NL9300199A - Droger met verkorte heropstart. - Google Patents

Description

DROSER MET VERKORTE HEROPSTART

De uitvinding heeft betrekking op een droger voor bedrukte banen, omvattende een huis, waar de bedrukte banen doorheen worden gevoerd, middelen voor het steunen van de baan, een toevoerorgaan voor het aan het huis toevoeren van verwarmd gas, en een afvoerorgaan voor het uit het huis afvoeren van gas.

Dergelijke drogers zijn algemeen bekend, onder meer uit de Nederlandse octrooiaanvrage nummer 8902825.

Om verschillende redenen kan het drukproces, waarin de droger een rol speelt, tijdelijk moeten worden onderbroken. Tijdens een dergelijke onderbreking komt de bedrukte baan tot stilstand en worden veelal in de droger aanwezige deuren geopend, zodat het temperatuurniveau in de droger verlaagd wordt, en het gevaar van kwaliteitsverlies van de bedrukte baan wordt vermeden. Verbrossing van de baan is een kwaliteitsverlies dat breuk van de baan kan veroorzaken.

Als gevolg van deze temperatuurverlaging duurt het bij het herstarten van het drukproces enige tijd, voordat een stabiele eindtemperatuur bereikt is. Bij de brander volgens de bovengenoemde literatuurplaats wordt een snelle opstart verkregen door overcapaciteit van de brander, hiermee wordt echter kwaliteitsverlaging van de baan niet vermeden.

Tijdens dit herstartproces loopt de veelal door papier gevormde baan reeds, omdat deze anders eveneens sterk in kwaliteit zou verminderen, waardoor tijdens het opstartproces uitval wordt geproduceerd. Deze uitval vormt een aanzienlijke kostenpost. In het algemeen geldt bij het produceren van drukwerk dat de papierkosten het grootste gedeelte van de totale kosten bedragen, waarbij met een opstartprocesduur van circa 20 seconden en een - gebruikelijke - snelheid van 10 m/s een lengte van 200 m papier als uitval verloren gaat.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een dergelijke droger, waarbij de opstartprocedure aanzienlijk korter is, en aldus tijdens het herstarten een geringere hoeveelheid papier verloren gaat.

Dit doel wordt bereikt door middelen voor het tijdens stilstand van de baan zoveel mogelijk handhaven van de bedrijfstemperatuur.

Door het handhaven van de bedrijfstemperatuur behoeft bij de opstartprocedure nauwelijks temperatuurver-hoging plaats te vinden, zodat de opstartprocedure snel verloopt.

Volgens een eerste voorkeursuitvoeringsvorm zijn de middelen voor het tijdens stilstand handhaven van de bedrijfstemperatuur ingericht voor het tijdens stilstand van de baan zoveel mogelijk in de ruimte binnen het huis gelijkmatig houden van de heersende temperatuur. Hierdoor wordt lokale oververhitting van de baan en aldus kwaliteitsvermindering ervan voorkomen.

Volgens een tweede voorkeursuitvoeringsvorm zijn het toevoerorgaan en het afvoerorgaan aan tegenoverliggende zijden van het huis aangebracht, en is een inschakelba-re recirculatie-inrichting aangebracht voor het tijdens stilstand van de droger naar het toevoerorgaan recirculer-en van het van het afvoerorgaan afkomstige gas.

Door deze maatregelen wordt voorkomen dat verwarmd gas naar buiten wordt afgevoerd, zodat een sterke temperatuurverlaging wordt voorkomen, terwijl tevens door de optredende recirculatie een gelijkmatige temperatuurverde-ling wordt gerealiseerd.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een schema van een eerste uitvoeringsvorm van een droger volgens de uitvinding; fig. 2: een schema van een tweede uitvoeringsvorm van een droger volgens de uitvinding; fig. 3: een schema van een derde uitvoeringsvorm van een droger volgens de uitvinding; en fig. 4: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch deelaanzicht van een droger volgens de uitvinding.

Bij de in fig. 1 afgeheelde uitvoeringsvorm is de droger 1 schematisch door een blok weergegeven. Door de droger wordt een te drogen baan 2 gevoerd. Verder omvat de droger een uitwendig aangebrachte brander 3 die door middel van een kanaal 4 met toevoeropening 5 van verwarmde lucht voorziet. Verder is de brander 3 voorzien van een toevoerkanaal 6 voor aanvoer van verbrandingslucht. De droger 1 is verder voorzien van een afvoeropening 7 voor afvoer van lucht uit de droger 1. Deze afvoeropening 7 mondt uit in een afvoerkanaal 8. Verder is een recircula-tiekanaal 9 aangebracht dat zich uitstrekt van de ene zijde van het huis naar de andere zijde. In het recircula-tiekanaal bevindt zich een ventilator 10.

In het afvoerkanaal 8 is een klep 11 aangebracht. Tijdens het normale bedrijf van deze droger is de brander 3 ingeschakeld, en worden de van de brander 3 afkomstige verbrandingsgassen toegevoerd aan de droger 1. Aan de andere zijde van de droger 1 worden de met de verdampte oliën en oplosmiddelen verzadigde dampen afgenomen en afgevoerd via het afvoerkanaal 8. Hierbij vindt geen recirculatie door het recirculatiekanaal 9 plaats.

Tijdens stilstand van de droger is eveneens de brander 3 ingeschakeld, maar op een veel kleiner vermogen; hetgeen slechts groot genoeg is om de temperatuur binnen de droger te handhaven op het gewenste niveau. De van de brander 3 afkomstige gassen worden via het toevoerkanaal 4 toegevoerd aan de toevoeropening 5, waar zij in de droger 1 terechtkomen. De gassen worden voor een deel afgevoerd via afvoeropening 7 en afvoerkanaal 8; het debiet wordt mede bepaald door de klep 11.

De warme gassen van de droger worden gerecircu-leerd, doordat door middel van een ventilator 10 gassen aan de droger worden onttrokken via het recirculatiekanaal 9, en die gassen weer op een andere plaats aan de droger worden toegevoerd. Door deze recirculatie ontstaat een gelijkmatige temperatuursverdeling binnen de droger 1, zodat lokale extreme verhitting en daarmee ontbranden van de baan of het verbrossen daarvan wordt voorkomen. Aldus is het mogelijk het algehele temperatuurniveau binnen de droger op de bedrijfstemperatuur te handhaven.

De in fig. 2 afgeheelde uitvoeringsvorm wijkt af van de in fig. 1 afgebeelde uitvoeringsvorm door de configuratie van de kanalen. De werking is echter geheel identiek. Klep 11 is hier een driewegklep.

De in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvorm wijkt slechts af van de in fig. 1 en 2 afgebeelde uitvoeringsvorm door het feit dat de brander 3 zich binnen de eigenlijke droger 1 bevindt. Overigens zijn bij deze uitvoeringsvorm overeenkomstige onderdelen door overeenkomstige referentiecijfers aangegeven. De werking van de in fig. 3 afgebeelde inrichting komt geheel overeen met de werking van de in fig. 1 en 2 afgebeelde inrichting.

Ten slotte toont fig. 4 een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een dergelijke inrichting. Een dergelijke inrichting omvat een huis 12, waarbinnen twee lagen spuitmonden 13 zijn aangebracht, en waarbinnen voor het handhaven van een circulatie binnen afzonderlijke eenheden binnen de droger ventilatoren zijn aangebracht. Overigens is een dergelijke droger, waarin echter de uitvinding niet is toegepast, meer in extenso beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage nummer 8902825, waarnaar wordt verwezen. Verder is in het huis van de droger een brander 3 aangebracht, terwijl in de ruimte, waar de brander 3 aanwezig is de recirculatiekanaal 9 uitmondt. De andere zijde van het recirculatiekanaal 9 is verbonden met een klephuis 14, waarin een driewegklep 11 is aangebracht. Verder is in deze tekening het afvoerkanaal 8 voor af te voeren gas weergegeven.

Claims (11)

1. Droger voor bedrukte banen, omvattende een huis, waar de bedrukte banen doorheen worden gevoerd, middelen voor het steunen van de baan, een toevoerorgaan voor het aan het huis toevoeren van verwarmd gas, en een afvoerorgaan voor het uit het huis afvoeren van gas, gekenmerkt door middelen voor het tijdens stilstand van de baan zoveel mogelijk handhaven van de bedrijfstemperatuur.

2. Droger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de middelen voor het tijdens stilstand handhaven van de bedrijfstemperatuur ingericht zijn voor het tijdens stilstand van de baan zoveel mogelijk in de ruimte binnen het huis gelijkmatig houden van de heersende temperatuur.

3. Droger volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat een inschakelbare recirculatie-inrichting is aangebracht voor het tijdens stilstand van de droger recirculeren van het binnen het huis aanwezige gas.

4. Droger volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de recirculatie-inrichting gevormd wordt door een van de ene zijde naar de tegenoverliggende zijde van het huis leidende pijp.

5. Droger volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het toevoerorgaan en het afvoerorgaan zodanig geplaatst zijn dat de stroomrichting van de gassen tijdens normaal bedrijf gelijk is aan de bewegingsrichting van de baan.

6. Droger volgens een van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het toevoerorgaan verbonden is met een brander.

7. Droger volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de brander in het huis geplaatst is.

8. Droger volgens een van de conclusies 3-7, met het kenmerk, dat de recirculatie-inrichting gevormd wordt door een van het afvoerorgaan naar het toevoerorgaan leidende pijp die van tenminste één klep voorzien is.

9. Droger volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de klep gevormd wordt door een bij de uitgang geplaatste driewegklep.

10. Droger volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de brander verbonden is met een luchttoevoerleiding, waarin een klep is aangebracht, welke klep tijdens stilstand van de droger gedeeltelijk geopend is om lucht aan de brander toe te voeren.

11. Droger volgens een van de conclusies 4-9, met het kenmerk, dat in de pijp een ventilator is aangebracht.