NL9201919A - Te doorboren houdersamenstel alsmede afgeefinrichting. - Google Patents

Description

Te doorboren houdersamenstel alsmede afgeefinrichting.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een houdersamenstel te plaatsen op een afgeefinrichting omvattende een afgedichte houder en met de houder verbonden koppelmiddelen, die met de afgeefinrichting verbonden kunnen worden.

Een dergelijk houdersamenstel is in de stand der techniek algemeen bekend en wordt bijvoorbeeld voor zeepautomaten in toiletten en dergelijke toegepast. Om uitdrogen van de inhoud van de houder te voorkomen en in een waarborg tegen misbruik te voorzien, wordt deze afgedicht toegeleverd aan de gebruiker. Deze dient het houdersamenstel op de afgeefinrichting te plaatsen. Daarbij is het mogelijk voor het plaatsen een opening in de houder aan te brengen maar dit heeft als bezwaar dat ten eerste de middelen voor het aanbrengen van een opening afzonderlijk aanwezig moeten zijn en ten tweede dat bijna altijd morsen zal optreden. Daarom is in de stand der techniek voorgesteld de afgeefinrichting van een scherpe pen of dergelijke te voorzien, die een deel van de houder doorboort bij het plaatsen van het houdersamenstel op de afgeefinrichting. Een dergelijke pen moet aan hoge eisen voldoen omdat deze tenminste even lang mee moet gaan als de afgeefinrichting. Dit betekent, dat het onvermijdelijk is dat deze uit een gehard stalen deel bestaat. Dit heeft tot gevolg, dat het gevaar voor verwondingen niet denkbeeldig is. Het is immers goed voor te stellen dat de gebruiker zodanig ondeskundig handelt dat in plaats van het houdersamenstel een of meer lichaamsdelen in de nabijheid van de opname van de afgeefinrichting komen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is de hierboven beschreven nadelen te vermijden en in een houdersamenstel te voorzien waarbij de houder zonder problemen op de afgeefinrichting geplaatst kan worden.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven houdersamenstel verwezenlijkt doordat de koppelmiddelen zijn voorzien van doorboormiddelen, die zodanig aangebracht zijn, dat bij het positioneren op de afgeefinrichting deze de houder doorboren.

Aan de uitvinding ligt het inzicht ten grondslag de doorboormiddelen in het houdersamenstel aan te brengen. Daardoor wordt enerzijds bereikt dat de doorboormiddelen slechts eenmaal gebruikt dienen te worden, nl. uitsluitend voor toepassing met de betreffende houder. Daardoor kan met een verhoudingsgewijs eenvoudig kunststofdeel worden volstaan, dat vaak uit hetzelfde materiaal vervaardigd kan worden als de koppelmiddelen en als een deel daarmee.

Ten tweede heeft dit tot gevolg dat de puntige zijde van de doorboormiddelen opgenomen kan worden in de koppelmiddelen en dat slechts het aangrijpdeel, d.w.z. dat deel waarop de druk moet worden uitgeoefend, van de doorboormiddelen van buiten toegankelijk is. Dit aangrijpdeel behoeft vanzelfsprekend niet scherp te zijn, maar moet uitsluitend in staat zijn krachten over te brengen.

Volgens een van voordeel zijnde uitvoering van de uitvinding omvatten de koppelmiddelen een hulsvormig deel voor het doorlaten van het produkt waarbinnen de doorboormiddelen zijn aangebracht. Dit is een bijzonder eenvoudige uitvoeringsvorm en een dergelijke uitvoering kan in een constructiehandeling worden vervaardigd. Het is vanzelfsprekend ook mogelijk dat de doorboormiddelen los tussen twee randen in het hulsvormige deel zijn opgesloten.

De doorboormiddelen kunnen elk in de stand der techniek bekend middel omvatten. Er wordt echter de voorkeur aan gegeven dat deze een van een punt voorzien lichaam met ribben omvatten waarbij de punt vanzelfsprekend naar de te doorboren houder gericht is. Volgens een verdere van voordeel zijnde uitvoering waarbij de doorboormiddelen als een geheel met de koppelmiddelen vervaardigd zijn, is een verbinding tussen de koppelmiddelen resp. het hierboven beschreven hulsvormige deel, verwezenlijkt door middel van een breekverbinding. Door het wegnemen van deze breekver-binding komen de doorboormiddelen los van de koppelmiddelen en door daarop vanaf de niet-puntige zijde druk te oefenen kan de houder worden doorboord. Het achterblijvende uitstekende deel op de koppelmiddelen kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor het in een groef snappen van de opname van de afgeefinrichting. Het is ook mogelijk de doorboormiddelen vrij beweegbaar in het hulsvormige deel op te nemen.

Bij voorkeur omvat de houder een deformeerbare zak. Op deze wijze wordt uitdrogen van produkt en indikken daarvan vermeden door het ontstane vacuüm bij het verder leeglopen van de houder.

De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een afgeefin-richting te gebruiken in combinatie met het hierboven beschreven houder-samenstel. Deze is volgens de uitvinding voorzien van opneemmiddelen voor de koppelmiddelen, welke opneemmiddelen van bedieningsmiddelen voor de doorboormiddelen zijn voorzien. Deze bedieningsmiddelen kunnen een uitstekend deel omvatten, dat op de niet-puntige zijde van de doorboormiddelen aangrijpt. Bij het hulsvormig uitvoeren van de koppelmiddelen is het mogelijk dat deze opneemmiddelen zich binnen het hulsvormige deel uitstrekkend bevinden. Door het uitoefenen van een kracht zal voorzover aanwezig een breekverbinding tussen het hulsvormige deel en de doorboormiddelen worden weggenomen en vervolgens zal kracht worden uitgeoefend op de doorboormiddelen om de houder te doorboren.

Het is vanzelfsprekend dat het hierboven beschreven houdersamenstel op een afgeefinrichting voor het afgeven van elk soort produkt kan worden gebruikt. Een van de vele mogelijkheden is, dat de afgeefinrichting is voorzien van een versproeiïng voortbrengende kop. In het bijzonder indien het af te geven materiaal zeep is, is een dergelijke uitvoering van voordeel. Gebleken is, dat door het met een versproeiïng afgeven van zeep 50 tot 6ö% zeep bespaard kan worden terwijl toch door de gebruiker de hoeveelheid gedoseerde zeep als voldoende ervaren wordt.

De uitvinding zal hieronder aan de hand van een in de tekening afge-beeld uitvoeringsvoorbeeld nader verduidelijkt worden. Daarbij tonen:

Fig. 1 schematisch en gedeeltelijk in doorsnede het houdersamenstel volgens de uitvinding samen met de afgeefinrichting volgens de uitvinding in niet-gekoppelde toestand voor het plaatsen daarvan;

Fig. 2 de constructie volgens fig. 1 waarbij het houdersamenstel juist op de afgeefinrichting geplaatst is; en fig. 3 de constructie volgens de voorgaande figuren waarbij het houdersamenstel volledig op de afgeefinrichting geplaatst is.

In fig. 1 is met 1 een afgeefinrichting weergegeven. Deze is aan een steun 3 bevestigd die op zijn beurt aan wand 2 bevestigd is. Aan steun 3 is via scharnier 5 bedieningshefboom 4 bevestigd. Bedieningshefboom 4 grijpt aan op drukstuk 6, dat op zijn beurt zuiger 7 bedient, die is opgenomen binnen een boring 8. Eventueel kunnen veermiddelen aanwezig zijn om zuiger 7 in de figuren naar rechts te drijven, zodat door het naar links bewegen van bedieningshefboom H een pompende werking verkregen wordt. Boring 8 is opgenomen binnen huis 9· Binnen huis 9 bevindt zich een terugslagklep 10 in het kanaal dat leidt naar opneemhuls 13· Sproeikop 11 is in het huis 9 aanwezig en via kanaal 12 verbonden met boring 8. Uitgaande van een toevoer van bijvoorbeeld zeep in opneemhuls 13 zal bij het naar rechts bewegen van zuiger 7 via terugslagklep 10 materiaal in boring 8 bewogen worden. In mondstuk 11 is eventueel een terugslagklep aanwezig of de openingen van het sproeimondstuk 11 zijn zodanig klein uitgevoerd, dat bij het snel terugbewegen van zuiger 7 een zodanige onderdruk ontstaat, dat de kracht van terugslagklep 10 overwonnen wordt en materiaal in boring 8 stroomt. Bij het naar links in de figuren bewegen van hefboom k zal terugslagklep 10 sluiten doordat er druk binnen boring 8 opgebouwd wordt. Het materiaal, zoals zeepmateriaal, zal vervolgens via sproeimondstuk 11 verneveld aan de gebruiker afgegeven worden. Gebleken is dat met name bij gebruik van zeep dit tot een aanzienlijke besparing kan leiden. Bij het niet als nevel doseren van zeep is gebleken dat ongeveer S0% zonder gebruikt te zijn, wordt weggespoeld. Door versproeiïng blijkt een besparing van tenminste 5O% mogelijk te zijn.

De hierboven beschreven zeep is afkomstig uit het houdersamenstel 15. Dit bestaat uit een zak 16, die is voorzien van zeep 17. Houdersamen-stel 15 is eveneens voorzien van een koppeling 18. Bodem 19 van houder 16 is aan deze koppeling 18 gehecht zonder dat daarbij een opening aanwezig is in de in fig. 1 getoonde toestand. Koppeling 18 bestaat uit een huls 20 waaraan door middel van een breekverbinding 24 een doorboorstuk 23 bevestigd is. Met huls 20 is een rand 21 verbonden die op zijn beurt verbonden is met flens 22. Doorboorstuk 23 bestaat uit een van een punt 26 voorzien lichaam. Dit lichaam is tevens voorzien van ribben 25 zodat doorstroomkanalen begrensd worden. Opneemhuls 13 is voorzien van een omtreksgroef 14.

In fig. 1 is de toestand vóór het koppelen getoond. Daarbij bevindt punt 26 zich vlak onder de bodem 19, maar is zak 16 nog volledig afgedicht .

In fig. 2 is de toestand bij het zonder kracht plaatsen van houder-samenstel 15 op opneemhuls 13 getoond. De aanslag wordt gevormd door contact van de onderzijde van doorboorstuk 23 met de bovenzijde van opneemhuls 13. Bij het verder uitoefenen van druk zal de onderzijde van doorboorstuk 23 dat aanligt tegen opneemhuls 13 gedwongen worden geplaatst ten opzichte van huls 20. Daarbij gaat eerst de breekverbinding 24 teniet en wordt punt 26 bodem 19 geboord. Daarbij schiet het doorboorstuk 23 weg in de zak 16, zoals in fig. 3 is getoond. De op huls 20 resterende delen van breekverbinding 24 snappen bij het verder bewegen in groef 14 waardoor een klikverbinding verkregen wordt. De aanwezigheid van flens 22 vergemakkelijkt het opbrengen van het houdersamenstel op de afgeefinrichting.

Voor de zak 16 kan elk in de stand der techniek bekend kunststofma-teriaal gebruikt worden. Hetzelfde geldt voor de koppelmiddelen. Bij voorkeur worden echter gemakkelijk met elkaar te verbinden delen gebruikt. Zo kan de zak uit polyetheen bestaan. Uit het bovenstaande blijkt dat het doorboorstuk slechts één maal gebruikt wordt.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, moet begrepen worden dat daaraan talrijke wijzigingen kan worden aangebracht zonder buiten het bereik van de onderhavige aanvrage te geraken. Zo is het mogelijk dat de koppelmiddelen via een slang verbonden zijn met de eigenlijke houder. Bovendien kan de afgeefinrichting, wat betreft het eigenlijke pompdeel, op elke andere in de stand der techniek bekende wijze uitgevoerd zijn.

Claims (11)

1. Houdersamenstel (15) te plaatsen op een afgeefinrichting (1) omvattende een af gedichte houder (16) en met de houder verbonden koppel-middelen (18), die met de afgeefinrichting verbonden kunnen worden, met het kenmerk, dat de koppelmiddelen zijn voorzien van doorboormiddelen (23). die zodanig aangebracht zijn, dat bij het positioneren op de afgeefinrichting deze de houder doorboren.

2. Houdersamenstel volgens conclusie 1, waarbij de koppelmiddelen omvatten een hulsvormig deel (20) voor het doorlaten van het produkt waarbinnen de doorboormiddelen zijn aangebracht.

3. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de doorboormiddelen omvatten een van punt (26) voorzien lichaam met ribben (25) waarbij de punt naar de te doorboren houder is gericht.

4. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de doorboormiddelen met een breekverbinding (24) aan de koppelmiddelen bevestigd zijn.

5· Houdersamenstel volgens een van de conclusies 1-3. waarbij de doorboormiddelen in tenminste een richting vrij beweegbaar ten opzichte van het hulsvormige deel daarin opgesloten zijn.

6. Houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de houder een deformeerbare zak omvat.

7. Afgeefinrichting (1) voor gebruik met een houdersamenstel volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende opneemmiddelen (13) voor de koppelmiddelen, welke opneemmiddelen van bedieningsmiddelen voor de doorboormiddelen zijn voorzien.

8. Afgeefinrichting volgens conclusie 7. waarbij de bedieningsmiddelen een uitstekend deel omvatten.

9. Afgeefinrichting volgens conclusie 7 of 8 in combinatie met conclusie 2, waarbij de opneemmiddelen uitgevoerd zijn om binnen het hulsvormige deel opgenomen te worden.

10. Afgeefinrichting volgens een van de conclusies 7~9. welke voorzien is van een versproeiïng voortbrengende kop (11).

11. Afgeefinrichting volgens conclusie 10, welke ingericht is voor het afgeven van zeep (17).