NL9201832A - Lameltralie. - Google Patents

Description

LAMELTRALIE

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een in een lichtdoorlatende constructie aangebracht traliewerk.

Dergelijke traliewerken zijn algemeen bekend.

Dergelijke traliewerken worden bijvoorbeeld gebruikt voor het weren van inbrekers bij voor inbraak gevoelige bouwwerken.

Dergelijke bekende traliewerken hebben in het algemeen een desastreuze invloed op het uiterlijk van een dergelijk beveiligd bouwwerk. Het traliewerk dat veelal aan de buitenzijde van een lichtdoorlatende constructie, bijvoorbeeld een van glas voorzien venster is aangebracht, maakt een onplezierige indruk.

Ook wanneer dergelijke tralieconstructies aan de binnenzijde van het vensterglas zijn aangebracht, vallen zij weliswaar van de buitenzijde niet meer op, doch vanaf de binnenzijde zijn zij nog duidelijker zichtbaar.

Bovendien trekt de aanwezigheid van tralies veelal de aandacht van inbrekers.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een traliewerk dat als een optisch minder storend element wordt ervaren.

Dit doel wordt bereikt, doordat ten minste op een deel van de tot het traliewerk behorende tralies om een as van de tralie roteerbare lamellen zijn aangebracht.

Deze maatregel heeft tot gevolg dat de lichtdoorlatende constructie zowel van binnen als van buiten als een van lamellen voorzien venster wordt ervaren, hetgeen een veel prettiger aanblik biedt.

Vervolgens zal de uitvinding worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen, waarin voorstellen: fig. 1: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding; fig. 2: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding; en fig. 3: een gedeeltelijk weggebroken perspectivisch aanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de uitvinding.

In fig. 1 is een venster 1 afgeheeld dat is aangebracht in een kozijn 2. Het kozijn 2 is opgenomen in een muurconstructie 3. In het venster 1 is een glasplaat 4 aangebracht die door middel van glaslatten 5 op zijn plaats wordt gehouden.

Aan de onderzijde van het kozijn, op het venster-bankdeel, is een plaat 6 aangebracht, waarin op regelmatige afstanden gaten 7 zijn aangebracht.

Deze plaat kan bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een aluminium profiel. Tegen de bovenzijde van het kozijn 2 is een aluminium profiel 8 aangebracht, waarin eveneens gaten zijn aangebracht. Door de gaten in beide profielen strekken zich tralies 9 heen uit. De tralies 9 hebben een zodanige lengte, dat zij zich niet alleen door het profiel 8, respectievelijk de plaat 6 heen uitstrekken, doch tevens tot in het daarboven gelegen, respectievelijk daaronder gelegen kozijn 2. Aldus wordt een goede verankering van de tralies verkregen. Hierbij zij opgemerkt dat de afmetingen zodanig zijn gekozen, dat de tralies roteerbaar zijn.

Hierbij wordt een goede inbraakbeveiliging verkregen. Er wordt hierbij opgemerkt dat het kozijn 2 uiteraard op geschikte wijze in de muurconstructie 3 verankerd is, zodat het praktisch onmogelijk is tijdens een inbraakpo-ging het kozijn 2 in zijn geheel te verwijderen.

Voor het maskeren van de tralies, en voor het tegelijkertijd bieden van een zonwering, dan wel een bescherming tegen inkijk, is op elk van de tralies 9 een lamel 10 aangebracht. Deze lamel, die in zijn midden van een zich in de lengterichting uitstrekkende groef van een halve-cirkelvormige doorsnede is voorzien, is door middel van beugels 11 en klinknagels 12 op de tralie 9 bevestigd. In plaats van klinknagels kunnen ook schroeven of andere bevestigingsorganen worden toegepast.

De bevestiging van de lamellen 10 op de tralies 9 is zodanig, dat de lamellen 10 met de tralies 9 meeroteren.

Uiteraard is het mogelijk aldus de lamellen stuk voor stuk met de hand in de gewenste positie aan te brengen. Het is echter comfortabeler voor de gebruiker een bedieningsinrichting voor de lamellen toe te passen, zodat alle lamellen tegelijkertijd kunnen worden bewogen. Dergelijke bedieningsinrichtingen vormen geen onderwerp van de onderhavige octrooiaanvrage, aangezien zij algemeen bekend zijn. Een dergelijke bedieningsinrichting kan bijvoorbeeld in de in het profiel 8 aangebrachte holte 13 zijn aangebracht. Overigens zijn voor het dragen van het gewicht van de tralie en de lamellen ringen 14 aangebracht. Aldus rusten via de lamellen de tralies via de ringen 14 op de plaat 6. Het is uiteraard mogelijk andere lagerconstruc-ties toe te passen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de tralie vast aan te brengen en de lamel om de tralie roteerbaar te bevestigen.

De in fig. 2 afgebeelde uitvoeringsvorm wijkt af van de voorgaande uitvoeringsvorm door het feit dat de tralies gevormd worden door korte staven 15 die in de eigenlijke lamellen zijn opgenomen en hierin vast bevestigd zijn. Om de bij een eventuele inbraak op kunnende treden grote krachten tegen te gaan zijn de lamellen van sterk materiaal, zoals met vezels versterkte kunststof of van een sterk metaal, vervaardigd. Het is eveneens bij metaal mogelijk een versteviging of wapening toe te passen.

De in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvorm wijkt van de in fig. l afgebeelde uitvoeringsvorm af door het feit dat de tralies en de lamellen aan de binnenzijde van de glasplaat 4 zijn aangebracht. Zoals reeds in de aanhef vermeld is, geeft dit vanaf de buitenzijde een nog plezie riger aanblik, omdat in deze situaties de tralies in het geheel niet meer zichtbaar zijn, en bovendien behoeft het mechanisme voor het doen bewegen van de lamellen niet weerbestendig te zijn uitgevoerd, zodat de constructie hiervan eenvoudiger is. Overigens heeft de constructie volgens de onderhavige uitvinding het secundaire voordeel dat door de slechte zichtbaarheid van de tralies evenmin de aandacht getrokken wordt.

Verder wijkt de in fig. 3 afgebeelde uitvoeringsvorm af door het feit dat de tralies en de lamellen horizontaal zijn aangebracht. Alhoewel zich horizontaal uitstrekkende lamellen in het algemeen een kleinere breedte hebben, is het natuurlijk geenszins onmogelijk relatief brede lamellen met een breedte in de grootteorde van circa 7 cm horizontaal toe te passen.

Het is uiteraard lastig een achter het traliewerk volgens de uitvinding gelegen lichtdoorlatende constructie in de vorm van een ruit te reinigen. Om dit probleem te vermijden kunnen de tralies in een uiteraard zwaar uitgevoerd frame worden gemonteerd dat bijvoorbeeld scharnierend in de draagconstructie van de muur, waarin de licht-doorlatende constructie is aangebracht, is bevestigd. Door middel van bijvoorbeeld paumelle-scharnieren is het frame eveneens uitneembaar uit te voeren. Het spreekt vanzelf dat, om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen, het scharnierbaar of afneembaar bevestigde frame aan de binnenzijde van de lichtdoorlatende constructie zal worden aangebracht.

Uiteraard is het mogelijk nog verdere varianten toe te passen; zo is het bijvoorbeeld mogelijk de lamellen zich slechts aan één zijde van een tralie te laten uitstrekken of de zich aan weerszijden van de tralies uitstrekkende lamellen een ongelijke breedte te geven? in sommige situaties kan dit tot een aardig visueel effect leiden. Ook bij de in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm is het mogelijk een bedieningsmechanisme aan te brengen voor het gemeenschappelijk instellen van de hoekpositie van de lamellen; een dergelijk bedieningsmechanisme kan, evenals bij de in fig. 1 afgeheelde uitvoeringsvorm uiteraard van een elektromotor worden voorzien om de bediening te vergemakkelijken. Tevens kan de bediening geautomatiseerd worden, bijvoorbeeld door middel van een tijdschakelaar of een lichtgevoelige schakelaar.

Claims (11)

1. In een lichtdoorlatende constructie aangebracht traliewerk met het kenmerk, dat ten minste op een deel van de tot het traliewerk behorende tralies om een as van de tralie roteerbare lamellen zijn aangebracht.

2. Traliewerk volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat op elk van de tralies een lamel is aangebracht.

3. Traliewerk volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk, dat elk van de tralies in een lamel is geïntegreerd .

4. Traliewerk volgens conclusie l, 2 of 3 met het kenmerk, dat de lamellen zich elk aan weerszijden van de tralie uitstrekken.

5. Traliewerk volgens conclusie 1, 2 of 3 met het kenmerk, dat de lamellen zich elk slechts aan één zijde van de tralie uitstrekken.

6. Traliewerk volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de tralies zich vertikaal uitstrekken.

7. Traliewerk volgens een van de conclusies 1-6 met het kenmerk, dat de tralies zich horizontaal uitstrekken.

8. Traliewerk volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de lichtdoorlatende constructie een venster omvat met het kenmerk, dat het traliewerk aan de binnenzijde van het venster is aangebracht.

9. Traliewerk volgens een van de conclusies 1-7, waarbij de lichtdoorlatende constructie een venster omvat met het kenmerk, dat het traliewerk aan de buitenzijde van het venster is aangebracht.

10. Traliewerk volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de lamellen door een aandrijfinrichting gemeenschappelijk in rotatie aandrijf-baar zijn.

11. Traliewerk volgens een van de voorafgaande conclusies met het kenmerk, dat de tralies gevat zijn in een raamwerk dat van het venster af beweegbaar is.