NL9300447A - Inrichting en werkwijze voor het op een glasplaat aanbrengen van een laag, en aldus verkregen glasplaat. - Google Patents

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET OP EEN GLASPLAAT AANBRENGEN VAN EEN LAAG, EN ALDUS VERKREGEN GLASPLAAT

De inrichting heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van aan ten minste één zijde licht geruwde, hoofdzakelijk vlakke glasplaten.

Dergelijke glasplaten zijn algemeen bekend in de vorm van glasplaten die toegepast worden in diaraampjes, en waarbij één zijde van de glasplaten geruwd is om het optreden van het Newton-effect tussen het binnenvlak van de glasplaat en de dia te voorkomen.

Dergelijk geruwd glas is overigens eveneens bekend in de vorm van niet-reflecterend glas, zoals veelal gebruikt wordt bij het inlijsten van afbeeldingen.

Geruwd glas is overigens ook bekend in de vorm van diverse soorten matglas.

Voor het vervaardigen van dergelijke glassoorten wordt volgens de stand van de techniek gebruik gemaakt van zuren die een etsende werking op het oppervlak van de glasplaat uitoefenen, en die aldus een ruwing van het oppervlak van de glasplaat veroorzaken.

Het zal duidelijk zijn dat voor het etsen van glas bijzonder sterke zuren noodzakelijk zijn die door hun agressiviteit tot grote problemen leiden; zij tasten zelfs glas aan, brengen gevaar voor de gezondheid met zich mee, en zij zijn uit milieu-oogpunt bijzonder ongewenst. Al deze factoren leiden tot een verhoging van de kostprijs van aldus bewerkt glas.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een werkwijze, waarbij bovengenoemde nadelen worden vermeden.

Dit doel wordt bereikt door een werkwijze die wordt gekenmerkt door het op een glasplaat aanbrengen van een niet met glas overeenkomend transparante laag die een licht geruwd oppervlak heeft.

Deze werkwijze leidt tot van ten minste één geruw- de zijde voorzien, hoofdzakelijk vlak glas dat gekenmerkt wordt door een aan ten minste één zijde van het glas aangebrachte laag van niet met glas overeenkomend transparant materiaal dat van een geruwd oppervlak is voorzien.

Een ander voordeel van aldus behandeld glas is dat het glas aan de behandelde zijde ongevoelig is voor de overigens bij glas optredende vergrauwing. In een zich over jaren uitstrekkend proces treden Na-atomen uit het glas, waardoor de transparantie vermindert en een grauwe sluier ontstaat. Door volgens de uitvinding een laag op het glas aan te brengen wordt dit proces aan de betreffende zijde tegengegaan.

Bij voorkeur wordt de laag in vloeibare vorm op het glas aangebracht, waarbij tijdens het uitharden de laag in contact is met een de betreffende ruwheid hebbende stempel.

Bij voorkeur vindt het contact met de geruwde stempel en het uitharden van de laag tegelijkertijd plaats. In plaats van het in vloeibare vorm op de glasplaat aanbrengen van een laag is het mogelijk de laag vanuit de gasvormige toestand op de dampen. Hierbij is het denkbaar dat de laag door het proces de gewenste ruwheid verkrijgt, doch het is evenzeer mogelijk dat door de wijze van opdampen het gewenste patroon verkregen wordt.

Het is verder ook mogelijk de laag in de vorm van een vaste stof, bijvoorbeeld een poeder, op te smelten, waarbij tijdens het smelt, en/of het daaropvolgende uit-hardingsproces een vorm met de gewenste ruwheid wordt gebruikt.

Overigens kan de laag ook in de vorm van een folie op de glasplaat worden aangebracht. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van aan één zijde geruwde folie die aan de andere zijde van een kleeflaag is voorzien. Natuurlijk kan ook een afzonderlijk aangebrachte lijm toegepast worden.

De folie kan echter ook los worden meegeleverd en pas bij het in zijn eindpositie brengen van het glas aan één zijde van het glas gepositioneerd worden. Deze losse folie moet dan aan beide zijden geruwd zijn.

Bij dia's bijvoorbeeld wordt de folie tussen de glanzende zijde van de dia en het glas geplaatst. Om Newton-ringen tussen dia en de folie te voorkomen moet de folie ook aan de diazijde geruwd zijn.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een inrichting voor het vervaardigen van glas dat aan ten minste één zijde van een laag van niet met glas overeenkomend transparant materiaal met een ruw oppervlak is voorzien, gekenmerkt door een inrichting voor het aanbrengen van een dunne laag van bij toevoer van warmte of bestraling uithardend materiaal, een stempel waarvan het oppervlak een ruwheid bezit die overeenkomt met de gewenste ruwheid van de transparante laag, middelen voor het ten minste gedurende een korte tijd in contact brengen van de stempel met de laag uithardend materiaal en ten minste een warmte- of stralingsbron.

Vervolgens zal de onderhavige uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een schematisch perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; en fig. 2: een schematisch perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

De in fig. 1 afgebeelde inrichting wordt gevormd door een onder frame 1 dat gevormd wordt door twee, zich parallel uitstrekkende liggers 2,3 die door middel van poten 4 op de grond rusten. De poten 4 zijn onderling verbonden door diverse verbindingen 5, zodat een stevig geheel ontstaat.

Voor het over het onder frame heen transporteren van de glazen platen zijn assen 6 aangebracht die zich uitstrekken tussen beide liggers 2,3. Op de assen 6 zijn rollen 7 aangebracht. De assen 6 omvatten eveneens tandwielen 8 die door middel van een ketting 9 worden aangedreven. De ketting 9 is gespannen om geleidewielen 10 die draaibaar aan de ligger 3 zijn bevestigd, en de ketting wordt aangedreven door een elektromotor 11 die in het onderframe bevestigd is. Aldus wordt een rollenbaan verkregen.

Op twee dwarsverbindingen 12,13 van het onderframe is het bovenframe 14 aangebracht. Dit bovenframe 14 wordt gevormd door vier, zich hoofdzakelijk vertikaal, doch iets schuin uitstrekkende stangen 15 die aan hun bovenzijde paarsgewijs verbonden zijn door lasplaten 16, en waarbij de lasplaten 16 verbonden zijn door een dwarsverbinding 17.

Beide lasplaten 16 zijn verbonden door een as 18. Aan de as 18 zijn scharnierbaar twee staven 19 verbonden die aan hun onderzijde een stempel 20 dragen.

Op een van de staven 19 is een tandwielkast 21 bevestigd die aangedreven wordt door een daarop bevestigde elektromotor 22, waarbij de tandwielkast een zich tussen beide staven 19 uitstrekkende as 23 aandrijft, waarop een tandwiel 24 bevestigd is. Het tandwiel 24 grijpt aan op een tandheugel 25 die aan één zijde scharnierbaar verbonden is met een op het bovenframe bevestigd hulpframe 26.

De stempel 20 omvat aan zijn onderzijde een stempelglas-plaat 27 die door middel van een in de stempel opgenomen vacuüminrichting tegen de stempel 20 aan wordt gedrukt. Hierbij wordt opgemerkt dat de onderzijde van de stempel de vorm heeft van een segment van een cilindermantel, waarvan de straal zo groot is, dat deze gevolgd kan worden door een glasplaat zonder gevaar voor breuk van de glasplaat.

Het is mogelijk in plaats van de glasplaat een metalen, bijvoorbeeld verchroomde plaat met de vereiste ruwheid toe te passen, of gebruik te maken van een plaat van kunststof of keramiek materiaal met de vereiste eigenschappen.

De glasplaat is aan zijn onderzijde overigens voorzien van een geruwd oppervlak, met een mate van ruwheid die overeenkomt met de gewenste ruwheid van de te behandelen glasplaat 29. Bovendien is de stempelglasplaat 27 bewerkt met een laag die het losmaken van de stempel-glasplaat 27 van de uitgeharde laag 30 bevordert.

Verder is een inrichting 28 aangebracht voor het op te bewerken glasplaten 29 aanbrengen van een laag 30 van visceus uithardbaar materiaal. Deze inrichting omvat een reeks rollen 30, waarboven een trechter 31 geplaatst is, waarin een rol 32 draaibaar is aangebracht. Verder omvat de inrichting een rakel 33 voor het op de rol 32 verdelen van de uit te harden massa. De rol 32 draagt deze massa over naar een daaronder geplaatste rol 34 die de massa 30 aanbrengt op de glasplaat 29.

Het is echter eveneens mogelijk door middel van andere processen een laag op het glas aan te brengen, bijvoorbeeld door verspuiten of verstuiven of door middel van zeefdruk. Het verspuiten brengt het gebruik van oplosmiddelen met zich mee, hetgeen uit milieu-oogpunt echter minder gewenst is.

De opbrenginrichting 28 is door middel van een transportband 35 verbonden met de door de rollen 7 gevormde rollenbaan.

In het onderframe is onder de rollenbaan een belichtingsinrichting 36 aangebracht die gevormd wordt door een lichtbak 37, waarbinnen een aantal UV-lampen is aangebracht. Aan de bovenzijde is de lichtbak 37 afgesloten door een beweegbare sluiter 38. In plaats van UV-lampen kan ook gebruik gemaakt worden van flitslampen die UV-licht in hun spectrum hebben. Door een dergelijke flitslamp regelmatig te laten flitsen, waarbij de frequentie afhangt van de maat van het belichte oppervlak in de bewegingsrichting en van de snelheid, is een regelmatige belichting bereikbaar.

Verder is in het onderframe een subframe 39 aangebracht, waarin rollen 40 draaibaar zijn gelagerd.

Het subframe omvat verder twee losmaakelementen 41, waarvan de werking nader zal worden beschreven. Het subframe 39 is aan de in de stroomafwaarts gelegen zijde naar boven beweegbaar door middel van een hefinrichting 42. Verder omvat de inrichting een aantal positionerings-en detectie-organen, waarvan de plaatsing en de werking binnen het bereik van een vakman liggen, in het bijzonder na lezing van hiernavolgende.

Gereinigde glasplaten 29 worden via de rollen 7 toegevoerd, waarbij zij door de opbrenginrichting 28 voorzien worden van een laag uithardbaar materiaal. Dit materiaal wordt gevormd door een mengsel van kunstharsen of andere kunststoffen, voorzien van de nodige toevoegingen om een op glas goed hechtende laag te verkrijgen die voldoende duurzaam is. Om tot een goede hechting van de laag op de glasplaat te komen moet de glasplaat niet alleen goed gereinigd zijn, maar ook aan een de hechting bevorderende oppervlaktelaag zijn onderworpen.

Het materiaal bevindt zich in een trechter 31 en wordt aldaar door middel van een rakel 33 gelijkmatig verdeeld over het oppervlak van een rol 32. De rol 32 draagt dit over op de rol 34 die het materiaal in een uniforme laag 30 van visceus, uithardbaar materiaal aanbrengt op de glasplaat.

Hierbij beweegt de glasplaat 29 zoveel mogelijk eenparig. Daarna wordt de van een laag voorziene glasplaat door middel van de transportinrichting 35 naar de door de rollen 7 gevormde rollenbaan getransporteerd.

Op de rollenbaan 7 bevindt zich een in de tekening niet weergegeven detectie- en positioneerinrichting, waardoor de beweging van de glasplaat 29 gestopt wordt bij de in fig. 1 weergegeven positie. Overigens bevindt de stempel 20 zich eveneens in de aldaar weergegeven positie.

Vervolgens zal het subframe 39 door middel van de hefin-richting 42 naar boven worden bewogen, waardoor de glasplaat 29 aan zijn in de bewegingsrichting voorste rand in contact gebracht wordt met de op de stempel 20 aangebrachte stempelglasplaat 27. Deze stempelglasplaat zal de op de glasplaat 29 aanwezige laag 30 juist raken en deze licht indrukken.

Hierbij is het van groot belang dat de glasplaat 29 met grote kracht tegen de stempelglasplaat 27 aan wordt gedrukt om te voorkomen dat eventueel aanwezige luchtbellen worden ingesloten. Dergelijke luchtbellen leiden bij het uithardingsproces tot niet-uitgeharde plaatsen in de laag, waardoor vervuiling van de stempelglasplaat 27 op kan treden en de kwaliteit van de resulterende laag verslechtert. Het insluiten van lucht wordt bevorderd door stofdeeltjes, zodat het evenzeer van belang is de stempelglasplaat 27 zo schoon mogelijk te houden.

Vervolgens wordt de sluiter 38 geopend, waarbij tevens door middel van de elektromotor 22 de stempel 20 wordt aangedreven, en aldus de glasplaat 29 zich voortbeweegt. Hierbij vindt tegelijkertijd belichting en uithar-ding van de uithardbare laag 30 plaats, waarbij deze in contact is met het geruwde oppervlak van de stempelglasplaat 27, zodat het de ruwheid veroorzakende oppervlakte-patroon van de stempelglasplaat overgenomen wordt door de uithardende laag 30. Dit proces wordt voortgezet, waarbij aldus de gehele glasplaat wordt bewogen. Hierbij zal de glasplaat 29 licht gebogen worden.

Vervolgens passeert de glasplaat 29 beide losmaak-organen 41, waardoor de glasplaat 29 losgemaakt wordt van de stempelglasplaat 27. Het is namelijk mogelijk dat een lichte vorm van hechting ontstaat tussen de laag 30 op de glasplaat 29 en de stempelglasplaat 27. Door de losmaakor-ganen wordt de glasplaat 29 als het ware van de stempelglasplaat 27 "afgepeld", waardoor deze in de andere richting gebogen wordt en weer op de rollenbaan terechtkomt en verder wordt afgevoerd. Om dit proces op de juiste wijze te doen plaatsvinden, is de glasplaat 29 breder dan de glasplaat 27. Het is ook mogelijk bij glasplaten van gelijke breedte de glasplaat 29 iets in de breedte verschoven ten opzichte van de stempelglasplaat 27 aan te brengen, of een glasplaat 29 te kiezen die een andere maat heeft dan de stempelglasplaat 27. Van belang is dat de glasplaat 29 aan de voorzijde gemakkelijker aangrijpbaar is.

Volgens een andere uitvoeringsvorm wordt gebruik gemaakt van zuignappen die van onder af naar boven bewegen tot tegen de glasplaat 29 aan, zich aan de glasplaat 29 vasthechten en deze van de stempelglasplaat 27 af trekken.

Na het voltooien van deze handeling wordt de sluiter 38 gesloten, en beweegt de stempel 20 weer naar zijn oorspronkelijke positie toe voor ontvangst van de volgende glasplaat. Hierbij wordt de terugkerende stempelglasplaat 27 gereinigd om het insluiten van stofdeeltjes en de bijbehorende nadelen te voorkomen. Bovendien wordt een nieuw laagje van een het lossend vermogen van de glasplaat vergrotende materiaal aangebracht.

Het zal duidelijk zijn dat diverse variaties op de constructie van deze inrichting kunnen worden aangebracht.

In fig. 2 is een andere uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding getoond. De in fig. 2 afgeheelde inrichting omvat een zeefdrukinrich-ting 43 die gevormd wordt door een tafel 44 en een daarboven aanwezig, in hoofdzakelijk vertikale richting beweegbaar zeefdrukraam 45, aan de bovenzijde waarvan een rakel 46 in hoofdzakelijk horizontale richting beweegbaar is.

Na de tafel 44 volgt een transportband 47, waarna een aantal rollen 48 volgen. Tussen twee rollen 48 is een laserbelichtingsinrichting 49 aangebracht. Precies boven de laserbelichtingsinrichting 49 is een profielrol 50 aangebracht, waarvan de ruwheid overeenkomt met de gewenste ruwheid van de te bewerken glasplaat.

Vervolgens zal de werking van deze inrichting worden beschreven.

Te bewerken glasplaten 29 worden op de tafel 44 geplaatst, waarna het zeefdrukraam 45 op de tafel geplaatst wordt.

Vervolgens wordt door middel van de rakel 46 een hoeveelheid van de uit te harden massa 30 op de te bewerken glasplaat 29 aangebracht, waarna deze door middel van de transportband 47 naar de reeks rollen 48 wordt toegevoerd.

Wanneer de glasplaat op de reeks rollen 48 is aangeland, wordt de laserbelichtingsinrichting 49 ingeschakeld, waarbij de glasplaat 29 in contact is met de profielrol 50. Aldus vindt uitharding van de uithardbare massa 30 plaats door de laserlichtbron 49, terwijl de massa in contact is met de profielrol 50.

Hierbij zij opgemerkt dat door het toepassen van een profielrol 50, waarvan de straal aanzienlijk kleiner is dan de straal van de stempel 20 bij de voorgaande uitvoeringsvorm de profielrol 50 slechts over een zeer kort traject in aanraking is met de uit te harden massa, zodat gedurende een zeer kort traject uitharding moet plaatsvinden. Dit betekent dat de uithardende lichtbron een hoge intensiteit moet hebben, zodat het toepassen van een laserlichtbron hier grote voordelen biedt.

Het zal eveneens duidelijk zijn dat de diverse componenten van beide uitvoeringsvormen met elkaar gecombineerd kunnen worden. Zo is het mogelijk de eerste uitvoeringsvorm te combineren met een zeefdrukinrichting.

Claims (19)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van aan ten minste één zijde licht geruwde, hoofdzakelijk vlakke glasplaten, gekenmerkt door het op een glasplaat aanbrengen van een niet met glas overeenkomend transparante laag die een licht geruwd oppervlak heeft.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laag in vloeibare vorm op het glas wordt aangebracht, en dat tijdens het uitharden de laag in contact is van een de betreffende ruwheid hebbende stempel.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tegelijkertijd de laag aan een de laag uithardend proces onderworpen wordt en in contact gebracht wordt met de geruwde plaat.

4. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laag transparant materiaal door opdampen op de glazen plaat wordt aangebracht.

5. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de laag transparant materiaal door een folie wordt gevormd.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de folie door middel van een klevende laag op het glas wordt aangebracht.

7. Van ten minste één geruwde zijde voorzien, hoofdzakelijk vlak glas, gekenmerkt door een aan ten minste één zijde van het glas aangebrachte laag van niet met glas overeenkomend transparant materiaal, dat van een geruwd oppervlak voorzien is.

8. Glas volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ruwheid van de laag zodanig is dat het glas bij toepassing in houders voor transparanten het tussen glas en transparant optredende Newton-effect tegengaat.

9. Glas volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de ruwheid van de laag zodanig is, dat lichtreflectie wordt tegengegaan.

10. Glas volgens conclusie 7, 8 of 9, met het Kenmerk, dat de laag door een losse folie gevormd wordt die aan twee zijden geruwd is.

11. Inrichting voor het vervaardigen van glas dat aan ten minste één zijde van een laag van niet met glas overeenkomend transparant materiaal met een ruw oppervlak is voorzien, gekenmerkt door een inrichting voor het aanbrengen van een dunne laag van bij toevoer van warmte of bestraling uithardend materiaal, een stempel waarvan het oppervlak een ruwheid bezit die overeenkomt met de gewenste ruwheid van de transparante laag, middelen voor het ten minste gedurende een korte tijd in contact brengen van het stempel met de laag uithardend materiaal en ten minste een warmte- of stralingsbron.

12. Inrichting volgens conclusie 11, gekenmerkt door een transportinrichting voor het in hoofdzakelijk horizontale richting doen voortbewegen van de te bewerken glasplaten, waarbij het stempel gevormd is volgens ten minste een segment van een cilinder waarvan de as zich loodrecht op de transportrichting uitstrekt, en een inrichting voor het tot in contact met het stempeloppervlak brengen van de glasplaat, waarbij de warmte- of stralingsbron zodanig geplaatst is, dat deze het glas bestraalt wanneer dit in contact is met het stempel, en waarbij in de transportrichting gezien aan de voor- en achterzijde van de stralingsbron organen zijn aangebracht voor het opvangen van de door het stempel uitgeoefende druk.

13. Inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat het stempel de vorm heeft van een cilinderseg-ment, waarvan de straal de grootteorde heeft van de bovenlengte van het stempel.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het stempel door een glazen plaat gevormd wordt.

15. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat het stempel door een metalen plaat gevormd wordt.

16. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het stempel door een houder gevormd wordt, waarvan het manteloppervlak bekleed is met zool van flexibel materiaal en dat in de houder vacüummiddelen zijn aangebracht voor het tegen de zool aandringen van de plaat.

17. Inrichting volgens conclusie 14 of 15, met het kenmerk, dat het stempel door een houder gevormd wordt die van middelen is voorzien voor het op de houder vastklemmen van de plaat.

18. Inrichting volgens een van de conclusies 13, 14 of 15, gekenmerkt door een losmaakinrichting voor het aan de stroomafwaartse zijde van het stempel losmaken van de bewerkte plaat.

19. Inrichting volgens een van de conclusies 12-16, met het kenmerk, dat de op de glasplaat tijdens de belichting uitgeoefende druk zo groot is, dat deze mede door de stempel in de bewegingsrichting wordt aangedreven.