van het vat resp. deksel moet een weerstand worden overwonnen. Bovendien is in de aangebrachte toestand tussen het uitsteeksel en de rand van het vat een afstand aanwezig tussen de binnenzijde van het vat en de buitenzijde van het deksel. Dit betekent dat indien op die plaats het vat een stootbelasting ondergaat, vervorming van het vat ter plaatse mogelijk is zonder dat deze vervorming zich doorzet naar het deksel waardoor het deksel zou kunnen losschieten.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding waarbij de rand van het vat is voorzien van een naar buiten gericht omgezet convex deel, wordt een verdere beveiliging tegen het doorwerken van stoten verkregen doordat de binnenbegrenzing van dit convexe deel op afstand ligt van de buitenwand van het vat. Bij stootbelasting zal eerst een deel door vervorming van het convexe deel worden opgenomen totdat dit de buitenwand van het vat raakt. Vervolgens zal op de hierboven aangegeven wijze eerst de wand van het vat vervormen in de ruimte aanwezig tussen deze wand en het deksel en pas dan zal het deksel beïnvloed worden. Door de aanwezigheid van het uitsteeksel in de wand van het vat zal bovendien het lossnappen bemoeilijkt worden.

Ter nadere uiteenzetting van de kenmerken van de uitvinding wordt hierna aan de hand van de tekening deze nader beschreven, in welke tekening bij wijze van voorbeeld een uitvoeringsvorm van het vat volgens de uitvinding is weergegeven.

Figuur 1 geeft een gedeeltelijk zijaanzicht weer van het vat en van het deksel welke met elkaar zijn gekoppeld, waarbij dit zijaanzicht een aanzicht is van een doorsnede via een vertikaal vlak dat loopt door de klemmende uitsteeksels van het vat en van het deksel.

Figuur 2 geeft eenzelfde aanzicht weer als in figuur 1, waarbij echter hierbij het verticale doorsnedevlak loopt door een ander gebied dat ligt tussen twee uitsteeksels van het deksel.

Figuren 3 en 4 geven twee doorsneden weer volgens de lijnen III-III, respectievelijk IV-IV; in figuren 1 en 2.

Figuur 5 geeft een bovenaanzicht weer van het bovengedeelte van het deksel.

Figuur 6 geeft een zijaanzicht weer van het deksel, met een deel daarvan in doorsnede.

Zoals kan worden gezien in de vermelde figuren bezitten het vat 1 en overeenkomstig deksel 2. welke beide een gebruikelijke vorm bezitten, een reeks nieuwe constructieeigenschappen voor w*t betreft de middelen waarmede deze beide met elkaar zijn gekoppeld.

In dit verband kan worden gezien dat het deksel 2 een convex gebogen rand 3 , bezit die eindigt in een uitwendige ring 4 , zodanig dat de concaviteit van deze rand geschikt is om een afdichtingspakking 5 te ontvangen die, bij het bevestigen van dit op het vat 1 steunt tegen en drukt op de convexe rand 6 daarvan, welke rand is verlengd met een uitwendige en divergerende verlenging 7 naar beneden toe, welke is gebogen en een onderste convex deel .8 vormt met een uitstekend deel 9 .

In de nabijheid van de rand van het vat 1 bezit deze een langs de omtrek lopende of ringvormige vervorming 10 die een buitenste hoekvormig uitsteeksel vormt, waarboven een klein ringvormig binnenste uitsteeksel 11 aanwezig is, zodat in de hoekvormige inspringing die het uitsteeksel 10 vormt een aantal hoekvormige en complementaire uitsteeksels worden geplaatst en worden opgesloten 12 die voor dit doel op onderling gelijke afstanden zijn aangebracht in het zijvlak van het deksel 2 .

De voordelen die worden verkregen met de beschreven constructie kunnen als volgt worden samengevat: 1. Tengevolge van de convexheid 3 van de rand van het deksel 2 wordt, bij het oplichten daarvan voor het openen van het vat, geen enkele vervorming van dit deksel verkregen, waardoor het deksel zo vaak als men wenst kan worden gebruikt terwijl toch steeds de afdichtende sluiting daarvan wordt verkregen, die niet wordt verkregen bij de gebruikelijke vaten waarbij het gebogen convexe gedeelte, waarvan wordt gesproken, in het algemeen recht en horizontaal is, hetgeen een vervorming bij het openen met zich meebrengt en tengevolge de onbruikbaarheid van dit deksel als het vat eenmaal is geopend.

2. Door het feit dat het deksel1 de hierboven vermelde gebogen convexe vorm 3 bezit, verkrijgt dit deksel 2 een veel grotere stijfheid welke het openen nog makkelijker maakt en bijdraagt tot het verhinderen van de vervorming daarvan tijdens een dergelijke opening.

3. Omdat het deksel een uitwendige ring 4. bezit is dit deksel moei 1 ijker te vervaardigen, in aanmerking genomen dat dit het afvoeren van de lucht bij het aanbrengen van de afdichting 5 in het concave gedeelte van de rand van de vermelde deksel 2 vergemakkelijkt.

4. Het meest uitstekende deel 9 van de rand van het vat steekt roet betrekking tot het verticale vlak veel meer uit dan de eigenlijke ring 4 of het meest naar buiten liggende deel van het deksel 2 . Dit houdt in dat bij het vallen van het deksel de slag in dit gebied in sterke mate plaats zal vinden op het reeds vermelde meest uitstekende deel 9 , waarbij dit deel werkt als schokbreker en beschermorgaan voor het deksel 2 , waardoor duidelijk zal zijn dat dit de niet gewilde opening daarvan zal verhinderen.

5. Tengevolge van de uitstekende delen of uitspringende hoeken 12 van het deksel 2 , die op afstand van elkaar liggen, worden bij het bevestigen daarvan op het vat 1 evenveel andere kamers 13 gevormd, die in het geval van een slag tegen het zijoppervlak van het vat als schokbreker zullen werken zodat het vat doorbuigt en niet gewilde opening van het deksel 2 niet zal plaatsvinden zoals wel gebeurt bij de gebruikelijke deksels waarbij de uitsteeksels 12 slechts in een aantal van een enkel ononderbroken uitsteeksel langs de gehele lengte van de omtrek voorkomt, waardoor niet het vormen van schokdempende kamers plaatsvindt.

Ook moet worden opgemerkt dat tengevolge van de scheiding tussen deze uitspringende hoeken 12 de opening gemakkelijker en dientengevolge het sluiten ook gemakkelijker zal plaatsvinden, in tegenstelling tot de stijfheid die de gebruikelijke deksels bezitten met het insluiten met het ononderbroken uitsteeksel in de hoekvormige inspringing van het vat 1 ,

Claims (2)

1. Houder-dekselsamenstel, waarbij de houder omvat een rand bij de mond daarvan, waartegen een afdichtingspakking steunt die ligt in een rand van het deksel, die naar boven toe convex gebogen is, terwijl zowel de houder als het deksel voorzien zijn van complementaire in elkaar grijpende vasthoudmiddelen voor het verkrijgen van een sluiting, omvattende in de houder op afstand van de rand liggend een hoekvormig kanaal, en omvattend in het deksel op afstand van de bovenrand daarvan langs de omtrek gelegen verscheidene uitsteeksels, waarbij de buitenwand van het deksel zich in hoofdzaak evenwijdig aan de binnenwand van de houder uitstrekt, met het kenmerk, dat de buitenwand van het deksel (2) en de binnenwand van de houder (1) in hoofdzaak cilindrisch zijn, dat de vasthoudmiddelen omvatten een op het hoekvormige kanaal (10) aan de zijde van de rand van de houder aansluitend naar binnen gericht uitsteeksel (11) en dat de diameter van de buitenwand van het deksel (11) kleiner is dan de diameter van de binnenwand van de houder,

2. Houder-dekselsamenstel volgens conclusie 1, waarbij de rand van de houder is voorzien van een naar buiten gericht omgezet convex deel, met het kenmerk, dat de binnenbegrenzing van dit convexe deel op afstand ligt van de wand van de houder.