NL9300768A

NL9300768A - Inrichting voor het omdraaien of omkeren van een voorwerp.

Info

Publication number: NL9300768A
Application number: NL9300768A
Authority: NL
Original assignee: G J Doeschot B V Maschf
Priority date: 1993-05-06
Filing date: 1993-05-06
Publication date: 1994-12-01

Description

Inrichting voor het ontdraaien of ontkeren van een voorwerp.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ontdraaien of ontkeren van een voorwerp of produkt, voor het gebruik in installaties waarin een bewerking op het voorwerp wordt uitgevoerd, waarbij het noodzakelijk is het voorwerp tussen twee bewerkingsstappen op een gecontroleerde wijze om te draaien of om te keren. Daarbij is te denken aan installaties voor de bewerking van bijvoorbeeld kazen. Het omgeven van kazen met een laag kaaswas bijvoorbeeld vindt thans plaats door de kazen in hun geheel te besproeien met paraffine, waarna de paraffine dient te stollen door de kaas enige tijd bloot te stellen aan de open lucht. Het kan geruime tijd duren, voordat de was is gestold, en de kaas aan een volgende bewerkingsstap kan worden onderworpen, daar het vanwege de volledige besproeiing met vloeibare paraffine niet mogelijk is de kaas op te nemen en bijvoorbeeld te dompelen in een koelbad. Dit wordt als bezwaarlijk ondervonden.

De uitvinding nu beoogt een in een installatie voor de bewerking van voorwerpen op te nemen draagvlak te verschaffen, met behulp waarvan een daarop geplaatst voorwerp op eenvoudige wijze kan worden omgedraaid. Dit biedt de mogelijkheid bijvoorbeeld een kaas gedeeltelijk onder te dompelen in een paraffinebad en vervolgens in een koelbad, waarna de kaas wordt geplaatst op het draagvlak, alwaar de kaas wordt omgedraaid en de bewerking op de nog niet behandelde zijde wordt herhaald.

De inrichting volgens de uitvinding vertoont het kenmerk, dat het draagvlak wordt gevormd door een langs een scharnier- of draaipunt met het gestel verbonden eerste oplegvlak en een langs een scharnier- of draaipunt met het gestel verbonden tweede oplegvlak, waarbij een van de scharnier- of draaipunten verzwenk-baar ten opzichte van het gestel is aangebracht, en waarbij de beide oplegvlakken elk onder een hoek zijn aangesloten op twee langs een scharnierpunt met elkaar verbonden steunvlakken, waarbij de oplegvlakken vanuit een rustpositie, waarin de oplegvlakken in een iioofdzakeli jk horizontaal vlak zijn gelegen, en de tussen deze oplegvlakken gelegen steunvlakken in een hoofdzakelijk verticaal vlak met hun vlakken tegen elkaar aan gevouwen zijn gelegen, langs hun gestel-scharnierpunten tot in een verplaatsingspositie ver-zwenkbaar zijn, waarin de beide steunvlakken tot in een vlak zijn opengevouwen, welk vlak vanaf zijn aansluitingspunt met het eerste oplegvlak tot zijn aansluitingspunt met het tweede oplegvlak een naar beneden hellend verloop heeft, zodanig, dat een in de rustpositie op het eerste oplegvlak geplaatst voorwerp in de verplaatsingspositie komt te steunen op de beide steunvlakken en het tweede oplegvlak, en na de terugkeer van de vlakken vanuit de verplaatsingpositie naar de rustpositie komt te steunen op het tweede oplegvlak.

Volgens een kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding, is de afstand tussen het scharnier- of draaipunt op het eerste oplegvlak en het aansluitingspunt van dit oplegvlak met het steunvlak kleiner dan de afstand tussen het scharnier- of draaipunt op het tweede oplegvlak en het aansluitingspunt van dit oplegvlak met het steunvlak.

Met de inrichting volgens de uitvinding is het mogelijk om voorwerpen op een eenvoudige wijze om te keren, alvorens de voorwerpen een volgende bewerkingsstap te doen ondergaan.

Volgens een verder kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding hebben de steunvlakken een gelijke afmeting.

Volgens een ander kenmerk van de inrichting volgens de uitvinding zijn middelen aanwezig met behulp waarvan de afmetingen van de steunvlakken en/of de oplegvlakken instelbaar zijn.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekening van een uitvoeringsvoorbeeld.

Figuur 1 toont een schematisch zijaanzicht van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de inrichting in de rustpositie is getoond.

Figuur 2 toont eenzelfde aanzicht, waarbij de inrichting in de verplaatsingspositie is getoond.

Figuur 3 toont eenzelfde aanzicht van de inrichting na terugkeer in de rustpositie.

Zoals in de figuren is te zien, wordt de inrichting gevormd door een draagvlak 1, dat is gevormd door een langs een scharnier- of draaipunt 2 met een gestel 3 verbonden eerste oplegvlak 4 en een langs een scharnier- of draaipunt 5 met het gestel 3 verbonden tweede oplegvlak 6. Een van de scharnier- of draaipunten 2, 5, bij dit uitvoeringsvoorbeeld het scharnierpunt 5, is verzwenkbaar ten opzichte van het gestel 3 aangebracht. De beide oplegvlakken 4, 6 zijn elk onder een hoek aangesloten op twee langs een scharnierpunt 7 met elkaar verbonden steunvlakken 8, 9.

De oplegvlakken 4, 6 kunnen vanuit de rustpositie, in figuur 1, waarin de oplegvlakken 4, 6 in een hoofdzakelijk horizontaal vlak zijn gelegen, en de tussen deze oplegvlakken gelegen steunvlakken 8, 9 in een hoofdzakelijk verticaal vlak met hun vlakken tegen elkaar aan gevouwen zijn gelegen, langs hun gestelscharnierpunten 2, 5 in de verplaatsingspositie van figuur 2 worden verzwenkt, waarin de beide steunvlakken 8, 9 tot in een vlak 10 zijn opengevouwen. Het vlak 10 heeft vanaf zijn aansluitingspunt 11 met het eerste oplegvlak 4 tot zijn aansluitingspunt 12 met het tweede oplegvlak 6 een naar beneden hellend verloop.

Zoals in figuur l is te zien, is in de rustpositie een voorwerp 13 op het eerste oplegvlak 4 geplaatst, waarbij het op dit eerste oplegvlak 4 steunt, in de verplaatsingspositie wordt het voorwerp 13 gekanteld, tijdens welke kanteling het ondersteund blijft door het steunvlak 8 en uiteindelijk komt te steunen op beide steunvlakken 8, 9 welke samen het vlak 10 vormen, en waarbij het verder steunt op het tweede oplegvlak 6.

Bij terugkeer in de rustpositie van figuur 3 wordt het voorwerp 13 wederom gekanteld onder verplaatsing naar het tweede oplegvlak 6, waarbij het voorwerp 180 graden is gedraaid.

Zoals in de figuren is te zien, zijn de afmetingen van de vlakken zodanig, dat het voorwerp tijdens de ver-plaatsingsbeweging aan meerdere zijden wordt ondersteund, zodat tijdens de beweging geen verschuiving van het voorwerp ten opzichte van de vlakken kan plaatsvinden. Op doelmatige wijze kunnen middelen aanwezig zijn met behulp waarvan de afmetingen van de steunvlakken en/of de oplegvlakken op de afmetingen van het voorwerp kunnen worden aangepast.

Claims

1. Inrichting voor het draaien of keren van een daarop geplaatst voorwerp, gevormd door een in een gestel opgenomen draagvlak, met het kenmerk, dat het draagvlak wordt gevormd door een langs een scharnier- of draaipunt met het gestel verbonden eerste oplegvlak en een langs een scharnier- of draaipunt met het gestel verbonden tweede oplegvlak, waarbij een van de scharnier- of draaipunten verzwenkbaar ten opzichte van het gestel is aangebracht, en waarbij de beide opleg-vlakken elk onder een hoek zijn aangesloten op twee langs een scharnierpunt met elkaar verbonden steun-vlakken, waarbij de oplegvlakken vanuit een rustpo-sitie, waarin de oplegvlakken in een hoofdzakelijk horizontaal vlak zijn gelegen, en de tussen deze oplegvlakken gelegen steunvlakken in een hoofdzakelijk verticaal vlak met hun vlakken tegen elkaar aan gevouwen zijn gelegen, langs hun gestelscharnierpunten in een verplaatsingspositie kunnen worden verzwenkt, waarin de beide steunvlakken tot in een vlak zijn opengevouwen, welk vlak vanaf zijn aansluitingspunt met het eerste oplegvlak tot zijn aansluitingspunt met het tweede oplegvlak een naar beneden hellend verloop heeft, zodanig, dat een in de rustpositie op het eerste oplegvlak geplaatst voorwerp in de verplaatsingspositie komt te steunen op de beide steunvlakken en het tweede oplegvlak, en na de terugkeer van de vlakken vanuit de verplaatsingpositie naar de rustpositie komt te steunen op het tweede oplegvlak.

2. Inrichting volgens conclusie l, met het kenmerk, dat de afstand tussen het scharnier- of draaipunt op het eerste oplegvlak en het aansluitingspunt van dit oplegvlak met het steunvlak kleiner is dan de afstand tussen het scharnier- of draaipunt op het tweede oplegvlak en het aansluitingspunt van dit oplegvlak met het steunvlak.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de steunvlakken een gelijke afmeting hebben.

4. Inrichting volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat middelen aanwezig zijn, met behulp waarvan de afmetingen van de steunvlakken en/of de oplegvlakken instelbaar zijn.