NL9300042A - Inrichting voor het oprollen van een een aantal lagen folie omvattende baan. - Google Patents

Description

INRICHTING VOOR HET OPROLLEN VAN EEN EEN AANTAL LAGEN FOLIE OMVATTENDE BAAN

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oprollen van een een aantal lagen folie omvattende baan.

Een dergelijke inrichting wordt bij voorkeur toegepast voor het oprollen van een foliebaan die samengesteld is uit een aantal langs hun langsranden aanéén gelaste smallere foliebanen. FVC-folies worden bijvoorbeeld met een standaard breedte van twee meter geleverd. Om bredere folies te verkrijgen worden een aantal van deze banen van twee meter aanéén gelast. Bij de vervaardiging worden de twee meter brede banen boven elkaar toegevoerd en de nabij elkaar liggende zijranden worden om en om gelast, zodat de samengestelde baan in doorsnede in feite zig-zag gevouwen is. Het is bekend om de aldus gevormde samengestelde baan direct op te rollen, zodat een rol verkregen wordt met een breedte overeenkomend met de breedte van een van de samenstellende banen, dat wil zeggen in het genoemde voorbeeld met een breedte van twee meter. De resulterende rol is lastig te hanteren, aangezien deze niet stijf opgerold kan zijn, doordat het samengestelde materiaal zelf al stug en lastig te hanteren is en bovendien doordat ter plaatse van de lassen de baan een grotere dikte heeft dan daar tussen in.

De uitvinding beoogt nu een inrichting te verschaffen voor het oprollen van een een aantal lagen folie omvattende baan, waarmee een goed hanteerbare rol kan worden gevormd.

Met de inrichting zoals gekenmerkt in conclusie 1 wordt dit doel bereikt. Door de toepassing van de vouwgelei-dingsorganen is het gebleken mogelijk te zijn om het stugge en onhandelbare materiaal op betrouwbare wijze samen te vouwen en vervolgens stijf op te rollen. Aldus wordt met de inrichting volgens de uitvinding een rol verkregen die voldoende stijf is en zodanige afmetingen heeft dat deze goed te hanteren is.

Hierbij wordt opgemerkt dat in het bijzonder bij de toepassing van de inrichting voor het oprollen van een baan die op de eerder beschreven wijze samengesteld is uit een aantal lagen PVC-foliemateriaal, ook bij wisselende temperaturen een betrouwbare werking wordt verkregen. De soepelheid van PVC foliemateriaal is sterk afhankelijk van de temperatuur, zodat bij hoge omgevingstemperaturen en materiaal zeer lastig te verwerken is omdat dit te slap is, en bij lage temperaturen dit zeer lastig te verwerken is omdat het te stijf en stug is.

Met de inrichting volgens de uitvinding wordt toch bij deze extreme toestanden een goede werking bereikt.

Een gunstige uitvoering wordt gekenmerkt in conclusie 2.

De samengestelde baan wordt daarbij over de breedte van het plaatvormige element ondersteund.

Een gunstige verdere ontwikkeling wordt gekenmerkt in conclusie 3. Door deze maatregel wordt de samengevouwen baan glad gestreken en aangedrukt, zodat deze in een goede toestand wordt gebracht om in de oprolinrichting opgerold te worden.

Door toepassing van de voorkeursmaatregel van conclusie 4 wordt bereikt, dat het samengestelde baanmateri-aal zonder dat daar al te grote krachten op uitgeoefend moeten worden, op de vouwgeleidingsorganen wordt bewogen. Zeker wanneer het materiaal door relatief hoge temperaturen zacht is, is deze maatregel voor een goede werking van de inrichting zeer gunstig.

Voor het betrouwbaar omvouwen van de zijranddelen van de baan wordt bij voorkeur de maatregel van conclusie 5 toegepast. De zijranddelen hebben de neiging in de V-vormige geleidingssteun naar beneden te glijden, zodat deze goed vlak onder tegen het middendeel van de baan gevouwen kunnen worden.

Een gunstige uitvoering van de omvouwmiddelen wordt gekenmerkt in conclusie 6. De transportorganen zorgen ervoor dat de omgevouwen randdelen strak om de vouwgeleidingsorga-nen worden getrokken.

De uitvinding zal verder worden toegelicht in de volgende beschrijving aan de hand van de in de figuren getoonde uitvoeringsvoorbeelden.

Pig. 1 is een sterk schematisch overzicht van een produktieproces waarbij de inrichting volgens de uitvinding wordt toegepast.

Pig. 2 toont een doorsnede van de baan volgens pijl II-II in fig. 1.

Fig. 3 toont een enigszins geschematiseerd perspec-tisch aanzicht met weggenomen delen van een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont een met fig. 3 overeenkomend aanzicht van een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 1 toont schematisch hoe van een aantal banen 2 enkelvoudige folie een rol 10 van een een aantal lagen folie omvattende baan wordt vervaardigd.

De enkelvoudige folie 2 wordt toegevoerd vanaf rollen 1 met een standaard breedte van bijvoorbeeld 2 meter. In een slechts schematisch aangeduide lasinrichting 3 worden afwisselend randen van de toegevoerde foliebanen 2 aan elkaar gelast. Dat wil zeggen van de eerste twee banen van boven af gezien wordt bijvoorbeeld de rechter zijrand aanéén gelast, van de tweede en derde baan de linker zijrand, van de derde en vierde de rechter zijrand enz.

Aldus wordt in een in dwarsdoorsnede zig-zag gevouwen brede baan 4 verkregen.

Deze wijze van het vervaardigen van een brede baan 4 wordt bijvoorbeeld toegepast met PVC-foliemateriaal teneinde brede banen van dat materiaal te verkrijgen die bijvoorbeeld worden gebruikt om in de ondergrond van een vuilstortplaats of waterbasis aangebracht te worden, teneinde aldus een afsluitende laag te vormen.

Het foliemateriaal 2 heeft daarbij een dikte in de grootte orde van 1 mm. De samengestelde baan 4 is derhalve zwaar en onhandelbaar waarbij bovendien de invloed van de omgevingstemperatuur groot is. Bij lage temperatuur is het PVC-materiaal zeer stug en bij hogere omgevingstemperatuur is het zeer soepel en rekbaar.

Voor het oprollen van deze samengestelde foliebaan 4 wordt een hierna nader te beschrijven inrichting volgens de uitvinding toegepast. De werking van deze inrichting is schematisch in fig. 1 met cijfer 5 aangeduid. Eerst worden zijdelen 6 van de baan 4 naar binnen gevouwen tegen het middendeel 7 aan, vervolgens wordt de aldus samengevouwen baan door een rollenpaar 8 geleid en de aldus samengevouwen baan 9 wordt in een oprolinrichting op een rol 10 opgerold.

Fig. 2 toont de samengevouwen baan 9 in dwarsdoorsnede. Aangegeven zijn de verschillende banen 2 waaruit de baan 9 is samengesteld en de lassen 11 aan de eindranden daarvan. In plaats van de getoonde lassen kunnen ook over-laplassen worden gevormd, die een betere kwaliteit van de uitgevouwen samengestelde baan verschaffen, doch een extra dikte in de opgevouwen baan vormen.

Fig. 3 toont schematisch de inrichting volgens de uitvinding. Deze omvat zich op een afstand evenwijdig aan elkaar uitstrekkende vouwgeleidingsorganen 15, die bij dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd worden door de zijranden van een plaatvormig element 16, waaroverheen het middendeel 7 van de baan wordt geleid. Het plaatvormige orgaan 6 is door middel van een centrale steun 17 ondersteund.

Hoewel in fig. 1 een doorgaand verloop van het vervaardigingsproces, vanaf de toevoer op de rollen 1 tot de afvoer van de produktrol 10 wordt getoond, is het uiteraard i ook mogelijk om de verschillende produktiestappen afzonderlijk uit te voeren. In dat geval kan bijvoorbeeld de gelaste baan 4 tijdelijk zig-zag vormig op een drager worden opgevouwen, terwijl in een later stadium deze zig-zag opgevouwen baan met behulp van de inrichting volgens de uitvinding tot i rollen wordt verwerkt. De zijranddelen 6 van de toegevoerde baan worden om de vouwgeleidingsorganen 15 omgevouwen en de aldus samengevouwen baan wordt toegevoerd aan een gelei-dingsrollen paar 8, waardoorheen de samengevouwen baan wordt geleid. Zoals fig. 3 en 4 tonen, maakt de samengevouwen baan bij voorkeur een S-slag door dit geleidingsrollen paar, waardoor een goede opsluiting en beheersing van de samengevouwen baan wordt bereikt. De het geleidingsrollen paar 8 verlatende samengevouwen baan 9 wordt in een niet nader getoonde oprol inrichting tot een rol 10 verwerkt. Om de zijranddelen 6 bij de toevoer naar de vouwgeleidingsorganen 15 goed te geleiden is een V-vormige geleidingssteun 18 aangebracht. De zijranddelen neigen ertoe door hun eigen gewicht in de V-steun 18 naar beneden te zakken, waardoor deze goed vlak omgevouwen kunnen worden.

Fig. 4 toont een verder ontwikkelde uitvoeringsvorm waarbij transportbanden 20, 21 zijn aangebracht, waarvan de aangrijpingsoppervlakkken 22 in de richting naar het gelei-dingsrollenpaar 8 schuin naar elkaar toe werkzaam zijn op de zijranddelen 6. Deze transportorganen 20, 21 trekken de zijranddelen 6 strak om de vouwgeleidingsorganen 5, zodat de samengevouwen baan goed aan het geleidingsrollen paar 8 wordt toegevoerd.

Om een goede toevoer van de nog niet gevouwen baan op de vouwgeleidingsorganen 15 te bereiken is bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 aan het vooreinde daarvan een dwars op deze geleidingsorganen 15 aangebrachte geleidingsrol 24 gemonteerd. De moeilijk hanteerbare samengestelde foliebaan ondervindt hierdoor bij het op de vouwgeleidingsorganen 15 bewegen weinig weerstand, hetgeen de goede werking van de inrichting ondersteunt.

Hoewel in de figuren getoond is dat de vouwgeleidingsorganen zich horizontaal uitstrekken en de zijranddelen naar onderen worden gevouwen, is het ook mogelijk om de zijranddelen naar boven om te vouwen dan wel om de vouwgeleidingsorganen 15 in een andere positie op te stellen. Een mogelijkheid is bijvoorbeeld een verticale opstelling, waarbij de baan 4 omhoog getrokken wordt. Alle uitvoerings-varianten worden geacht binnen het kader van de bijgevoegde conclusies te vallen.

Claims (6)

1. Inrichting voor het oprollen van een een aantal lagen folie omvattende baan, omvattende een gestel, twee met het gestel verbonden, zich op een afstand evenwijdig aan elkaar uitstrekkende vouwgeleidingsorganen, middelen voor het gecentreerd in de langsrichting van de vouwgeleidingsorganen toevoeren van de baan, middelen voor het om de vouwgeleidingsorganen vouwen van zijranddelen van de baan, een aan het einde van de vouwgeleidingsorganen en dwars daarop opgesteld geleidingsrollenpaar waartussendoor de baan met omgevouwen randdelen wordt geleid, en een daarop aansluitende oprolinrichting.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de vouwgeleidingsorganen gevormd worden door evenwijdige randen van een plaatvormig element, waar de baan overheen wordt geleid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het geleidingsrollenpaar zodanig is opgesteld, dat de baan met omgevouwen randdelen volgens een S-slag daardoorheen wordt geleid.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan het begin van de vouwgeleidingsorganen een dwars op deze opgestelde geleidingsrol is aangebracht.

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de vouwgeleidingsorganen in hoofdzaak horizontaal zijn opgesteld, en onder deze een V-vormige geleidings-steun is aangebracht met een breedte groter dan de onderlinge afstand van de vouwgeleidingsorganen.

6. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de omvouwmiddelen twee transportorganen omvatten die in de richting naar het geleidingsrollenpaar schuin naar elkaar toe, werkzaam beweegbare aangrijpingsoppervlak-ken voor de randdelen van de baan hebben.